Scheikunde samenvatting H3

Beoordeling 10
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas vwo | 784 woorden
  • 4 maart 2023
  • 1 keer beoordeeld
Cijfer 10
1 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode

Scheikunde H3 samenvatting

3.1

Alles wat je met je zintuigen kunt waarnemen = macroniveau 

Kleinste deeltjes waaruit stoffen zijn opgebouwd = microniveau 

Door onderzoek is er bekend dat de meeste kleine deeltjes van een stof moleculen zijn 

Zuivere stof = bestaat uit allemaal dezelfde moleculen

(stof water = kookpunt C°, 1 molecuul heeft geen kookpunt)

Macro = kookpunt/ dichtheid

Micro = atomen/ moleculen

Model = vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid

Bij nabootsen bepaald proces > kun je op computer de omstandigheden aanpassen = 

Simulatie = je ziet direct het resultaat van de veranderde omstandigheden

3.2

Moleculen bestaan uit atomen

Molecuul dat bestaat uit meer atoomsoorten = verbinding

Molecuul dat bestaat uit 1 atoomsoort = element

De termen verbinding en element kom je zowel tegen op macro- als microniveau.

Er bestaan meer dan 110 atomen.

atoomsoorten

metalen

niet-metalen

naam

symbool

naam

symbool

naam

symbool

aluminium

Al

platina

Pt

argon

Ar

barium

Ba

radium

Ra

broom

Br

calcium

Ca

tin

Sn

chloor

Cl

chroom

Cr

titaan

Ti

fluor

F

goud

Au

uraan

U

fosfor

P

kalium

K

wolfraam

W

helium

He

kobalt

Co

ijzer

Fe

jood

I

koper

Cu

zilver

Ag

koolstof

C

kwik

Hg

zink

Zn

neon

Ne

lood

Pb

   

silicium

Si

magnesium

Mg

   

stikstof

N

mangaan

Mn

   

waterstof

H

natrium

Na

   

zuurstof

O

nikkel

Ni

   

zwavel

S

Overzicht van alle symbolen van alle soorten atomen = het periodiek systeem

Bedacht door Dmitri Mendelejev in 1869

Horizontale rijen = perioden

Verticale rijen = groepen

De atomen in een groep komen erg overeen in eigenschappen op macroniveau

Groep 1: alkalimetalen

Groep 2: aardalkalimetalen

Groep 17: halogenen

Groep 18: edelgassen

Grootste deel van alle atomen bestaat uit metalen, de rest zijn niet-metalen en een kleine groep metalloïden (die hebben eigenschappen van zowel metalen als niet-metalen).

Ongeveer 20 elementen heten niet-metalen.

Bestaan ruim 90 elementen die metalen heten.

Zuiver metaal is een stof waar 1 atoomsoort in voorkomt > element.

Alle metalen hebben een aantal gemeenschappelijke stofeigenschappen:

  • Een glimmend oppervlak in zuivere vorm;
  • Ze geleiden warmte en elektrische stroom; 
  • Ze kunnen worden vervormd, vooral als ze heet zijn;
  • Ze kunnen in gesmolten toestand worden gemengd met andere metalen.

Veel metalen worden aangetast door stoffen uit omgeving > zuurstof/ water

Bij goud niet, bij ijzer vrij snel

Bij ijzer heet dat roesten, bij overige metalen is dat corrosie

(niet elk metaal vertoont hetzelfde gedrag)

Op grond van de reactie met water/ zuurstof worden de metalen verdeeld in:

  • Edele metalen: reageren niet met zuurstof aan de lucht (goud, zilver en platina).
  • Halfedele metalen: reageren moeizaam met zuurstof (koper en kwik).
  • Onedele metalen: reageren goed met zuurstof aan de lucht (ijzer, aluminium en zink).
  • Zeer onedele metalen: reageren snel/heftig met zuurstof/water aan de lucht (kalium, natrium, magnesium en calcium).

Oxidelaagje = buitenkant metaal is bedekt met laagje van een verbinding van het metaal en zuurstof > dat ontstaat bij contact met vochtige lucht.

Zuiver metaal vervormt gemakkelijk. Om het stugger te maken wordt er een ander metaal aan het zuivere metaal toegevoegd. 

Metalen smelten > worden in vloeibare toestand gemengd. 

Vaste metaalmengsel dat na het afkoelen ontstaat =  legering.

Voorbeelden van legeringen; roestvrij staal (Fe + Cr + C), goud (Au + Ag of Pt), messing (Cu + Zn), brons (Cu + Sn), soldeer (Sn + Pb) en zilveramalgaam (Ag+Hg)

3.3

twee-atomige

elementen

naam

formule

waterstof

H2

stikstof

N2

zuurstof

O2

fluor

F2

chloor

Cl2

broom

Br2

jood

I2

In plaats van molecuultekening wordt er vaak van een formule gebruikgemaakt

In een formule staat een symbool van elk atoom en hoeveel atomen van elke soort er zijn. Achter iedere atoomsoort staat een cijfertje = index. (1 wordt altijd weggelaten)

Formules van moleculen = molecuulformules

Cijfer voor formule van een verbinding/element = coëfficiënt

Twee-atomige moleculen = index = 2

Ezelsbruggetje = Br I N Cl H O F

Zelf formule opstellen > symbolen van atomen in alfabetische volgorde

Griekse getallen

1

mono

2

di

3

tri

4

tetra

5

penta

6

hexa

7

nepta

8

octa

9

nona

10

deca

Formule uitspraak ->

CO2 = koolstof di oxide

Index in grieks + naam symbool

andere uitspraken op de 
tweede plek in de formule (Br I Cl S O F)

O

zuurstof

Oxide

S

zwavel

sulfide

Br

broom

bromide

I

jood

jodide

F

fluor

fluoride

Cl

chloor

chloride

Massa van atomen/moleculen = atomaire massa-eenheden 

Eenheid = u

1 u = 1,66*10^-27 kg

Massa van atomen = atoommassa

Massa van moleculen = molecuulmassa

Gehalte = massapercentage = massa atoomsoort/massa molecuul x 100% = …%

3.4

Elektrische lading elektron = 1-. Atomen zijn elektrisch neutraal, dus 

Elektrische lading proton = 1+

Lading van een proton is altijd even groot als de lading van een elektron, maar tegengesteld teken.

Atoomkern = bestaat uit protonen en neutronen

Elektronen zweven om de kern heen.

Neutronen = hebben geen lading

Bouwstenen van een atoom zijn;

  • Protonen, p, +
  • Elektronen, e-, - 
  • Neutronen, n, geen

Nieuwste model is nu kwantummechanisch atoommodel

Aantal protonen = atoomnummer

Als de elektronen gelijk zijn aan de protonen = ongeladen atoom

Atomen van dezelfde atoomsoort met alleen een verschillend aantal neutronen in de kern = isotopen

Massagetal = neutronen + protonen

2 manieren van formules; 

37

17

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.