Scheikunde H3 samenvatting
3.1
Alles wat je met je zintuigen kunt waarnemen = macroniveau
Kleinste deeltjes waaruit stoffen zijn opgebouwd = microniveau
Door onderzoek is er bekend dat de meeste kleine deeltjes van een stof moleculen zijn
Zuivere stof = bestaat uit allemaal dezelfde moleculen
(stof water = kookpunt C°, 1 molecuul heeft geen kookpunt)
Macro = kookpunt/ dichtheid
Micro = atomen/ moleculen
Model = vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid
Bij nabootsen bepaald proces > kun je op computer de omstandigheden aanpassen =
Simulatie = je ziet direct het resultaat van de veranderde omstandigheden
3.2
Moleculen bestaan uit atomen
Molecuul dat bestaat uit meer atoomsoorten = verbinding
Molecuul dat bestaat uit 1 atoomsoort = element
De termen verbinding en element kom je zowel tegen op macro- als microniveau.
Er bestaan meer dan 110 atomen.
atoomsoorten |
|||||
metalen |
niet-metalen |
||||
naam |
symbool |
naam |
symbool |
naam |
symbool |
aluminium |
Al |
platina |
Pt |
argon |
Ar |
barium |
Ba |
radium |
Ra |
broom |
Br |
calcium |
Ca |
tin |
Sn |
chloor |
Cl |
chroom |
Cr |
titaan |
Ti |
fluor |
F |
goud |
Au |
uraan |
U |
fosfor |
P |
kalium |
K |
wolfraam |
W |
helium |
He |
kobalt |
Co |
ijzer |
Fe |
jood |
I |
koper |
Cu |
zilver |
Ag |
koolstof |
C |
kwik |
Hg |
zink |
Zn |
neon |
Ne |
lood |
Pb |
silicium |
Si |
||
magnesium |
Mg |
stikstof |
N |
||
mangaan |
Mn |
waterstof |
H |
||
natrium |
Na |
zuurstof |
O |
||
nikkel |
Ni |
zwavel |
S |
Overzicht van alle symbolen van alle soorten atomen = het periodiek systeem
Bedacht door Dmitri Mendelejev in 1869
Horizontale rijen = perioden
Verticale rijen = groepen
De atomen in een groep komen erg overeen in eigenschappen op macroniveau
Groep 1: alkalimetalen
Groep 2: aardalkalimetalen
Groep 17: halogenen
Groep 18: edelgassen
Grootste deel van alle atomen bestaat uit metalen, de rest zijn niet-metalen en een kleine groep metalloïden (die hebben eigenschappen van zowel metalen als niet-metalen).
Ongeveer 20 elementen heten niet-metalen.
Bestaan ruim 90 elementen die metalen heten.
Zuiver metaal is een stof waar 1 atoomsoort in voorkomt > element.
Alle metalen hebben een aantal gemeenschappelijke stofeigenschappen:
- Een glimmend oppervlak in zuivere vorm;
- Ze geleiden warmte en elektrische stroom;
- Ze kunnen worden vervormd, vooral als ze heet zijn;
- Ze kunnen in gesmolten toestand worden gemengd met andere metalen.
Veel metalen worden aangetast door stoffen uit omgeving > zuurstof/ water
Bij goud niet, bij ijzer vrij snel
Bij ijzer heet dat roesten, bij overige metalen is dat corrosie
(niet elk metaal vertoont hetzelfde gedrag)
Op grond van de reactie met water/ zuurstof worden de metalen verdeeld in:
- Edele metalen: reageren niet met zuurstof aan de lucht (goud, zilver en platina).
- Halfedele metalen: reageren moeizaam met zuurstof (koper en kwik).
- Onedele metalen: reageren goed met zuurstof aan de lucht (ijzer, aluminium en zink).
- Zeer onedele metalen: reageren snel/heftig met zuurstof/water aan de lucht (kalium, natrium, magnesium en calcium).
Oxidelaagje = buitenkant metaal is bedekt met laagje van een verbinding van het metaal en zuurstof > dat ontstaat bij contact met vochtige lucht.
Zuiver metaal vervormt gemakkelijk. Om het stugger te maken wordt er een ander metaal aan het zuivere metaal toegevoegd.
Metalen smelten > worden in vloeibare toestand gemengd.
Vaste metaalmengsel dat na het afkoelen ontstaat = legering.
Voorbeelden van legeringen; roestvrij staal (Fe + Cr + C), goud (Au + Ag of Pt), messing (Cu + Zn), brons (Cu + Sn), soldeer (Sn + Pb) en zilveramalgaam (Ag+Hg)
3.3
twee-atomige elementen |
|
naam |
formule |
waterstof |
H2 |
stikstof |
N2 |
zuurstof |
O2 |
fluor |
F2 |
chloor |
Cl2 |
broom |
Br2 |
jood |
I2 |
In plaats van molecuultekening wordt er vaak van een formule gebruikgemaakt
In een formule staat een symbool van elk atoom en hoeveel atomen van elke soort er zijn. Achter iedere atoomsoort staat een cijfertje = index. (1 wordt altijd weggelaten)
Formules van moleculen = molecuulformules
Cijfer voor formule van een verbinding/element = coëfficiënt
Twee-atomige moleculen = index = 2
Ezelsbruggetje = Br I N Cl H O F
Zelf formule opstellen > symbolen van atomen in alfabetische volgorde
Griekse getallen |
|
1 |
mono |
2 |
di |
3 |
tri |
4 |
tetra |
5 |
penta |
6 |
hexa |
7 |
nepta |
8 |
octa |
9 |
nona |
10 |
deca |
Formule uitspraak ->
CO2 = koolstof di oxide
Index in grieks + naam symbool
andere uitspraken op de |
||
O |
zuurstof |
Oxide |
S |
zwavel |
sulfide |
Br |
broom |
bromide |
I |
jood |
jodide |
F |
fluor |
fluoride |
Cl |
chloor |
chloride |
Massa van atomen/moleculen = atomaire massa-eenheden
Eenheid = u
1 u = 1,66*10^-27 kg
Massa van atomen = atoommassa
Massa van moleculen = molecuulmassa
Gehalte = massapercentage = massa atoomsoort/massa molecuul x 100% = …%
3.4
Elektrische lading elektron = 1-. Atomen zijn elektrisch neutraal, dus
Elektrische lading proton = 1+
Lading van een proton is altijd even groot als de lading van een elektron, maar tegengesteld teken.
Atoomkern = bestaat uit protonen en neutronen
Elektronen zweven om de kern heen.
Neutronen = hebben geen lading
Bouwstenen van een atoom zijn;
- Protonen, p, +
- Elektronen, e-, -
- Neutronen, n, geen
Nieuwste model is nu kwantummechanisch atoommodel
Aantal protonen = atoomnummer
Als de elektronen gelijk zijn aan de protonen = ongeladen atoom
Atomen van dezelfde atoomsoort met alleen een verschillend aantal neutronen in de kern = isotopen
Massagetal = neutronen + protonen
2 manieren van formules;
37
17
REACTIES
1 seconde geleden