Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

blok 4

Beoordeling 3.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • Klas onbekend | 1277 woorden
  • 31 mei 2010
  • 7 keer beoordeeld
Cijfer 3.5
7 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Samenvatting Nederlands Blok 4
Paragraaf 2
• De ikvertelsituatie:gebeurtenissen door ik-persoon (meestal hoofdpersoon), de andere gedachten van de personages zijn verborgen.
Bijv.:Als murad zwijgend mijn hand schudt, meen ik een eigenaardige flikkering in zijn ogen te bespeuren. Een ondefinieerbaar gevoel waarschuwt me dat ik voor hem op mijn hoede moet zijn.
• De personale vertelsituatie: gebeurtenissen door de ogen van één persoon, staat in hij/zij vorm.
Bijv.: Marlène knipperde met haar ogen om het gezicht van Anwar, dat boven haar hing, scherp op haar netvlies te krijgen. Ze voelde zich erg licht in haar hoofd en ze hoorde iets gonzen, alsof allebei haar oren waren dichtgedrukt.

• De alwetende vertelsituatie: verteller weet alles van alle personages, de verteller is geen personage.
Bijv.: Om half elf besloot hij naar bed te gaan. Door een kier van de gordijnen loerde hij even naar buiten. Als hij goed had gekeken, had hij de schim aan de overkant van de straat gezien, half achter een boom. Maar hij wierp slechts een vluchtige blik in de straat. Had hij dat maar niet gedaan.
• De meervoudige vertelsituatie:meerdere vertellers, door meerdere personen de ogen kijken.
Stijlfiguren:
• Antithese(schijnbare tegenstellingen): twee zaken tegenover elkaar gesteld.(fictie en dagelijks leven) Bijv.:Hun eerste cd heeft ontzettend goed verkocht, maar de tweede flopte vreselijk.
• Paradox(schijnbare tegenstelling): het lijkt een tegenstelling, maar is het niet. (vooral fictie) Bijv.: door te zwijgen vertelde hij me juist heel veel.
• Hyperbool(overdrijving): iets sterker of groter gemaakt dan het is.(dagelijks leven) Bijv.:hij ergert zich een ongeluk aan die domme opmerkingen.
• Woordspeling: een stijlfiguur waar dubbelzinnigheid(ambiguïteit) van de taal wordt gebruikt voor grappen.(door verschillende betekenissen van een woord). Bijv.: toen de zaken man op de fles ging, raakte hij aan de drank. Op zijn horloge kun je de klok gelijk zetten.

Paragraaf 3: Verrijk je taalschat

Opdracht 7.
1. Kip zonder kop
2. Een kink in de kabel
3. Een sprong in het duister
4. Een doekje voor het bloeden
5. Een slag in de lucht

6. Als een donderslag bij heldere hemel
7. De man in de straat: een gewone man
8. Als een appeltje voor de dorst
9. Een slag om de arm (geen ja of nee, geen mening)
10. Een blok aan het been hebben

Paragraaf 5: Informatie
Feitelijke gegevens, overzichten, testresultaten en uitkomsten van een onderzoek worden regelmatig gepresenteerd in de vorm van een overzichtelijke tabel. Deze bestaat uit uit rijen (horizontaal) en kolommen (verticaal).
Om de informatie op een duidelijke manier over te laten komen heeft een complexe tabel:
- duidelijke kolomkoppen
- een overzichtelijke opmaak
- een toelichting onder de tabel

Als je NAW-gegevens (naam, adres, woonplaats) in een tabel wilt zetten kun je dit ook in een tabel zetten. Hiervoor gebruik je het best een tekstverwerkingsprogramma of databaseprogramma.
Voor rekenen zijn spreadsheetprogramma’s het best.

Paragraaf 6.1&6.2
In een samenvatting moet je de hoofdzaken uit een tekst in je eigen woorden beknopt weergeven. De hoofdzaken zijn de belangrijkste gegevens: het hoofdonderwerp, de hoofdgedachte, de bedoeling van de tekst, de deelonderwerpen en de uitspraken daarover.

Je moet kijken wat de opbouw van de tekst is, wat de functies van de tekstdelen zijn, en welke deelonderwerpen er in de alinea’s staan.
In de inleiding en het slot krijg je vaak informatie over de hoofdgedachte, in de kernzinnen staan de belangrijkste gegevens over het deelonderwerp van de alinea, dit kan bestaan ui informatie, standpunten en argumenten.
Een samenvatting moet representatief zijn voor de oorspronkelijke tekst, hij moet de tekst kunnen vervangen. Als iemand de samenvatting leest moeten alle belangrijke gegevens gepresenteerd krijgen. In een samenvatting laat je voorbeelden, uitweidingen, herhalingen en details weg.

Paragraaf 7

Bij het schrijven van teksten moet je je mening onderbouwen met argumenten.
Klachtenbrief: een zakelijke brief waarin geklaagd wordt over iets of iemand. Het doel is iemand overtuigen dat je klacht terecht is. Een klachtenbrief moet beleefd zijn.
De opstelling van een klachtenbrief is dezelfde als die van een zakelijke brief. Alleen verwerk je dan in het middenstuk van je brief ook een oplossing.

Formulieren worden gebruikt om op een zakelijke manier aan informatie te komen. Voorbeelden zijn: belastingformulieren, bankoverschrijvingen, verzekeringsformulieren, schadeaangifteformulieren, adreswijzigingen, sollicitatieformulieren of aanmeldingsformulieren. Je moet een formulier eerst doorlezen voordat je begint om je op vragen voor te kunnen bereiden. Je mag alleen schrijven in de daarvoor bestemde ruimtes en als iets niet voor jou geldt schrijf je n.v.t. (niet van toepassing). Aan het einde moet je nog wel even j antwoorden controleren.

Leestekenregel 18: tussen 2 mededelingen die nauw met elkaar verband houden, plaats je een ; .

Je plaatst zeker een ; als in de 2de zin een woord staat dat het verband tussen de beide dingen versterkt.
Voorbeeld:
Jeanine had haar aardrijkskundeboek in haar kluisje laten liggen; daardoor kon ze de toets niet leren.
Tymen was telefonisch niet bereikbaar; daarom heb ik een briefje in de brievenbus gestopt.

Paragraaf 9: Spelling
Lastige meervoudsvormen:
1. De meervoudsuitgang –s schrijf je aan het woord vast. Als daardoor een verkeerde uitspraak mogelijk is, schrijf je –‘s Douches, cafés, competities, cadeaus, cowboys, kangoeroes, papa’s, taxi’s, auto’s
2. Woorden op –ie met de klemtoon niet op de laatste lettergreep schrijf je met een n en op de –e komt een trema. Aan woorden op –ie met de klemtoon wel op de laatste lettergreep voeg je –ën toe. Koloniën, poriën

Industrieën, melodieën
3. Woorden op onbeklemtoond –ik, -es, of –et. Slimmeriken, luiwammesen, lemmeten.
Apostrof:
1. Bij meervoud Martini’s, foto’s
2. Bij het meervoud of verkleinwoord van letters, afkortingen of cijfers. Twee a’s, een c’tje , tv’s, A4’tje
3. Bij een achtervoegsel AOW’er

4. Als woorden een bezit aanduiden.
Als deze woorden op sisklank eindigen, schrijf je alleen een apostrof Opa’s horloge
Frans’ agenda, Beatrix’ kinderen
5. Bij verkleinwoorden van woorden die eindigen op een y ( met een medeklinker ervoor) Baby’tje
6. Als er letters zijn weggelaten ’s Avonds, met z’n drieën

Dictee woorden:
1. autochtonen 7. cateringbedrijf 13. dromedarissen 19.seksbom
2. barricade 8. cellofaan 14. dynastie 20.chassis
3. bedoeïenen 9. stiekemerd 15. dysenterie
4. boulevard 10. doublé 16. motorcross
5. bouvier 11. douchecabine 17. pyjamaatje
6. capitulatie 12. drinkyoghurt 18. sperziebonen

Paragraaf 10:
Soms zet een schrijver een woord of woorden op een verkeerde plaats in een zin, Bijv.:
Fout: Iedereen is niet geschikt om een jongerenprogramma te presenteren.
Goed: Niet iedereen is geschikt om een jongerenprogramma te presenteren.
Fout: Op veel plaatsen in ons land is het de gewoonte, als het een tijdje vriest en het ijs op de

sloten en plassen sterk genoeg is, dat de leerlingen vrij van school krijgen.
Goed: Op veel plaatsen in ons land is het de gewoonte dat leerlingen vrij van school
krijgen, als het een tijdje vriest en het ijs op de sloten dik genoeg is.

Soms bevat een zin woorden te weinig, en soms staan er woorden te veel. Bijv.:
Fout: Ik kon hem weerhouden het koude water in te duiken.
Goed: Ik kon hem ervan weerhouden, het koude water in te duiken.
Fout: Soms is het goed dat je gedwongen iets te moeten doen.
Goed: Soms is het goed dat je gedwongen wordt iets te doen/
Soms is het goed dat je iets moet doen.
De vorm van woordovertolligheid is foutieve tautologie.

In een tekst moet je oppassen voor storende herhaling van woorden. Dat maakt een tekst saai. Bijv.:
Fout:
Mijn moeder rookt al sinds haar veertiende. Maar ze heeft zich voorgenomen in het nieuwe jaar te stoppen met roken. Maar ik denk dat ze niet kan stoppen. Ze kan gewoonweg niet zonder sigaret. Ik wacht dus maar af of ze echt zal stoppen met roken.
Verbeterd:

Mijn moeder rookt al sinds haar veertiende. Maar ze heeft zich voorgenomen in het nieuwe jaar te stoppen. Ik denk echter dat het haar niet lukt. Ze kan gewoonweg niet zonder sigaret. Ik wacht dus rustig af of ze echt nooit meer een sigaret meer zal opsteken.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.