Hoofdstuk 4

Beoordeling 7.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas vwo | 1807 woorden
  • 19 maart 2012
  • 2 keer beoordeeld
Cijfer 7.8
2 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Samenvatting hoofdstuk 4
1.1
Als je onderzoek doet, kies je eerst een onderwerp en stelt een onderzoeksvraag. Je begint bij het zoeken van informatie. ( je kan de onderzoeksvraag nog veranderen)  Er zijn verschillende soorten onderzoeksvragen. De beschrijvende en verklarende onderzoeksvraag. Beschrijvende onderzoeksvraag is Wat zijn de gevolgen van Spijbelen? En Waarom spijbelen leerlingen? Is een verklarende.
Om je onderzoeksvraag te beantwoorden, stel je deelvragen. De antwoorden hierop geven het antwoord op je onderzoeksvraag. Je gaat op zoek naar deelonderwerpen en probeert zoveel mogelijk info te inzamelen.
Als je bronnen zoekt moet je naar de volgende dingen kijken:
1.    Deskundigheid van de schrijver/programmamaker.
2.    De onpartijdigheid van de schrijver. (100% bestaat bijna niet)
3.    De actualiteit

1.2
De beschrijvende onderzoeksvraag leidt tot een verslag waarin je informatie geeft over een verschijnsel, situatie of een ontwikkeling. (welke, wat, hoeveel)
In de verklarende onderzoeksvraag schrijf je een verslag waarin je uitlegt wat de oorzaken of achtergronden zijn van een verschijnsel, een probleem of een ontwikkeling.(Waardoor, hoe komt het dat , waarom)
Je moet zorgen dat je een niet al te ruime onderzoeksvraag  maakt, anders is je verslag te lang en kun je het niet afmaken. (goede invalshoek kiezen)
De onderzoeksverslag:
De inleiding:
•    Probeert belangstelling te wekken
•    Taakverdeling weergeven
•    Uitleggen wat onderzoeksvraag en deelvragen zijn.
Het slot:
•    Samenvatting of conclusie
•    Beschrijvend: belangrijke uitkomsten samenvatten
Verklarend: Antwoord geven op onderzoeksvraag.
Je kunt in je verslag ook nog illustraties toevoegen. Ze trekken de aandacht van de lezer en bovendien moeten ze wat met het onderwerp te maken hebben.

3.1
Gebarentaal

3.2  Grammatica
Samentrekking is het dubbele in een zin schrappen, het lezen van dubbele stukken in een zin maakt de tekst minder prettig om te lezen.
Vb. Ik ga eerst naar huis en dan ga ik naar Albert Heijn en daarna ga ik naar school. ( saai en onprettig) Ik ga eerst naar huis, dan naar Albert Heijn en daarna naar school. ( prettig en beter)
Er zijn ook foutieve samentrekkingen. Je kunt niet altijd dubbele woorden ‘’verwijderen’’
De woorden moeten dezelfde vorm hebben en ook dezelfde functie of van dezelfde woordsoort zijn. Vb. Ik voor deze toets een goed cijfer en beoordeling gekregen.                                                               
Het moet zijn: Ik heb voor deze toets een goed cijfer en een goede beoordeling gekregen.
Vb. Het pakketje ligt morgen bij u in de bus en kunt u eventueel binnen een week terugsturen.        
Het pakketje (ond) ligt morgen bij u in de bus en kunt u het pakketje (lv) binnen een week terugsturen.
Je kunt wel i.p.v. het pakketje het gebruiken. Je moet ook kijken wat voor soort ww het is. Is het een zelfstandige of een hulpwerkwoord.
Vb. Hij heeft veel geld, maar (hij heeft) ook veel uitgegeven.
Hij is allebei ond in beide zinnen, maar in de eerst zin is heeft een zelfstandige werkwoord en in de 2e zin is hij een hulpwerkwoord, dus blijft er in de 2de zin gewoon heeft, dus :
Hij heeft veel geld, maar heeft ook veel uitgegeven.

3.3 Spelling
Bijvoeglijke naamwoorden worden vaak verbogen als ze voor een zelfstandig naamwoord staan.    Vb. Dat is een prachtig huis.(het) Dat huis is prachtig. Dat is een prachtige auto. (de) Die auto is prachtig.
De =  de grote hond, een grote hond , de grote honden.
Het = het grote huis, een groot huis, de grote huizen.
Bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op –en verbuigen niet. De volwassen man.
Bij de overtreffende trap is het groot, groter , het grootst. Bij een moeilijke uitspraak gebruik je geen extra -e een leniger jongen. Je kan ook meest gebruiken. Wie is het moest? = Wie is het meest moe?
Stoffen die meestal op eindigen –en en verbuigen niet. Ook stoffen die niet op –en eindigen verbuigen niet.
Je kunt voltooid deelwoorden ook als bijvoeglijke naamwoorden gebruiken. Zwakke voltooid deelwoorden krijgen een extra verbuiging-e op het eind. Voltooid deelwoorden die op –en eindigen die worden niet verbogen.
Schrijf alle bijvoeglijk naamwoorden zo eenvoudig mogelijk.
Een bijvoeglijk naamwoord kun je ook zelfstandig gebruiken: In de garage staan de mooie fietsen. Bijvoeglijk gebruikt. De mooie staan in de garage. Zelfstandig gebruikt.
Als het op meerdere mensen slaat schrijf je een extra n. Als je er een zn. Bij kunt denken dan schrijf je er geen.  Bij deze woorden komen er geen extra e bij: sommige, alle, andere, enkele en beide.
Lastige woorden zijn: kwaliteit, advocaat, presentator, aluminium, identiteit, eeuwig, interview, activiteit, enthousiast en verrassing.

3.4 Woorddomein
Een uitdrukking is een vaste verbinding van woorden met een figuurlijke betekenis. Een uitdrukking bevat meestal een werkwoordsvorm. (Een zinsdeel)
Een spreekwoord is een vaste uitspraak met een algemene boodschap of levenswijze, ze zijn altijd figuurlijk bedoeld. (het zijn hele zinnen)
Een gezegde is ook een vaste verbinding van een woorden ( een zinsdeel). En het heeft ook geen werkwoord.
conservatief is gericht op behoud van de (politieke) situatie                                                          
amendement is een voorstel tot wijziging van een wetvoorstel door het parlement                 
interrumperen is in de rede vallen                                                                                                                               
fractie is een groep politici van een partij, in een vertegenwoordigend orgaan (bijv. een gemeenteraad)
lobbyen is  buiten de officiële kanalen om steun zoeken voor een politiek besluit                       
senator is het lid van de Eerste kamer                                                                                                          
parlement is de volksvertegenwoordiging                                                                                         
campagne is een openbare actie om stemmen te winnen                                                                            
excellentie is een aanspreektitel voor minister                                                                                             
progressief is gericht op (politieke) verandering                                                                                     
kabinet zijn alle ministers samen met alle staatssecretarissen                                                             
formatie is een  periode waarin iemand van de koning(in) de opdracht krijgt een kabinet samen te stellen
staatssecretaris is een  man of vrouw die direct onder de minister valt, maar op een ministerie zelf een aantal bestuurlijke taken heeft en wetsvoorstellen kan indienen bij de Eerste en Tweede Kamer
minister is man of vrouw die in dienst van het land een ministerie bestuurt en wetsvoorstellen kan indienen bij de Eerste en Tweede Kamer
regering zijn de koning(in) en alle ministers samen

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.