Dauzenberg Par 17 t/m 71

Beoordeling 6.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 9156 woorden
  • 26 mei 2006
  • 26 keer beoordeeld
Cijfer 6.8
26 keer beoordeeld

§17 Eind ME centraal geregelde staten i.p.v. Koninkrijken. Ontstond wereldwijd handelen Burgerij steeds rijker/machtiger Adel en Geestelijke minder macht. Macht / eenheid van de kerk werd aangetast gevolg: aparte godsdiensten en hierdoor ook oorlogen. 2de Deel van 17eeuw absolute monarchieën ontstonden. Nederlanden
Rond 1500: Nederlanden in bezit van Karel V toen nog zelfstandig Filips II (opvolger van karel V) trad feller op (zeker tegen ketters)stuurde een leger onder leiding van Alva verzet 80jarige oorlog met Spanje. 1587: Republiek Der Verneigde Nederlanden 12 staten (gewesten), deze overlegde in ‘staten generaal’ voorzitter hiervan was landsadvocaat (of raadpensionaris). Van Oldenbarnevelt en Johan de Witt zijn dit o.a geweest. Geleidelijk aan kwamen alle gewesten onder het gezag van 1 stadhouder (dit waren meestal legervloot aanvoerders). In de 80jarige oorlog was Willem van Oranje de stadhouder. - In de republiek was na de oorlog vrijwel gehele godsdienstvrijheid. - Het Noorden beleefde de ‘gouden eeuw’. En het zuiden bleef in bezit van Spanje, waar de Nederlandse taal verviel en Katholiek de enige godsdienst werd. §18 De Renaissance 14e eeuw, de rest van Europa leefde nog in de middeleeuwse cultuur, terwijl Italië in een nieuwe cultuurbeweging zat; De Renaissance (= wedergeboorte). In de cultuur keek men terug naar de Romeinse tijd en de vooraf gaande Griekse cultuur. Het streven: herleving/wedergeboorte van de Klassieke oudheid (500 voor tot 500 na Chr.). De eerste onderzoekers van deze cultuur waren humanisten, omdat zij een nieuwe visie hadden: de mens is even belangrijk als god. Het (middeleeuwse) ‘Theocentrisch’ veranderde in antropocentrisch. Nu was niet alles van god gekregen (qua ‘kunnen’: schilderen enzo) maar het was van de mens zelf. In deze tijd ontstond ook het individualisme: de mens maakt niet alleen deel uit van een gemeenschap (kerk, dorp, gilde), maar is ook een unieke/individuele persoonlijkheid. Schilders en schrijvers, plaatsen nu hun naam bij de creaties. Hoogste ideaal in renaissance: homo universalis: een universele mens die op alle menselijke culturen uitblonk. Leonarde da Vinci was een ideaal: schilder, schrijver, architect, beeldhouwer, musici, ‘zanger’, technicus, wetenschapper, uitvinder. Empirisme: zelf uitvinden hoe de wereld in elkaar zit. (dit deden bijna alle renaissance- geleerde en- kunstenaars)
§19 wetenschap en geloof Door empirisme kwam een gemeenschappelijke opbloei, dit is de basis voor de wetenschap van nu. Naast de natuurwetenschappen ( Beta-wetenschappen) ook geesteswetenschappen (alfawetenschappen) Alfa = taalkunde en geschiedschrijving
Voobeeld: taal - Woordenboeken Grieks / Latijn en vast leggen van eigen taal. ges - onderzoeking van klassieke geschiedenis en eigen geschiedenis. vip`s: Copernicus: aarde draait om de zon
Galilei: onderzocht sterrenhemel en vond 4 manen van Jupiter
Newton: natuurkunde/wis: vond oa. de zwaartekracht Magalhaes: eerst rond de wereld gevaren aarde dus niet plat
Boekdrukkunst (+/-1450) snelle verspreiding van kennis weinig mensen die dit konden lezen nog steeds in oude denkbeelden doorleven. Geloof in heksen bloeide. Vele slachtoffers kwamen op brandstapel terecht. Vervolgingen duurden tot in 17e/18e eeuw. (Laatste heksenverbranding: 1782 in Zwitserland.) Bij godsdienst was er empirisme en individualisme. Mensen ontdekten kerk heel veel macht namen niet meer alles aan wat de kerk zei veel renaissancisten in verzet. Doordat het vaak niet lukte de kerk van binnenuit te hervormen, verlieten vele haar. Dit noemen we
Hervorming, Reformatie of protestantisme. Belangrijke hervormers: Marten Luther King en Jean Calvin (Calvijn). Samenvatting Literatuur paragraaf 20 t/m 25 § 20 Beeldende kunst en muziek Beeldende kunst In de Renaissance groeide het aanzien van een kunstenaar: ze waren nu net zo belangrijk als een geleerde. In de Renaissance-kunst (beeldhouwkunst, schilderkunst en bouwkunst) onderscheidt men drie hoofdkenmerken: - Realisme, dat betekent dat men de mens en wereld zo geloofwaardig mogelijk wilde uitbeelden. Hierdoor werden anatomie (studie van het menselijk lichaam) en perspectief (een onderdeel hiervan is de anamorfose= je kunt een afbeelding slechts op een bepaalde manier zien) belangrijk. Ook kwamen er nieuwe genres van het portret. - Estheticisme, de opvatting dat kunst in de eerste plaats iets moois moet zijn. Symmetrie speelt hierbij een grote rol: in gebouwen en in schilderijen. In de Middeleeuwen was de “schoonheid” niet van groot belang: het ging meer om de inhoud. In de Renaissance zijn beide opvattingen even belangrijk. - Classicisme, het gebruik van taferelen uit de klassieke mythologie en geschiedenis. De beeldhouwkunst ging hierdoor bloeien: klassieke beelden werden opnieuw gemaakt. De techniek in de schilderkunst werd steeds beter. Er kwam nu naast tempera-verf (verf met eierdooiers als bindmiddel), ook olieverf. Deze verf droogde langzamer en gaf vollere en diepere kleuren. In de bouwkunst brak nu de koepel door: het technisch kunnen van de Renaissance-architect werd steeds beter. Muziek In de muziek is er nauwelijks iets veranderd in de Renaissance. Men kent drie muzikale genres: de mis, het motet (eenstemmig of meerstemmig religieus lied, zonder begeleiding = a capella) en het lied (eenstemmig of meerstemmig lied, met muzikale begleiding). De mis en het lied waren polyfoon: men speelde/zong verschillende melodieën tegelijk. In de muziek kwam ook het orgel op.
§ 21 Literatuur en taal Classicme In de Renaissance-literatuur speelde de klassieken een belangrijke rol, men volgde ze echter niet slaafs na in hun eigen literatuur: er waren drie stadia te onderscheiden in de verhouding tussen de klassieke en de eigen literatuur. Allereerst is er translatio (vertaling), dan imitatio (navolging) en als laatste aemulatio (verbetering). Door de vertaling zijn meer mensen zich gaan interesseren voor Latijn en Grieks en werd men bewust van de mogelijkheden met de eigen taal. Door de imitatio, werd er opnieuw in Latijn geschreven en klassieke genres gingen herleven. Verbetering gebeurde door de eigen volkstalen gelijkwaardig te maken aan de klassieke talen (met zinsconstructies en uitdrukking). Naast het classicisme was er ook het omgekeerde: purisme (taalzuivering). Men probeerde Latijnse woorden te vervangen door nieuw woorden in de volkstaal (deze woorden heten neologismen). Een van de klassieke genres die weer ging herleven was het epigram of puntdicht (poëzie). Dit is een kort gedicht van meestal 2 of 4 regels met een spitse, geestige inhoud en een verrassend slot (het zogenaamde pointe, dit is vaak een woordspeling). Een belangrijk Nederlands schrijver hiervan is Huygens. Maar ook nieuwe genres (een voorbeeld van aemulatio) werden belangrijk: - Een aforisme of spreuk, een korte krachtige zin waarin een levensles wordt verkondigd (in proza). Multatuli was een belangrijke schrijver. - Een essay, een korte prozatekst waarin de auteur zijn persoonlijke mening over een onderwerp geeft. Vroeger was het moralistisch, nu is het vrijwel onbegrensd. - Een sonnet is een meestal lyrisch gedicht dat bestaat uit 2 kwatrijnen (vier regels) en twee terzetten (drie regels). Rijmschema: abba abba cdc dcd. Het sonnet is gebouwd op 2 gedachten: een natuurbeschrijving, dan komt de wending en vervolgens de gevoelens van de dichter. Deze wending, of volta is vaak een overeenkomst, een tegenstelling of een oorzaak-gevolg. Dit genre werd het belangrijkste in de Renaissance. Estheticisme en Realisme De literatuur vertoont ook de andere hoofdkenmerken van de Renaissance-kunst. Elk literair werk moest namelijk waarschijnlijk zijn (realisme). Ook moest een werk behoren tot een genre en de regels van dat genre nauwkeurig volgen. En men wilde laten zien wat men allemaal met de taal kon: zoals metrum, woordspelingen etc. Nederlandse taal De Renaissance-literatuur was in Nederland vooral geconcentreerd rond Amsterdam en Den Haag. Hierdoor groeide het Hollandse dialect uit tot de standaardtaal. Ook de Statenbijbel had grote invloed op het taalgebruik. § 22 Gerbrand Adriaensz. Bredero - kwam uit de Amsterdamse middenstand en kreeg een behoorlijk schoolopleiding - was schilder - Amsterdam speelde een rol in zijn literaire werken - hij schreef vooral humoristische liederen, liefdesliederen en ernstige en religieuze liederen - hij schreef vooral toneelstukken, waaronder zijn meesterwerk: Spaansen Brabander Jerolimo (1617) - hij stierf plotseling op 33-jarige leeftijd § 23 Pieter Cornelisz. Hooft - Hooft ging op reis naar Frankrijk en Italië en hierdoor kreeg Hooft belangstelling voor kunst - Hij bracht het ook maatschappelijk ver: Drost van Muiden en baljuw van het Gooiland - In de eerste periode van zijn schrijverschap schreef hij vooral lyriek (liefdesgedichten) - Hooft behoorde tot de Muiderkring, een groep waarin kunstenaars en geleerden discussieerde tijdens de Tachtigjarige oorlog - Het levenswerk van hoofd is een geschiedenis van de Nederlandse Opstand tegen Spanje: Nederlandse Historiën (1642). Dit is zijn beste werk, omdat er iets classicistisch (zinsconstructies) in voorkomt iets puristisch (hij gebruikt weer oude Nederlandse woorden en verzint nieuwe woorden). - Hooft schreef ook enkele toneelstukken (Ware nar, een stuk over een vrek) - Hooft overleed in Den Haag 1647
§ 24 Maniërisme en barok In Italië zijn de stromingen maniërisme (midden v/d 16e eeuw) en barok (eind 16e eeuw) als enige echt doorgedrongen. Buiten Italië was men namelijk nog steeds bezig met het verwerken van de Renaissance en daardoor is er in deze landen nooit echt een goed onderscheid geweest tussen de drie stromingen. Maniërisme Deze stroming is afgeleid van ‘maniera’ (stijl, trant, manier) en deze stroming ontstond doordat er kunstenaars waren die op de ‘manier’ van Michelangelo gingen werken. Het maniërisme kan gezien worden als een rationele (een verstandige) variant op de Renaissance. In de schilderkunst werden niet meer natuurgetrouwe weergave afgebeeld (de afmetingen van het lichaam = anatomie klopte niet meer) en er werd vaak vanuit een (onverwacht) perspectief geschilderd. In de literatuur hield men van ingewikkelde zinnen en veel woordspelingen het epigram was een geliefd schrijfgenre. Barok
Dit woord is afgeleid van het Portugese ‘barocco’ en dat betekent: een onregelmatig gevormde parel. De barok is een emotionele variant op de Renaissance. In de schilderkunst worden vollere en diepere kleuren gebruikt en heeft men de voorkeur voor emotionele taferelen (veel beweging). In de literatuur gebruikt men veel herhalingen en overdrijvingen en had men een voorliefde voor klassieke genres (epos en tragedie). In de bouwkunst is alles groots en zwaar en het interieur is overweldigend door de vele schilderingen en bouwwerken. De Rooms katholieke kerk had een grote invloed op de barok. De stroming werd namelijk gebruikt om de glorie van deze kerk te laten zien. De kunst werd hierdoor theocentrisch (in tegenstelling tot Renaissance en maniërisme). De barok bloeide daardoor vooral in de Rooms-katholieke landen, maar in Noord Nederland heerste in de schilderkunst het burgerlijk realisme. Deze stroming was dus niet bedoeld voor de kerk, adel en koninklijk hof maar voor de burgers. Het is vooral een zakelijke en realistische stroming die op sommige vlakken overeenkomt met de barok. De Barokmuziek Alleen bij barok speelde muziek een belangrijke rol. In de 16e eeuw ontstond de opera: eenstemmige muziek in een toneelstuk die ondersteund wordt door een muzikaal ensemble (afgeleid van de oude Griekse drama). Het oratorium is een groots opgezet zangstuk voor orkest, koor en solisten (maar zonder toneelenscenering). Toch bleef ook meerstemmige (ook wel polyfone) muziek bestaan. § 25 Constantijn Huygens - hij was een wonderkind: hij beheerste vele talen, schilderde, was thuis in exacte vakken, ontwierp huizen, schreef muziek etc. - zijn gedichten werden verzameld in de bundel “Korenbloemen”, waarmee hij aangaf dat zijn literaire werk niet van groot belang was - Huygens was secretaris van meerdere stadhouders - Hij schreef voornamelijk epigrammen (hij noemde het “sneldichten”), waarbij beknoptheid en het kunnen gebruiken van woordspelingen belangrijk was - Huygens hield in zijn gedichten van ingewikkeld - Constantijn Huygens overleed in 1687, de enige Nederlander die het Renaissance-ideaal van de homo universalis heeft benaderd. 26 Joost van den Vondel De ouders van Vondel waren Antwerpse protestanten die vanwege hun geloof naar Keulen verhuisden. Via Utrecht kwam het gezin in 1597 naar A’dam. Z’n vader begon daar een zijde- en kousenwinkel. Na zijn dood in 1608 nam Joost van den Vondel de zaak over. In 1610 trouwde hij met Maeyken de Wolff en liet de zaak aan haar over. Vondel had zo tijd voor literair werk en zelfstudie Latijn en Grieks. Rond 1640 bekeerde hij zich tot het katholicisme. Hij beoefende vooral de genres: de hekeldichten, de klaagzangen en de tragedies. Een hekeldicht is een gedicht waarin iets fel wordt aangevallen. Het is nauw verwant aan satire. Vondel schreef over politiek e en religieuze twisten in het begin van de 17e eeuw. Vondel schreef een reeks woedende gedichten tegen Maurits en diens medestanders, met terechtstelling van Oldenbarnevelt al een gerechtelijke moord. De klaagzangen persoonlijke omstandigheden. In 1632 stierf zijn zoontje van nog geen jaar, in 1633 zijn dochter van 8 en in 1635 zijn vrouw. Vondel schreef ook toneel. Vooral tragedies, de belangrijkste: Gijsbrecht van Aemstel. Het stuk is een grote verheelijking van de stad A’dam. In 1643 had hij zijn zaak overgedaan aan zijn zoon Joost jr. Hij ging in 1656 failliet. Vondel nam de enorme schulden op zich en raakte daardoor bijna aan de bedelstraf. In 1658 gaf de gemeente A’dam heb een baan als boekhouder. Tien jaar later ging hij met pensioen. In 1679 stierf hij. Hij had op een kleinzoon na al zijn kinderen en kleinkinderen overleefd.
27 De literatuur van de Romeinen Griekse en Latijnse schrijversgrote invloed op hele westerse cultuur. Griekse literatuur begint 8e eeuw voor Chr. met Homerus: Ilias en Odyssee. De Ilias beschrijft in ca. 16000 regels 50 dagen uit een oorlog tussen de Grieken en de Trojanen. De Odyssee ca. 13000 regels wordt verteld hoe Odysseus na de val van Troje 10 jaar over zee zwerft en daarna terugkeert. De bloei van de Griekse literatuur 4e en 5e eeuw voor Chr. 3 grootse filosofen: Socrates, Plato en Aristoteles. Socrates heeft zelf geen geschriften nagelaten. Zijn opvattingen kennen we via z’n leerling Plato: zelfstandig nadenken. Vanwege zij opvattingen werd hij ter dood veroordeeld. Platoveel geschreven, z’n invloed op de samenleving is moeilijk te overschatten. Ook zijn leerling Aristoteles, die niet alleen filosoof was, maar ook universeel leerde, schreef boeken over oa. dierkunde, astronomie, politiek, moraal, poëzie en toneel. In de Middeleeuwen gold Aristoteles als de absolute autoriteit op vrijwel elk gebied. Alles wat niet met zijn leer overeenkwam was bij voorbaat onjuist. Ook het stoïcisme grote invloed Renaissance. Het betekend de leer van een groep Griekse filosofen uit de 3e eeuw v. Chr. Mensen moeten zich nooit laten meeslepen door zijn emoties, op alle dingen moet gelijk gereageerd worden. Het stoïcisme beïnvloedde in NL bijv. P.C. Hooft. Aristoteles schreef over poëzie en toneel. Het heeft oa. Betrekking op wat met later de klassieke tragedie is gaan noemen, die in de Renaissance werd beschouwt als meest verheven literaire genre naast het epos. Drie voornaamste Griekse tragici: Aeschylus, Sophocles en Euripides. Haalden hun stop uit Griekse mythologie en geschiedenis. Het onderwerp van de klassieke tragedieondergang van een hooggeplaatst persoon, omdat hij in zijn overmoed de grenzen heeft overschreden van wat geoorloofd is. Door zijn leed ondergaat hij loutering, waaruit hij als een nieuw mens terug komt. Kenmerken van een klassieke tragedie: - drie eenheden: 1. Er is maar een intrige en geen zijdelingse verwikkelingen. (eenheid van handelen) 2. Alles speelt zich op een plaats af, geen decorwisseling. (eenheid van plaats) 3. Het mag niet meer dan 24 uur duren (eenheid van tijd) - het bestaat uit 5 bedrijven. Bevatten elk een afgeronde fase. Eerste vier eindigen met een rei of koor (groep mensen die commentaar levert, de gevoelens van toeschouwers verwoordt en vooruitwijst naar het volgende bedrijf) Aan het eind van het 5e bedrijf treed soms een ‘deus ex machina’ op (een godheid die m.b.v. toneelapparatuur uit de hemel neerdaalt en een oplossing brengt). Latijnse literatuur van Romeinen drie dichters: • Publius Vergilius Maro. Hij schreef het epos Aeneis, Latijnse tegenhanger van Odyssee. Hetzelfde verhaal maar met Aeneis als held. • Quintus Horatius Flaccus. Hij schreef een lange brief in dichtvorm: Epistula ad Pisoned, die later Ars poëtica genoemd is leerdicht. Hij vond dat literatuur zowel mooi moest zijn als iets te zeggen hebben. Een beroemde uitspraak van hem: ‘Carpe diem’ (pluk de dag). • Publius Ovidius Naso. Hij schreef een reeks verhalende gedichten over onderwerpen uit Griekse Mythologie: Metamorphoses. Had grote invloed op schilderkunst en literatuur. 28 De West-Europese literatuur Eerste zuivere Renaissance-schrijvers van Italië: Francesco Petraca en Giovanni Baccaccio. PetrarcaCanzoniere: liederen, gedichten over liefde ook sonnetten. BoccaccioDecamerone: korte verhalen geordend in raamvertellingen. Boek werd door de kerk verboden door onzedelijke rol van priesters. 16e eeuw Italiaanse Renaissance verspreidt via Frankrijk over Europa. In Frankrijk ontstond nieuw genreessay. Michel de Mondtaigne publiceerde 3 bundels essays. Engeland begin Renaissance met prozaschrijver en staatsman: Thomas Morepubliceerde in Latijn een beschrijving van ideale maatschappij: Utopia. In literatuurwetenschap is ‘utopie’ een beschrijving van ideale wereld. Het genre zelf is afkomstig uit de Klassieke Oudheid. Vroege literaire barok Spaanse schrijver Miguel de Cervantes Saavedra. Tweedelig roman: De vernuftige edelman Don Quichot van La Mancha. Miguel de Vervantes Saavedraridderfan. Don Quichot: ridder met veel fantasie en trekt de wijde wereld in. William Shakespeare toneelschrijver, overgangsfiguur tussen Renaissance en barok. Trok zich weinig aan van classicistische regels en schiep geheel eigen en unieke literatuur. Hij schreef klassieke drama. Beste stukken: Romeo and Juliet, Het merchant of Venice, Julius Ceasar, Hamlet, Orhello, Macbeth en King Lear. Shakespeare ook sonnetschrijver. Het type dat hij schreef: Shakespeare-sonnet. Bouw: 4-4-4-2 met gekruist rijm in de kwatrijnen en gepaard in het distichon. John Milton schreef meesterwerk Engelse barok: Paradise lost; bijbelse verhaal van de zondeval van eerste mensen en verdrijving uit het paradijs. Epos van 10000versregels. Milton was toen hij het schreef helemaal blind hij dicteerde alles aan zijn dochters. De taal is typeren voor barok (stijlfiguren, beeldspraken, toespelingen op allerlei meyen en legenden). Inhoud: varieert van grootse scènes als strijd tussen goede en kwade engelen en beschrijvingen van Adam en Eva. Het is christelijk werk met didactische uiteenzettingen over zonde en schuld. Het is de enige geslaagde epos uit de Engelse literatuur. Classicisme ook een aparte stroming binnen Franse literatuur. Betekenis: Groep schrijvers die in reactie op de barok de eis stelden van heldere, duidelijke, ordelijke kunst. Opvattingen werden door Nicolas Boileau in het leerdicht: L’art poétique gezet. regels voor maat, rijm en strofebouw en enjambementen verboden. Toneelstukken moesten over psychische problemen van personages gaan en vertonen van gevecht of deus ex machina was verboden. Genres moesten zuiver zijn (tragikomedie was verboden). Taal moest zuiver, nuchter en zakelijk, niet hoogdravend en emotioneel zijn. Pierre Corneille beschouwd als voorloper van classicisme. Zuiver classicistische schrijvers zijn: - Jean de la Fontaine: beroemd met Fables. - Molière: schreef grote reeks komedies oa. :La bourgeois-gentilhomme, L’avare en Le marlade imaginaire. - Jean Racine: schreef talrijke tragedies. Eind 17e eeuwverzet tegen strenge regels classicisme. Een van de aanvoerders: Charles Perrault: schrijver van Contes de ma Mère l’Oye. Toch handhaafde het classicisme tot ver in de 18e eeuw. §29 Dichten meestal gebruikt om gevoelens te uiten
Gedichten 2 soorten: Traditioneel of klassiek: nauwkeurig omschreven vormkenmerk (zoals strofebouw en rijm) Vrij of modern: weinig regels en ‘vrijer’ Gedicht analyseren in 3 niveau`s: Parafase in eigenwoorden zeggen Versleer bestuderen van bijzondere taal kenmerken Interpretatie bepalen van betekenis §30 Gedichten bestaan uit versregels: alle woorden die op 1 regels staan
Deze zijn meestal gegroepeerd in strofen: coupletten
Distichon: strofe van 2 regels
Terzet: 3 regels
Kwatrijn: 4 regels
Rijm: herhaling van een of meer beklemtoonde klanken die niet te ver van elkaar afstaan
Volrijm: vanaf een bepaalde klank zijn niet alleen de beklemtoonde klanken maar ook de onbeklemtoonde klanken gelijk. Klinkerrijm of assonantie: alleen de beklemtoonde klinkers zijn gelijk (kwelling-hekken) Beginrijm of alliteratie: de beginmedeklinkers van 2 beklemtoonde lettergrepen zijn gelijk
Rijmschema: de bepaalde volgorde van rijmklanken aan het slot van de versregels

Enjambement: de regels worden afgebroken op een plaats waar in de zin juist geen pauze valt (soms om ervoor te zorgen dat het rijmt) abab = gekruist rijm abba = omarmendrijm aabbcc = gepaard rijm §31 (by Iris) Metrum of versmaat: als er in een gedicht sprake is vast een regelmatige afwisseling van beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergrepen. Het is dus een soort maat. Een verbreking in het regelmaat, het metrum, is: antimetrie. Versvoet: de combinatie van zwak-sterk en soms een onbeklemtoonde lettergreep erachter. Het verdelen van de regels in versvoetendmv. Boogjes (bij zwak), streepjes (bij sterk) en schuine streepjes: scanderen. VB. ˇ - / ˇ - / ˇ - Hier ligt een man in d’as, ˇ -/ ˇ -/ ˇ - /ˇ Zo gierig al zijn leven. ˇ - / ˇ - / - -/ ˇ Hij wou den geest nauw geven. ˇ - / ˇ - / ˇ - Omdat het geven was. Elisie: het inkorten van een lettergreep voor het metrum. (kindren) Epenthesis: het inlassen van een lettergreep voor het metrum. (voluk) Bekende combinaties van sterk en zwak: ˇ - jambe - ˇ trochee ˇ ˇ - anapest - ˇ ˇ dactylus ˇ - ˇ amfibrachys
Er zijn ook gedichten zonder metrum. Ze hebben wel een afwisseling van sterk en zwak maar niet regelmatig. §32 Stijlleer of stilistiek: inventarisatie en beschrijving van stijlmiddelen -> deze word in 2
groepen verdeeld: beeldspraaktypen en stijlfiguren. Stijlfiguren: doel bepaald effect bereiken (ironie/nadruk/variatie) - antithese: tegenstelling - eufemisme : verzachtende uitdrukking - hyperbool: overdrijving - paradox: schijnbare tegenstelling - retorische vraag: ‘nep-vraag’ (weet antwoord al) - woordspeling: bubbelen betekenis
Beeldspraak: - vergelijking: beeld en dat wat bedoeld word staan naast elkaar (boom van een kerel) - metafoor: dat wat bedoeld woord is vervangen door een beeld (die ezel doet..) - personificatie: levenloos iets woord voorgesteld als een levend wezen (stoel kreunde) - synesthesie: gewaarwordingen van twee zintuigen worden met elkaar gecombineerd (schreeuwende kleuren / een diepe stem) Clichés: versleten beeldspraken §32 10 teksten
Samenvatting literatuur Hoofdstuk 5: De 18e eeuw 34 historische achtergrond 1700-1800
In de 17e eeuw waren er in europa absolute monarchieën (alle macht bij de vorst). Ook in de 18e eeuw absolutisme. Frankrijk, Rusland, Engeland (bezat delen van Noord-Amerika, India en Afrika) en de belangrijkste Oostenrijk die in die tijd Hongarije, Tsjechië, Slowakije, grote delen van Italië, Roemenië en België in handen had waren belangrijke absolute monarchieën. In de 18e eeuw ontwikkelde de burgerij zich tot de sterkste klasse in eco. opzicht. Tegen het eind van de eeuw kregen zij ook steeds meer politieke macht ten koste van de monarchen. Nederland In de Republiek der verenigde Nederlanden was in de 17e geen vorst het hoofd maar de statenbond met de Staten-Generaal. In feite gingen alle gewesten hun eigen gang de enige manier waarop ze nog bijeengehouden werden was door een gezamenlijke vijand (Spanje). In de 2e helft van de 18e eeuw ontstonden er 2 politieke stromingen: - de patriotten( waren voor meer democratie) - en de prinsgezinde (aanhangers van de stadshouder uit het huis van Oranje). Franse revolutie 1789 verzet tegen de koning
In 1793 vielen de Fransen Nederland binnen om de stadhouder af te zetten maar Willem V vluchtte naar Engeland. In 1795 werd de Bataafse republiek uitgeroepen. In 1798 werd de grondwet opgesteld (o.a scheiding van Kerk en staat en kiesrecht stonden er in vastgelegd). De culturele stroming in de 18e eeuw is de Verlichting. Deze bloeide vooral in Frankrijk en Engeland en was niet echt doorgedrongen in Nederland. 35 De Verlichting De overheersende stroming in de 16e en 17e eeuw was de Renaissance. In de 18e de verlichting * het gevoel ontstond dat de wereld langzaam maar zeker duidelijk, helder ‘verlicht’ aan het worden was. Men had in de renaissance inzicht opgedaan en deze konden in de Verlichting ontwikkeld worden. Wetenschap en geloof Er was een snelle ontwikkeling in de wetenschap doordat men niet meer gebonden was aan kerk of overheid. De opvatting in de 18e eeuw was: het menselijk verstand kan alles oplossen * het rationalisme
Er vonden allerlei natuurwetenschappelijke ontwikkelingen plaats. deïsme *de opvatting dat er wel een Opperwezen bestaat, maar dat de vereniging daarvan in de vorm van godsdienst zinloos was. De franse schrijver Voltaire verdedigde het idee dat er gelijkheid van godsdiensten moest zijn en tolerantie(verdraagzaamheid).
Politiek en economie Monesquieu (1689-1755) bepleitte de ‘trias politica’ * de uitvoerende,wetgevende en rechtelijke macht gescheiden moeten zijn. Het liberalisme * het streven naar economische vrijheid (de overheid moet zich zo min mogelijk met de eco. bemoeien, maar moet het overlaten aan het marktmechanisme, het spel van vraag en aanbod). De grondlegger van het liberalisme is Adam Smith. Optimisme Door hun grote vertrouwen in de menselijke rede waren de meeste denkers van de 18e eeuw optimistisch gestemd. Men ging er vanuit dat de mens goed was en verkeerd gedrag kwam door gebrek aan kennis. Er was groot belang van opvoeding en onderwijs in de Verlichting, omdat men goed gaat handelen als men het goede heeft geleerd. Een literair gevolg waren moralistische geschriften. Op wetenschappelijk gebied zouden de problemen worden opgelost en maatschappelijk werd de samenleving ‘maakbaar’. Invloed De Verlichting heeft veel invloed ook nu nog op onze westerse maatschappij. Zaken als scheiding der machten, scheiding kerk en stat, wetten enz. 36 Beeldende kunst en muziek De verlichting heeft niet veel invloed gehad op de beeldende kunst. In de 18e eeuw werd vooral de renaissance en barok voortgebouwd. Beeldende kunst rococo * een decoratieve kunst, zwierig, bekoorlijk,gracieus, speels, lieflijk. In de schilderkunst veel tafelen vol nimfen en zachte pasteltinten. Rond het midden van de eeuw kwam het neoclassicisme op * opnieuw ging men zich baseren op de Grieks-Romeinse kunst. Muziek De eerste helft van de 18e eeuw wordt overheerst door de barok. 2 grote componisten: Sebastiaan Bach (1685-1750), Georg Friedrich Händel (1685-1759) De polyfone (meerstemmige) schrijfwijze wordt vervangen door de homofone( één hoofdmelodie die ondersteund wordt door varianten en aanvullingen.). Bij jonge componisten ontstond de symfonie * oorspronkelijk was dat een inleidend instrumentaal stuk bij opera’s, maar later kwam het los daarvan te staan. De vroege symfonieën bestonden uit 3 delen (snel-langzaam-snel). In 1760 kwamen er 4-delige (allegro-andante/adagio-menuet- een snelle finale) of anders gezegd: (snel-langzaam-een dansvorm-een snelle afsluiting). De tweede helft van de 18e eeuw wordt overheerst door Weense klassieken: Mozart, Haydn (hun werk is verwant aan rococo) Beethoven (overgang van 18e-eeuwse naar 19de eeuwse romantische muziek).
37 liratuur De Verlichte denkwijze vinden we terug in de prozateksten. In de poëzie is het neoclassicisme meer terug te vinden dit was veel meer aan regels gebonden. De encyclopedie De literatuur was bestemd om mensen nieuwe rationele ideeën en opvattingen te bieden. Dit leidt tot de bloei van het essay en aforisme. Essay * een korte prozatekst, aforisme * een korte, krachtig zin waarin een levensles wordt verkondigd. Denis Diderot was degene die de leiding had bij het maken van de encyclopedie. De encyclopedie verscheen van 1751 tot 1780 en telde tenslotte 35 delen. Het doel was om de lezen informatie te verschaffen en hem de juiste rationele weg te tonen. Voor ong. 1751 waren er wel degelijke boeken, maar die waren of beknopt of beperkt tot 1 vakgebied. Deze werden lexicons genoemd. Tijdschriften Tijdschriften waren niet zuiver informatief(didactisch moralistisch). In artikelen stonden onderwerpen zoals: wetenschap, beeldende kunst, literatuur, opvoedkunde, omgangsvormen enz. veel artikelen waren in verhalende vorm in: dialogen, brieven, fabels, reisverhalen. De stijl ervan was eenvoudig, de nog weinig ontwikkelde burgerij moest opgevoed worden. Alle tijdschriften worden na 1711 spectatoriale geschriften genoemd. Het imaginaire reisverhaal Imaginair reisverhaal: een tekst waarin een reis beschreven wordt die nooit heeft plaatsgevonden, maar waarin de schijn wordt gehouden dat het om een echt verhaal gaat. De schrijver kon hierin goed kwijt wat wel en niet goed was. Er kunnen allerlei episch-didactische genres in voorkomen bijv. satires. Utopische roman of utopie: een imaginair reisverhaal waar de hoofdpersoon terecht komt in een ideale wereld wat als voorbeeld dient voor onze wereld. Robinsonade: een roman over een of meerdere personen die door omstandigheden afgezonderd zijn van de rest van de wereld. Idee hierachter * de mens kan zich staande houden in de moeilijkste situaties als het verstand maar gebruikt wordt. De roman De belangrijkste literaire verandering in de 18e eeuw is de roman. roman * het gaat om de personen en de gebeurtenissen in het verhaal zijn een middel om de personen te beschrijven. Psychologische roman * psychologische de personen te beschrijven(karakter). Ontwikkelingsroman * laten zien hoe personen in hun leven veranderen. Subgenres zijn: sociale roman en historische roman. Romans zijn veel realistischer dan episch-didactische genres. In een roman is een precies omschreven tijdstip en ruimte.
38 Justus van Effen Hij schreef in het Frans en vertaalde werk van Swift en Defoe. In 1731 richtte hij De Hollandse spectator op en verscheen tot 1735 door hem bijna volgeschreven. 39 J.A. Schasz J.A schasz is de schrijver van Reize door het apenland (1788). Een van de beste imaginaire reisverhalen uit de Nederlandse literatuur. Het is een satire op het Nederlandse politieke bestuur eind 18e eeuw. Omdat veel mensen daar in die tijd niet veel vanaf wisten ging een groot deel van de satire verloren. Algemene zaken in het verhaal komen wel goed boven water. Zo bijv. het blindelings volgen van de leiders tegen elk verstand in. 40 Hieronymus van Alphen In de verlichting kwamen er nieuwe ideeën over de opvoeding. Zeer invloedrijk waren de opvattingen van Rousseau. Die er van uitging dat de gedachte van de mens van nature goed is. Maar wordt bedorven door de maatschappij dus kinderen moesten zolang mogelijk in hun kinderwereld blijven. Ze moeten niet tot dingen gedwongen worden, maar vrijgelaten worden en dan zullen ze zich vanzelf tot goede mensen ontwikkelen. Voor die tijd waren er geen speciale boeken voor kinderen. Het succes van Hieronymus is te danken aan de begrijpelijke taal met de wijze lessen erin die Hieronymus geeft in zijn boekjes. Dit paste geheel bij de Verlichte denkwijze. Er wordt verteld over leergierigheid, gehoorzaamheid, naastenliefde, vaderlandsliefde, godsdienstigheid. 41 Betje Wolff en Aagje Deken Enkele jaren na Betje d’r huwelijk kwam ze in contact met Aagje. Ze werden correspondentie vriendinnen. In 1782 publiceerde ze Historie van mejuffrouw Sara Burgerhart de 1e Nederlandse roman. Het verhaal is voor een deel gebaseerd op Betjes eigen lot. Sara dreigt in handen te vallen van een schurk, maar tot bezinning komt en trouwt met de fatsoenlijke Hendrik Edeling. In het boek staan 155 brieven geschreven door allerlei personages en zo kom je de hele geschiedenis te weten. Nadeel van zo’n roman: alles wordt meerdere keren verteld, omdat alle correspondenten het moeten weten. Maar het voordeel is dat alles van verschillende kanten belicht wordt en dus de karakters van de personages goed naar voren komen. Het boek is een echt beeld realistische roman, die een goed beeld geeft van het Hollandse in die tijd leven en het zit vol humor en spot. Ze zijn daarna nog naar Frankrijk gevlucht door hun patriottische sympathieën. Na hunterugkeer maakte ze nog een roman wat een commerciële mislukking werd. 42 Buitenlandse literatuur satire, robinsonade, leugenliteratuur

In de 18e eeuw bepaalde de fictionele proza de literatuur. Hoewel de gedacht in de Verlichting optimistisch waren, werden de pessimistische romans wereldberoemd. Jonathan Swift maakte pessimistische en cynische werken vanuit woeste verontwaardiging. In het boek A modest proposal van 1729 schrijft hij: dat de kinderen van de armen aan de rijken gevoerd moeten worden. Zo zijn ze niet meer tot last van hun ouders en zijn ze nog nuttig voor de maatschappij. Swifs meesterwerk is travals into sereal remote nations of the world by Lemuel Gulliver (1726). Het bestaat uit 4 delen. Het gaat erom de wereld eerder te ergeren dan te vermaken. Het is een aanval op de concrete politieke en religieuze kwesties en op het gedrag van mensen in het algemeen. In het eerste deel van het boek komt Gulliver na een schipbreuk terecht op een eiland Lilliput terecht. De oorlog tussen Lilliput en een naburig eiland is een beschrijving van de Frans-Engelse oorlog. Ook zijn de lilliputters verdeel in 2 partijen: de ene vind dat je een ei aan de stompe kant moet geen pellen en de ander vind dat, dat aan de spitse kant moet gebeuren * dit geeft weer dat de strijd tussen protestanten en katholieke om niks ging. Dan komt Gulliver naar Brobdingnag, het land van de reuzen. Hij wordt daar een soort huisdiertje van een reuzenmeisje. Dit verhaal utopie want in de reuzenwereld is alles vreedzaam, welvarend en gelukkig. Gulliver verdedigt Engeland wel tegenover de koning van de reuzen maar laat onbewust ook zien hoeveel er daar mis is. In het derde deel bezoekt Gulliver verschillende eilanden waar hij heersers van vroeger ziet en vergelijkt die met die uit zijn tijd. Het vierde gaat over een land waar de paarden de intelligentste wezens zijn en de mensen vieze dieren. Hij mag er niet blijven van de paarden en gaat terug naar Engeland. Daar kan hij de geur van zijn vrouw en kinderen niet verdragen en brengt de meeste tijd door met paarden. Candide ou l’optimisme van Voltaire de tweede grote satire uit de Verlichting. Het is een aanval op het optimistische geloof van verlichtingsdenkers die zeiden dat de mens in de beste van alle mogelijke werelden leefden. Zijn boeken werden verboden in Frankrijk. Daniel Doefoe schreef een verhaal over een zeeman die ruim vier jaar op een onbewoond eiland verbleef. Doefoe wilde in zijn roman laten zien dat de mens dankzij zijn geesteskracht zich staande kan houden in extreme omstandigheden. Epische leugenliteratuur * waarneer de gebeurtenissen in een imaginaire reisverhalen zo onwerkelijk worden dat ze beschouwd kunnen worden al parodie op de imaginaire reisverhalen. Gothic novel * griezelroman. Het zijn verhalen over geheimzinnige bovennatuurlijke gebeurtenissen in oude kastelen, vol boze schurken en angstige maagden. Deze verhalen spelen zich af in het verleden (meestal de Middeleeuwen) in adellijke kringen. De tijdsaanduiding is heel vaag een beetje onwerkelijk allemaal. Samenvatting Literatuur H7 De negentiende eeuw P45 Historische achtergrond 1800-1875 Aan het einde van de 18e eeuw waren de ideeën van de Verlichting zo sterk verbreid dat ze tot politieke veranderingen leidden. In 1776 wordt Amerika onafhankelijk van Engeland. Laatste kwart van de 18e eeuw: in Engeland begint de Industriële Revolutie: de vervanging van handenarbeid door machines. De heersende ideologie van de 19e eeuw was het liberalisme: economische en politieke vrijheid >> de burger probeerde ook veel meer politieke invloed te krijgen. De burgerij en het industrieproletariaat ontstaan, dit laatste leeft in krottenwijken en had vaak hele slechte werkomstandigheden. 1848: opstanden in heel Europa van de arbeidersklasse, niet gelukt, pas na 1875 kwam er een sociale wetgeving en werd de slavernij afgeschaft. Het meer vrijheid willen uitte zich ook in het onafhankelijkheidsstreven van volkeren. In Nederland kwamen in 1795 de patriotten in opstand tegen de Republiek der Verenigde Nederlanders. De Bataafse Republiek werd uitgeroepen. 1805: Koninkrijk Holland: Napoleons broer op de troon. 1810: broer moet aftreden, Nederland wordt een franse kolonie. 1815: Napoleon verslagen, de zuidelijke Nederlanden en de noordelijke Nederlanden verenigen zich en worden het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. 1830: zuiden komt in opstand en wordt het Koninkrijk België. 1848: in het noorden worden vrijheid van godsdienst en onderwijs vastgelegd. Door de liberale economische politiek komt nu de Industriële Revolutie ook in Nederland. Cultureel gebied: einde 18e eeuw, van Verlichting naar Romantiek. Midden van 19e eeuw: Romantiek en opkomst van realisme. 1875: nieuwe tijd: Fin de siècle. P46 De romantiek Aan het einde van de 18e eeuw krijgt het woord ‘De Romantiek’ een positievere betekenis: nieuwe cultuurstroming die diametraal tegenover de Verlichting staat
Kunstenaars
In de Verlichting waren kenmerken van kunstenaars het rationalisme en het classicisme. In de Romantiek waren dit: gevoeligheid, verbeeldingskracht en individualisme. Kunst moest origineel zijn en eigen gevoelens bevatten. Het waren ook individualisten (niet aan de maatschappelijke regels houden) Bohémiens: type kunstenaars dat er anders uitziet en zich anders gedraagt (drank, drugs, zwerven en armoede) Het waren vaak ook revolutionairen: oude burgerlijke maatschappij is slecht >> nieuwe wereld scheppen. Romantische kunst is lyrisch te noemen omdat ze een grote nadruk leggen op eigen gevoelens. Kunst in de Verlichting was didactisch. Verbeelding was het ontsnappen van de huidige wereld >>vlucht, bv verleden-toekomst. Centraal bij deze vlucht staat de natuur (het ongerepte) >> vaak zien we wilde landschappen / in de verlichting juist keurig geordende. Wetenschappen
Op wetenschappelijk gebied komt interesse voor ‘het natuurlijke’ tot uiting in: (ontstaan van) -volkenkunde: bestuderen van cultuur van niet-westerse = kennis van vreemde talen. -volkskunde: bestuderen van westerse bevolking = kennis van geschiedenis van eigen taal + dialecten

Zo ontstond er een vergelijkende taalwetenschap om tot indeling van de soorten mensen te komen. Naast de taalwetenschap kwam de literatuurwetenschap op. Uit interesse voor het verleden en het exotische ging men niet-westerse literaturen vertalen, middeleeuwse handschriften uitgeven en de verhalen en gedichten opschrijven die tot nu toe mondeling overgeleverd werden. De Romantiek was een hele belangrijke periode in de kunst. Nu moet kunst ook nog origineel zijn en moeten de gevoelens van de kunstenaar erin zitten. Romantisch: -in de periode van de Romantiek, of als betekenis: sentimenteel/gevoelig. P47 Beeldende kunst en muziek Bouwkunst In de 18e eeuw: ordelijk, symmetrisch, zuilen, koepels en horizontale lijnen. 19e eeuw: verrassende vormen, voorkeur spitse torens en verticale lijnen. Architectuur is neogotiek >> neogotische kerken werden gebouwd en ze gingen oude gotische kathedralen restaureren of afbouwen (Dom van Keulen, 3 eeuwen aan gebouwd) Schilderkunst 18e eeuw: gesloten, afgerond tafereel. Romantische schilderijen: open, deel van groter geheel geschilderd en de kleuren zijn veel warmer. Maar ook de neoclassicistische schilderkunst bloeide nog: baseren op Grieks/Romeinse kunst en de Renaissance kunst. Eigenlijk was dit de officiële kunst, want Romantische kunst werd niet op de kunstacademies onderwezen. Muziek Componisten waren zelfstandig >> niet meer in loondienst van kerk of vorst. Ze verdienden geld met verkopen van composities, lesgeven of optreden als solist >> alles was bedoeld voor de bovenlagen van de bevolking >> veroorzaakte bloei van grootste symfonieën en opera’s. De strenge muzikale vormen van de 18e eeuw werden vaak naar eigen inzicht gewijzigd >> nieuwe, veel lossere vormen die geen duidelijk vaste structuur meer hadden: symfonisch gedicht en pianostukken. De muziek veranderde ook van abstract naar iets uitbeelden, BV. Een storm. De literatuur en volksmuziek hadden hier veel invloed op. P48 Literatuur Romantische schrijvers leggen nadruk op gevoel >> 2 gevoelens: -Weltschmerz: melancholie (triest, niet te plaatsen gevoel, altijd droef >> dingen verzinnen >> vluchten) -Sehnsucht: verlangen naar onbereikbare geluk, bv ideale geliefde. Dit zijn 2 inspiratiebronnen voor de kunst. De romantici zochten het geloof in zichzelf en in de ongerepte natuur, die Gods schepping is. Ze lieten zich niet meer inspireren door de klassieke oudheid, maar door de Middeleeuwse literaturen van West-Europa>> herleefden de ballade en het sprookje. Nieuwe romangenres: Verlichting: realistisch. Romantiek: escapisme (vluchten), blijkt uit belangstelling voor bovennatuurlijke zaken >> bloei griezelverhaal en de romans in het verleden en toekomst. Historische romans ontstaan uit de 18e eeuwse gothic novel. In de historische roman is de historische achtergrond veel authentieker, maar ook romantiseerden ze wel wat. De bekendste schrijver is Sir Walter Scott met o.a. Ivanhoe. De Romantische griezelroman ontstond ook uit de gothic novel: schrijver speculeert op allerlei irrationele angsten die diep in de mens leven, bv. angst voor dood. Sciencefiction: gaat om de nog onbekende mogelijkheden van wetenschap en techniek >> Jules Verne was de bekendste schrijver. De structuur is vaak een imaginair reisverhaal. De detectiveroman en het detectiveverhaal: latere gothic novels waarin aan het einde bovennatuurlijke gebeurtenissen ontmaskerd worden als bedrog. Het sprookje: volkssprookjes, want leefden echt onder volk en iedereen kende ze >> nu werden ze opgeschreven. Later ontstonden ook de cultuursprookjes: deze waren zelf bedacht en moeilijker.
P49 Het realisme In de literatuur en de schilderkunst komt in ongeveer 1850 een nieuwe stroming naar voren: het realisme. Het bestond al als stil leven/portret. Maar het wordt nu een stroming die betrekking heeft op alle genres. Het was een reactie op de sentimentele kant. De onderwerpen werden in de realiteit gezocht. Ze beelden vooral het leven van de middenklasse en de arbeiders uit >> het waren vaak sociale en politieke protesten >> de romantici wilden ook veranderingen. In het literaire realisme ontstond de klassieke roman, heeft een heel zorgvuldig opgebouwd plot. Het onderwerp: natuurgetrouwe uitbeelding of sociaal-psychologische analyse van de mens en de maatschappij. In de muziek kwam het realisme pas tegen het einde van de 19e eeuw tot uiting in de veristische opera (versus=waar) De NL literatuur van de 19e eeuw was een mengeling van Romantiek en realisme. De Romantiek past niet echt bij de nuchtere cultuur van NL. P50 Nicolaas Beets (Hildebrand) Verhalenbundel: Camera Obscura (1839), heel populair. Satirisch beeld van Hollandse burgerij uit 1800-1850. Hij maakte als het ware kleine portretjes van de leden van deze stand. P51 Francois Haverschmidt (Piet Paaltjens) Hij heeft onder de naam Piet Paaltjens in 1867 de bundel ‘Snikken en Grimlachjes’ uitgebracht en begint met een levensschets van P.P. door F.H. In de figuur P.P. laat hij zijn eigen sombere levensangst (depressies) verborgen achter spot, naar buiten komen. Maar ook zijn de gedichten grappige parodieën op de overdreven romantische poëzie van die dagen. P52 Multatuli ( Eduard Douwes Dekker) Zijn werk heeft heel veel te maken met zijn eigen leven. Hij had een baan bij het Nederlandse bestuur in Indie. Later werd hij assistent-resident op Debak. Bij het inlandse bestuur maakte de regent misbruik van het volk. Douwes Dekker ontdekte dit en wilde dat de regent geschorst werd. Maar Douwes Dekker weigerde om meer informatie te geven en daarvoor werd hij naar een andere plek overgeplaatst. Toen nam D.D. ontslag. In 1857 vertrok hij naar NL. In 1859 schreef hij Max Havelaar, of de koffieveilingen der Nederlandse Handelmaatschappij. In 1860 werd dit gepubliceerd onder het pseudoniem: Multatuli (ik heb veel gedragen). Zijn bedoeling was: eerherstel voor zichzelf en verbetering van het lot van de inlanders. Het literaire succes was groot, maar dat was zijn bedoeling niet. Het was een satirische en autobiografische roman. Hij was een bohémien. Ook heeft hij nog 7 bundels Ideeën geschreven waarin hij terugkwam op Indie. Het waren gedichten, verhalen, essays en toneelstukken. P53 Guido Gezelle De Zuid-Nederlandse literatuur was in de 17e + 18e eeuw in verval geraakt. Pas in de 19e eeuw kwam het weer op bij de aanhangers van de Vlaamse Beweging, die zich verzetten tegen de overheersing van het Frans. De belangrijkste figuur was Guido Gezelle. Hij vond dat Vlaanderen op eigen kracht een literatuur en cultuur tot ontwikkeling moest brengen, niet aanpassen. 1 periode was hij leraar in moderne talen en schreef toen de bundel: Kleengedichtjes (1860) >> verzet tegen Frans. Later werd hij priester en mocht hij geen les meer geven. Hij was verbitterd en schreef 20 jaar poëzie. Hij was 1 van NL grootste dichters.
P54 De romantische literatuur in het buitenland De vroege Romantiek: Jean-Jeaques Rousseau leefde in de tijd van de Verlichting, maar was de vader van de Romantiek. In zijn romans deed hij een aanval op de moderne beschaving en de mens kon alleen ontsnappen door weer ‘een edele wilde’ te worden en in harmonie te leven met de natuur en medemens. Rousseau leefde in de preromantiek: de laatste kwart van de 18e eeuw. Duits: Sturm und Drang, 2 belangrijkste vertegenwoordigers: -Goethe: bekendste tragedie: Faust >> geleerde die in ruil voor kennis zijn ziel aan de duivel verkoopt. Bekendste roman: Die Leiden des jungen Werthers. -Schillers: want Beethoven gebruikte 1 gedicht van hem. De hoge Romantiek: tegen 1800 begon in Duitsland en Engeland de hoge romantiek, in de rest van Europa pas in 1820. Bekende Engelse schrijvers: griezelverhalen= E.T.A. Hoffmann en van historische romans: Sir Walter Scott. Duitse: Heinrich Heine >> hij was een Duitser in Frankrijk, hij hoorde nergens bij. De belangrijkste Franse dichter is Charles Baduelaire. Hij was een romantische poete maudit (verdoemde dichter): ongelukkige jeugd en moeizame schoolcarrière, later een losbandig leven met turbulente liefdesaffaires en een zelfmoordpoging, steeds geld- en drugsproblemen. 1 dichtbundel Les fleurs du mal. De Amerikaanse schrijver en dichter van griezel en detectiveverhalen Edgar Allen Poe was de grondlegger van het misschien wel allerpopulairste genre uit de ontspanningslectuur. De Deen Hans Christian Andersen schreef sprookjes die ieder kind in Europa kent. P55 De realistische literatuur in het buitenland Engeland: Charles Dickens staat op de grens van Romantiek/realisme. Bekendste werk: Oliver Twist. Amerika: Herman Melvilles met Moby Dick, avonturenverhaal en probleem van goed en kwaad. Frankrijk: Gustave Flaubert, met Madama Bovary: het gaat over een oppervlakkige vrouw die haar ideeën haalt uit sentimentele romannetjes. Ze trouwt met de dorpsarts, maar die is te saai. Ze raakt steeds verder van haar ideaal door gebrek aan werkelijkheidszin. Ze pleegt zelfmoord. Flaubert was heel objectief gezien de figuren en sociale omgevingen daarvan= realistisch. Ook gaf hij een realistisch beeld van het plattelandsleven in Normandie. Rusland: Fjodor Dostojevski: sensationele misdaadromans, waarin een chaotische wereld van hoeren en pooiers, moordenaars en zwakzinnigen, maar ook heiligen en hervormers. Daaronder zijn het echter psychologische romans waarin het menselijk kwaad als verschijnsel centraal staat. Lev Tolstoj met oorlog en vrede met als thema dat geschiedenis niet gemaakt wordt door veldheren en politici maar door de gewone mensen die hun werk doen. Scandinavië: Henrik Ibsen, hij schreef maatschappelijke drama’s in proza. Samenvatting H9 Rond de eeuwwisseling P60 Historische achtergrond 1875-1914 In deze periode ontstond het moderne Europa. Na 1875 veranderden de Europese landen van agrarische samenlevingen in industriestaten; tegelijk ontwikkelden zich de moderne politieke hoofdstromingen (liberalen, confessionelen en socialisten) Aan het einde van de 19e eeuw leefden de mensen in principe in dezelfde wereld als wij: een wereld van gloeilampen, treinen en fabrieken >> dus een anderen manier van leven en andere arbeidsomstandigheden. Het kapitalisme: leidde tot wantoestanden, maar ook tot verbetering van het lot van de arbeiders, want je kon beter concurreren met gezonde en geschoolde arbeiders. 1874: kinderwetje van Van Houten: verbiedt kinderarbeid benden de 12 jaar (weinig effect door gebrek aan controle) 1889: Arbeidswet: werk van vrouwen en jeugdige regelde (+arbeidsinspectie) De sociale wetgeving kwam voort uit het sociale gevoel van de liberalen en confessionelen die toen aan de macht waren, ook de angst van de burgerij voor het opkomende socialisme was een oorzaak. Aan het einde van de 19e eeuw ontstonden linkse partijen en vakbonden, in 1894 de Sociaal Democratische Arbeiders Partij (later PVDA) Er waren in Nederland diverse stakingen, maar die werden door de ‘worgwetten’ verboden. Als reactie hierop ontstonden de eerste vakcentrales, later richtten veel zuilen hun eigen vakcentrale op. 1875-1914= Fin de siècle ( eind van de eeuw), geeft aan dat het een soort afsluitende periode is, en een nieuwe periode in aanwezig zal zijn. In Fin de siècle: Kenmerken van 19e eeuwse kunst, maar ook moderne kunst en veel stromingen zoals: impressionisme, naturalisme, symbolisme en neoromantiek. P61 Het fin de siècle Een nieuw wereldbeeld: diverse wetenschappelijke ontwikkelingen in de 2e helft van de 19e eeuw brachten de mensen in grote verwarring. Charles Darwin: evolutieleer in ‘On the origin of species’: de dieren die het meest zijn aangepast om te overleven zullen meer nakomelingen krijgen.. In 1871 ‘The descent of man’: mens in evolutiemodel, dus vanuit biologisch standpunt gedegradeerd tot een diersoort. Vooral uit de religieuze hoek kwam veel verzet. 1885 Sigmund Freud: het onderbewuste is dat deel in de geest dat wij niet onder controle hebben maar dat een groot deel van ons handelen bepaalt.. Mensen werden onzeker van deze 3 dingen: het socialisme >> bedreigde rust van de gezapige bourgeoisie, evolutieleer >> mens was een dier, Freud >> er liggen in de mens allerlei dingen verscholen waarvan men het bestaan liever ontkende. Maar op het gebied van natuur- en scheikunde was weer veel zelfvoldaanheid: theorie van elektromagnetisme, radioactiviteit. De kunst: hier was het idee dat men aan het eind van een grote cultuurperiode stond en op de drempel van een nieuwe onbekende eeuw met angst en verwachting tegemoet werd gezien. Dit leidde tot een vlucht uit de realiteit naar een wereld van kunst, overbeschaving, luxe en genotzoekerij. La belle epoque, het mooie tijdperk, wordt het Fin de siècle daarom ook wel genoemd. In de kunst kwam dit vluchten tot uiting als estheticisme (schoonheidsleer): de opvatting dat kunst uitsluitend iets moois dient te zien en geen andere functie mag hebben dan kunst te zijn. L’art pour l’art, kunst omwille van de kunst: het gaat niet om de inhoud, maar om de kunst. P62 Het impressionisme Het impressionisme: de kunstenaar probeert de zintuiglijke indrukken van kleur, licht en vorm weer te geven: hij probeert niet de werkelijkheid uit te beelden (realisme) maar de werkelijkheid zoals hij die ervaart. Het was dus een voortzetting en een reactie op het realisme. De opbloeiende psychologie kwam met: de mensen zien de wereld allemaal op hun eigen wijze (niet het objectieve van het realisme!) Het impressionisme en het esthetica zijn nauw verbonden: het gaat eerst om de sfeer van het uitgebeelde, hoofddoel was de schildertechniek. De contouren waren vaag en de kleurvlakken zijn met korte penseelstreken geverfd met allerlei tinten van de desbetreffende kleur. Vincent van Gogh was de grootste Nederlandse impressionist. Muziek: in de impressionistische muziek staan allerlei klankcombinaties die naast elkaar staan centraal, je krijgt een soort mozaïek.Ze gaan meer experimenteren en gebruiken geen sonate of symfonie meer. Maurice Ravel heeft het allerbekendste stuk uit de klassieke muziek geschreven: de Bolero. Literatuur: het zo nauwkeurig mogelijk uitdrukken van nuances, indrukken en gevoelens gebeurde in de literatuur door het toepassen van bepaalde stijlmiddelen. Ze gebruikte veel bepalingen. Ze verzonnen ook nieuwe woorden (neologismen) bv schreeuwmonden. Of ze gebruikten oude, uit gebruik geraakte woorden (archaïsmen) Ook beeldspraak werd gebruikt, om gevoelens te uiten en origineel te zijn. Het was vooral een poëziestroming. Proza dat veel impressionistische kenmerken vertoont, werd in die tijd woordkunst of lyrisch genoemd.
P63 Het naturalisme Het naturalisme is ook een verdere uitwerking van het realisme in de roman- en toneelkunst. Ze wilden verklaren hoe het leven zo geworden was. Er waren 3 factoren die het leven bepaalde: de erfelijke aanleg, het milieu waarin men opgroeit en de tijd waarin met leeft. Ze schreven familieromans, waarin een familie gedurende generaties opgevolgd werd en zo de invloed van de 3 factoren getoond kon worden. Of de psychologische roman, mensen hadden het om de 1 of andere reden psychologisch moeilijk. Of sociale romans, de mens wordt erg gevormd door zijn plaats op de maatschappelijke ladder en het doel van deze was om de maatschappij te verbeteren. Veel naturalisten waren socialisten. Naturalistische romans waren somber en pessimistisch. Het leven is uitzichtloos, de mens is geneigd tot het kwade en ieder vecht voor zichzelf. De achtergrond hiervan is het fatalisme: de opvatting dat het leven van de mens geheel bepaald wordt door het noodlot en een vrije wil bestaat niet. Het noodlot lag volgens hun in de mens (de 3 factoren). Het naturalisme staat tegenover het estheticisme/impressionisme. Maar ze zijn wel geschreven met neologismen en beeldspraken. (woordkunst) Veel mensen vonden het naturalisme socialistische oproerkraaierij.(negatief) P64 De beweging van Tachtig Impressionisme en naturalisme kwamen in Nederland naar voren in het werk van de ‘Tachtigers’ >> een groepje Amsterdamse schrijvers die rond 1880 debuteerden. Ze zetten zich af tegen de literatuur van hun directe voorgangers. Willem Kloos en Lodewijk van Dessel waren de 2 belangrijkste critici. Ze kregen hun werk moeilijk geplaatst in het bestaande blad De Gids, dus richtten ze in 1885 een nieuw blad op dat De Nieuwe Gids heette. Later viel de groep uit elkaar. Hun hoofdprincipe was: vorm en inhoud zijn één. Dit principe geldt eigenlijk voor alle echte kunst. Maar ze vonden dat hun voorgangers dat niet deden. Het 2e principe: kunst dient een persoonlijke uiting te zijn: de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie, vaak met veel metaforen en vergelijkingen. P65 Frederik van Eeden Hij was de veelzijdigste en productiefste Tachtigers. Zijn bekendste boek: de kleine Johannes is een sprookjesachtige romans, waarin de ontwikkeling van kind tot volwassene wordt uitgebeeld. Als je wilt weten waar het over gaat, zie blz. 172 *. Van de koele meren des doods, is ook een bekende psychologische roman met sterk naturalistische trekken over een aan een morfine verslaafde vrouw. Hij was een van de eerste artsen die zich met psychiatrie bezighield. P66 Herman Gorter Dit is de grootste dichter van de Tachtigers. Met het lange gedicht ‘Mei’ werd hij beroemd, het hoogtepunt van onze impressionistische dichtkunst, ruim 4000 regels. Het meisje ‘Mei’ wordt geboren en sterft om plaats te maken voor zuster ‘Juni’. Later werd de inhoud van zijn gedichten sterk politiek en maatschappelijk kritisch. Hij groeide uit tot een internationaal gerespecteerd politicus en theoreticus. P67 Louis Couperus Hij wordt over het algemeen tot de Tachtigers gerekend, maar hij zat niet bij de groep van de Nieuwe Gids. Zijn 26 romans kunnen in 3 groepen ingedeeld worden: de naturalistische-realistische, de sprookjesachtige en de historische romans. Zijn 1e roman Eline Vere: jonge, willoze vrouw komt tot zelfmoord door lichamelijke kwaal. Portret van Haagse chic. En ‘De boeken der kleine zielen’ is een portret van verval, geesteloosheid en huichelarij. ‘Van oude mensen, de dingen die voorbijgaan’ is ook zoiets: psychologisch portret van een familie waarbij iemand een moord op echtgenoot als geheim heeft. Sprookjesroman: Psyche: de prins Eros, koning van het Heden, dingt naar de hand van de 3 dochters van de koning van het Verleden. Fidessa: nimf wordt door een eenhoorn meegevoerd naar het land van de gepantserde mensen, waar ze verliefd wordt op ridder Sans-Joye. Na 1905 begint hij aan zijn historische romans die zich afspelen in de Klassieke Oudheid. Maar die worden niet veel meer gelezen.
P68 Symbolisme, art nouveau, Jugendstil Symbolisme: ze streefden ernaar om de wereld boven of achter de realiteit van alledag te onthullen. De werkelijkheid die wij waarnemen is niet de echte of de hele werkelijkheid, het is een afspiegeling van een hogere op diepere realiteit. Onze cultuur kent veel symbolen: woorden en beelden die meer betekenen dan zichzelf, bv een kruis. Symbolen kunnen algemeen, maar ook heel individueel zijn. Daar maken de symbolistische kunstenaars gebruik van: in hun werk zitten symbolen die alleen daar meer betekenis hebben >> moeilijk. En sommige symbolisten scheppen een nieuwe realiteit, een nieuw verzonnen wereldbeeld. Het symbolisme is nauw verbonden Jugendstil of art nouveau, begrippen gebruikt voor de kunstnijverheid. Art nouveau: motieven uit de planten- en dierenwereld, verwerkt in behang, meubels en boekomslagen. Ze geven het niet natuurgetrouw weer, maar gestileerd met golvende lijnen. P69 A. Roland Holst Auteur van een groot aantal dichtbundels die een unieke plaats innemen, omdat ze samen 1 groot geheel vormen in die zin dat ze allemaal bijdragen aan was ‘de mythe van Roland Holst’. Dit is de mythe: ‘Ergens in het westen ligt Elysium, ‘het eiland der gelukzaligen’, waarvan wij gescheiden zijn door de zee. De wind, de boodschapper van het eiland, voert het lied van de zaligen mee, dat slechts enkele van ons kunnen horen, met name de dichter (harpspeler), wiens taak het is de mensheid de boodschap over te brengen. Hierdoor leeft de dichter als een eenling tussen de mensen. Bij zijn taak wordt hij belaagd door 2 gevaren: de door de techniek beheerste massa, die niets van zijn boodschap wil weten, en zijn eigen aardsheid en zinnelijkheid, waardoor hij het contact met het geestelijke en de Verborgene dreigt te verliezen. Door deze mythe is zijn poëzie heel moeilijk. Hij schreef ook wel eenvoudigere gedichten, die niets met de mythe te maken hebben. P70 De neoromantiek De neoromantiek is een reactie op het impressionisme en naturalisme. Ze zijn fantasievol en wonderlijk. Het noodlot is weer iets bovennatuurlijks en geheimzinnigs. Hunromans spelen zich af in het verleden en in exotische streken: thema’s als eenzaamheid, zwerflust, dood. De neoromantiek bloeide vooral in Engeland. In de muziek spreekt met van de late Romantiek, want de romantische muziek uit het begin van de 20e eeuw bleef voortbestaan tot in het begin van de 20e eeuw. P71 Neoromantische schrijvers Tot aan het eind van de jaren ’20 schreef Arthur van Schendel neoromantische boeken. De roman ‘Een zwerver verdwaald’ wordt nog steeds herdrukt. Later ging hij over op realistisch-naturalistische romans, meest gelezen is ‘Het fregatschip Johanna Maria’. Schrijvers van neoromantische poëzie waren J.H. Leopold en J.C. Bloem, deze schreef vaak sombere gedichten. P72 Buitenlandse literatuur Poëzie De invloedrijkste stroming in de poezie van het Fin de siècle was het Franse symbolisme, waarin Paul Verlaine een sleutelfiguur was. Vroeger schreef hij impressionistisch, maar later symbolistisch. Hij werd een nationale beroemdheid. Stephane Mallarme was de meest zuivere symbolist en zijn gedichten zijn door de symboliek en ingewikkelde zinsbouw heel moeilijk. Het symbolisme leefde voort tot ver in de 20e eeuw en wordt beheerst door 3 dichters. De Ier William Butler Yeats, belangrijk voor streven naar onafhankelijkheid. De Fransman Paul Valery en de Oostenrijkse dichter Rainer Maria Rilke vertaalde zijn werk.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.