Hoofdstuk 3: Stoffen en hun eigenschappen
§3.2: De drie fasen
Een glas frisdrank met koolstofdioxide en ijs kan in drie toestanden verkeren:
gas (koolstofdioxide), vloeibaar (water) en vast (ijs).
Is zuiver wel echt zuiver?
Met de uitspraak: `Elektriciteitsdraad is van zuiver koper´ geef je aan dat koper chemisch zuiver is en geen mengsel. Een mengsel bestaat uit twee of meer zuivere stoffen. Bv. ammonia= mengsel van de zuivere stoffen water en ammoniak. Je hebt bijna altijd te maken met mengsels.
Kun je erachter komen of een onbekende stof een zuivere stof is of een mengsel?
Bij een mengsel van ijzerpoeder en suiker kun je de verschillende korrels zien. Dit lukt niet bij stoffen die door en door gemengd zijn, zoals lucht, leidingwater en muntmateriaal. Deze drie mengsels zijn op het oog niet van zuivere stoffen te onderscheiden. Juist als iets een `door en door´ mengsel is, kun je niet zien dat het een mengsel is.
Vloeibare mengsels, niet altijd door en door gemengd
Vaak heb je te maken met vloeibare mengsels. Als deze helder zijn, worden ze oplossingen genoemd. De stoffen in een oplossing zijn door en door gemengd. Het hoofdbestanddeel is een vloeistof die je oplosmiddel noemt. Vaak is een oplosmiddel water. Daarom: als het oplosmiddel niet apart genoemd wordt is het water.
De stof die in het oplosmiddel is opgelost, kan een vaste stof, een vloeistof of een gas zijn. Voorbeelden van oplossingen: limonade (oplossing van suiker in water), azijn (azijnzuur in water) en ammonia (ammoniak in water).
Vloeibare mengsels die niet door en door gemengd zijn is o.a. verf. Verf is een suspensie. Een suspensie is een mengsel van een vaste stof die in een vloeistof zweeft. Als je wacht, zakt de vaste stof naar de bodem. Dit is een bezinksel.
§3.2: Stoffen herkennen
Stofeigenschappen
Eigenschappen waaraan je een stof kan herkennen, noem je stofeigenschappen. Voorbeelden hiervan zijn: kleur, geur, smaak, brandbaarheid, fase bij kamertemperatuur, glans en buigzaamheid.
Niet elke eigenschap is een stofeigenschap. Als je bijvoorbeeld een houten beeld met een volume van 15 cm3. Je mag niet zeggen dat een houten beeld een volume van 15 cm3 heeft. Er zijn namelijk ook kleinere stukken en grotere stukken hout. Volume is dus geen goede manier om stoffen te herkennen.
Oplosbaarheid
In veel situaties in het dagelijks leven gebruik je oplossingen. Je hebt dan te maken met de stofeigenschap oplosbaarheid.
Oplosbaarheid kun je gebruiken als herkenningsmiddel, vooral als je weet hoeveel maximaal van de stof in een bepaalde stof hoeveelheid oplosmiddel oplost.
§3.4: Dichtheid: hoe zwaar is die stof?
De dichtheid van een stof is de massa per volume-eenheid.
Dichtheid is een stofeigenschap.
Er geldt: dichtheid= massa / volume, in formule: = m/v
Een handige eenheid van dichtheid is g/cm3.
§3.5: Diagrammen: handig en overzichtelijk
In een diagram kun je het verband tussen volume en massa weergeven. Op de horizontale as zet je het volume, op de verticale as de massa. Zet de eenheden erbij!
De lijn die uit je meetpunten volgt, noem je grafiek.
Als de grafiek een rechte lijn is, is er een constante verhouding tussen de twee grootheden.
§3.6: Rekenen met dichtheden
Hoe groot is dat beeldje?
Een beeldje heeft een massa van 243 gram en je wilt het volume weten.
A) Met de dichtheidsformule
Het volume wordt gevraagd, dus je schrijft de formule voor dichtheid iets anders:
= m/v, dus ook V = m/
B) Stap voor stap via 1 g
2,7 gram heeft een volume van 1 cm3.
1 gram heeft een volume van 1 cm3/2,7 = 0,37 cm3
243 gram heeft een volume van 243 x 0,37 cm3 = 90 cm3
§3.2: De drie fasen
Een glas frisdrank met koolstofdioxide en ijs kan in drie toestanden verkeren:
gas (koolstofdioxide), vloeibaar (water) en vast (ijs).
Is zuiver wel echt zuiver?
Met de uitspraak: `Elektriciteitsdraad is van zuiver koper´ geef je aan dat koper chemisch zuiver is en geen mengsel. Een mengsel bestaat uit twee of meer zuivere stoffen. Bv. ammonia= mengsel van de zuivere stoffen water en ammoniak. Je hebt bijna altijd te maken met mengsels.
Kun je erachter komen of een onbekende stof een zuivere stof is of een mengsel?
Vloeibare mengsels, niet altijd door en door gemengd
Vaak heb je te maken met vloeibare mengsels. Als deze helder zijn, worden ze oplossingen genoemd. De stoffen in een oplossing zijn door en door gemengd. Het hoofdbestanddeel is een vloeistof die je oplosmiddel noemt. Vaak is een oplosmiddel water. Daarom: als het oplosmiddel niet apart genoemd wordt is het water.
De stof die in het oplosmiddel is opgelost, kan een vaste stof, een vloeistof of een gas zijn. Voorbeelden van oplossingen: limonade (oplossing van suiker in water), azijn (azijnzuur in water) en ammonia (ammoniak in water).
Vloeibare mengsels die niet door en door gemengd zijn is o.a. verf. Verf is een suspensie. Een suspensie is een mengsel van een vaste stof die in een vloeistof zweeft. Als je wacht, zakt de vaste stof naar de bodem. Dit is een bezinksel.
§3.2: Stoffen herkennen
Stofeigenschappen
Eigenschappen waaraan je een stof kan herkennen, noem je stofeigenschappen. Voorbeelden hiervan zijn: kleur, geur, smaak, brandbaarheid, fase bij kamertemperatuur, glans en buigzaamheid.
Niet elke eigenschap is een stofeigenschap. Als je bijvoorbeeld een houten beeld met een volume van 15 cm3. Je mag niet zeggen dat een houten beeld een volume van 15 cm3 heeft. Er zijn namelijk ook kleinere stukken en grotere stukken hout. Volume is dus geen goede manier om stoffen te herkennen.
Oplosbaarheid
Oplosbaarheid kun je gebruiken als herkenningsmiddel, vooral als je weet hoeveel maximaal van de stof in een bepaalde stof hoeveelheid oplosmiddel oplost.
§3.4: Dichtheid: hoe zwaar is die stof?
De dichtheid van een stof is de massa per volume-eenheid.
Dichtheid is een stofeigenschap.
Er geldt: dichtheid= massa / volume, in formule: = m/v
Een handige eenheid van dichtheid is g/cm3.
§3.5: Diagrammen: handig en overzichtelijk
In een diagram kun je het verband tussen volume en massa weergeven. Op de horizontale as zet je het volume, op de verticale as de massa. Zet de eenheden erbij!
De lijn die uit je meetpunten volgt, noem je grafiek.
Als de grafiek een rechte lijn is, is er een constante verhouding tussen de twee grootheden.
§3.6: Rekenen met dichtheden
Hoe groot is dat beeldje?
Een beeldje heeft een massa van 243 gram en je wilt het volume weten.
Het volume wordt gevraagd, dus je schrijft de formule voor dichtheid iets anders:
= m/v, dus ook V = m/
B) Stap voor stap via 1 g
2,7 gram heeft een volume van 1 cm3.
1 gram heeft een volume van 1 cm3/2,7 = 0,37 cm3
243 gram heeft een volume van 243 x 0,37 cm3 = 90 cm3
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
A.
A.
waarom staat paragraaf 3.7 LOPUC er niet bij?
12 jaar geleden
AntwoordenA.
A.
Sorry, ik heb die perongeluk niet mee gekopieerd. Als je hem nog nodig hebt, dan kan ik hem er voor je opzetten
12 jaar geleden
Antwoorden