Hoofdstuk 1: De multiculturele samenleving, een verkenning
Multiculturele samenleving: een samenleving waarin naast de oorspronkelijke autochtone bevolking verschillende etnische groepen leven die oorspronkelijk afkomstig zijn uit een ander land met een andere cultuur.
Normatieve betekenis: bovenstaand begrip krijgt dit omdat je het verbindt met een mening, een norm of in dit geval een ideaal.
Etnische groep: groep die zich onderscheidt van andere groepen doordat de leden ervan gezamenlijke factoren delen zoals nationaliteit, stamverwantschap, religie, taal cultuur ed.
Etnische minderheden: etnische groepen die niet uit bv. Nederland afkomstig zijn en waarvan de leden naar verhouding, vaker een lage maatschappelijke en culturele positie innemen.
Allochtoon: iemand die zelf of waarvan een van de ouders niet in Nederland geboren is.
Eerste generatie: in het buitenland geboren.
Tweede generatie: allochtonen in Nederland geboren.
Westerse- en niet westerse allochtonen: een Duitser die in Nederland woont wordt vaak niet geassocieerd met een allochtoon vanwege dezelfde huidskleur en veelal gewoonten/cultuur.
Het aantal allochtonen neemt sterk toe. In Amsterdam is 49% allochtoon. Veelal Surinamers. Net als in Den Haag. In Utrecht bestaat 43% van de bevolking uit Marokkanen. Turken gelijkmatig over grote steden.
Gevoel van saamhorigheid: mensen spreken dezelfde taal, hebben dezelfde godsdienst, belangen en geschiedenis. Hierdoor werd ook Nederland een nationale staat. Maar door de komst van veel soorten verschillende geloofsrichtingen (multiculturele samenleving) nam het gevoel van saamhorigheid af. Marokkanen en Turken hebben een ander idee over bijvoorbeeld seks en gastvrijheid.
Drie factoren die van invloed zijn op de Nederlandse multiculturele samenleving:
- Globalisering (mensen staan wereldwijd steeds meer en steeds makkelijker met elkaar in verbinding. In Nederland heerst een hightech-kenniseconomie: hier worden de producten bedacht, maar ergens anders gefabriceerd. Door globalisering ook steeds meer economische verbondenheid met het buitenland. Door globalisering zijn er ook wereldwijd migratiestromen ontstaan);
- Europeanisering (de geleidelijke ontwikkeling waarbij Europese landen steeds meer samenwerken, eerst op economisch gebied en later ook op politiek terrein: Verdrag van Maastricht. Veel mensen noemen zich echter geen Europeaan, maar nog gewoon Nederlander);
- Individualisering (mensen worden niet langer als lid van een groep of een gezin beschouwd, maar als onafhankelijk individu. Hierdoor ontstaan grote verschillen in leefstijlen, gewoonten en meningen. In de jaren ’60 ontzuilde Nederland. D.m.v. idealen als vrijheid, zelfontplooiing en zelfbeschikkingsrecht. Leefde vooral onder de jongeren. Er werd ook wel gesproken van een ‘ik-cultuur’, omdat het naar het egoïsme neigde.
De vraag naar sociale cohesie is op twee manieren te beantwoorden:
- Gemeenschappelijke waarden (communitarisme: de stroming die het belang van gemeenschappelijke normen en waarden sterk benadrukt. Iedere burger heeft rechten, maar ook verantwoordelijkheden. In Nederland kent deze stroming vooral een groeiende aanhang onder de christendemocraten, maar ook onder de sociaaldemocraten);
- Steunberen (de democratische rechtsstaat en de grondwettelijke vrijheden bieden de beste garantie voor een multiculturele samenleving, waarin mensen met verschillende politieke denkbeelden en persoonlijke levenssferen naast en met elkaar kunnen leven. Eerste steunbeer is een eerlijk en onafhankelijk rechtsproces, tweede steunbeer is de bereidheid tot tolerantie. De derde steunbeer is de onafhankelijke wetenschapsbeoefening. De vierde steunbeer betreft de bereidheid om conflicten op een niet-gewelddadige manier op te lossen. In samenlevingen waar dit ontbreekt, is geen respect voor verschillen en tegenstellingen).
Integratie: de samenvoeging van meerdere bevolkingsgroepen in de maatschappij. Nederlandse regering: de gedeeltelijke aanpassing van bevolkingsgroepen aan de dominante cultuur met behoud van eigen cultuurkenmerken.
Samenlevings/integratiemodellen:
- Assimilatiemodel (assimilatie: dominante cultuur vrijwel geheel overnemen, eigen cultuur verdwijnt naar achtergrond);
- Model van de ‘melting pot’ (als verschillende bevolkingsgroepen zich versmelten tot één nieuwe bevolkingsgroep: ook wel een smeltkroes genoemd. Er ontstaat dan een nieuwe bevolkingsgroep met een nieuwe cultuur);
- Model van de ‘salad bowl’ (volken behouden hun eigen culturele identiteit. Ze passen zich aan elkaar aan, zodat ze allemaal toegang hebben tot dezelfde maatschappelijke, economische en politieke positie: wederzijdse aanpassing, Nederland streefde dit ideaal na, maar dit gaat in de praktijk vaak niet op);
- Segregatiemodel (bevolkingsgroepen leven zowel fysiek als sociaal gescheiden: Amish in VS. Vaak met geweld en dwang, zeker als de dominante groep alle politieke en economische macht naar zich toe wil trekken: Zuid-Afrika).
Nederland en de vier modellen: duizenden migranten geassimileerd in bedrijfsleven/huwelijk. Door de moderne communicatiemiddelen kunnen migranten gemakkelijker hun eigen cultuur behouden, d.m.v. internet: transnationalisme. Kinderen binnen gemengde huwelijken krijgen vaak te maken met de ‘melting pot’. In grote steden veel ‘salad bowl’: caissières met hoofddoekjes bijvoorbeeld. Segregatie: witte en zwarte scholen. Of witte en zwarte woonwijken. Migranten zoeken elkaar vaak op vanwege cultuurgelijkenis.
Voordelen maatschappelijke verandering: voor asielzoekers: veiligheid en een beter leven. Migranten heffen het tekort aan arbeidskrachten op: economisch. Evenwichtiger bevolkingsopbouw, door komst grote migratiegezinnen. Hiermee wordt ontgroening en vergrijzing tegengegaan, minder druk op socialezekerheidsstelsel: demografisch. Grotere diversiteit aan culturen verrijkt Nederlandse samenleving.
Maatschappelijke vraagstukken (4 invalshoeken):
- Sociaaleconomisch (problemen m.b.t. sociale gelijkheid. Migranten worden vaak ongelijk behandeld op het gebied van huisvesting, gezondheid en arbeidsmarkt, ligt doorgaans aan lagere schoolopleiding en taalachterstand, maar ook discriminatie speelt een rol. Hoofdstuk 3);
- Sociaal-cultureel (laatste jaren: toename conflicten over botsende normen en waarden. Religieuze confrontaties tussen moslims en niet-moslims: 9/11. Hoofdstuk 4);
- Politiek-juridisch (wat kan de overheid doen om het proces van multi-culturalisering in goede banen te leiden? Hoofdstuk 6);
- Historisch-geografisch (Hoofdstuk 2).
Hoofdstuk 2: Nederland als immigratieland
Pullfactoren: factoren die een land aantrekkelijk maken voor migranten: economische welvaart en politieke vrijheid zijn in westerse landen aantrekkelijk.
Pushfactoren: factoren die een migrant ertoe bewegen zijn woonplaats te verlaten: Geen vrijheid van geloof of mening, werkloos en weinig economisch perspectief, of oorlog.
Politieke en religieuze motieven: vaak is politieke situatie reden tot vertrek, als dictatuur waar geen stemrecht en verschillende vrijheden zijn. Dit gaat regelmatig gepaard met geweld en oorlog. Vluchtelingen die in Nederland asiel aanvragen worden in overeenstemming met het EVRM en het Vluchtelingenverdrag van Genève behandeld.
Economische en ecologische motieven: economische reden is vaak hoop op beter leven in westers land, maar ook een verslechterd milieu kan reden zijn tot verhuizing: slechte landbouwgrond. Deze economische migratie kan de overheid stimuleren of afremmen, afhankelijk van de arbeidsmarkt).
Sociale en persoonlijke motieven: gezinshereniging of gezinsvorming kan een reden zijn tot migratie. Voor zowel asielzoekers als gewone burgers.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden