Atoombouw.
Bij een reactie hergroeperen de atomen van de moleculen van de beginstoffen zich tot nieuwe moleculen.
Atomen bestaan uit kleinere deeltjes, elektronen en protonen.
Elektronen hebben de lading 1- en protonen de landing 1+.
In de atoomkern bevinden zich protonen en neutronen. Aan de buitenkant is een elektronenwolk. De rest is leeg. Dit is het atoommodel van Rutherford.
Elke atoomsoort heeft zijn eigen aantal protonen. De atoomnummers, het aantal protonen in de kern, staan in tabel 39 van de Binas. De massa van een proton en een neutron zijn gelijk.
Massa proton: 1 u, massa neutron: 1 u, massa elektron: verwaarloosbaar.
1 u is de ‘atomaire massa-eenheid u’.
De som van protonen en neutronen is het massagetal. Dat kun je zo opschrijven: Na-23 of 23Na.
Je hebt ook isotopen. Voorbeeld: Je hebt een ‘normaal’ atoom. Daar zijn 5 protonen en 5 neutronen. Een isotoop heeft dan bijvoorbeeld 5 protonen en 6 neutronen of 4.
Stroomgeleiding.
Er zijn twee soorten lading: positieve en negatieve lading. Een atoom is neutraal als het aantal protonen gelijk is aan het aantal elektronen. Anders is het een geladen deeltje.
Zouten geleiden als vaste stof geen stroom maar gesmolten en opgelost wel.
Zouten bestaan uit positieve ionen, metalen, en negatieve ionen, niet-metalen. Een oplossing van een zout in water geleidt de stroom door vrije ionen. Hoe meer vrije ionen in een oplossing aanwezig zijn, hoe groter de stroomgeleiding is.
-Als je een zout smelt dan gaan de positieve ionen naar de negatieve elektroden (stroom). De positieve ionen zijn metalen. Dus bij de negatieve elektrode ontstaat een metaal. En de negatieve ionen gaan naar de positieve elektrode (stroom). Dus daar ontstaat een niet-metaal. Het zout wordt dus zo gescheiden.
-Als je een zout oplost in water, gebeurt precies hetzelfde als je het smelt.
Positieve ionen hebben hetzelfde aantal protonen en minder elektronen dan het overeenkomstige atoom. Negatieve ionen hebben ook hetzelfde aantal protonen en meer elektronen dan het overeenkomstige atoom.
De kracht die deeltjes in een vaste stof bij elkaar houdt, heet: binding.
Tussen moleculen is dat de molecuulbinding of vanderwaalsbinding.
Tussen ionen, in een vast zout, is dat ionbinding.
Zoutformules.
Als een ion één elektron meer heeft dan het aantal protonen is de lading 1-.
Twee meer, dan is de lading 2-.
Als je weet welke ionsoorten aanwezig zijn, kun je de formule van dat zout opstellen. Een zout is altijd elektrisch neutraal. De verhoudingsformule is de formule die de verhouding van de ionen aangeeft.
Voorbeeld: ion samengesteld ion
ijzer(II)chloride calciumhydroxide
1 welke ionen? Fe2+ en Cl- Ca2+ en OH-
2 elektrisch neutraal, dus 1x Fe2+ en 2x Cl- 1x Ca2+ en 2x OH-
3 opschrijven Fe2+Cl-2 Ca2+(OH-)2
Samengestelde ionen.
Een samengesteld ion bestaat uit meerdere atomen, die samen een lading hebben.
Ca2+ Cl-2 (s) Ca2+ (aq) + 2 Cl- (aq)
oplossing van triviale naam notatie
natriumhydroxide natronloog Na+ (aq) + OH- (aq)
kaliumhydroxide kaliloog K+ (aq) + OH- (aq)
calciumhydroxide kalkwater Ca2+ (aq) + 2 OH- (aq)
Triviale namen staan in Binas tabel 103A. In tabel 45A kan je opzoeken of een zout oplost in water.
Samengestelde ionen.
NH4+ ammonium CO32- carbonaat
OH- hydroxide SO32- sulfiet
NO2- nitriet SO42- sulfaat
NO3- nitraat SiO32- silicaat
CH3COO- ethanoaat/ acetaat PO43- fosfaat
HCO3- waterstofcarbonaat
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden