Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Personeel & Organisatie H1

Beoordeling 5.1
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • Klas onbekend | 1309 woorden
  • 1 juli 2008
  • 7 keer beoordeeld
Cijfer 5.1
7 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Personeel en organisatie hoofdstuk 1

Annuïteitenlening

- Periodiek gelijkblijvend bedrag.
- Bestaat uit; aflossingsdeel en een rentebestanddeel.
- Eerste periode vooral interest betalen, tweede deel vooral aflossingen.
- Gebruik bij; persoonlijke lening, doorlopend krediet en de hypothecaire lening.

Persoonlijke lening
- Voor consumenten, voor aanschaf van duurzame goederen.
- Eisen; meerderjarig, vast inkomen.
- Hoogte van de lening is afhankelijk van je inkomen.


Doorlopend krediet
- Consumptief krediet, met de bank wordt een bepaald bedrag afgesproken dat maximaal geleend kan worden.
- Kredietlimiet; het maximaal te lenen bedrag. Afhankelijk van het netto inkomen van de kredietnemer.
- Er wordt alleen rente betaald over de opgenomen bedragen.
- Zakelijke variant: de rekening-courantkrediet.

Koop op afbetaling
- Er wordt een goed gekocht, geleverd en nadat er een aanbetaling is gedaan wordt de rest naderhand betaald in termijnen.
- De koper is meteen eigenaar.

Huurkoop
- Aanbetaling, de rest in termijnen
- Koper is pas eigenaar nadat de laatste termijn is betaald.

Voordeel/nadeel huurkoop en koop op afbetaling
Voordeel; Geldnemer: Nu iets kopen zonder het geld te hebben. Geldgever: rente.
Nadeel; Geldnemer: Hoge rente, jaren aflossen. Geldgever: Kan vaak naar zijn geld fluiten als de lener te veel leningen heeft.

Hypothecaire lening
- Een lening die je krijgt op onderpand van een onroerend goed.

- Een hypotheek is een zakelijke zekerheid op het onroerend goed van iemand anders.
- Bij het afsluiten van een hypothecaire lening moet er een akte worden opgemaakt door een notaris.

**
Notaris -> schrijft de hypotheek in, in het hypotheekregister.
Hypotheekakte -> looptijd van de lening, rentepercentage, de periode gedurende welke et rentepercentage wordt vastgelegd.
Een lening die een bank verstrekt zonder enige vorm van zekerheid wordt een ongedekt of blanco krediet genoemd.
Eigenaar -> hypotheekgever, geldnemer
Bank -> Hypotheeknemer, geldgever

Executiewaarde= De opbrengst van het onroerend goed op een veiling, deze opbrengst is meestal lager dan de opbrengst bij een vrijwillige verkoop.
Basishypotheek= De lening die de bank verstrekt bedraagt ongeveer 75% tot 90% van de executiewaarde.

Drie hypotheekvormen:
- De lineaire hypotheek.
- De spaarhypotheek.
- De annuïteitenhypotheek.

Lineaire hypotheek
- Elk jaar een vast bedrag aflossen.
- Er wordt rente betaald over het nog niet afgeloste deel van de hypotheeklening.


Spaarhypotheek
- Gedurende looptijd van de lening wordt niets afgelost.
- Gedurende de looptijd van de lening wordt er rente over het totale hypotheek bedrag betaald.
- Maximale fiscale renteaftrek.
Je betaald maandelijks een premie voor een verzekering. Deze premie bestaat uit een spaarpremie en een premie voor een overlijdingsrisicoverzekering. Met de premies wordt een kapitaal bij elkaar gespaard, hierover krijg je een spaarrente. Met dit geld kun je de hypotheek aflossen aan het eind van de looptijd.

Annuïteitenhypotheek
- Het totale bedrag dat elke periode aan rente en aflossingen betaald moet worden blijft steeds gelijk.
- Eerste jaren meer rente dan aflossingen.
- Voordeel; als geldnemer heb je te maken met vaste (maand) lasten.

Enkelvoudig interest= De interest word steeds berekend over de hoofdsom, dus nooit over de hoofdsom en de interest uit eerdere jaren.
Samengestelde interest= De interest word berekend over de hoofdsom en de bijgeschreven interest uit eerdere jaren. Men spreekt daarom ook wel van rente over rente. (duurder).
Eindwaarde bij enkelvoudige interest -> interest 1 jaar x 10 + totaalbedrag aan interest op het beginkapitaal.

Aflossen van een lening
Spaarhypotheek -> De aflossing ineens op het einde van de looptijd.
Lineaire hypotheek -> Elke periode een gelijk bedrag.
Annuïteitenhypotheek -> In het begin van de looptijd weinig aflossen en op het eind van de looptijd veel.

K= Kapitaal
Ko= Kapitaal aan het begin van periode 1 / de beginwaarde van een kapitaal.
Kn= Kapitaal aan het eind van periode n / de eindwaarde van een kapitaal.
N= Het aantal perioden.
P= Het interest percentage.

Eindwaarde formule= Kn=Ko (1+p/100)n
Formule contante waarde= Ko= Kn/(1+p/100)n

Drie belangrijke kenmerken van een organisatie:
1. Samenwerkingsverband van mensen
2. Het blijvend karakter
3. Verhoudingen

Organisatie= Een samenwerkingsverband van mensen met een blijven karakter gericht op het bereiken van een of meerdere doelstellingen.
Organiseren= Het scheppen van verhoudingen russen de beschikbare mensen, middelen en activiteiten om bepaalde doeleinden te realiseren.
Vijf criteria om een organisatie te onderscheiden:

1. Product
2. Commercieel / niet-commercieel
3. Grootte
4. Rechtsvorm / rechtspersoonlijkheid
5. consumentenmarkt

Omzet= Aantal verkochte producten x verkoopprijs.

Diensten kenmerken zich door een drietal feiten:
1. Ontastbaarheid; Diensten kunnen niet aangeraak worden, geproefd en geprobeerd.
2. Onscheidbaarheid; Productie en consumptie van diensten vallen meestal samen.
3. Vergankelijkheid; Diensten kunnen niet in voorraad gehouden worden.

De manier waarop de samenwerking binnen een organisatie gestructureerd wordt noemen we de interne organisatie of organisatiestructuur. Hierbij gaat het om:
• De wijze waarop taken met bijbehorende bevoegdheden en verantwoordelijkheden verdeeld zijn over de mensen.
• De wijze waarop personen en afdelingen met elkaar in relatie staan voor zover die relaties betrekking hebben op de organisatiedoelstelling.


Functieomschrijving= De taken die bij een functie behoren worden hierin vastgelegd.
Bevoegdheid= Het recht tot het nemen van beslissingen die voor het uitvoeren van een taak nodig zijn.
Verantwoordelijkheid= De morele verplichting om een taak naar beste vermogen uit te voeren.
Functiescheiding= Medewerkers krijgen bevoegdheden en verantwoordelijkheden op één bepaald gebied.

Een functieomschrijving bevat onder andere de volgende elementen:
• De kenmerken van de functie.
• De raken die onderdeel uit maken van de functie.
• De bevoegdheden en verantwoordelijkheden die aan de functie verbonden zijn.
• De relaties die moeten worden onderhouden met andere personen en afdelingen, en met de instanties buiten de organisatie.

Werkstructuering
- Taken worden opnieuw gegroepeerd om zo meer recht te doen aan de capaciteiten van werknemers
- Wordt onderscheidt gemaakt in:
• Taakverruiming; Hier worden taken van ongeveer gelijk niveau samengevoegd zodat de werknemers minder eentonig dezelfde taken moet verrichten. Een andere naam voor taakverruiming is taakverbreding.
• Taakverrijking; De werknemer is niet alleen de uitvoerder van een taak maar kan deze ook vooraf plannen en na afloop controleren.

• Taakroulatie; Een groep mensen die ieder een specifieke taak uitvoeren wisselen met elkaar van taak.
• Autonome groepen of zelfsturende teams; Het werk is zodanig georganiseerd dat werknemers in groepjes zelfstandig een eindproduct maken. (werkvoorbereiding, kwaliteitscontrole en onderhoud).

Organisatiestructuur
- Hierin zijn de relaties tussen de verschillende functies vastgelegd.
- Overzicht van de wijze waarop taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden zijn verdeeld over personen, afdelingen en de relaties tussen de personen en afdelingen.

Organisatieschema= Een schematische voorstelling van de belangrijkste kenmerken van de taakverdeling en gezagsverhoudingen in een organisatie.

Vier (verticale) organisatiestructuren:
• Lijnorganisatie
• Lijn- en staforganisatie
• Functionele organisatie
• Project organisatie

Lijnorganisatie
- Een organisatie met een sterk hiërarchische structuur.
- Overzichtelijk.
- Éénhoofdige leiding.
- Nadeel; Lange communicatielijnen. Beperkte omspanningsvermogen van de leiding leidt tot hiërarchische niveaus.

Lijn- en staforganisatie
- Leidinggevende wordt bij gestaan door deskundigen die het tekort in kennis en vaardigheden van de leider compenseren.
- Voordelen; Hulp van staffunctionarissen. Directeur hoeft niet deskundig te zijn.


Functionele organisatie
- Organisatie met hulpdiensten.
- Geven van bevelen is toegestaan aan de direct leidinggevende van de betreffende dienst.
- Voordeel; De aanwijzingen moeten opgevolgd worden waardoor een betere afstemming van activiteiten mogelijk is. Er zijn korte communicatielijnen.
- Nadeel; Directie blijft niet op de hoogte.

Projectorganisatie
- Matrixorganisatie
- Een tijdelijk samenwerkingsverband tussen personen uit verschillende afdelingen in de organisatie gericht op het oplossen van een specifiek probleem.
- Kenmerkend; Tijdelijk karakter.
- Voordelen; - Flexibel inspelen op problemen. Voor ieder probleem of opdracht kan een aparte deelorganisatie worden gevormd. – Managers minder snel overbelast. – Goede mix van specialistische kennis.
- Nadelen; - Werknemers kunnen van twee chefs opdrachten krijgen. (hun eigen chef en de projectcoördinator). – Problemen van samenwerken.

Horizontale taakverdeling vindt in hoofdzaak plaats op basis van vier kenmerken:
1. Gelijksoortige werkzaamheden bij elkaar gevoegd. F-indeling, functionele afdeling. Kleine organisatie, lange communicatielijnen.

2. Werkzaamheden verbonden aan een bepaald product of dienst worden samengevoegd. P-indeling= product afdeling.
3. Werkzaamheden die op dezelfde geografische plaats worden samengevoegd in organisatorische eenheid (divisie). G-indeling= Geografische afdeling.
4. Werkzaamheden die dezelfde markt als doelgroep hebben wprden samengevoegd. M-indeling= Markt afdeling.

Spanwijdte
- het aantal ondergeschikten aan wie direct leiding wordt gegeven.
- Hoe groter de spanwijdte hoe platter de structuur. Hoe kleiner de spanwijdte hoe steiler de structuur.

REACTIES

L.

L.

Deze samenvatting gaat niet over personeel&organisatie.. het gaat over een andere lesbrief.

15 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.