Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 7

Beoordeling 6.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas vwo | 445 woorden
  • 30 augustus 2006
  • 12 keer beoordeeld
Cijfer 6.8
12 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
1. Lading en spanning Positief + positief stoten elkaar af
Negatief + negatief stoten elkaar af
Positief + negatief trekken elkaar aan
Neutraal= evenveel positieve als negatieve lading
Elektronen= overspringende vonkjes bij het laden
alleen negatieve deeltjes kunnen overspringen 2. Elektrische stroom Stroom meet je op met een stroommeter en geef je aan in ampère(A) of
milli-ampère(mA) Een serieschakeling is een schakeling zonder vertakkingen, waarbij de stroomsterkte overal even groot is. Als een serieschakeling op 1 punt onderbroken wordt, werkt geen enkel apparaat meer. Een parallelschakeling is een schakeling met vertakkingen, de stroom wordt verdeelt over de paralleltakken. Als je die stromen bij elkaar optelt, heb je de totale stroom(It) van de batterij
de formule daarvan= It = I1 + I2 + I3

Als er te veel apparaten op 1 groep aangesloten zijn, wordt de totale stroomsterkte te groot en ontstaat er overbelasting. Daardoor smelt de verzekering in de meterkast door. 3. Weerstand Hoe groter de weerstand van een draadje is, hoe moeilijker de elektronen er doorheen bewegen, en hoe kleiner de weerstand hoe makkelijker. spanning U
weerstand = ------------------- = R = --- stroomsterkte I
Als je de spanning invult in ampère en de stroomsterkte in volt, vindt je de weerstand in Ohm: 4. Weerstanden in serie en parallel De warmteafgifte kun je regelen door de weerstand van het apparaat kleiner of groter te maken: • Als je de weerstand groter maakt, neemt de stroomsterkte af. Het apparaat geeft dan per seconde minder warmte af. • Als je de weerstand kleiner maakt, neemt de stroomsterkte toe. Het apparaat geeft dan per seconde meer warmte af. Serie: Als je wilt berekenen hoe groot de totale weerstand(Rt) is, moet je de afzonderlijke weerstanden bij elkaar optellen: Rt = R1 + R2 + R3 + … Daarna kun je de stroomsterkte berekenen door : R=U/I of I= U/R
Parallel: Als je steeds meer weerstanden parallel aansluit, wordt de totale weerstand niet groter maar juist kleiner. De spanningsbron levert bij een groter aantal parallelle weerstanden een steeds grotere stroom. De totale weerstand van een parallelschakeling bereken je met: Rt= R1-1+ R2-1+ R3-1.. 5. Vermogen Het vermogen is hoeveel elektrische energie een elektrisch apparaat verbruikt. De bijbehorende eenheid daarvan is Watt(W). Het vermogen van een apparaat wordt zowel bepaald door de spanning (over het apparaat) als de stroomsterkte (door het apparaat). vermogen = spanning x stroomsterkte = P = U x I
P = vermogen in Watt

U = spanning in Volt
I = stroomsterkte in Ampère
Als je de spanning invult in volt en de stroom in ampère, vind je het vermogen in watt. Hoeveel elektrische energie je thuis verbruikt, wordt gemeten in kilowattuur(kWh). E = P x t
E = elektrische energie in kWh
P = vermogen in kW
t = tijd in uren

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.