Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 2

Beoordeling 8.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 2e klas havo | 1757 woorden
  • 9 december 2020
  • 11 keer beoordeeld
Cijfer 8.8
11 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Natuurkunde hoofdstuk 2

Paragraaf 1

Wat is licht:

Zonder zon is er geen leven op aarde mogelijk. energie van de zon bereikt de aarde in de vorm van straling. Het zichtbare deel van deze straling noem je licht. 

Licht vormt maar een klein deel van alle soorten straling van het elektromagnetisch spectrum. De meeste soorten straling kun je niet zien.  Infrarode straling kun je bijvoorbeeld wel als warmte voelen maar niet zien. Andere voorbeelden van straling:

  • röntgenstraling;
  • gammastralen; 
  • Ultraviolet, hiervan word je bruin want stimuleert de aanmaak van pigment;
  • microgolf, zit in een magnetron;
  • radiogolven;

 

Lichtstralen:

Licht beweegt langs rechte lijnen van de bron af: lichtstralen. Je tekent een lichtstraal als een lijn met een pijl, die de richting van de verplaatsing afgeeft. Dat verplaatsen gaat heel snel. 

Als je de lamp boven je bureau aan doet hoef je niet lang te wachten totdat je bureaublad verlicht is. pas bij grote afstanden is de reistijd zichtbaar. zo doet het licht van de zon er 8 minuten over om bij de aarde te komen. licht van sterren een paar jaar en het licht vanaf de maan doet er iets meer dan een seconde over om de aarde te bereiken. 

Lichtbronnen:

Licht begint altijd bij een lichtbron. Er zijn natuurlijke en kunstmatige lichtbronnen.

Natuurlijke lichtbronnen zijn: de zon, sterren en en vuur. 

Kunstmatige lichtbronnen zijn door mensen gemaakt zoals: gloeilampen, ledjes en je scherm van je mobiele telefoon. 

De maan is geen lichtbron zij weerkaatst het licht van de zon. Je spreekt dan van indirect licht. Indirecte lichtbronnen weerkaatsen alleen maar licht. 

Indirect licht is aangenamer in plaats van direct licht dat in je oog valt. Bij directe lichtbronnen ontstaat het licht.

Schaduw

schaduw is een plek waar geen direct licht komt. De grenzen van een schaduw teken je door de randstralen vanuit de bron langs het voorwerp te tekenen. 

De lichtstralen van een puntvormige lichtbron gaan uit elkaar: ze divergeren. Ook de randstralen langs het voorwerp gaan uit elkaar. Daardoor wordt de schaduw verder achter het voorwerp groter.

Als je het voorwerp dichterbij de lichtbron, divergeren ze de stralen sterker: ook dan wordt de schaduw groter. In het gebied waarvan beide bronnen geen licht komt, is het het donkerst. dit heet kernschaduw. Daaromheen zijn er plekken waar slechts licht van één lichtbron komt, dit noem je halfschaduw. 

Bij twee lichtbronnen ontstaan kernschaduw en halfschaduw.

Zicht

Je ziet een voorwerp als er licht van dat voorwerp in je oog valt. Je ziet niet alleen de lichtbronnen: je ziet alle voorwerpen om je heen. Dat komt omdat alle voorwerpen om je heen licht weerkaatsen (in alle richtingen). 

Gezichtsveld

Je gezichtsveld is het gebied dat je kunt zien. Om het gezichtsveld te bepalen, gebruik je weer de eigenschap dat licht langs rechte lijnen gaat. Deze lijnen heten zichtlijnen. 

Samengevat: Licht is een vorm van straling: het zichtbare deel van het elektromagnetische spectrum. Licht gaat met grote snelheid langs rechte lijnen, lichtstralen, van een lichtbron naar de omgeving. Er zijn natuurlijke en kunstmatige lichtbronnen. Je tekent schaduwen door randstralen vanuit de lichtbron langs voorwerpen te tekenen. Als er meer dan één lichtbron is, ontstaan kernschaduw en halfschaduw.Je ziet een voorwerp als er licht van dat voorwerp in je oog valt. Je tekent gezichtsveld door vanuit je oog zichtlijnen langs voorwerpen te tekenen. Zichtlijnen zijn geen lichtstralen.

Paragraaf 2

Weerkaatsing

zonlicht dat op water schijnt, wordt weerkaatst door het water. je ziet dan een streep zonlicht of soms zelf de hele zon in het water. 

Het weerkaatsen van licht heet reflectie. Licht kan diffuus en spiegelend gereflecteerd worden. 

Diffuse reflectie is is reflectie in meerdere richtingen. Diffuse reflectie gebeurd de hele tijd. Ruwe oppervlakken reflecteren vooral diffuus. 

Gladde voorwerpen reflecteren vooral spiegelend. 

Spiegelbeeld

Een spiegelbeeld is het beeld dat je ziet als je in de spiegel kijkt. Het ziet er hetzelfde uit als het voorwerp in de spiegel maar het is gedraaid. 

Een spiegelbeeld is virtueel. virtueel betekent dat het niet echt bestaat. bij een vlakke spiegel is het beeld even groot als het origineel en lijkt het even ver van de spiegel af te zijn als het origineel.
Zie figuur 2.8 in het boek!

De afstand van het origineel tot de spiegel noem je de voorwerpsafstand. Het symbool hiervoor is de V. De afstand van de spiegel tot het virtuele (spiegel)beeld noem je beeldafstand. 

De spiegelwet:

Een spiegel weerkaatst de lichtstraal zo, dat de hoek waaronder het licht op de spiegel valt precies gelijk is aan de hoek waarmee het licht van de spiegel weggaat. 

=> Hoek van inval = hoek van terugkaatsing.

Samengevat: LIcht kan spiegelend, in één richting, en diffuus, in alle richtingen worden gereflecteerd. Als je in een spiegel kijkt, zie je een spiegelbeeld. Di beeld is virtueel. Het licht lijkt er vandaan te komen. De afstand van beeld tot spiegel, de beeldafstand (b) is gelijk aan de afstand van het origineel tot de spiegel, voorwerpsafstand(v). Er geldt b=v 

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

Voor spiegelende weerkaatste lichtstralen geldt de spiegelwet: de hoek van inval is gelijk aan de hoek van terugkaatsing.

paragraaf 3 

Soorten lichtbundels

Een lichtbundel is een verzameling lichtstralen.          

  • Een evenwijdige lichtbundel; is een lichtbundel waarvan de lichtstralen evenwijdig aan elkaar zijn. 

- Een convergente lichtbundel is een lichtbundel waarbij lichtstralen naar

elkaar toegaan en de bundel smaller wordt. 

- Een divergente lichtbundel is een lichtbundel waarbij de lichtstralen juist uit

elkaar gaan en de bundel breder wordt. 

Holle en bolle spiegels

Een holle spiegel heeft een convergerende werking: hij knikt de lichtstralen naar elkaar toe.

Een bolle spiegel heeft een divergerende werking op lichtbundels: Hij knikt de lichtstralen van elkaar af. Een voordeel van bolle spiegels is dat je je gezichtsveld kunt vergroten.

Rode lijn lichtstralen 

stippellijntjes om de normaal te bepalen voor de reflectie.  

Samengevat: Er zijn drie soorten lichtbubdels: evenwijdig, de convergent en divergent. Bij gebogen spiegels geldt de spiegelwet; de normaal gaat door het middelpunt van het gebogen vlak. Een holle spiegel heeft een convergerende werking. Zo maakt hij in een zonneoven van evenwijdige zonnestralen een convergente bundel. In een schijnwerper maakt hij van een divergente bundel een vrijwel evenwijdige bundel, zodat het licht verder schijnt. Een bolle spiegel heeft een divergerende werking. Hij vergroot het gezichtsveld. Dit pas je toe in de buitenspiegel van een auto en in winkels (bij de kassa).

paragraaf 4

De regenboog
De regenboog ontstaat doordat het witte licht van de zon door waterdruppeltjes in de lucht ontrafeld wordt. Dit kan omdat wit licht van de zon een mengsel is van alle kleuren die er zijn. Als je alle kleuren licht van de regenboog op een rij zet zie je het Kleurenspectrum.
Het kleurenspectrum is zichtbaar als het licht breekt. De kleuren die je dan ziet zijn: rood, oranje, geel, groen, blauw en violet.
Het breken van licht wil zeggen dat licht, wanneer het door een stof gaat, niet rechtdoor gaat maar knikt. Doordat de ene kleur meer knikt dan de andere worden de kleuren apart zichtbaar. Bij een regenboog breekt het licht door de waterdruppeltjes. 

Kleurfilter

Gekleurd licht kun je ook maken door een kleurfilter voor een lamp te plaatsen. Een kleurfilter laat vooral één kleur uit het kleurenspectrum door en neemt de andere kleuren licht op. Licht opnemen noem je absorberen. Met kleurenfilters kun je bijvoorbeeld sfeerlicht maken. 

Licht mengen: 

Rood, groen en blauw (RGB) zijn de primaire kleuren. Door deze kleuren te mengen kan, bijvoorbeeld je scherm op je mobiel, alle kleuren licht tonen.  

Verf mengen:

ALs je verschillende kleuren licht mengt wordt de mengkleur lichter van kleur. Bij verf werkt dit anders. Dan wordt de mengkleur juist donkerder. Bij verf absorberen de verstoffen elkaar zodat er steeds minder wordt gereflecteerd. Zo wordt rood licht met groen licht geel, maar rode verf met groene verf wordt bruin. De basiskleuren bij het mengen van verf zijn daarom: rood, geel, blauw. die van inkt zijn: cyaan, magenta, geel en zwart. 

Samengevat

Wit licht bestaat uit de kleuren: rood, oranje, geel, groen, blauw en violet. De primaire kleuren voor het mengen van licht zijn: rood, groen en blauw (RGB). Om gekleurd licht te maken meng je de primaire kleuren of gebruik je een kleurfilter. Een kleurfilter laat vooral één kleur door en absorbeert de andere kleuren licht. Hoe meer kleuren je mengt, hoe lichter de mengkleur is. de basiskleuren voor het mengen van verf en inkt zijn: cyaan, magenta, geel en zwart de basiskleuren. Hoe meer kleuren je de verf mengt hoe donkerder de mengkleur.

paragraaf 5


kleuren zien

Om een voorwerp te zien, moet er licht van dat voorwerp in ogen vallen. Dat licht komt op je netvlies terecht. In het netvlies zitten lichtgevoelige cellen. de cellen die gevoelig zijn voor licht noemen we kegeltjes. De kegeltjes geven via zenuwen signalen door aan je hersenen. Er zijn drie soorten kegeltjes:

- kegeltjes voor rood licht; 

- kegeltjes voor blauw licht; 

- kegeltjes voor groen licht. 

Licht dat op je netvlies valt, wordt dus door de kegeltjes als een signaal in rood, blauw en groen doorgegeven. Je hersenen vertalen dat signaal weer naar een kleur. Bijvoorbeeld: Als er geel licht op je oog valt, geven de rode kegeltjes én de groene kegeltjes een signaal aan je hersenens. Je hersenen vertalen dit naar de kleur geel. 

De kleuren van een voorwerp:

In wit licht is een aardbei rood, een banaan geel en houtskool zwart. Ze hebben die kleur omdat ze elk een ander gedeelte van de kleur uit het witte licht weerkaatsen. Dit weerkaatste licht valt in je oog en je ziet de kleur. De kleuren die niet worden weerkaatst, worden geabsorbeerd.  

Je ziet de echte kleur pas in het witte licht. Als je een gekleurd voorwerp in gekleurd licht bekijkt zie je een andere kleur dan in wit licht. Een aardbei in groen licht zie je zwart, omdat een aardbei groen absorbeert.

Je ziet de echte kleur pas in het witte licht. Als je een gekleurd voorwerp in gekleurd licht bekijkt zie je een andere kleur dan in wit licht. Een aardbei in groen licht zie je zwart, omdat een aardbei groen absorbeert.

Samengevat: Je ziet kleuren met de kegeltjes in je oog. er zijn drie soorten kegeltjes: voor rood licht, voor groen licht en voor blauw licht. Als wit licht op een gekleurd voorwerp valt, weerkaatst het voorwerp alleen licht met de kleur van het voorwerp. Een wit voorwerp absorbeert geen licht en een zwart licht absorbeert alle kleuren licht. Van gekleurde voorwerpen kun je in gekleurd licht een andere kleur waarnemen dan in wit licht.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.