1. Inleiding
(stilus= Latijns voor schrijfschrift)
stijl is tijdgebonden en onderhevig aan mode (literaire). Het heeft ook nog met groepsstijl en persoonlijke stijl te maken.
2. Stijlfiguren
Herhaling (repetitio) - herhaling zorgt soms voor extra nadruk
Parallellisme - bijzonder vorm van herhaling. Opeenvolgende zinnen verlopen hetzelfde. Zorgt voor nog sterkere nadruk
Opsomming (enumeratie) - aantal feiten, meningen, namen en dergelijke vlak achter elkaar geplaatst.
Anticlimax - tegenovergestelde van climax
Antithese (tegenstelling) - naast elkaar plaatsen van tegenstellingen of tegengestelde begrippen
Paradox - schijnbare tegenspraak ( na het over denken van de zin blijkt de schrijver gelijk te hebben)
Hyperbool - werkelijkheid wordt sterk overdreven. (meestal humoristisch effect)
Retorische vraag - is geen vraag maar een mededeling. Men verwacht geen antwoord.
Eufemisme - vervangen van een harde uitdrukking door een lichtere.
Understatement - vorm van verzachting met humoristisch effect.
Litotes (dubbele ontkenning) - voorbeeld - dat is helemaal niet zo gek bedacht. (goed idee)
Chiasme (kruistelling) - twee bij elkaar horende zin(sdelen) van een zin zijn elkaars spiegelbeeld. Als je die twee delen onder elkaar zet dan krijg je een kruis.
Woordspeling - gebruikmaken van de verschillende betekenissen die een woord kan hebben. Ambigu. Worden in elkaar vlechten voorbeeld Pedagoochelaars
Sarcasme - bijtende felle spot. (tegen 1 persoon gericht)
Cynisme - bijtende felle spot. ( tegen een groep gericht)
Tautologie - is eigenlijke stijlfout. Een woord herhalen met een ander woord dat dezelfde betekenis heeft.
Pleonasme - eigenlijk stijlfout. Een vanzelf sprekend kenmerk wordt genoemd. Voorbeeld een ronde cirkel
3. Tekststijlen
2 soorten Proza en poëzie.
Proza verhaal vorm en poëzie gedichtvorm.
Proza en poëzie hebben de zelfde vier inhoudsstijlen.
Epiek - tekst waar een verhaal in wordt verteld.
Lyriek - tekst waar in de gevoelens worden geuit
Dramatiek - fictionele teksten in toneelvorm
Didactiek - opvoedkundige basis
Humoristisch teksten - een probleem brengen met een knipoog.
Satire - tekst met bedoeling mensen of toestanden te bespotten en bekritiseren
Parodie - bijzondere vorm vaan satire - bekend literair werk nabootsen terwijl de tekst hetzelfde blijft.
4. Beeldspraak
Vergelijking
vergelijking met als: object is als het beeld
vergelijking met van: beeld van object
asyndetische vergelijking - vergelijking zonder voegwoord
Bij alle vergelijkingen wordt zowel beeld als object.
Metafoor
Als alleen het beeld van de vergelijking wordt genoemd
Allegorie - metafoor die verder is uit gebouwd met meerdere metaforen
Metonymia
Een opvallend kenmerk noemen van object
Parsprototo- deel van het geheel
Synthesie
Twee verschillende zintuigen worden met elkaar verbonden
Personificatie
Onderwerp wordt uitgebeeld als een levend wezen
Onzorgvuldige beeldspraak
Erg overdreven
Bombast- te net
Cliché - gewoonlijk
Retoriek - doorgaan
REACTIES
1 seconde geleden