Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Criminaliteit en Rechtstaat

Beoordeling 7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 4191 woorden
  • 24 mei 2014
  • 7 keer beoordeeld
Cijfer 7
7 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Maatschappijwetenschappen

Criminaliteit en Rechtstaat

Invalshoeken van maatschappijleer

  • Politiek-juridische perspectief (in welke mate speelt opvoeding een rol bij..)
  • Sociaaleconomische perspectief (hoeveel kost het?)
  • Sociaal-culturele perspectief (is het ook zo in andere landen?)
  • Vergelijkende perspectief [historisch-geografisch] (hoe was het vroeger?)
  •  

Maatschappelijk probleem

  • Het probleem heeft gevolgen voor grote groepen in de samenleving
  • Het probleem kan alleen gemeenschappelijk worden opgelost waardoor de overheid zich ermee moet bezighouden
  • Het probleem heeft te maken met tegenstellingen(meningen)
  • Het probleem heeft maatschappelijke oorzaken

Kenmerken van een politiek probleem

  • Er sprake is van een situatie die een grote groep mensen ongewenst vindt.
  • De situatie is ontstaan door maatschappelijke ontwikkelingen.
  • Het probleem heeft te maken met tegengestelde belangen.
  • Men wil  deze problemen (mede) door overheidsingrijpen veranderd zien.

Hoofdstuk 1

Regels bestaan er in elke samenleving. Aan de basis van elke regel staat steeds een waarde.

Waarde: een principe dat mensen belangrijk vinden om na te streven.

Dat kan bijv. gaan om eer of vrijheid.

Van waarde worden weer normen afgeleid.

Normen: Zijn gedragsregels

Bijv. dat je niet mag liegen en je mag niet roken in een restaurant.

  • Religieuze normen, zondagsrust
  • Morele normen, bedrijven willen geen zaken doen met landen waar mensenrechten worden geschonden.
  • Fatsoennormen, zoals opstaan voor een oudere in een trein.
  • Rechtsnormen, wetten

Norm overschrijdend gedrag: Als iemand de normen overtreedt.

Sommige normen vertegenwoordigen zulke belangrijke waarden in de samenleving dat ze als rechtsregels zijn vastgelegd in rechtsbronnen.

Voorbeeld van een rechtsbron is de wet.

Nog een voorbeeld is jurisprudentie, dat is het geheel aan rechtelijke uitspraken.

Interpretatie: op wat voor een manier het wordt opgevangen.

Als ze merken dat bepaalde wetten niet goed zijn moeten de wetten worden aangepast en komen er nieuwe wetten.

Functies van rechtsregels

  • Rechtszekerheid kunnen bieden.
  • Orde in de maatschappij
  • Onafhankelijke rechtspraak (geldt alleen voor jouw straf, onafhankelijk wat de ander krijgt)

Strafwaardig: als het nodig is om een straf te geven.

Rechtsregels veranderen, in het wetboek van strafrechten

Rechtsregels worden steeds weer aangepast. Ook is onze samenleving complexer geworden.

Rechtsregels verschillen

Rechtsregels zijn tijd en plaatsgebonden, invalshoek historisch geografisch

Ook de straffen verschillen

Paragraaf 1.2: Strafbaar gedrag en criminaliteit

Criminaliteit:

officiële definitie: volgens (door) de overheid, bij wet strafbaar gesteld gedrag.

Gangbare definitie: Alle misdrijven die in de wet omschreven staan.

Misdrijven: zijn de meer ernstige strafbare feiten, (zwaardere straffen, justitiële documentatie, politierechter of meervoudige kamer)

Overtredingen: zijn de minder ernstige strafbare feiten (lagere straffen geen justitiële documentatie.

Criminalisering: het strafbaar worden van bepaalde straffen, en wordt in het wetboek van strafrechten gezet.

Decriminalisering: Strafbaar gedrag dat uit het wetboek van strafrechten wordt gehaald.

Soorten criminaliteit

  • Delicten tegen de openbare orde en het gezag. (het verbranden van de Nederlandse vlag, het uitschelden van een politieagent)
  • Gewelddelicten tegen leven en persoon (moord en mishandeling)
  • Ruwheidsdelicten (graffiti en vernieling
  • Vermogensdelicten (diefstal)
  • Seksuele delicten (verkrachting)
  • Verkeersdelicten (rijden onder invloed)
  • Drugsdelicten ( de verkoop van harddrugs
  • Economische delicten (het verkopen van een bepaald soort vlees dat niet mag)
  • Milieudelicten (illegaal kappen van bomen)

Deze soorten criminaliteit kunnen in verschillende categorieën vallen.

Veelvoorkomende criminaliteit = kleine criminaliteit, winkeldiefstal, voetbalvandalisme enz.

Zware criminaliteit = ernstige vorm van criminaliteit

Georganiseerde criminaliteit = als een groep mensen, die samen een vereniging vormen, een misdrijf begaan.(zware criminaliteit)

Paragraaf 1.3: Criminaliteit als maatschappelijk probleem

Gevolgen van criminaliteit:

Materiële schade

  • Directe financiële schade
  • Indirecte financiële schade
  • Kosten voor de bestrijding van criminaliteit.

Immateriële schade

  • Gevoelens van onveiligheid
  • Inbreuk geestelijke en lichamelijke integriteit
  • Vermijdingsdrang
  • Psychosomatische problemen
  • Aantasting van het rechtsgevoel

Wie proberen wat te doen aan criminaliteit?

  • Particulieren initiatieven
  • Bedrijven
  • Maatschappelijke instellingen

Coornhert Liga

Streeft naar humanisering van het strafrecht en houdt zich o.a.  bezig met de belangen van verdachten en (ex)gedetineerden.

Reclassering: een vorm van maatschappelijk werk voor verdachten en (ex)gedetineerden)

De drie hooftaken zijn:

1.Hulpverlening aan mensen die met justitie in aanraking zijn gekomen.

2.Onderzoek en voorlichting over de achtergronden van een verdachte ten behoeve van ovj en rechter.

3.Het voorbereiden en begeleiden van de uitvoering van taakstraffen.

Aandacht voor slachtoffers

In Nederland zijn de rechten van het slachtoffer vastgelegd in de wet.

Hierin staat dat ieder slachtoffer:

  • Recht heeft op informatie.
  • Spreekrecht heeft.
  • Recht op schadevergoeding heeft.

Schadefonds Geweldsdelicten = keert geld uit aan slachtoffers van geweldsmisdrijven als de schade niet op een andere manier vergoed kan worden.

Slachtofferhulp = die bieden hulp als je slachtoffer bent geworden van een misdrijf.

Stichting Blijf-van-mijn-lijf = biedt hulp aan slachtoffers van huiselijk geweld.

Meldpunt discriminatie = behandeld klachten, maar houdt zich ook bezig met onderzoek en voorlichting.

Stichting tegen Zinloos Geweld = komt op voor de belangen van slachtoffers van zinloos geweld.

Hoofdstuk 2: Hoe veilig is Nederland?

Paragraaf 2.1: Het meten van criminaliteit

Er zijn verschillende onderzoeksmethodes en die kun je onderverdelen in:

Kwantitatieve methoden: er worden een groot aantal gegevens verzameld of er worden grote groepen mensen ondervraagd. Bijv. politie en rechtbankstatistieken of enquêtes

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

Kwalitatieve methoden: Deze methoden worden gebruikt als er diepgaande informatie nodig is. Het geeft een beeld van de meningen, behoeften en ervaringen van een bepaalde doelgroep.

Bijv. diepte-interviews met daders, slachtoffers en andere betrokkenen.

Betrouwbaarheid: Door de juiste vraagstelling is de informatie een stuk betrouwbaarder.

Validiteit: het onderzoek meet precies datgene wat het moet meten.

Generaliseerbaarheid: De geldigheid van het onderzoek,

Betrouwbaarheid cijfers

  • Politiestatistieken                                                                            
  • Mensen doen niet altijd aangifte.
  • Sommige delicten worden niet ontdekt.

(dronken rijden)

  • Er zijn minder zichtbare delicten.

(fraude)

  • Rechtbankstatistieken
  • Ovj kan ook seponeren (het wordt niet vervolgd)
  • Ovj kan het ook afdoen aan een transactie (het betalen van een boete)

Moeilijk te zeggen of criminaliteit afneemt of toeneemt.

Redenen hiervoor zijn:

  • Er is te weinig selectieve opsporing en dat is van invloed op de cijfers.
  • Door toename van wetten en regels, brengt het ook een toename van delicten met zich mee.
  • De registratie van misdrijven gebeurt niet altijd even nauwkeurig en systematisch.

Het voordeel  van slachtofferenquêtes is : dat sommige delicten waar mensen niet zo snel aangifte van doen, zoals fietsendiefstal, nu wel aan het licht komen.

Het voordeel van dader enquêtes is: dat ze in theorie het meest complete beeld geven.

De nadelen van slachtofferenquêtes en dader enquêtes zijn:

  • Sommige mensen worden niet ondervraagd
  • Het gaat om een subjectieve meting
  • Het meet alleen veelvoorkomende delicten
  • De slachtofferloze criminaliteit valt buiten de enquête methode(deze geldt alleen voor de slachtofferenquêtes)

Paragraaf 2.2: Beeldvorming

Door tv en krant vorm je een heel ander beeld over criminaliteit dan op basis van criminaliteit statistieken.

Beeldvorming over criminaliteit wordt gevormd door de media afhankelijk van het referentiekader van de ontvanger.

Doordat de media voor een deel de beeldvorming van criminaliteit laat vormen ontstaat er een generaliserend en stereotiep beeld, het laat zich kenmerken door:

1.Het beeld dat criminaliteit vooral met geweld te maken heeft.

2.Het beeld dat het aandeel van de zware criminaliteit groot is.

Paragraaf 2.3: Criminaliteit vroeger en nu

Misdaadstatistieken zijn vaak goed geschikt om bepaalde ontwikkelingen op lange termijn weer te geven.

De criminaliteit in Nederland is de afgelopen jaren flink toegenomen. Dat hangt samen met een aantal maatschappelijke ontwikkelingen, de belangrijkste zijn:

  • Afnemend gezag van de overheid, voorbeeld een burgemeester rijdt met teveel drank op achter het stuur.
  • Afnemende betekenis van het maatschappelijk middenveld, voorbeeld we lopen eerder door als we een vechtpartij op straat zien.
  • Vervaging van maatschappelijke normen en waarden.
  • Sterk toegenomen welvaart.
  • De afgenomen pak- en strafkans, pakkans is als een strafbaar feit wordt opgemerkt. Er wordt steeds minder actie ondernomen bij delicten.
  • Toegenomen werkeloosheid, dan gaan mensen zwart werken of door verveling verkeerde dingen doen.
  • Technologische ontwikkelingen, meer gebruik van internet leidt tot meer criminaliteit.
  • Internationalisering, de grenzen tussen de landen zijn soepel.

Vermogensdelicten: inbraak, diefstal , zijn afgenomen

1.Beter beveiligde huizen

2.Pinpassen

3.De criminaliteit is niet allemaal geregistreerd.

Geweldsmisdrijven: mishandelingen, bedreiging en diefstal met geweld zijn toegenomen.  Deze toename hangt samen met de maatschappelijke ontwikkelingen.

Hoofdstuk 3: Oorzaken van criminaliteit

Paragraaf 3.1: Wie is crimineel?

Nature = aangeboren

Nurture = aangeleerd

Waar komt criminaliteit het meeste voor? Dat hangt af van:

  • Het geslacht (vooral mannelijk)
  • De leeftijd, vooral jongeren tussen 16 en 23. Waarom:

1.Zoeken grenzen op, het overschrijden van maatschappelijke normen

2.Worden geconfronteerd met veel sociale problemen

3.Segregatie: iemand heeft geen kans op een normale baan, en is dus uitgesloten van het economisch leven (gaat dus misschien wel eerder stelen etc.)

  • De maatschappelijke positie
  • Etnische afkomst

1.Autochtonen en allochtonen even vaak in jeugdcriminaliteit

2.Oververtegenwoordiging van de 2e generatie allochtonen

3.De meeste allochtonen behoren tot de laagste maatschappelijke klassen. Dus het ligt niet aan dat ze allochtoon zijn, maar aan hun maatschappelijke positie dat ze in de criminaliteit belanden.

  • De locatie (grote steden meer delicten dan in bijv. dorpen)

Paragraaf 3.2: Criminologie

Criminologie

-beschrijvende criminologie: richt zich op de aard, de opvang, de spreiding en de ontwikkeling van crimineel gedrag en criminaliteit. Ook maken zij onderscheid tussen de verschillende soorten criminaliteit.

-theoretische criminologie: probeert crimineel gedrag te verklaren.

Verklaren vanuit:

  1. Individu, nadruk op biologische en psychologische factoren.(microniveau)

Waarom toont de één wel crimineel gedrag en de ander niet?

Kleine groep behoort tot de categorie: persistente delinquenten = daders die vaker ernstige misdrijven plegen, zoals overvallen.

Onderzoek naar deze daders splitst zich in twee richtingen:

  • Onderzoek naar biologische verschillen: Genetische en neurofysiologische kenmerken (er wordt gekeken naar de rol die erfelijke factoren spelen bij het verklaren van crimineel gedrag)
  • Onderzoek naar psychologische verschillen: cognitieve en functionele kenmerken 

(er worden verschillende stoornissen onderzocht en uit onderzoek blijkt dat dat het risico op probleemgedrag vergroot.

  1. Directe leefomgeving, nadruk op sociaalpsychologische factoren. (mesoniveau)

Kort gezegd: als er problemen optreden in de primaire en secundaire socialisatie is de kans groter dat iemand crimineel gedrag vertoont.

Primaire socialisatie:

Gezin: voedingsbodem voor het later functioneren van mensen.

Secundaire socialisatie:

    School: kinderen komen in aanraking met nieuwe normen.

    Vrienden: Hoe ouder het kind wordt, hoe groet de invloed van andere kinderen.

Neutralisatie: de ontkenning voor de eigen verantwoordelijkheid van het crimineel gedrag. (bijv. die winkelier is toch stinkend rijk.

    Conflict tussen dominante culturen en subculturen, kunnen leiden tot normafwijkend en crimineel gedrag.

    Opgroeien in een achterstandswijk vergroot de kans om crimineel te worden.

-minder aandacht voor publiek domein. Verwaarlozing openbare ruimte.

Bijv. op een muur waar al graffiti staat, spuiten jongeren veel sneller nieuwe graffiti.

-gebrekkige sociale controle in deze buurten.

    Verengingen: jongeren die actief bij de club komen minder snel in aanraking met criminaliteit.

  1. Samenleving, nadruk op sociologische factoren.

Maatschappelijke ontwikkelingen: veranderde normen en waarden, toegenomen welvaart, kleinere pak en strafkansen, meer alcohol en drugs gebruik, werkeloosheid en minder sociale cohesie.

Volgens sociologen zijn deze maatschappelijke factoren van invloed op crimineel gedrag. Dat is natuurlijk niet automatisch zo, alleen als maatschappelijke ongelijkheid leidt tot sociale desintegratie : men voelt zich niet langer verbonden met anderen in de samenleving -> dat kan leiden tot een gevoel van sociale ongelijkheid.

Paragraaf 3.3: Theorieën over criminaliteit

1.Sociobiologische theorie: volgens deze theorie is er genetische / aangeboren te zien of iemand later crimineel wordt.

2.Aangeleerd-gedrag theorie: Crimineel gedrag wordt aangeleerd. Door bijv. gezin.

3.Gelegenheidstheorie: Gelegenheid maakt de dief. (fiets met sleutel erin)

4.Anomietheorie:  maatschappelijke ongelijkheid wordt door sommige mensen uit lagere klassen niet geaccepteerd leidt tot het gebruik van legitieme middelen. Lagere klassen doen aan criminaliteit om een hogere positie te bereiken.

5.Etiketteringstheorie/ stigmatiseringstheorie: Als mensen een bepaald etiket opgedrukt krijgen dan worden ze gestimuleerd om zich ook zo te gedragen. Bijv. als Marokkanen al worden gezien als crimineel dan gaan ze zich er ook zo naar gedragen.

6.Bindings of integratietheorie: mensen die weinig binding hebben familie, vrienden, werk zijn eerder geneigd om in criminaliteit te vervallen. (niets te verliezen).

7.Sociale –controle theorie: meer sociale controle, zorgt voor minder criminaliteit.

Hoofdstuk 4: De rechtsstaat

Paragraaf 4.1: Grondbeginselen

Sociaal contract: Afspraken tussen de burgers en de overheid. De burger moet erop kunnen vertrouwen dat de overheidsmacht niet wordt misbruikt.

Geweldsmonopolie: Alleen de overheid mag geweld gebruiken.

Rechtsstaat: hanteert regels voor burgers én voor de overheid.

In een rechtsstaat heeft de overheid twee taken:

-        Rechtshandhaving, de wet bepaalt wat wel en niet mag.

-        Rechtsbescherming, bescherming tegen willekeur van de overheid.

Beginselen van de rechtsstaat:

  1. Politieke macht scheiding (trias politica)

-        Wetgevende macht (regering & parlement)

-        Uitvoerende macht (regering & ambtenaren)

Voor opsporing is het openbaar ministerie verantwoordelijk onder leiding van minister van justitie.

-        Rechtelijke macht (onpartijdige rechters)

  • Spanning tussen de machten bijv. wet BOB (bijzondere opsporingsbevoegdheden)
  • Opportuniteitsbeginsel: Vervolging is niet in het algemeen belang.
  1. Overheid is gebonden aan wetten: wetboek van strafrecht

Uitgangpunten:

  • Legaliteitsbeginsel: je kan alleen worden gestraft voor iets wat in de wet is opgenomen.
  • Maximumstraf is vastgelegd.
  • Ne Bis in idem- regel: wanneer een rechter een onherroepelijke uitspraak heeft gedaan, kan de betrokkene niet voor de tweede keer voor hetzelfde strafbare feiten worden vervolgd.
  • Geen straf zonder schuld, bijv. vanwege ontoerekeningsvatbaarheid.
  • Verjaring, na een aantal jaren kan je niet meer worden vervolgd voor een straf.
  1. Onafhankelijke rechters
  2. Artikel 117 van de grondwet

Voor het leven benoemd

Kan niet ontslagen worden door regering of parlement

Salaris bij wet zijn vastgelegd

Aantal rechters per zaak staat vast

  • Politici bemoeien zich soms met de rechtelijke macht dat schaadt hun onafhankelijkheid.
  1. Grond/vrijheidsrechten (behoudens ieders verantwoordelijkheid voor de wet)

Grondbeginselen liggen vast in de grondwet en in internationale verdragen, zoals:

-        Europees verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM)

-       Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM), regels worden dagelijks geschonden, daarom geen juridische consequenties)

Paragraaf 4.2: Rechtsstaat en criminaliteit

Strafproces: wettelijk vastgelegd in het wetboek van strafvordering.

Enkele regels uit het wetboek van strafvordering zijn:

  • -eerlijk proces
  • -onschuldpresumptie (Iedereen die verdacht wordt van een strafbaar feit is onschuldig, totdat zijn schuld door de rechter is bewezen)
  • -de procedure is aan wettelijke voorschriften verbonden. Als je je niet houdt aan deze voorschriften dan kan je dat vormfouten opleveren.
  • -Dwangmaatregelen (bijv. hoe lang iemand in voorarrest mag zitten daar zijn regels voor)
  • Recht op adequate verdediging (bijv. advocaat)
  • Rechten slachtoffer (bijv. spreekrecht (verhaal vertellen), schadevergoeding)

Paragraaf 4.3:Dilemma’s en spanningen

Dilemma van de rechtsstaat: botsende belangen rechtshandhaving en rechtsbescherming.

Dit dilemma leidt tot discussies:

-Mag de overheid bijv. zomaar informatie opvragen, zoals internetgegevens of is dit in strijd met ons recht op privacy?

-Mag de overheid alle burgers dwingen om DNA af te staan om daardoor de opsporing te vergemakkelijken?

Spanningen tussen:

  • -De drie machten. Wel of geen identificatieplicht? Er ontstond spanning tussen de wetgevende en de uitvoerende macht.
  • -de politie en het openbaar ministerie (welke zaak is bijv. belangrijker fietsendiefstal of overval)
  • -politici en rechtszaken (politici bemoeien zich met rechtszaken waar nog geen uitspraak van is gedaan).
  • -wetgeving en rechtspraak (bijv. euthanasiewetgeving, mensen werden vroeger niet veroordeeld omdat rechters dat niet gepast vonden, terwijl het niet mocht.

Paragraaf 4.4: klassenjustitie

Klassenjustitie: het sociale milieu speelt een rol bij de opsporing, vervolging en berechting van de verdachten.

Met het Nederlandse wetboek van strafrecht wilden ze klassenjustitie voorkomen.

Twee beginselen moeten daarvoor zorgen:

Iedereen is gelijk voor de wet.

Iedereen heeft recht op een eerlijk proces.

In de praktijk worden mensen uit hogere sociale klasse bevoordeeld.

-politie treedt selectief op.

- officier van justitie -> bij mensen uit betere kringen komt het minder vaak tot een rechtzaak.

Rechters -> in vergelijkbare zaken worden mensen uit betere kringen vaak minder zwaar bestraft.

2 Redenen voor verborgen vormen van klassenjustitie:

  • Verdachten uit betere kringen zijn beter in staat hun belangen te behartigen. (ze begrijpen beter de juridische formuleringen)
  • Officieren en rechters zijn zelf afkomstig uit een hoger milieu en hebben daardoor meer begrip voor mensen uit hun eigen milieu. (vooroordelen en stereotypes spelen hierbij ook een rol)

Hoofdstuk 5: overheidsbeleid

Paragraaf 5.1: integraal veiligheidsbeleid

Nederland kent een 2 sporenbeleid voor criminaliteit:

  1. preventie (voorkomen van criminaliteit)
  • Versterking van de sociale controle (stadswachten)
  • Voorlichting (bijv. op het gebied van inbraakpreventie)
  • Aanpassing bebouwde omgeving (lantaarns)
  • Scholing en werkgelegenheid (individuele jongeren helpen met hun carrière)
  1. Repressie: optreden als de criminaliteit al heeft plaatsgevonden.
  • Lik op stuk beleid (het gelijk straffen van mensen die de fout ingaan, bijv. het straffen van het afsteken van vuurwerk)

Soorten beleid:

  • Opsporingsbeleid (politie en justitie beslissen welke vormen van misdaad de meeste aandacht krijgen).
  • Vervolgingsbeleid (Vervolgen: het voor de rechter brengen van verdachte. Het vervolgingsbeleid geeft aan welk delict moet worden vervolgd)
  • Gevangenisbeleid (door het ontwerpen van verschillende gevangenisregimes probeert men invloed uit te oefenen op de nieuwe kansen (resocialisatiekansen) van groepen gevangen. Bijv. in de laatste fase van de gevangenis mogen gevangen bijvoorbeeld soms buiten de gevangenis gaan socialiseren.
  • Nieuwe wetgeving (om criminaliteit tegen te gaan is het soms nodig om de wetten aan te scherpen)
  • Preventief beleid (-cameratoezicht, wijkagenten, samenscholingsverbod etc.

-taak/werkstraffen)

Ontwikkelingen op het gebied van veiligheid:

  • De uitbreiding van bevoegdheden

-Wet BOB 2004 -> bevoegdheid om wetovertreders op te mogen sporen -> Vroegsporing.

  • Inbreuk persoonlijke levenssfeer

Nadeel van vroegsporing = de beperking van burgerlijke vrijheden. (mensen zijn minder vrij in hun keuzes)

  • Bestrijden van overlast

-preventief fouilleren

-verbod op voetbalwedstrijden

Paragraaf 5.2: Criminaliteitsbeleid in de praktijk

Bestrijden van veelvoorkomende criminaliteit

Preventieprojecten: aanstellen van huismeesters in flats, aanstellen van stadswachten, begeleiden van probleem jongeren.

Drie pijlers van preventieprojecten:

  • Intensivering van het functionele toezicht
  • Versterking van de binding van daders met d.e samenleving
  • Verbeteren en herinrichten van de gebouwde omgeving

Bestrijden van winkeldiefstal

Maatregelen die de winkeliers nemen:

  1. Technische maatregelen (bijv. het plaatsen van camera’s, monitoren, spiegels en poorten)
  2. Het in dienst nemen van meer winkel- en bewakingspersoneel
  3. Betere trainingen en motivatie van het personeel

Maatregelen die de overheid neemt:

  1. Het stimuleren dat winkeliers een stil alarm gebruiken, waardoor ze direct verbonden zijn met de politie.
  2. Het zwaar aanpakken van heling (het bezitten van gestolen spullen)
  3. Het optellen van kleine zaken tegen veelplegers, waardoor deze criminelen soms wel 2 jaar opgesloten zitten.

Bestrijden van jeugdcriminaliteit

Maatregelen om te voorkomen dat jeugdige daders afglijden tot echte criminelen:

  1. Onder de 18 jaar-> kinderrechter

Bij zware delicten kan voor 16 t/m 18 jaar het volwassen strafrecht worden toegepast.

  1. Jongeren die voor het eerste in aanraking komen met de politie komen bij -> bureau Halt, ze krijgen daar een taakstraf opgelegd. Ze hoeven dan niet voor de rechter te komen, als ze geen zwaar misdrijf hebben gepleegd.
  2. Werkgelegenheidsprojecten moeten jongeren perspectief bieden. (toekomst bieden, een manier waardoor de jongeren weer ergens voor gaan)

Georganiseerde criminaliteit

Tegenwoordig heeft de politie en justitie meer opsporingsbevoegdheden gekregen, zoals inkijkoperaties.

Om de bazen van de organisaties (Hells angels) te kunnen vervolgen, mag justitie onder voorwaarden gebruik maken van anonieme getuigen, mits de rechter-commissaris de identiteit kent. In uitzonderlijke gevallen kunnen er ook kroongetuigen worden ingezet. Verdachte die in ruil voor strafvermindering getuigt.

Terrorisme

Terrorisme bestrijden -> eerste radicalisering aangepakt.

Informatie wordt ingewonnen door:

-algemene inlichtingen- en veiligheidsdienst (AIVD), minister van binnenlandse zaken

-militaire inlichtingen- en veiligheidsdienst (MIVD), minister van defensie.

Openbaar ministerie geeft de opdracht aan politie om mogelijk terroristen op te sporen en aan te houden.

Nationaal coördinator terrorismebestrijding-> gebruikt de informatie van diverse diensten op een dreigingsanalyse op te stellen.

Witteboordencriminaliteit

Moeilijk te volgen, omdat controle mogelijkheden en specialisatie kennis van politie en justitie heel gering zijn.

Wettelijk geregelde informatieplicht: banken moeten alle gegevens over spaarrenten aan de FIOD verstrekken.

Wet Meldpunt ongebruikelijke transacties (MOT): Transacties die waarschijnlijk te maken hebben met witwassen of terroismefinanciering.

Paragraaf 5.3: Politieke visies

Linkse partijen: nemen preventieve maatregelen en verbeteren maatschappelijke omstandigheden van mensen.

Rechtse partijen: benadrukt meer het handhaven van de rechtsregels en het belang van normen en waarden.

  • PvdA: de samenleving moet duidelijke grenzen stellen en misdaden bestraffen.
  • VVD: Is overtuigd van het belang van rechtsregels, omdat burgers hierdoor zo veel mogelijk vrijheden krijgen.
  • CDA: benadrukt het gezin, de school en maatschappelijk middenveld bij het voorkomen van criminaliteit.
  • SP: wil dat criminaliteit lokaal wordt aangepakt.

Rechtse partijen: benadrukt meer het handhaven van de rechtsregels en het belang van normen en waarden.

  • PvdA: de samenleving moet duidelijke grenzen stellen en misdaden bestraffen.
  • VVD: Is overtuigd van het belang van rechtsregels, omdat burgers hierdoor zo veel mogelijk vrijheden krijgen.
  • CDA: benadrukt het gezin, de school en maatschappelijk middenveld bij het voorkomen van criminaliteit.
  • SP: wil dat criminaliteit lokaal wordt aangepakt.

Hoofdstuk 6: Opsporen, vervolgen en berechten

Strafproces:

1.Opsporing

2.Bewijzen verzamelen

3.Proces-verbaal wordt opgemaakt.

4.De zaak wordt doorgestuurd naar het openbaar ministerie, wordt de zaak vervolgd?

5.Is er schuld bewezen? Dan moet je voor rechter komen en spreekt hij een vonnis uit.

Paragraaf 6.1: Politie

De Nederlandse politie valt onder 2 ministeries:

Ministerie van binnenlandse zaken, veiligheid, openbare orde en veiligheid en ministerie van justitie, opsporingstaken.

Taken van de politie:

  • Handhaving openbare orde
  • Hulpverlening
  • Opsporing, kan alleen worden verricht als het objectief en redelijk vermoeden heeft (heterdaad en aangifte)

Verdachte: als er een redelijk vermoeden bestaat dat de persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit.

Bevoegdheden politie

Zonder toestemming:

1.Staande houden

2.Aanhouden/arresteren

3.Fouilleren

4.In beslag nemen

5.Vrijheid benemen

6.6 uur verhoor

7.Inverzekeringstelling = max. 3 dagen (+3dagen)

8.Voorlopige hechtenis = max. 104 dagen

Toestemming nodig: (gegeven door OVJ)

1.Huiszoeking

2.Inzetten van infiltranten, dit zijn undercoveragenten die ongemerkt een misdaadorganisatie binnen dringen.

3.Uitvoeren van kijkoperaties

4.Gecontroleerde doorvoer, drugs of wapens later pas in beslag nemen, hierdoor kunnen ze meer bewijs verzamelen.

5.Informanten geld betalen, leden van een misdaadorganisatie die informatie doorspelen aan de politie.

6.Preventief fouilleren, iedereen in een bepaald gebied wordt gefouilleerd.

Paragraaf 6.2 De officier van justitie

Taken officier van justitie:

  • De officier van justitie geeft leiding aan het opsporingsonderzoek.
  • Brengt de verdacht voor de rechter (vervolging)
  • Eist een bepaalde straf
  • Uitvoering straf

Keuzes van de officier van justitie:

  • Seponeren = niet voor de rechter komen.

Redenen hiervoor zijn:

-        Onvoldoende bewijs = technische sepot

-        Opportuniteitsbeginsel: grotere zaken gaan voor. = beleidssepot.

-        Klein vergrijp of al genoeg gestraft.

Voorwaardelijke sepot: is dat er eisen aan het sepot gaan verbonden.

  • Transactie= schikking, taakstraf of geldboete.

OM mag zelf ook straffen opleggen:

  • Een taakstraf tot 180 uur
  • Een geldboete
  • Onttrekking aan het verkeer
  • Ontzegging van het rijbevoegdheid voor maximaal 6 maanden.

-        Dagvaarden/ vervolgen = voor de rechter komen.

Paragraaf 6.3 De rechter

Soorten rechters:

-        Kantonrechter, burgerlijk recht en strafrecht.

Huur en arbeidsgeschillen, overtredingen

-        Politierechter, lichte misdrijven

Vernieling en winkeldiefstal

-        Meervoudige kamer, ernstige misdrijven

Verkrachting en mishandeling

-        Kinderrechter, besloten zaak, jongeren 12 t/m 18 jaar.

Kinderdelicten

Als de verdachte het niet eens is met de uitspraak dan kan hij in hoger beroep gaan, dat gebeurd in het gerechtshof.

Als je het ook niet eens bent met het gerechtshof dan moet je naar de Hoge raad. Die kijken of het recht goed is gegaan: cassatie.

Rechtszaak:

1. opening, rechter

2. aanklacht, ovj

3. onderzoek, rechter

4. verhoor, rechter verhoort verdachte

5. requisitoir, ovj vertelt waarom verdachte schuldig is

6. pleidooi, verdediging verdachte/advocaat

7. laatste woord, verdachte

8. vonnis, rechter

Vonnis bepaling

  • Procesmatige vragen:

-        Dagvaarding geldig uitgereikt?

-        Is de rechter bevoegd over de voorgelegde zaak te oordelen?

-        Mag de officier van justitie de zaak (nog) vervolgen?

-        Is er geen reden om de zaak te schorsen?

  • Inhoudelijke vragen:

-        Is het ten laste gelegde feit geheel bewezen?

-        Levert het bewezen feit een strafbaar feit op?

-        Is de dader strafbaar?

-        Welke straf moet worden opgelegd?

In sommige landen is het zo dat ze juryrechtspraak hebben dan wordt een gewone groep mensen gevraagd of zij willen bepalen of de verdachte schuldig is of niet.

Voordeel: De mensen kunnen zich beter inleven in de verdachte.

Nadeel: Ze hebben natuurlijk niet altijd een goed inzicht in de straf.

Hoofdstuk 7: Criminaliteit en straf

Paragraaf 7.1 straf

Straf = strafrechtelijke sanctie

De maximale strafmaat wordt vastgelegd in het wetboek.

Soorten straf:

Hoofdstraf: (evt. voorwaardelijk)

Geldboete

Vrijheidsstraf

Taakstraf

Bijkomende straffen (het inname van het rijbewijs + nog iets bijvoorbeeld)

Maatregelen (tbs en pluk-ze-wet)

De pluk-ze-wet houdt in dat als iemand iets crimineels heeft gedaan en daar geld aan heeft verdient.

Paragraaf 7.2 Waarom straffen we?

Doel/functies van straffen:

-        Vergelding

-        Preventie

Generale preventie en speciale preventie

-        Resocialisatie, dader beteren

-        Beveiliging van de samenleving

-        Handhaving van de rechtsorde

-        Genoegdoening aan het slachtoffer

Omstandigheden die de rechter meeneemt in overweging:

-        Kosten

-        Cellentekort

-        Reclassering, het teruggeven van een plaats in de maatschappij

-        Resocialisatie

-        Uitvoeren taakstraffen (toezicht)

  1. Dienstverleningsprojecten
  2. Dader-slachtofferleertrajecten
  3. Cursus (alcohol en verkeer)

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.