Atoommodel Dalton: Bij een reactie hergroeperen de atomen van de moleculen van de beginstoffen zich tot nieuwe moleculen.
Atoom model Thomson: krentenbolmodel, atoom is ongeladen dus bevat evenveel positieve (protonen+) als negatieve (elektronen -) deeltjes.
Atoommodel Rutherford:
-een atoom bevat een atoomkern ,bevat protonen (positief) en neutronen (ongeladen)
- op grote afstand van kern bevind zich een elektronenwolk – bevat elektronen (negatief)
-de diameter van atoom = 10^-10 meter, atoomkern = 10^-15. Dus verhouding van 100.000:1
-tussen kern en elektronenwolk is lege ruimte
Atoomnummer:
-ieder atoomsoort heeft zijn eigen atoom nummer
-atoomnummer = aantal protonen = aantal elektronen
-schrijf je linksonder het symbool
Massagetal:
-geeft het protonen en neutronen in de kern aan
-massa van 1proton = massa 1neutron = 1u
-massagetal staat Na-23 of Na
Berekenen aantal protonen, neutronen en elektronen:
atoomnummer = 11 massagetal = 23
dus p = 11 e = 11 n = 23-11=12
Isotopen:
-atomen met het zelfde atoomnummer (aantal protonen en elektronen) maar met verschillend massagetal (aantal neutronen)
-chemisch hebben ze bijna dezelfde eigenschappen
Lading:
-er is positieve (protonen) en negatieve (elektronen) lading
-als deze niet aan elkaar gelijk zijn ontstaat er een geladen deeltje
-krachten tussen geladen voorwerpen: gelijksoortig (stoot af) en tegengestelde (trekt aan)
3 soorten groepen stoffen:
-stoffen die stroom geleiden in vaste en vloeibare vorm (metalen)
-stoffen die alleen geleiden in vloeibare vorm (zouten)
-stoffen die geen stroom geleiden (bijv. kaarsvet)
Ionen:
-twee soorten: positief geladen of negatief geladen ionen
-bij smelten van zouten komen de ionen los van elkaar en kunnen zo voor stroomgeleiding zorgen
Bouw ionen:
-kern van atomen en bijhorende ionen zijn gelijk, dus gelijk aantal protonen+neutronen
-positief ionen: aantal protonen > (meer dan) aantal elektronen
-negatief ion: aantal protonen < (minder dan) aantal elektronen
Ionbinding:
-ionbinding: positieve en negatieve ionen trekken elkaar aan in vaste fase, sterker dan vanderwaalsbinding
Lading ionen:
-verschil tussen aantal protonen bepaalt de grootte van de lading:
bijv. positief ion met lading 1+: een elektron minder dan aantal protonen
Verhoudingsformule:
1. Welke ionen?
2. Welke verhouding?
3. Zet ze in verhouding in formule met indexcijfers, rechtsonder de atoomsoort
Samengesteld ion:
-bestaat uit meerdere atomen, die samen een lading hebben, bijv. OH-
Opstellen zoutformule met samengestelde ionen:
1. Welke ionen?
2. Welke verhouding?
3. Zet ze in verhouding in formule, wanneer samengestelde ion vaker voorkomt haakjes () gebruiken
BRON 23
Vrije ionen:
-oplossing van een zout in water geleidt de stroom door vrije ionen, hoe meer vrije ionen, hoe groter de stroomgeleiding.
Weergeven oplossen van zout in water:
Zout (s) ---> ion1 (aq) + ion2 (aq)
Triviale namen:
-Natriumhydroxide = Natronloog: Na+(aq) + OH-(aq)
-Kaliumhydroxide = Kaliloog: K+(aq) + OH-(aq)
-Calciumhydroxide = Kalkwater: Ca2+(aq) + 2 OH-(aq)
Oplosbaarheid van zouten:
Tabel 45A
S= slecht
G= goed
M = matig
REACTIES
1 seconde geleden