Hoofdstuk 7.1 t/m 7.4

Beoordeling 5.4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 2e klas vwo | 516 woorden
  • 17 juni 2015
  • 14 keer beoordeeld
Cijfer 5.4
14 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode

Paragraaf 1 – Bewegingen vastleggen en beschrijven

  • Bewegingen kun je vastleggen met een stroboscopische foto
    • Foto wordt dan gemaakt in een donkere kamer
    • Enige verlichting is stroboscooplamp
      • Geeft lichtflitsen met tussenpauzes
        • Elke flits is een momentopname
  • Bewegingen ook vastleggen met een afstand-tijdtabel
    • Kun je maken aan de hand van stroboscopische foto
    • Je moet wel weten:
      • Welke tussenpozen er tussen de lichtflitsen zaten
      • Hoe groot de afstanden op de foto in werkelijkheid zijn
  • Invullen van de tabel gaat als volgt:
    • Tabel en beweging begint met A, tijd = 0 s en afstand = 0 cm
    • Vervolgens afstand tussen A en B aflezen, stel dat de bal 5 cm verder is in 0,5 seconden vul je in de tabel bij punt B: tijd = 0,5 s en afstand = 4,5 cm
    • Vervolgens afstand tussen B en C aflezen, stel dat de bal nu 15 cm verder is, vul je in bij punt C in de tabel: tijd = 1,0 s en afstand = 15 cm
  • Je kunt aan de hand van een tabel ook een diagram ervan maken, punten zetten en met een vloeiende lijn verbinden

 

Paragraaf 2 – Gemiddelde snelheid

  • 184 kilometer in 4 uur = gemiddelde snelheid van 46 kilometer per uur (km/h)
    • Betekent dus niet dat snelheid heel de tijd 46 km/h was
    • Gemiddelde snelheid kan goede indruk geven hoe snel iemand beweegt
      • Gemiddelde snelheid = afstand / tijd
    • 1 km = 1000 meter
    • 1 uur = 3600 seconden
      • Omrekenen km/h naar m/s = kilometers x 1000 & uur x 3600
  • Als je de afstand wil weten en je weet de snelheid en afstand:
    • Afstand = gemiddelde snelheid x tijd

 

Paragraaf 3 – Versneld - eenparig - vertraagd

  • Beweging die steeds toeneemt in snelheid = versnelde beweging
  • Beweging die steeds afneemt in snelheid = vertraagde beweging
  • Beweging met een constante beweging = eenparig
    • Snelheid = gemiddelde snelheid = afstand : tijd
  • Tegenkomen en inhalen
    • Van beide personen/voorwerpen afstand-tijddiagram maken
      • In dezelfde diagram!
    • Waar het kruist komen ze elkaar tegen

 

Paragraaf 4 – Remmen en botsen

  • Tijdens het remmen legt de auto nog een bepaalde afstand af = remweg
  • Remweg hangt af van:
    • De beginsnelheid
    • De totale massa van de auto
    • De kracht die de auto laat afremmen
      • Beginsnelheid = snelheid op moment dat auto begint te remmen
  • Als de snelheid  keer zo groot wordt, wordt de remweg 2 keer zo lang
  • Hoe groter de massa van een voorwerp, des te meer kracht je nodig hebt om het af te laten remmen
    • Eigenschap van deze massa’s = traagheid
  • Reactietijden
    • Als er een kind op de weg loopt zal de automobilist remmen, maar er zit tijd tussen het zien van het kind en op de rem trappen = reactietijd
    • Reactietijd ligt normaal tussen de 0,7 en 1 seconden
      • Kan langer duren door beïnvloedingen
        • Niet opletten / moe
        • Gebruik van alcohol, drugs of sommige medicijnen
    • Stopafstand groter dan de remweg
    • Reactieafstand = afstand die de auto aflegt tijdens de reactietijd
    • Stopafstand = remweg + reactieafstand
  • Botsen
    • Als een auto botst staat hij bijna meteen stil
    • Krachten op inzittenden moeten zo klein mogelijk blijven, daarvoor moet de remweg zo lang mogelijk blijven, verschillende manieren hiervoor zijn:
      • Kreukelzone, voorkant auto wordt helemaal in elkaar gedeukt
      • Veiligheidsgordels, zorgen ervoor dat inzittenden tegelijk met de auto afremmen
      • Airbag, zelfde functie als veiligheidsgordel, maar geeft beter mee waardoor remweg nog langer wordt

 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.