Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Multiculturele samenleving

Beoordeling 7.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 7405 woorden
  • 5 november 2014
  • 16 keer beoordeeld
Cijfer 7.6
16 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Hoofdstuk 1 De multiculturele samenleving, een verkenning

 

§ 1 Begripsbepaling

 

Multiculturele samenleving: een samenleving waarin naast de oorspronkelijke autochtone bevolking verschillende etnische groepen leven die oorspronkelijk afkomstig zijn uit een ander land en met een andere cultuur.

Normatieve betekenis: bovenstaand begrip krijgt dit omdat je het verbindt met een mening, een norm of in dit geval een ideaal.

 

Etniciteit

Etnische groep: groep die zich onderscheidt van andere groepen doordat de leden ervan gezamenlijke factoren delen zoals nationaliteit, stamverwantschap, religie, taal, huidskleur, cultuur of geschiedenis. Deze factoren vormen tezamen de etniciteit van een groep.

Etnische minderheden: etnische groepen die niet uit Nederland afkomstig zijn en waarvan de leden naar verhouding, vaker een lage maatschappelijke en culturele positie innemen. Voorbeelden zijn Molukkers, Surinamers Turken, Afghanen, Afrikanen.

 

Immigrant, buitenlander of allochtoon?

Allochtoon: iemand die zelf of waarvan een van de ouders niet in Nederland geboren is.

Allochtoon werd een vervanging voor het woord immigrant, omdat dit steeds vaker een negatieve klank kreeg. Inmiddels heeft ook het woord ‘allochtoon’ een normatieve lading gekregen. Het is niet langer een neutraal begrip, maar wordt geassocieerd met achterstand en problemen.

Je kunt onderscheid maken binnen de groep allochtonen:

  • Eerste generatie: allochtonen die zelf in het buitenland zijn geboren.
  • Tweede generatie: allochtonen die in Nederland geboren zijn.

Ook maken we onderscheid tussen:

  • Westerse allochtonen.
  • Niet-westerse allochtonen.

 

 

§ 2 Kenmerken van een multiculturele samenleving

 

Gevoel van saamhorigheid: landen die een nationale staat zijn hebben dit gevoel. Deze ontwikkeling is onder invloed van het opkomende nationalisme in de negentiende eeuw begonnen. Mensen spreken dezelfde taal en hebben globaal gesproken dezelfde godsdienst, belangen en geschiedenis beelden. Landsgrenzen vielen hierdoor steeds vaker samen met de grenzen van de etnische groep, volk en land werden één.

 

Historische en culturele verschillen

Nederlands werd in de tweede helft van de twintigste eeuw door de komst van allerlei etnische groepen een multiculturele samenleving met juist veel verschillen tussen bevolkingsgroepen, elk met een eigen geschiedenis en culturele achtergrond.

Door deze historische verschillen verminderde het gevoel van eenheid en saamhorigheid, wat we ook zien op religieus gebied. Op cultureel gebied bracht de komst van andere etnische groepen nieuwe normen een waarden naar ons land, zoals de manier van opvoeden of over seksualiteit.

 

Andere ontwikkelingen

De multiculturalisering van Nederland staat niet los van andere nationale en mondiale ontwikkelingen. Het proces van multiculturalisering staat niet op zichzelf. Recente ontwikkelingen die een stere invloed hebben op de Nederlandse multiculturele samenleving:

  • Globalisering

Mensen staan wereldwijd steeds meer en steeds makkelijker met elkaar in verbinding.

Vooral op economisch gebied is dit goed te merken. Vb. Toen de VS een kredietcrisis uitbrak, kwamen de Nederlandse banken al snel in financiële problemen.

In korte tijd heeft Nederland zich ontwikkeld tot een hightech-kenniseconomie: hier worden de producten bedacht, maar ergens anders gefabriceerd.

Het verplaatsen van mensen, goederen en informatie is door de globalisering makkelijker geworden. En dus zijn er wereldwijd migratiestromen ontstaan waarbij werknemers op zoek gaan naar geschikt werk en asielzoekers naar een veiligere plek, eventueel in een ander deel van de wereld.

Niet alle Nederlanders zijn blij met deze globalisering. Sommige mensen vinden dat door het overkopen van Nederlandse bedrijven door buitenlandse bedrijven ‘een stukje Nederland’ verdwijnt. Of ze willen niet dat migratiestromen vrijelijk kunnen plaatsvinden omdat ze bang zijn dat de Nederlandse cultuur daardoor wordt verdrongen.

  • Europeanisering

De geleidelijke ontwikkeling waarbij Europese landen steeds meer samenwerken, eerst op economisch gebied en later ook op politiek terrein.

Dit proces begon vlak na de Tweede Wereldoorlog toen zes West-Europese landen besloten tot samenwerking.

Net als bij de migratie als gevolg van globalisering wordt ook de komst van grote groepen Oost-Europeanen door sommige Nederlanders als een bedreiging gezien. Voor de een gaat het om de angst zijn baan te verliezen; de ander is juist bang dat het Nederlandse zelfbeschikkingsrecht verdwijnt.

  • Individualisering

Mensen worden niet langer als lid van een groep of een gezin beschouwd, maar als onafhankelijk individu.

Hierdoor zijn grote verschillen in leefstijlen, gewoonten en meningen ontstaan.

Verzuiling: zuilen waarbinnen mensen zich sterk richtten op de eigen groep en zich afzetten tegen andere groepen.

In de jaren zestig ontzuilde Nederland en groeide de individualisering, vooral onder jongeren. Idealen als vrijheid, zelfontplooiing en autonomie werden steeds belangrijker binnen de Nederlandse cultuur. Er werd ook wel gesproken van een ‘ik-cultuur’, omdat het naar het egoïsme neigde.

 

 

 

 

 

Sociale cohesie

De vraag naar de sociale cohesie of sociale binding is op twee manieren te beantwoorden:

  • Gemeenschappelijke waarden

Communitarisme: de stroming die het belang van gemeenschappelijke normen en waarden sterk benadrukt.

Iedere burger heeft rechten, maar ook verantwoordelijkheden. In Nederland kent deze stroming vooral een groeiende aanhang onder de christendemocraten, maar ook onder de sociaaldemocraten.

  • Steunberen

Rechtssocioloog Schuyt zoekt het antwoord naar de sociale cohesie in de rechtsstaat als verbindend element. Juist de democratische rechtsstaat en de grondwettelijke vrijheden bieden volgens hem de beste garantie voor een multiculturele samenleving. Het functioneren van de rechtsstaat en het recht

moet echter wel gesteund worden door enkele, door Schuyt zo genoemde, ‘steunberen’ van de samenleving:

  • Bewuste keuze van de hele bevolking voor een onafhankelijk en eerlijk rechtsproces bij de oplossing van eventuele conflicten.
  • Bereidheid tot tolerantie: mensen de neiging onderdrukken om anderen hun wil of hun mening op te leggen. Bij een tolerante houding kiezen mensen in principe voor datgene wat het minste conflict veroorzaakt: je spreekt een kwetsende mening niet zo snel uit als je weer dat je daarmee een bevolkingsgroep beledigt en iemand van deze bevolkingsgroep zal, als je de opmerking toch maakt in zijn of haar bijzijn, de vrije meningsuiting accepteren en zich daardoor minder snel gekwetst voelen.
  • Onafhankelijke wetenschapsbeoefening. Door de waarheid los te koppelen van één partij, één religie of één overheid ontstaat er ruimte voor ideologische tegenstellingen.
  • De bereidheid om conflicten op een niet-gewelddadige manier te beslechten.

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

In samenlevingen waar een of meer van deze steunberen ontbreken, is geen respect voor verschillen en tegenstellingen.

 

 

§ 3 Samenlevingsmodellen

 

Om de huidige moderne, multiculturele samenleving te beschrijven, wordt door sociologen en sociaalgeografen gebruikgemaakt van vier samenlevings- of integratiemodellen.

Integratie: samenvoeging van meerdere bevolkingsgroepen in de maatschappij. Dit is de feitelijke definitie. Je kunt het begrip echter op verschillende manieren gebruiken, waardoor het een normatieve betekenis krijgt. Je visie op het begrip integratie hangt daarom sterk samen met je mening over hoe bevolkingsgroepen het beste met elkaar kunnen samenleven. Zo beschouwt de Nederlandse regering integratie als de gedeeltelijke aanpassing van bevolkingsgroepen aan de dominante cultuur met behoud van eigen cultuurkenmerken. Ook dit is echter een normatieve keuze.

 

 

 

Het assimilatiemodel

Er is sprake van assimilatie als de nieuwkomers in een land de dominante cultuur van het land vrijwel geheel overnemen. De eigen cultuur verdwijnt daarbij naar de achtergrond en speelt nauwelijks een rol van betekenis.

Vb. In het verleden assimileerden Portugese joden, Franse protestanten en arme, Duitse arbeiders die hun toevlucht zochten in het rijke, tolerante Nederland. Door de gebrekkige communicatiemogelijkheden van die tijd raakten deze nieuwkomers al snel de band met hun eigen land kwijt en ook de economische noodzaak om een bestaan op te bouwen, dwong hen zich snel aan te passen.

 

Het model van de ‘melting pot’

Als verschillende bevolkingsgroepen zich versmelten tot één nieuwe bevolkingsgroep spreken we van een ‘melting pot’, een smeltkroes. Er ontstaat dan dus een nieuwe bevolkingsgroep met een nieuwe cultuur.

Vb. Amerikaanse samenleving in de achttiende en negentiende eeuw. Nieuwkomers uit Europa versmolten tot Amerikanen met een eigen Amerikaanse cultuur.

 

Het model van de ‘salad bowl’

Verschillende cultuurgroepen passen zich zodanig aan elkaar aan, dat zij allemaal toegang hebben tot dezelfde maatschappelijke, economische en politiek posities, zonder dat zij hun eigen identiteit opgeven.

Opvallend aan dit multiculturele model is dat er sprake is van wederzijdse aanpassing: migranten passen zich aan de regels van de nieuwe samenleving aan en de oorspronkelijke, autochtone bevolkingsgroep past zich aan de nieuwe groep aan.

Vb.  De Nederlandse overheid heeft de Wet op de lijkbezorging aangepast zodat moslims een overledene binnen 24 uur en zonder kist kunnen begraven. Andersom voerden de moslims de rituele slachting van een schaap niet meer thuis zoals ze gewend waren, maar in een abattoir, volgens de Nederlandse gebruiken. Integreren is zo een proces dat van twee kanten komt.

 

Het segregatiemodel

Als bevolkingsgroepen zowel fysiek als sociaal gescheiden leven, spreken we van segregatie.

Vb. De Amish in de VS die vredelievend en ongestoord hun eigen leven leiden naast dat van andere Amerikanen.

Door de geschiedenis heen gaat segregatie echter dikwijls gepaard met geweld en dwang. Zeker als de dominante groep alle politieke en economische macht naar zich toe trekt en weinig tot geen ruimte overlaat voor andere bevolkingsgroepen.

Vb. Zuid-Afrika en de beruchte apartheidspolitiek, waarbij op ras gediscrimineerd werd.

 

Nederland en de vier modellen

De Nederlandse multiculturele samenleving is niet uitdrukkelijk verbonden met een de vier beschreven modellen. Je kunt er elementen van alle modellen in terugvinden.

Zo zijn er duizenden migranten die min of meer geassimileerd zijn in de Nederlandse samenleving. De factor tijd speelt hier een grote rol: op de lange duur zie je cultuurverschillen in de meeste gevallen vervagen of verdwijnen, ook al kan dat een paar generaties duren. Transnationalisme: de vraag in hoeverre moderne communicatiemiddelen hedendaagse migranten niet gemakkelijker in staat stellen hun oorspronkelijke cultuur of elementen daarvan te behouden. Denk aan het gemak waarmee iemand tv-stations uit de hele wereld kan ontvangen en het gebruik van internet.

Kinderen binnen gemengde huwelijken krijgen in het integratieproces te maken met verschillende, soms tegengesteld culturen. Vaak ervaren ze hun situatie als een ‘melting pot’ en vormen ze een nieuw soort (sub)cultuur, ontstaan uit de vermenging van twee bestaande culturen.

Het model van de ‘salad bowl’ vinden we vooral terug in de grote steden. Daar is de situatie van de multiculturele of multi-etnische samenleving zo gewoon geworden, dat je de verschillen niet meer echt dagelijks ervaart.

Ook het segregatiemodel vinden we vooral in de grote steden. Hierin vinden we ook het verschijnsel van ‘witte’ scholen voor kinderen van autochtone ouders en ‘zwarte’ scholen voor migrantenkinderen. Soms is deze tweedeling een gevolg van eenzijdig samengestelde woonwijken.

 

 

§ 4 Gevolgen van multiculturalisering

 

Voordelen:

  • Veiligheid voor asielzoekers.
  • Beter leven voor migranten, door socialezekerheidsstelsel en het onderwijs en de werkgelegenheid.
  • Economisch voordeel voor Nederland, tekort aan arbeidskrachten is opgelost.
  • Op demografisch gebied is met de komst van relatief grote migrantengezinnen sprake van een evenwichtiger bevolkingsopbouw, wat als gevolg heeft dat de toekomstige druk op het socialezekerheidsstelsel door de ontgroening en vergrijzing tegengegaan wordt. Voordeel voor Nederland dus
  • Op cultureel gebied heeft de grote diversiteit de Nederlandse samenleving verrijkt.

 

Maatschappelijke vraagstukken:

Naast de voordelen is het proces van multiculturalisering ook een moeizaam en tijdrovend proces dat gepaard gaat met sociale en politieke partijen.

  • Op sociaaleconomische gebied zijn er problemen met betrekking tot de sociale gelijkheid. Voor veel migranten is het moeilijk om een gelijkwaardige maatschappelijke positie te bemachtigen.
  • Op sociaal-cultureel gebied is er de laatste jaren een toename van conflicten over botsende normen en waarden.
  • Op politiek-juridisch gebied, hoe de overheid het proces van multiculturalisering heeft gestuurd, begeleid of juist genegeerd.
  • Op historisch-geografisch gebied. De geschiedenis van de migratie, de motieven van mensen om te (e)migreren, waarbij we de reden en aard van de migratie van de grootste groepen migranten die in ons land wonen met elkaar vergelijken. 

 

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 2 Nederland als immigratieland

 

§ 1 Motieven voor migratie

 

Bij migratie is er altijd sprake van pull- en pushfactoren.

Pullfactoren: factoren die een land aantrekkelijk maken voor een migrant. Economische welvaart en politiek vrijheid maken westerse landen aantrekkelijk.

Pushfactoren: factoren die een migrant ertoe bewegen zijn woonplaats te verlaten. Je mag bijvoorbeeld je geloof of mening niet uiten. Of als je werkloos bent en er weinig economisch perspectief is. Oorlog kan ook een reden zijn.

 

Politieke en religieuze motieven

In een groot aantal gevallen is de politieke situatie een reden voor mensen om hun land te verlaten. Bijvoorbeeld omdat ze wonen in een dictatuur. Als er direct gevaar dreigt, bijvoorbeeld door oorlog en geweld, slaan soms hele bevolkingsgroepen op de vlucht.

Als een vluchteling in Nederland terecht komt, vraagt hij asiel aan en noemen we hem een asielzoeker.

In principe wordt asiel verleend als de vluchteling voldoet aan de volgende omschrijving: ‘Iemand die gegronde reden heeft te vrezen voor vervolging wegens godsdienstige of politieke overtuiging of nationaliteit, dan wel wegens het behoren tot een bepaald ras of tot een bepaalde sociale groep.’

 

Economische en ecologische motieven

Redenen: afkomstig uit zeer arme landen, op zoek naar werk, hopen op een betere toekomst in het welvarende Europa en een verslechterd milieu. Desnoods illegaal.

Afhankelijk van de behoeft op de arbeidsmarkt probeert de Nederlandse overheid deze economische immigratie te stimuleren of juist af te remmen. In de jaren zestig en zeventig uit de vorige eeuw was er een tekort aan laaggeschoolde arbeidskrachten. Uit de mediterrane gebieden kwamen toen gastarbeiders naar Nederland. Tegenwoordig zien we veel Oost-Europese arbeidsmigranten, zoals Polen die werkzaam zijn in de bouw. Van buiten de Europese Unie worden nu hooguit kennismigranten toegelaten. Alleen als een bepaald specialistisch werk niet door een Nederlandse werkloze kan worden verricht, krijgt iemand buiten de Europese Unie een verblijfvergunning.

 

Sociale en persoonlijke motieven

Als een asielzoeker of een arbeidsmigrant in het bezit is van een verblijfsvergunning, mag deze zijn of haar gezin naar Nederland halen. Dit recht op gezinshereniging is vastgelegd in het Europese Verdrag van de Rechten van de Mens. Hierin staat dat ieder mens vrij is om te trouwen met wie hij of zij wil. Het recht op gezinsvorming geldt ook als iemand wil trouwen met een buitenlandse huwelijkskandidaat.

Als mensen in een ander land studeren of stage willen lopen, zijn de regels veel soepeler. Vooral jonge mensen gebruiken dit persoonlijke motief om naar een ander land te verhuizen.

 

 

 

 

 

§ 2 Migratie naar Nederland

 

Nederland is voor veel migranten een aantrekkelijk land. Dit heeft meerdere redenen:

  • Welvaart (vanaf de zestiende eeuw, Gouden Eeuw).
  • Politiek klimaat (relatieve godsdienstvrijheid en tolerantie).

 

16e – 17e eeuw

Nadat de noordelijke gewesten in de zestiende eeuw in opstand kwamen tegen de katholieke Spanjaarden migreerden veel protestantse Zuid-Nederlanders naar het noorden.

Toen de Franse katholieke koning in de zeventiende eeuw de rechten introk van de protestantse hugenoten, kon ook deze groep rekenen op een gastvrije ontvangst in Nederland. Naarmate er steeds meer arme hugenoten naar Nederland kwamen, werd de regelgeving strenger.

Nadat katholieke vorsten Spanje en Portugal bevrijd hadden van de Moorse islamitische overheersing eisten zij van alle andersgelovigen dat zij zich tot het katholicisme bekeerden. Enkele duizenden Sefardische joden vluchtten vervolgens naar Nederland.

 

17e tot begin 20e eeuw

door de toegenomen welvaar in de Nederlanden was er in de zeventiende eeuw een grote vraag naar arbeiders. Daardoor kwamen er seizoenarbeiders en handelaren naar Nederland.

Later, door de industrialisatie eind negentiende eeuw, steeg ook de vraag naar goedkope arbeidskrachten voor bijvoorbeeld de mijnbouw. Door de wereldwijde economische crisis in de jaren dertig van de twintigste eeuw werden zij echter massaal ontslagen en teruggestuurd naar hun eigen land.

In de achttiende eeuw werd Nederland een toevluchtsoord voor verlicht intellectuelen. Filosofen waren door hun pleidooi voor religieuze tolerantie in botsing gekomen met hun regering.

 

20e eeuw

Groot aantal migrantstromen kwam op gang:

  • Joodse vluchtelingen.

Vanwege de economische crisis en het gevaar van een uitbreidend antisemitisme verscherpte de Nederlandse overheid als snel de toelatingsregels: eerst alleen nog rijke vluchtelingen, even later helemaal geen joodse vluchtelingen

  • Inwoners van de voormalige koloniën.

Na de onafhankelijkheid van Indonesië en Suriname kwamen veel mensen die daar woonden, terug naar hun moederland, mede gedwongen door politieke veranderingen. De Nederlandse Antillen en Aruba zijn onderdeel van het Koningrijk der Nederlanden.

  • Gastarbeiders.
  • Asielzoekers.

Nederland liet Hongaren toe die op de vlucht waren geslagen na het neerslaan van een opstand die gericht was tegen de Russische bezetter. Eind jaren zeventig gebeurde dat ook met enkele duizenden Vietnamese bootvluchteling die het oorlogsgeweld in hun land ontvluchtten.

 

 

  • Migranten vanwege gezinshereniging en gezinsvorming.

Het merendeel van de Turken en Marokkanen die nu in Nederland wonen, is niet als gastarbeider naar Nederland gekomen, maar in het kader van gezinshereniging.

  • Mensen uit de EU.

Binnen de grenzen van de Europese Unie is er vrij verkeer van goederen, diensten, kapitaal en personen.

  • Illegalen.

Asielaanvraag afgewezen, maar ze kunnen of willen niet terug naar hun eigen land. Andere verkiezen een illegaal bestaan boven de armoede in hun eigen land. En tot slot zijn er mensenhandelaren, die ama’s (alleenstaande minderjarige asielzoekers) illegaal te werk stellen of vrouwen dwingen illegaal in de prostitutie te werken. Illegalen kunnen geen beroep doen op voorzieningen en rechten die voor mensen die hier illegaal verblijven wel gelden. Alleen levensbedreigende situaties kunnen ze naar de huisarts of het ziekenhuis. Kinderen die illegaal in Nederland verblijven, mogen wel naar school.

 

 

§ 3 Migrantengroepen en hun cultuur

 

Turken en Marokkanen

Meeste Turken in Nederland hebben hun wortels in het arme platteland van Anatolië en veel minder in rijke steden als Istanbul en Ankara. Grootste groep niet-westerse allochtonen in Nederland. Marokkanen hebben een gearabiseerde cultuur.

Gemeenschappelijke kenmerken van Turken en Marokkanen:

  • Islam

Met de komst van Turken en Marokkanen kwam ook de islam naar Nederland. Hoewel niet alle Turken en Marokkanen naar de moskee gaan, speelt religie toch een belangrijke rol in hun leven. De islam kent namelijk veel gedragsregels, die we kunnen indelen in halal, dat wat is toegestaan, en haram, dat wat verboden is.

  • Wij-cultuur

De groep is belangrijker dat het individu. Kenmerkend zijn de begrippen eer en respect.

 

Surinamers en Antillianen

  • Creolen

Meesten zijn in Nederland geboren of wonen hier al tientallen jaren. Respect voor ouders belangrijk. Vanwege matriarchale verhoudingen is in de creoolse cultuur vooral de moeder belangrijk. Onder het matriarchaat verstaan we een samenlevingsvorm waarin vrouwen domineren, vaak op basis van het moederschap. De meeste creolen in Nederland zijn christen. Daarnaast speelt winti, een Afro-Surinaamse godsdienst, nog steeds een grote rol.

  • Hindoestanen

Dragen voor een deel een Aziatische en voor een deel een Surinaamse cultuur met zich mee.

  • Antillianen

Lijkt vel op de creoolse-Surinaamse cultuur. Toch zijn er ook specifieke cultuurelementen, zoals de nationale sport honkbal en het Papiamento.

Indische Nederlanders en Molukkers

  • Indische Nederlanders

Meeste Indische Nederlanders slaagden er betrekkelijk snel in te integreren in de Nederlandse samenleving van de jaren vijftig. Toch bleef het Indische verleden een rol spelen. Op de Pasar Malam, een grote markt met veel etenswaren, kleding en muziek, wordt de Indische cultuur levend gehouden.

  • Molukkers

Probeerden een eigen staat op te richten. Nederland beloofde hier steun aan te geven, maar kon dat niet waarmaken. Dit gebrek aan steun was voor veen jonge Nederlandse Molukkers in de jaren zeventig van de vorige eeuw aanleiding om door middel van gijzelingen en treinkapingen te proberen de regering op andere gedachten te brengen. Dit gebeurde echter niet. De meeste Nederlandse Molukkers stonden lange tijd positief tegenover het Zuid-Molukse verzet, maar richten zich tegenwoordig op integratie in Nederland.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 3 Migranten en hun maatschappelijke positie

 

§ 1 De sociale stratificatie van Nederland

 

Maatschappelijke positie: de plaats die iemand heeft op de maatschappelijke ladder.

 

Sociale ongelijkheid

Verschillen in aanzien en waardering leiden al snel tot sociale ongelijkheid, dat wil zeggen tot een ongelijke verdeling van welvaar, macht en sociale privileges. Als de sociale ongelijkheid in een land groeit, bestaat het gevaar van een maatschappelijke tweedeling: de kloof tussen arm en rijk wordt groter.

Sociale stratificatie: verdeling van de samenleving in maatschappelijke lagen waartussen een verhouding van sociale ongelijkheid bestaat.

 

Theorieën over sociale stratificatie

  • Karl Marx

Baseerde zich op wat hij om zich heen zag in de negentiende eeuw. Maatschappelijke positie werd uitsluitend bepaald door iemand verhouding tot de productiemiddelen.

Heersende klasse: eigenaren van kapitaal, grond, fabrieken en machines. Zorgde goed voor zichzelf: verwierf politieke macht en kon zo gunstige, liberale wetten doorvoeren. Vormden de sociaal-culturele elite.

Tijd van Marx waren de verhoudingen tussen de klassen erg ongelijk.

  • Max Weber

Bij stratificatie zijn er drie soorten te onderscheiden:

  • Op economisch gebied is sprake van verschillende klassen, bepaald door bezit een vaardigheden.
  • De sociaal-culturele ordening is ingedeeld in standen met elk een kenmerkende levensstijl. In onze tijd kun je denken aan de ‘grachtengordelelite’.
  • De politiek stratificatie wordt bepaald door de binding met een deelname aan partijen of belangenorganisaties.

Volgens Weber beïnvloedden en overlapten deze drie soorten sociale stratificaties elkaar. Hierover wordt tegenwoordig anders gedacht.

  • Functionalistische theorie.

Ontstond in de loop van de twintigste eeuw. De functionalisten zien sociale stratificatie als een soort stilzwijgende afspraak in een samenleving over de hiërarchie of rangorde tussen mensen en groepen.

Omdat niet alle taken in een maatschappij als even belangrijk of ingewikkeld worden beoordeeld, zorgt de sociale stratificatie voor een optimale taakverdeling. Iedereen krijgt én accepteert vervolgens de waardering en de beloning die bij zijn werk hoort. Volgens het functionalisme schept sociale stratificatie dus duidelijkheid en rust in een samenleving.

 

Gevolgen van de lage maatschappelijke positie

  • Lagere levensverwachting.
  • Lagere culturele participatie, mede gevolg van een laag inkomen.
  • Weinig cultureel kapitaal.

 

Sociale mobiliteit

Sociale mobiliteit: de mogelijkheid om te stijgen op de maatschappelijke ladder.

  • Intragenerationele mobiliteit: iemand stijgt tijdens zijn leven op de maatschappelijke ladder. Komt weinig voor. Om carrière te maken moet je namelijk goed gemotiveerd zijn.
  • Intergenerationele mobiliteit: als kinderen een hogere positie dan hun ouders verwerven. Dit is de laatste vijf jaar flink toegenomen. Afkomst is nu minder belangrijk dan vroeger. Het gaat meer op capaciteiten, opleidingsniveau en prestaties.

 

Theorieën over mobiliteit

  • Meritocratietheorie: mensen kunnen een goede sociaaleconomische status vooral verwerven op basis van hun persoonlijke talenten, capaciteiten en werklust.

In Nederland zijn er weinig institutionele barrières om te stijgen op de maatschappelijke ladder. De overheid probeert juist zo veel mogelijk belemmeringen tegen te gaan. Bijvoorbeeld de studiefinanciering.

  • Reproductietheorie: de sociaaleconomische status van de ouders is van groot belang voor de status die hun kinderen kunnen bereiken.
  • Pierre Bourdieu, een Franse socioloog, toonde aan dat arbeiderskinderen met een hoge opleiding nooit echt tot de hogere klassen behoren omdat ze niet zijn opgegroeid met de gewoonten, het taalgebruik en de interesses van de hogere sociale milieus. Zijn conclusie was dat door een gebrek aan cultureel kapitaal en door de manier van socialisatie kinderen uit de lagere milieus minder kans hebben op een sociale stijgen. De verwachting is dat in de toekomst veel hoogopgeleide allochtonen met hetzelfde probleem te maken krijgen.

 

 

§ 2 De maatschappelijke positie van minderheden

 

Een groot deel van de totale groep migranten behoort tot de lage maatschappelijke klassen. Dit is af te meten aan drie criteria, namelijk: onderwijs, arbeid en inkomen en huisvesting.

 

Onderwijs

Allochtonen kinderen doen het gemiddeld minder goed op school in vergelijking met hun autochtone leeftijdsgenoten. Dat blijkt uit een aantal feiten:

  • CITO-toets.
  • Kinderen van etnische minderheden stromen na de bassischool gemiddeld vaker door naar een lager onderwijsniveau, overgrote deel naar het vmbo.
  • Onder etnische minderheden op scholen zie je relatief veel drop-outs, leerlingen die zonder diploma van school gaan. Hierdoor is het lastiger voor hen om een baan te vinden.

Verklaringen:

Voor de achterstand van allochtone jongeren in het onderwijs zijn onder andere de volgende verklaringen te geven:

  • Weinig cultureel kapitaal in hun gezin.
  • Taalachterstand. Thuis wordt vaak een andere taal gesproken.
  • Vooroordelen docenten. Ook leermiddelen en toetsen zijn vaak onvoldoende toegesneden op etnische minderheden.

Het beeld van de onderwijsachterstand bij allochtone jongeren verdient wel enige nuance.

Ontstaat een tweedeling binnen de groep Turkse en Marokkaanse jongeren: een groot deel heeft zoals gezegd geen startkwalificatie, maar een ander, steeds groter deel heeft juist een hogere opleidingsniveau zoals een hbo-diploma of een universitaire titel.

Over Surinamers en Antillianen blijkt dat de verschillen met de autochtone leerlingen steeds minder worden.

Bij alle vier deze groepen jongeren, scoren vooral meisjes beter dan jongens.

Uit de onderwijsstatistieken blijk bovendien dat kinderen van asielzoekers relatief hoog scoren.

 

Arbeid en inkomen

Niet-westerse allochtonen zijn eerder werkloos en hebben vaker een arbeidsongeschiktheids- of bijstandsuitkering. En ze zijn oververtegenwoordigd in de allerlaagste functies en bekleden ze veel minder topfuncties.

Verklaringen:

  • Gemiddeld lagere opleiding en spreken dikwijls ook minder goed Nederlands.
  • Discriminatie op de arbeidsmarkt
  • Niet-westerse migranten hebben een kleiner sociaal netwerk waarmee ze werk kunnen vinden.

Nuance: arbeidsparticipatie onder Surinaamse vrouwen is hoog en vooral Marokkaanse en Turkse mannen en jongens hebben problemen met het vinden van een baan. Turken, Pakistanen en Afghanen beginnen net als de Chinezen, relatief vaak een eigen bedrijf.

 

Huisvesting

Hoogopgeleide kennismigranten zien we relatief vaak in de zogenaamde betere buurten of in de rijke randgemeenten.

Niet-westerse allochtonen met een zwakke sociaaleconomische positie, zoals veel Turken en Marokkanen, zijn juist vertegenwoordigd in de oude stadswijken. In deze wijken zijn veel problemen.

De concentratie van sommige groepen allochtonen heeft het straatbeeld in sommige wijken veranderd. In volkswijken waar vroegen Nederlandse kaasboeren waren, zien we nu islamitische slagerijen.

Verklaringen:

  • Veel migranten zijn door hun lage economische positie min of meer gedwongen om in wijken met veel sociale huurwoningen te wonen.
  • Sommige migranten kiezen bewust voor een wijk waar veel medemigranten wonen. Vanwege voorzieningen zoals winkels of een moskee, maar ook omdat ze er familie hebben of omdat ze er gemakkelijker contact kunnen maken met buren de dezelfde taal spreken.

Nuance: door het vertrek van allochtonen met goede banen de concentratie in sommige wijken afneemt. Daardoor wordt de samenstelling in deze wijken echter juist nog eenzijdiger: goedverdienende allochtonen maken plaats voor armere, vaak allochtone woningzoekende.

 

 

 

 

 

Wat doet de overheid?

Toen eind jaren zeventig duidelijk werd dat de meeste migranten in Nederland zouden blijven wonen, ontwikkelde de overheid beleid om achterstanden weg te werken.

  • Onderwijsachterstandbeleid. Het beleid om leerachterstanden bij vooral allochtonen kinderen weg te werken, richt zich allereerst op het vergroten van kansen.

Vroegschoolse educatie, bedoeld om taalachterstanden al vóór de basisschool weg te werken. Scholen ontvangen bovendien extra financiering voor leerlingen met leerachterstanden.

Naast geld is er ook sprake van dwang: werkloze jongeren, van wie veel een allochtone afkomst hebben, moeten verplicht naar school tot zij een startkwalificatie hebben behaald.

  • Werkgelegenheidsbeleid. Stimuleren van werkgevers om meer allochtonen aan te nemen. We spreken in dit geval ook wel van positieve discriminatie. Om hun kansen te vergroten organiseert het CWI bijscholingen en speciale sollicitatietrainingen voor allochtonen. Ook zijn er regelingen die in bepaalde wijken ondernemerschap stimuleren en ondersteunen.
  • Huisvestingsbeleid.

Spreidingsbeleid, waarbij een bepaalde wijken slechts een bepaald percentage migranten mag wonen, werd echter door de rechter verboden. De Nederlandse wet bepaalt dat gemeenten geen woningzoekenden mag weigeren op grond van geslacht, ras of etniciteit.

‘Probleemwijken’ om te vormen tot ‘krachtwijken’. Grootschalige renovatie en nieuwbouw voor het verbeteren van de infrastructuur en de publieke ruimte in wijken. Daarnaast richt het plan zich op het stimuleren van de werkgelegenheid en zijn er subsidies om de sociale cohesie in de wijken te stimuleren. Het doel is om buurtbewoners met elkaar in contact te brengen zodat ze zich meer verantwoordelijk voelen voor hun buur.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 4 Cultuur en identiteit

 

§ 1 Wat is cultuur?

 

Cultuur: alle waarden, normen en andere aangeleerde kenmerken die de leden van een groep of samenleving met elkaar gemeen hebben en als vanzelfsprekend ervaren.

Dominante cultuur: cultuurkenmerken die gedragen en geaccepteerd worden door de groep die binnen een samenleving overheersend is.

  • Subculturen.

Hoeven niet in strijd met de dominante cultuur te zijn.

  • Tegenculturen.

In strijd met de dominante cultuur en verzetten zich ertegen.

 

Dimensies van cultuur

Materiële dimensie à kunst

Ideële dimensie à waarden en idealen van een groep

Normatieve dimensie à regels en gewoonten

Verschillende dimensies zijn onderling verbonden.

 

Socialisatie en internalisatie

Socialisatie: nieuwe groepsleden volwaardige leden van die cultuurgroep worden.

 

Enculturatie: vanaf je geboorte cultuurkenmerken aanleert van de samenleving.

Acculturatie: op latere leeftijd cultuurkenmerken overnemen.

 

Socialiserende instituties: crèche, school, werk

 

Socialisatie gaat deels gepaard met een zekere dwang; sancties.

 

Doel socialisatie à internalisatie: bepaalde gewoonten en gedragingen zo eigen gemaakt, dat je je automatisch gedraagt zoals de omgeving dat van je verwacht.

 

 

Functies cultuur:

  1. Betekenis aan ons gedrag geven.
  2. Bepaalt welk gedrag wel of niet aanvaardbaar is.
  3. Biedt de mogelijkheid tot identificatie.

 

 

§ 2 Identiteit en identificatie

 

Identificatieproces

Binnen een multiculturele samenleving als Nederland willen mensen zich graag identificeren met de andere leden van een groep, die ook wel de ‘ingroup’ genoemd wordt.

 

Identificatie geeft aan welk gedrag en welke opvattingen mensen ongeveer van elkaar verwachten. Geeft houvast in het dagelijks leven.

Normatieve dimensies van cultuur zijn de leidraad.

 

Primaire identificatie: begint al op hele jonge leeftijd. Vb. sekse, etniciteit en familie.

Secundaire identificatie: meer vrije keuze. Vb. vriendengroep, verhuizen.

 

Hoe verloopt identificatie?

  • Functionele identificatie

Gemeenschappelijke doelen en belangen. Vb. chirurgen, voetballers, leerlingen.

  • Normatieve identificatie

Normen en waarden. Vb. PSV-supporters, BNN-kijkers

  • Emotionele identificatie

Saamhorigheid. Vb. Nederlands elftal wint, Koningsdag.

 

De Nederlandse identiteit

Er is geen sprake van één, maar van vele identiteiten die bovendien steeds in ontwikkeling zijn.

Gebaseerd op Nederlandse taal, cultuur en geschiedenis. Vb. poldermodel, Republiek der Verenigde Nederlanden.

 

 

§ 3 Cultuurverschillen en spanningen

 

Visie op cultuurverschillen

Cultuurrelativisten: alle culturen zijn gelijkwaardig aan elkaar en kun je de leden van een cultuurgroep alleen beoordelen naar de maatstaven van hun eigen cultuur. Tolerantie.

Cultuuruniversalisten: beweren dat bepaalde algemene waarden voor iedereen gelden. Geen tolerantie, maar moet ertegen worden opgetreden.

 

De verschillen tussen diverse cultuurgroepen zijn soms duidelijk waarneembaar, zeker als ze samenvallen met verschillen in lichamelijke kenmerken. Andere verschillen zijn gerelateerd aan waarden.

In een samenleving botsen waarden en normen van minderheden soms met de ‘traditionele’ uitgangspunten en cultuuruitingen.

In een multiculturele samenleving ontstaan soms ook spanningen en conflicten naar aanleiding van de verschillende etnisch-culturele achtergronden.

  • Onderwijs

In artikel 23 van de grondwet is de vrijheid van onderwijs geregeld. Groepen met een bepaalde opvatting hebben de vrijheid om – binnen de kaders van de wet – hun eigen school in te richten.

  • Gezagsverhoudingen in het gezin

In een aantal culturen zijn de verhoudingen binnen een gezin ster hiërarchisch. Dit kan bijvoorbeeld huiselijk geweld tegen vrouwen zijn.

  • Religie

De vrijheid van godsdienst is een belangrijk recht in Nederland. Soms leiden religieuze opvattingen tot discussies en spanningen. Conflicten over vrouwenbesnijdenis hebben er in feite slechts zijdelings mee te maken.

 

 

  • Vrijheid van meningsuiting

In het verlengde van religieuze verschillen ligt de kwestie van de vrijheid van meningsuiting. In Nederlands zien de meeste mensen dit als een belangrijk element voor een rechtvaardige en democratische samenleving.  Maar de vraag waar vrijheid van meningsuiting overgaat in belediging kan niet eenduidig worden beantwoord.

In de praktijk gaan in Nederland rechters alleen over tot veroordeling als er sprake is van haat zaaien, bij het oproepen tot geweld en bij het ‘beledigen om het beledigen’. Als een bewering opgevat kan worden als onderdeel van een geloofs- of levensovertuiging, geld dikwijls het recht op vrije meningsuiting.

  • Werk

Op het werk kunnen spanningen voorkomen als er (te) weinig rekening wordt gehouden met culturele verschillen. Voornamelijk op gebied van religie.

  • Huwelijk en seks

Bij moslims en hindoes bemoeien ouders zich nadrukkelijk met de partnerkeuze via de sociale (familie)netwerken. Autochtonen vinden bemoeienis van de ouders bijna altijd principieel onjuist: als je trouwt, ben je volwassen en vrij om je eigen partner te kiezen.

De verschillen in opvattingen over huwelijk, man-vrouwverhoudingen en seks zijn medeverantwoordelijk voor het lage aantal ‘interetnische’ of ‘interculturele’ huwelijken bij sommige groepen.

Net als in Nederland lange tijd het geval was, zijn sommige groepen allochtonen tegenstander van het homohuwelijk.

  • Eerwraak

Eerwraak: het straffen van iemand die de eer van de familie geschonden heeft. Dit is strijdig met de Nederlandse cultuur, vanwege ons rechtssysteem.

  • Veiligheidsgevoelens

Een deel van de bevolking voelt zich misschien niet meer vrij of veilig in de wijk vanwege de overlast en criminaliteit.

De naar verhouding hogere straatcriminaliteit onder Marokkanen wordt maar zeer ten dele verklaard door opvoedingspatronen in sommige gezinnen die niet goed aansluiten bij de Nederlandse verwachtingen en gewoonten op dit punt, en dus door verschillen in cultuur. Sociaaleconomische factoren zoals gebrekkige kansen en een niet-afgemaakte schoolopleiding spelen een grotere rol bij het ontstaan van dit soort crimineel gedrag.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 5 Beeldvorming en discriminatie

 

§ 1 Vooroordelen, stereotypen en discriminatie

 

Stereotypering

Negatieve beeldvorming is meestal een gevolg van generalisatie: er worden aan een bepaalde groep kenmerken toegeschreven op basis van het gedrag van een (klein) deel van die groep. Voorbeeld: de criminele Marokkaanse jongens.

Als dit beeld door eigen waarneming of door de media keer op keer wordt herhaald, ontstaat er een stereotiepbeeld: een sterk generaliserend, vaak vereenvoudigd en vertekend beeld van een groep. Dat het hierbij gaat om een vertekend beeld wordt pas duidelijk als je de oorzaak van de oververtegenwoordiging zoekt.

Vooroordeel: een oordeel op basis van onvoldoende of onjuiste kennis van zaken.

 

Discriminatie

Dat stereotypen en vooroordelen kunnen leiden tot discriminatie lijdt geen twijfel. Discriminatie: de ongelijke behandeling van mensen op grond van groepskenmerken die in de gegeven situatie niet van belang zijn. Als iemand liever geen asielzoeker als buurman heeft is er duidelijk sprake van negatieve discriminatie. Of als een werkgever liever mannen dan vrouwen in dienst neemt is er sprake van ongelijke behandeling, dus discriminatie.

 

Onbedoelde discriminatie

  • Indirecte discriminatie

Voorbeeld: taaleis bij een baan.

  • Institutionele discriminatie

Burgers die mensen ongelijk behandelen.  Voorbeeld: een supermarktketen die besluit om geen donkergekleurde mensen voor de pr-afdeling in dienst te nemen, omdat blanke werknemers voor een hogere omzet zorgen. Discriminatie is hier dus gevolg van institutioneel beleid.

 

 

§ 2 Oorzaken en gevolgen

 

Discriminatie is niet voorbehouden aan de dominante groep in een samenleving en komt in alle kringen voor. Zelfs slachtoffers van discriminatie maken soms discriminerende opmerkingen.

 

Verklaringen van stereotypen

  • Sociale categorisatie

Sociale categorisatie: identificeren van individuen als lid van een bepaalde groep. Ook wel ‘hokjesdenken’ genoemd. Dat indelen van mensen in groepen doen we omdat we simpelweg niet alle detailinformatie over een persoon snel kunnen verwerken en onthouden. Het stereotiepe beeld dat zo ontstaat, is dus functioneel.

  • Sociale identiteit

Mensen hebben een fundamentele behoefte om bij een groep te horen. Het lidmaatschap zorgt ervoor dat je een identiteit aan de groep kunt ontlenen. We spreken in dit geval van een sociale identiteit naast een persoonlijke identiteit.

  • Xenofobie

Xenofobie: angst voor het vreemde.

  • Socialisatieproces

Tijdens je opvoeding leer je wat goed een niet goed is. Ook de media beïnvloeden jouw beeld van de werkelijkheid.

 

Oorzaken van discriminatie

We hebben net met de verklaring van stereotypen de persoonlijke reden van mensen om te discrimineren behandelt. Naast persoonlijke reden kun je discriminatie verklaren met sociale of maatschappelijke omstandigheden:

  • Sociaal-culturele factoren

Opgroeien in een omgeving waar discriminatie sterk wordt afgekeurd, heeft tot effect dat je minder snel andere mensen ongelijk behandelt. Sociale controle heeft dus een remmend effect op discriminerend gedrag. Ook de mate waarin je persoonlijk contact hebt met minderheden is belangrijk. Net als het gevoel dat je een gemeenschappelijk belang hebt met de mensen om je heen. In enkele succesvolle gemengde wijken, werken de inwoners samen aan de verbetering van hun buurt. Door de samenwerking en de daaruit voortvloeiende onderlinge contacten , anders gezegd door de saamhorigheid, komt discriminatie in deze wijken veel minder voor dan in wijken waar buren elkaar nauwelijks kennen.

  • Sociaaleconomische factoren

Kijkend naar de geschiedenis van rechts-extremistische groeperingen, zie je dat in tijden van economische recessie hun aanhang flink toeneemt. Als het slecht gaat met de economie kiezen mensen eerder voor hun eigen belang en wordt ‘buitenlanders’ soms verweten de banen in te pikken.

Rechts-extremistische partijen geven graag minderheidsgroeperingen de schuld van de economische problemen. Zij worden aangewezen als zondebok.

  • Politiek-juridische factoren

Nederland kent pas een streng en actief antidiscriminatiebeleid. Ook werd de Commissie Gelijke Behandeling ingesteld die de regering gevraagd en ongevraagd van advies voorziet. Ook is er een Meldpunt Discriminatie, die de bevoegdheid heeft klachten te behandelen. Ook bestaat er sinds enkele jaren een Meldpunt Discriminatie Internet.

 

Gevolgen van discriminatie

Discriminatie heeft zowel gevolgen op persoonlijk als op maatschappelijk vak. Discriminatie kan negatieve gevolgen hebben:

  • Minder kansen op de arbeids- en woningmarkt bij minderheden.
  • Gevoelens van gekwetst-zijn en bedreiging. Dit verklaar voor een deel de voorkeur van allochtonen om bij elkaar te wonen.
  • Ontstaan van spanningen tussen bevolkingsgroepen. Mensen die gediscrimineerd worden of geen baan of huis kunnen vinden, geven vaak andere bevolkingsgroepen de schuld.
  • Versterking negatieve beeldvorming. De maatschappelijke achterstand door discriminatie leidt in veel gevallen tot nieuwe stereotypen en discriminatie. Selffulfilling prophecy: een voorspellende uitspraak die uitkomt juist omdat de voorspelling gedaan wordt. Voorbeeld: Surinaamse mannen die relatief moeilijker aan een baan komen, omdat ze het stereotype beeld van lui hebben. Met als gevolg hogere werkloosheidscijfers die het stereotiepe beeld weer versterken.

 

 

§ 3 Positietoewijding en positieverwerving

 

De sociaaleconomische positie van een groep wordt bepaald door de toegang tot de arbeidsmarkt, de woningmarkt en onderwijs.

 

Positietoewijzing

Positietoewijzing: de manier waarop de ontvangende samenleving immigranten een plaats toewijst.

  • Overheid

Als de overheid openstaat voor immigranten en stimulerende maatregelen neemt, dan heeft dit een positief effect op zowel de culturele als sociaaleconomische positie van de nieuwkomers. Andersom hebben beperkende maatregelen een negatieve invloed.

  • Instanties

Ook particuliere organisaties hebben invloed op de positietoewijzing. Extra aandacht op scholen geeft een positief effect en als scholen te weinig rekening houden met de cultuur van nieuwkomers geeft dit een negatief effect.

  • Burgers

Tot slot spelen individuele burgers een rol. Sommige autochtone Nederlanders staan niet of nauwelijks open voor nieuwkomers. Lang niet alle autochtonen wijzen de komst van migranten af. Veel Nederlanders sporten en werken samen met nieuwkomers en laten hun kinderen wel samen naar school gaan. We spreken dan van een positieve positietoewijding.

 

Positieverwerving

Positieverwerving: de manier waarop immigranten er zelf inslagen een positie van die nieuwe samenleving te veroveren.

  • Burgers

Hoe opener en welwillender immigranten staan tegenover de nieuwe samenleving, hoe groter de kans dat zij zich een goede positie kunnen verwerven. Niet iedereen staat echter open voor de Nederlandse samenleving. In een enkel geval sluiten allochtonen zich uit angst voor discriminatie zelfs helemaal af van de nieuwe omgeving.

  • Zelforganisaties

Voor veel migranten is de eigen cultuur er belangrijk. Dit heeft onder andere geleid tot de oprichting van allerlei verenigingen en organisaties. 

Om sterker te staan zijn er ook belangenorganisaties opgericht. Binnen het Landelijk Overleg Minderheden voeren zij overleg met het kabinet over beleidskwesties die de eigen doelgroepen raken.

 

 

 

Tot slot

Het denken in termen van positieverwerving en –toewijzing is kenmerkend voor de manier waarop er lange tijd over migratie en migranten is gedacht. Door europeanisering en globalisering is de wereld echter veranderd.

De meeste nieuwkomers zijn tijdelijke migranten, ook wel transmigranten genoemd.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 6 Overheidsbeleid

 

§ 1 Integratiebeleid

 

Kenmerkende ontwikkelingen en inzichten per periode bij het integratiebeleid:

  • Jaren ’50: categoriale maatregelen

Hoge woningnood en weinig economisch perspectief vanwege WOII in Nederland. Veel Nederlanders emigreerden hierdoor. Voor Indische Nederlanders werden maatregelen genomen gericht op assimilatie. Ten aanzien van de Molukkers voerde Nederland juist een remigratiebeleid. Nederland rekende op een vrijwillige terugkeer van deze mensen.

  • Jaren ’60 en ’70: maatschappelijke hulp

Ook bij arbeidsmigratie dacht de Nederlandse overheid dat het maar tijdelijk was. Werkgevers werden zelf verantwoordelijk voor de opvang en huisvesting van hun gastarbeiders: hoge huur. Maatschappelijke instellingen, zoals kerken en particuliere organisaties hielpen mee met de maatschappelijke begeleiding van gastarbeiders: gebaseerd op behoud van eigen cultuur en identiteit. Dit werd gesubsidieerd.

  • Jaren ’80: integratie met behoud van identiteit

In 1980 werd voor het eerst een officieel minderhedenbeleid geformuleerd. De belangrijkste doelen waren om de maatschappelijke positie van de minderheden te verbeteren en de volwaardige deelname aan de samenleving te bevorderen.

Drie veranderingen waren: onderwijs in eigen taal en cultuur uitgebreid, positieve actie, wat inhoud dat bij geschiktheid allochtonen voorkeur krijgen op de arbeidsmarkt en juridische gelijkstelling: het kiesrecht werd bijvoorbeeld uitgebreid.

  • Jaren ’90: nadruk op sociaaleconomische integratie

De overheid koos voor een actief integratiebeleid vanwege de hoge criminaliteits- en werkloosheidscijfers. De overheid beperkte zich tot het bieden van kansen en van allochtonen werd verwacht dat ze zich zelfstandig zouden ontwikkelen tot volwaardige Nederlanders. Scholen kregen extra subsidies voor de participatie van allochtonen.

  • Vanaf 2000: meer aandacht voor culturele integratie  

Segregatie nam toe en er werd een sociaaleconomische tweedeling zichtbaar in de grote steden. Om dit te stoppen, richtte het nieuwe beleid zich meer op de culturele integratie. Het belang van de gemeenschappelijke normen en waarden werd benadrukt. De Wet inburgering werd vastgelegd, zodat iedere nieuwkomer verplicht een inburgeringexamen moest afleggen.

 

Recent beleid

Immigratiebeleid en integratiebeleid werd weer gescheiden in 2007. Het immigratiebeleid bleef bij Minister van Justitie, maar het integratiebeleid werd toegewezen aan een nieuwe minister: Wonen, Wijken en Integratie. Er is besloten om probleemjongeren strenger aan te pakken om dat dit steeds erger werd.

 

 

 

 

Zigzagbeleid

Uit de informatie hierboven blijkt dat er veel is verandert in het beleid. Omdat in het begin wel werd verwacht dat de migranten terug zouden keren.

 

 

§ 2 Toelatingsbeleid

 

Restrictief toelatingsbeleid: door de afgenomen werkgelegenheid in de jaren ’70 werden er steeds minder mensen toegelaten tot Nederland. Toch bleef het aantal in de jaren ’80 en ’90 stijgen. Omdat het aantal asielzoekers sterk toenam, maar het strengere toelatingsbeleid gold ook nog niet voor gezinsvorming en hereniging. Hierdoor werden er nog striktere voorwaarden gesteld, omdat de kosten van asielopvang en sociale zekerheid stegen.

 

Vreemdelingenwet 2000

Er wordt onderscheid gemaakt tussen twee groepen vreemdelingen:

De eerste groep betreft vreemdelingen die zich in Nederland willen vestigen vanwege een baan, een studie of omdat er sprake is van gezinshereniging of gezinshervorming. Zij kunnen een verblijfsvergunning aanvragen. Er kwamen algemene voorwaarden waaraan vreemdelingen moeten voldoen:

- Ze moeten aantoonbaar over voldoende middelen van bestaan beschikken (loon, studiebeurs).

- Ze moeten documenten kunnen overleggen waaruit de identiteit blijkt.

- Ze mogen geen crimineel verleden hebben.

De tweede groep zijn de asielzoekers. Zij kunnen voor een verblijfsvergunning in aanmerking komen op de grond van:

- Het Vluchtelingenverdrag van Genève en het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens.

- Klemmende redenen van humanitaire aard, als oorlog.

De nieuwe maatregelen hebben niet geleid tot een vermindering van het totale aantal immigranten, maar wel tot een verschuiving. De immigranten kwamen nu meer uit Oost-Europa. Zij hebben namelijk veel meer mogelijkheden om te beschikken over voldoende middelen dan niet EU-burgers, daarnaast moeten ze op de arbeidsmarkt worden beschouwd als Nederlandse burgers. Ook steeds vaker studenten en hooggeschoolde expats die makkelijk aan de voorwaarden kunnen voldoen.

 

Na 2000

Er bestond nog wel een probleem voor de asielzoekers die er voor 2000 waren, de uitgeprocedeerde asielzoekers. Uiteindelijk koos kabinet-Balkenende IV voor een ‘generaal pardon’, een regeling waardoor uiteindelijk meer dan 28.000 mensen een permanente verblijfsvergunning kregen.

 

 

§ 3 Politieke visies

 

Sociaaldemocratie: gelijke kansen

Gelijke kansen op school en arbeidsmarkt. PvdA en SP: nadrukkelijke rol voor de overheid op gebied van culturele integratie. GroenLinks is liberaler, Nederland moet zich qua toelatingsbeleid humanitair opstellen.

 

Liberalisme: eigen verantwoordelijkheid

Liberalen: D66 + VVD

Iedere immigrant is zelf verantwoordelijk voor zijn eigen integratie. Inburgering moet voor nieuwkomer verplicht zijn. Ook ten aanzien van het toelatingsbeleid lijkt er bij de liberalen sprake van een paradox. Voorstander restrictief toelatingsbeleid, wat apart is voor liberalen.

Iedere immigrant is zelf verantwoordelijk voor zijn eigen integratie. Inburgering moet voor nieuwkomer verplicht zijn. Ook ten aanzien van het toelatingsbeleid lijkt er bij de liberalen sprake van een paradox. Voorstander restrictief toelatingsbeleid, wat apart is voor liberalen.

 

Christendemocratie: het ritsmodel

Ritsmodel op sociaaleconomisch en cultureel gebied: ruimte nemen/geven, actief burgerschap. ChristenUnie en SGP zijn strenger dan CDA: ze benadrukken het christelijke karakter van de Nederlandse samenleving.

 

Rechts-populisme: hard en duidelijk

PVV: strenge aanpak: Nederlandse grens sluiten voor vijf jaar voor gezinsvorming en hereniging. PVV ziet multiculturaliteit en cultuurrelativisme als een bedreiging. TON: contract met rechten en plichten voor nieuwkomer: ze moetende Nederlandse taal leren en de normen en waarden van de Nederlandse rechtsstaat erkennen. Als ze zich er niet aan houden, wordt hu een verder verblijf in Nederland ontzegt.

REACTIES

L.

L.

Mooie samenvatting met de nodige schoonheidsfoutjes, dat wel. Ik zou bijvoorbeeld nog eens goed lezen wat jij bij Institutionele discriminatie hebt en wat het boek daar heeft want je hebt ergens overheen gelezen (niet de burgers maar "we spreken van Institutionele discriminatie als medewerkers van een bepaalde organisatie door regels en procedures mensen buiten de eigen institutie houden."

9 jaar geleden

F.

F.

hee lucas!! ik wil je even ergens op attenderen knul.
je bent namelijk gruwelijk de mist in gegaan wat betreft je taalkundigheid en vakkennis. je bent het federieke onderdeel haakje sluiten vergeten jongen!!!!. even aaanpassen nu vent anders herhaalt dit incindentele incident zich voort in de toekomstige internetwereld.

8 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.