Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstukken 10, 11 en 12

Beoordeling 5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 983 woorden
  • 2 april 2004
  • 31 keer beoordeeld
Cijfer 5
31 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Hoofdstuk 10; Transitorische posten Permanentie: als een onderneming per jaar veelvuldig een balans en een resultatenrekening opstelt. Op de balans komen er 4 posten bij: Debet Cerdit
Vooruitbetaalde bedragen Vooruitontvangen bedragen
Nog te ontvangen bedragen Nog te betalen bedragen
Dit zijn transitorische posten. De reden van de transitorische posten is omdat zo de winsten en verliezen niet over 1 maand gaan. Bijv: een verzekering van €4.000 wordt in januari betaald, dan wordt dit bedrag bij vooruitbetaalde bedragen geboekt, en dan wordt er elke maand €4.000 : 12 vanaf gehaald. Deze transitorische posten zijn weer te verdelen in: uitstelposten = vooruitbetaalde bedragen en vooruitontvangen bedragen, en in anticipatieposten = nog te betalen bedragen en nog te ontvangen bedragen. Uitstelpost: als de kosten /opbrengsten vooruit worden betaald /ontvangen. Uitstelposten -> eerst betaling of ontvangst daarna kosten of opbrengsten. Anticipatiepost: als de kosten /opbrengsten achteraf worden betaald /ontvangen. Anticipatieposten -> eerst kosten of opbrengsten daarna betaling of ontvangst. Hoofdstuk 11; Voorraadwaardering en afschrijving Handelsonderneming: een onderneming die producten inkoopt en onveranderd weer doorverkoopt. Industriële onderneming: een onderneming die met behulp van grondstoffen, werknemers, machines en andere kapitaalgoederen producten maakt en verkoopt. Een aantal voorraadrisico’s zijn: diefstal, brand, bederf, prijsdaling, uit de mode raken van het artikel. Aan de andere kant is het nee-verkopen ook niet goed. Technische voorraad: is de voorraad die werkelijk in het bedrijf aanwezig is en door tellen (invantariseren) te bepalen is. Economische voorraad: is de voorraad waarover de onderneming prijsrisico loopt. Dat is vanaf het moment dat de onderneming de goederen heeft gekocht totdat het is verkocht. Het maakt hierbij beide niet uit of het ook aanwezig is bij de eigenaar. FIFO-systeem: first in, first out. De goederen worden bij verkoop afgeboekt tegen de prijs van de langst aanwezige partij. Bijv: - 1 januari 1998 voorraad 800 stuks -> €4,60 - 15 januari 1998 ingekocht 400 stuks -> €4,90 - 20 januari 1998 verkocht 900 stuks -> €7,00

800 stuks x €4,60 €3.680
100 stuks x €4,90 € 490 _+ Inkoopwaarde €4.170
Winst = 900 x €7,00 = € 6.300
Brutowinst = € 6.300 - €4.170 = €2.130
Balanswaarde van de voorraad = 300 stuks x €4.90 = € 1.470
Nadeel van FIFO-systeem -> bij stijgende winst een te hoge brutowinst. LIFO-systeem: last in, first out. De goederen worden bij verkoop afgeboekt tegen de prijs van de kortst aanwezige partij. Bijv: - 1 januari 1999 voorraad 500 stuks -> €5,20 - 18 januari 1999 ingekocht 200 stuks -> €5,50 - 22 januari 1999 verkocht 400 stuks -> €8,00
200 stuks x €5,50 €1.100
200 stuks x €5,20 €1.040 + Inkoopwaarde €2.140
Winst = 400 x €8,00 = €3.200
Brutowinst = €3.200 - €2.140 = €1.060
Balanswaarde van de voorraad = 300 stuks x €5,20 = €1.560
Nadeel LIFO-systeem -> bij stijgende winst een te hoge brutowinst, en voorraadwaardering is onjuist. Vaste Verrekenprijs: is een schatting van de gemiddelde inkoopprijs voor een komende periode. Bijv: - De vaste verrekenprijs staat op €6,00 per stuk - 6 januari 2000 ingekocht 600 stuks -> €5,80 - 15 januari 2000 verkocht 500 stuks -> €10,00
Gerealiseerd verkoopresultaat €2.000 (500x (€10 - €6)) Voordelig resultaat op inkopen € 100 +(500x (€6 - €5,80)) Brutowinst €2.100 (resultaat op inkopen kan ook nadelig zijn) Winst = 500 x €10,00 = €5.000

Balanswaarde van de voorraad = 100 stuks x €6,00 = €600
Inkoopkosten: alle kosten die te maken met de inkoop van de goederen, zoals: controlekosten, vervoerskosten, enzovoorts. Duurzame productiemiddelen: zijn alle activa die vele jaren door een onderneming gebruikt worden, zoals: gebouwen, machines, computers, enzovoorts. De nadelen van duurzame productiemiddelen zijn: - de interestkosten; hoe langer een duurzaam productiemiddel meegaat, des te langer wordt er beslag gelegd op vermogen en des te hoger zijn de interestkosten; - de onderhoudskosten; - het risico van prijsdaling; - het verliezen van een deel van de prestaties wegens veroudering. Onder aanschafkosten vallen ook installatiekosten. Onder overdrachtskosten vallen de kosten van de notaris en het kadaster. Kadaster: bij het kadaster wordt bijgehouden van wie een stuk grond en/of gebouw is in een gemeente. Afschrijven: is het in de boekhouding tot uitdrukking brengen van de waardevermindering van duurzamen productiemiddelen. De grootte van de afschrijving op duurzame productiemiddelen is afhankelijk van: - de waarde van het duurzame productiemiddel; - de restwaarde; - de levensduur; - het gebruik. Restwaarde: is de geschatte verwachte opbrengst van het duurzame productiemiddel bij verkoop aan het einde van de levensduur. Aanschafprijs – Restwaarde = afschrijving per periode. Aantal perioden
Afschrijving per periode x 100%= afschrijvingspercentage per periode. Totale aanschafprijs
Afschrijving per periode = afschrijvingskosten per eenheid. Aantal producten
Aanschafprijs – Afgeschreven na x jaar = Boekwaarde
Nog af te schrijven + Restwaarde = Boekwaarde Hoofdstuk 12; De verkoopprijs Omzetbelasting of BTW: belasting op de toegevoegde waarde. Bijv: De leveracier verkoopt voor €1.000, de btw is 17,5% = €175
De fabrikant verkoopt voor €2.000, de btw is 17,5% = €350
De grossier verkoopt voor €2.500, de btw is 17,5% = €437.50
De winkelier verkoopt voor €3.000, de btw is 17,5% = €525
De btw van de vorige gekochte kan worden terug gevorderd bij de ficus, zo kan de fabrikant de €175 van de fiscus terug vorderen maar hij moet wel de €350 betalen, dus eigenlijk betaalt de fabrikant €350 - €175 = €175
De overheid ontvangt dus van alle hierboven genoemde: De leverancier (€175 - €0) € 175

De fabrikant (€350 - €175) € 175
De grossier (€437.50 - €350) € 87.50
De winkelier (€525 - €437.50) € 87.50 + TOTAAL voor de overheid € 525 100% x inkoopprijs incl. btw= inkoopprijs exclusief btw. 117,5% - De btw die bij de inkoop betaald wordt kan worden teruggevorderd bij de belsatingdienst; - De btw die bij verkoop wordt ontvangen moet aan de belastingdienst worden afgestaan; - De btw wordt berekend over de verkoopprijs van de goederen verminderd met de korting; - Uiteindelijk betaald de consument de omzetbelsating. Verkoopprijs = inkoopprijs + brutowinstopslag. Inkoopprijs A
Brutowinstopslag =...%van a B + Verkoopprijs excl. Btw C
Btw 17,5% van c D + Verkoopprijs incl. btw E
Kosten van een handelsonderneming: - inkoopkosten - overheadkosten -> verkoopkosten en algemene kosten
Kostprijs: inkoopprijs (of vaste verrekenprijs) verhogen met een opslag om de overheadkosten te dekken. Nettowinst = verschil tussen de verkoopprijs en de kostprijs. Omzet = aantal verkochte producten x de verkoopprijs. Geschatte inkoopprijs A
Opslag voor inkoopkosten =...% van a B + Vaste Verrekenprijs C
Opslag overheadkosten =…%van c D + Kostprijs E
Nettowinstopslag =…%van e F + Verkoopprijs excl. Btw G
Btw 17,5 % van g H + Verkoopprijs incl. btw I
Er zijn twee manieren om de gerealiseerde nettowinst te berekenen: 1. Gerealiseerde nettowinst = gerealiseerde verkoopresultaat +/- (de reden dat allebei kan is omdat een nadelig resultaat – is, en een voordelig resultaat + is) de resultaten op inkopen, inkoopkosten en overheadkosten. 2. Gerealiseerde nettowinst = omzet – werkelijke inkoopwaarde – werkelijke inkoopkosten – werkelijke overheadkosten. Verwachte kosten = verwachte inkoopkosten per product. Verwacht aantal verkochte producten
Verwachte inkoopkosten per product x 100% = opslagpercentage voor inkoopkosten. Geschatte inkoopprijs

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.