1.1
• waarnemen: voelen ruiken meten kijken
• conclusie: trek je uit waarnemingen
• stof herkennen?: eerst waarnemen, voorzichtig flesje openen, damp naar je toe wuiven, heb je geroken gelijk dop erop
1.2
• mengsel: aantal stoffen door elkaar
• oplossing: als je een stof in een vloeistof brengt en de vloeistof blijft helder
• oplosmiddel: de vloeistof waarin je de stof oplost
• onverzadigde oplossing: dan is de maximale hoeveelheid zout opgelost in water meer kan er niet meer worden opgelost!
• suspensie: een fijn verdeelde vaste stof in een vloeistof .
• indampen: door een oplossing in te dampen krijg je de vaste stof terug!
1.3:
• zuivere stof: is 1 stof
• stofeigenschappen: waar je een zuivere stof aan herkent
• fase/ aggregatietoestand: ook de toestand(gas, vloeibaar, vast) bij kamertemperatuur is een stofeigenschap dat noem je fase of aggregatietoestand.
• kleurloze stof: als een stof geen kleur heeft (water)
• kookpunt van water: 100 graden
• kooktraject: als water niet zuiver is, dan loopt tijdens het koken de temperatuur van de kokende vloeistof op. dan heb je een kooktraject
• mengsels hebben een kooktraject en zuivere stoffen een kookpunt
1.4
• edele metalen: blijft altijd mooi
• onedele metalen: metalen die in de buitenlucht niet mooi blijven
• zeer onedele metalen: sommige metalen zijn zo onedel dat ze in de buitenlucht niet kunnen bestaan
• kopererts: komt uit een kopermijn
• koper: via een ingewikkelde techniek kun je hieruit koper maken
• legering: krijg je als je gesmolten metalen mengt
• amalgamen: legeringen met kwik
1.5
• zure vloeistoffen smaken zuur, hoe zuurder de vloeistof is, hoe gevaarlijker de vloeistoffen zijn.
• pH: getal dat aangeeft hoe zuur en hoe basisch een vloeistof is
• zure vloeistoffen hebben: een pH kleiner dan 6
• hoe lager de pH hoe zuurder de vloeistof
• neutraal: een vloeistof met pH van 7 is niet zuur en niet basisch
• vloeistof is agressief als de pH kleiner dan 2 of groter is dan 12
• waarnemen: voelen ruiken meten kijken
• conclusie: trek je uit waarnemingen
• stof herkennen?: eerst waarnemen, voorzichtig flesje openen, damp naar je toe wuiven, heb je geroken gelijk dop erop
1.2
• mengsel: aantal stoffen door elkaar
• oplossing: als je een stof in een vloeistof brengt en de vloeistof blijft helder
• oplosmiddel: de vloeistof waarin je de stof oplost
• onverzadigde oplossing: dan is de maximale hoeveelheid zout opgelost in water meer kan er niet meer worden opgelost!
• suspensie: een fijn verdeelde vaste stof in een vloeistof .
1.3:
• zuivere stof: is 1 stof
• stofeigenschappen: waar je een zuivere stof aan herkent
• fase/ aggregatietoestand: ook de toestand(gas, vloeibaar, vast) bij kamertemperatuur is een stofeigenschap dat noem je fase of aggregatietoestand.
• kleurloze stof: als een stof geen kleur heeft (water)
• kookpunt van water: 100 graden
• kooktraject: als water niet zuiver is, dan loopt tijdens het koken de temperatuur van de kokende vloeistof op. dan heb je een kooktraject
• mengsels hebben een kooktraject en zuivere stoffen een kookpunt
1.4
• edele metalen: blijft altijd mooi
• onedele metalen: metalen die in de buitenlucht niet mooi blijven
• zeer onedele metalen: sommige metalen zijn zo onedel dat ze in de buitenlucht niet kunnen bestaan
• kopererts: komt uit een kopermijn
• legering: krijg je als je gesmolten metalen mengt
• amalgamen: legeringen met kwik
1.5
• zure vloeistoffen smaken zuur, hoe zuurder de vloeistof is, hoe gevaarlijker de vloeistoffen zijn.
• pH: getal dat aangeeft hoe zuur en hoe basisch een vloeistof is
• zure vloeistoffen hebben: een pH kleiner dan 6
• hoe lager de pH hoe zuurder de vloeistof
• neutraal: een vloeistof met pH van 7 is niet zuur en niet basisch
• vloeistof is agressief als de pH kleiner dan 2 of groter is dan 12
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden