Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Rechtstaat, paragraaf 1 tm 8

Beoordeling 0
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 2210 woorden
  • 11 november 2020
  • nog niet beoordeeld
Cijfer
nog niet beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Samenvatting maatschappijleer Rechtsstaat

Paragraaf 3 Legaliteitsbeginsel

Het legaliteitsbeginsel houdt in dat iemands vrijheid alleen ingeperkt kan worden als de rechtmatigheid van die beperking is vastgelegd in wetten en regels die door het parlement zijn aangenomen.

In de nieuwe samenleving was er geen sprake meer van onbegrensde macht en willekeur van de overheid à heerschappij van de wet.

Wantrouwen en onzekerheid maken plaats voor rechtszekerheid.

Recht: het geheel van in wetten vastgelegde regels.

Rechtsorde: het geheel van rechtsregels en rechtsbeginselen én de manier waarop het recht is georganiseerd.

Wetten moeten aan bepaalde eisen voldoen, om de kwaliteit te waarborgen:

  • Wetten moeten algemeen zijn à ze gelden voor iedereen.
  • Wetten moeten openbaar en begrijpelijk zijn à iedereen kent de wet.
  • Wetten mogen geen onmogelijke eisen stellen, waaraan burgers zich niet kunnen voldoen.
  • Wetten mogen niet met terugwerkende kracht worden toegepast à zo verliezen burgers vertrouwen in de wet.
  • Wetten mogen niet onderling tegenstrijdig zijn.
  • Wetten mogen niet vaak worden veranderd à tast de rechtszekerheid aan.
  • De toepassing van de wet moet redelijk, billijk en zorgvuldig zijn. Voor een lichte verkeersovertreding mag bijvoorbeeld geen gevangenisstraf worden opgelegd.

Legaliteitsbeginsel bestaat uit twee belangrijke elementen:

  • Al het overheidshandelen berust op de wetgeving.
  • De wetgeving voldoet aan de genoemde kwaliteitseisen.

Nachtwakersstaat à de vrijheid van de burgers stond voorop. (19e eeuw)

Na tweede wereldoorlog werden ook de sociale grondrechten opgebouwd. Die verplichtten de staat actief te worden op het gebied van de sociale zekerheid. (Uitkeringen, onderwijs etc.)

Aan de vereiste van legaliteit werd niet meer voldaan: de kwaliteit van de wet- en regelgeving. De orde werd in 1994 op zaken gesteld. De algemene wet bestuursrecht werd ingevoerd. Hier kon zich weer gehouden worden aan alle kwaliteiten.

Privatisering: als iets in handen komt van private ondernemingen.

In horizontale relaties gaat het om de verhoudingen tussen burgers onderling à privaatrecht (zie paragraaf 5)

In verticale relaties gaat het om de relaties tussen de burgers en de overheid à publiekrecht (zie paragraaf 5)

 

Paragraaf 4 Trias politica: scheiding en evenwicht van machten

De trias politica komt neer op:

De wetgevende macht, deze stelt de wetten op. (Parlement, dus eerste en tweede kamer en de regering). De meeste wetsvoorstellen komen van de regering. Het parlement moet hier mee vervolgens instemmen, anders kan het geen wet worden.

De uitvoerende macht, deze voert de wetten uit. Bestaat uit de regering die de leiding geeft aan de ministeries en ambtenaren, die zich bezighouden met de uitvoering van de wetten. De uitvoerende macht moet rekening houden met de wetgevende macht, de uitvoerende macht mag alleen zaken uitvoeren die in de wet staan.

De rechtsprekende macht, deze oordeelt in conflicten over de juiste toepassing van de wet. (Rechters en het Openbaar Ministerie). De rechters spreken uit op basis van wetten, verdragen, gewoonten en eerdere rechterlijke uitspraken.

Checks and balances à de machten controleren elkaar (checks) en werken evenwichtig samen (balances). Ze vullen elkaar aan zoals de organen dat bij je lichaam doen. Daarom worden staatsmachten ook wel staatsorganen genoemd.

De wetgevende macht kan de uitvoerende macht controleren en ter verantwoording roepen. De rechterlijke macht controleert de wetgevende macht. (blz. 47)

De wetgevende macht

De hoogste macht in Nederland is het parlement. Hierin debatteert het volk over welke wetten wij ons willen onderwerpen.

De regering heeft ook het zelfstandige recht om wetsvoorstellen in te dienen.

De tweede kamer kan de wetten goedkeuren, afkeuren of amenderen (wijzigen). De eerste kamer kan vervolgens bekijken of de wet wel in overeenstemming is met de grondwet en rechtsbeginselen.

De uitvoerende macht

Deze ligt bij ministers. Zij moeten ervoor zorgen dat eenmaal aangenomen wetten worden uitgevoerd.

Ze mogen hierin zelf beleid ontwikkelen en nadere regels stellen. Ze hebben bijv. de bevoegdheid om wegen te laten aanleggen, milieubeleid te ontwikkelen, normen voor schoolexamens te bepalen, veiligheidsvoorschriften voor de horeca etc.

De vierde macht: het ambtenarenapparaat die ministers bijstaan bij de bovenstaande taken. Denk hierbij aan leraren en agenten.

Parlementaire enquêtecommissie: deze kan de tweede kamer instellen om ter controle van de uitvoerende macht, precies uit te zoeken waar de ambtenaren hun bevoegdheden hebben overschreden.

Discretionaire bevoegdheid: de bevoegdheid om in sommige gevallen zelfstandig beslissingen te nemen over hoe een wet wordt toegepast. Voordeel à er kan in het concrete geval recht worden gedaan. Nadeel à gevaar van optreden rechtsonzekerheid en rechtsongelijkheid en het legaliteitsbeginsel kan worden geschonden.

De rechterlijke macht

Deze ligt bij onafhankelijke rechters. Deze kunnen niet worden afgezet, tenzij ze een misdrijf plegen. Rassen- of klassenjustitie: als de rechter zich laat leiden door vooroordelen over ras of sociale afkomst.

Voert zijn controlerende tegenmacht uit door rechtsbescherming te bieden aan burgers die in conflict komen met elkaar of met de overheid.

Ook binnen de rechterlijke macht is er sprake van onderlinge controle, als er uitspraak is gedaan door de rechter kan de verliezende partij in hoger beroep gaan. De hogere beroepsrechter controleert deze uitspraak dan. Als de verliezende partij hierna weer in hoger beroep gaat is het de taak van de hoge raad. Deze heeft het laatste woord.

Lezen bladzijde 50 !!

Kaderwetgeving: hierin worden slechts beleidsdoelen geformuleerd. De uitvoerende macht krijgt dan de opdracht die beleidsdoelen in de praktijk te realiseren met behulp van nadere regelgeving. Gevolg hiervan: er komt veel regelgevende macht bij het bestuur liggen. Deze machtsverschuiving verstoort het evenwicht tussen de wetgevende en de uitvoerende macht en dit zet de democratie onder druk.

Bestuur en burgers weten soms niet meer waar ze aan toe zijn omdat bijv. niet duidelijk is welke regels in welk geval gelden. à De rechter raadpleegt de jurisprudentie: alle eerdere uitspraken van alle rechters samen. Als de wetten en de jurisprudentie geen duidelijk antwoord geven, moet hij zelf nagaan of grondrechten ten onrechte zijn beperkt en indien nodig moet hij wetgever en bestuur corrigeren.

Paragraaf 5 Rechtsgebieden

Privaatrecht of burgerlijk recht: burgers of bedrijven (rechtspersonen) die onderling tegenover elkaar staan. (Horizontale grondrechten). Ook treedt de overheid soms als burger op bijv. wanneer ministerie nieuwe dienstauto´s koopt.

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

Privaatrecht behoort tot de volgende gebieden:

  • Het personen- en familierecht à Huwelijken, echtscheidingen, overlijden, adoptie enz.
  • Het ondernemingsrecht à voorwaarden waaronder je een bedrijf kunt oprichten.
  • Het vermogensrecht à regelt zaken met iemands vermogen. Bijv. huurovereenkomst of arbeidsovereenkomst, erfenis etc.

Dagvaarding, hierin staat dat jouw tegenpartij voor de rechter moet verschijnen. Deze bevat altijd:

  • De naam van de eiser.
  • De eis, bijvoorbeeld dat je buren na 10 uur stil moeten zijn.
  • De motivatie van de eis, bijvoorbeeld dat je s´ochtends vroeg moet opstaan.
  • Tijdstip en plaats van de rechtszaak.

Jij en jouw tegenpartij hoeven niet zelf aanwezig te zijn, je mag je standpunt ook opsturen.

Dwangsom: als de rechter bij de uitspraak verplicht dat elke keer als je tegenpartij je eis weer overschrijdt die een geldboete moet betalen. Betaald je tegenpartij dit niet komt er een deurwaarder langs.

Loonbeslag: als er een deel van het inkomen van de verliezer aan de winnaar van de rechtszaak wordt betaald.

Kort geding: een versnelde en vereenvoudigde procedure voor spoedeisende zaken. De rechter doet in zijn eentje uitspraak en geeft altijd een voorlopig oordeel in afwachting van een definitieve uitspraak in het normale burgelijke proces à bodemprocedure.

Publiekrecht: verhoudingen tussen burgers en overheid en tussen overheden onderling. Voorbeelden; leerplicht, belastingplicht, volksgezondheid etc.

Publiekrecht behoort tot de volgende drie gebieden:

Het staatsrecht, dat de inrichting van de Nederlandse staat regelt. Grondwet, bevoegdheden van ministers, rechten van het parlement etc.

Het strafrecht, dient ertoe de veiligheid van de burgers en hun bezittingen te garanderen. In dit recht kan de burger de meest vergaande beperkingen opgelegd worden (indien veroordeeld).

Het bestuursrecht, heeft betrekking op de overheid. Vier terreinen waarop het bestuurlijk recht een grote rol speelt:

Het geven van vergunningen. (Bouw, milieu, jacht, wapens, horeca, taxi, parkeren etc.)

Het verstrekken van uitkeringen en subsidies. (Kinderbijslag, huur- en zorgtoeslag etc.)

De behandeling van asielaanvragen en verblijfsvergunningen.

Het opleggen en innen van belastingen. (Inkomstenbelasting, btw etc.)

Paragraaf 6 Strafrecht: opsporing en vervolging

Twee grondbeginselen zijn belabgrijk om criminaliteit te bestrijden à de grondrechten en het legaliteitsbeginsel. Om ervoor te zorgen dat de grondrechten niet worden geschonden gelden de volgende regels:

  • Eerlijk proces, onafhankelijke opartijdige rechter.
  • Onschuldvermoeden à je bent pas de verdachte als er een ¨redelijk vermoeden¨ is van schuld aan een strafbaar feit.
  • Strafprocesrecht, hierin staan wettelijke regels voor de behandeling van verdachten.
  • Advocaat, iedereen heeft hier recht op. De overheid subsideert deze als je het niet kan betalen.
  • Legaliteitsbeginsel en strafrecht:
  • 1 van WvS (wetboek van strafrecht): Je kunt alleen straf krijgen als het in de wet staat à strafbaarheidsbeginsel.
  • Een strafbepaling moet duidelijk omschreven zijn, zodat iedereen weet wat wel en niet mag.
  • Ne bis in idem-regel à je kunt voor hetzelfde strafbare feit niet 2x gestraft worden.

Maximum straf

Afwijkende bepalingen, ontoerekeningsvatbaarheid (geen straf, wel hulp voor psychische aandoening) en noodweer (handelen uit nood).

Verjaring, iemand kan bijv. na 12 jaar niet meer vervolgd worden voor een misdrijf. Voor moord, verkrachting en mensensmokkel geldt dit niet.

Misdrijven:

  • Ernstig strafbare feiten
  • Altijd officier van justitie
  • levenslang
  • Wel criminaliteit

Overtredingen:

  • Minder ernstige strafbare feiten
  • Meestal boete
  • Geen criminaliteit

Strafproces:

  1. Aanhouding, verdachte redelijk vermoeden van schuld. De politie mag verdachten staande houden (de verdachte stil laten staan en vragen naar je personalia) en aanhouden (arresteren en meenemen naar politiebureau).
  2. Opsporing (onderzoek van het misdrijf):
  • Officier van justitie
  • Proces verbaal à een verslag van de politie met belangrijke feiten.
  • Dwangmiddelen (woning betreden, iemand arresteren etc.) de politie mag zonder toestemming arresteren en staande houden. Maar moet toestemming hebben voor woning intreden, infiltreren, iemand langer vasthouden, persoonsgegevens opvragen etc.
  • Een verdachte langer vasthouden, na de eerste 09 uur op het politiebureau kan de OvJ 2x toestemming geven om iemand nog eens 3 dagen vast te houden. Dit mag max. 110 dagen, als hierna de strafzaak nog niet is afgerond volgt er een pro-formazitting à rechter kan besluiten om iemand nog langer vast te houden.
  1. Seponering en vervolging
  • Seponeren à gebrek aan bewijs, genoeg gestraft, niet ernstig genoeg.
  • Transactie à deal sluiten (iemand gaat dan bijv. akkoord met een geldboete)
  • Strafbeschikking à als het OM zelf een straf oplegt aan iemand, de schuld staat vast.
  • Vervolgenà vervolgingsmonopolie, d.m.v. een rechtszaak.
  1. De berechting door een of meer rechters tijdens een openbare zitting.
  2. Eventueel hoger beroep en cassatie.
  3. De uitvoering van de opgelegde straf.

Uitbreiding opsporingsbevoegdheden:

  • Wet bijzondere opsporingsbevoegdheden (wet BOB): politie mag onder voorwaarden ¨inkijkoperaties¨ doen (pand geheim doorzoeken).
  • Computercriminaliteit III: agenten mogen onder voorwaarden hacken zodat ze verdachten in de gaten kunnen houden.
  • Wet opsporing terroristische misdrijven.

Uitbreiding vervolgingsbevoegdheden:

  • Wet afgeschermde getuigen (AIVD): anonieme getuigenverklaring
  • Nationale terroristenlijst.

Paragraaf 7 berechting

Tenlastelegging: waarvan iemand wordt beschuldigd.

Terechtzitting: de rechter hoort de getuigen en kijkt kritisch naar het bewijs dat tegen de verdachte wordt aangevoerd.

Requisitoir: voordracht van de OvJ van een straf, hierna houdt de advocaat zijn pleidooi.

Herziening ten voordele: iemand die meent onterecht bijv. in de gevangenis heeft gezeten en een verzoek wil indienen om de zaak te heropenen.

Rechtvaardiging: het gepleegde feit is door bijzondere omstandigheden niet strafbaar:

  • Noodweer (zelfverdediging)
  • Overmacht noodtoestand (als je bijv. het bordje ¨verboden toegang negeert om een kind te redden)
  • Ambtelijk bevel (als de politie je aanwijst om iets uit te voeren maar later van een andere politie toch een bekeuring krijgt).

Rechtvaardiging: het gepleegde feit is door bijzondere omstandigheden niet strafbaar:

  • Noodweer (zelfverdediging)
  • Overmacht noodtoestand (als je bijv. het bordje ¨verboden toegang negeert om een kind te redden)
  • Ambtelijk bevel (als de politie je aanwijst om iets uit te voeren maar later van een andere politie toch een bekeuring krijgt).

Niet schuldig:

  • Psychische overmacht
  • Noodweerexces (door een aanval volledig in de war raken bijv.)
  • Ontoerekeningsvatbaarheid
  • Afwezigheid van de schuld

3 hoofdstraffen in het wetboek van strafrecht:

  • Geldboete
  • Taakstraf
  • Vrijheidsstraf à gevangenisstraf bij overtredingen max. 16 maanden, misdrijven max levenslang. Naast deze straffen kan er nog een bijkomende straf oplegt worden.

Strafrechtelijke maatregelen: maatregelen die bedoeld zijn om de samenleving te beschermen of om de schade van een misdrijf te herstellen.

Functies van straffen:

  • Wraak en vergelding à misdaad mag niet lonen.
  • Afschrikking (van het nog een keertje doen)
  • Voorkomen van eigenrichting à strafsysteem
  • Resocialisatie à gedrag verbeteren
  • Beveiliging van de samenleving.

Jeugdstrafrecht à zoveel mogelijk via bureau Halt.

Adolescentenstrafrecht à van 16 tot 23 jaar. Rechter kan dan kiezen tussen jeugdstrafrecht of volwassenenstrafrecht.

Lezen blz. 69

Paragraaf 8 de rechtsstaat in internationaal perspectief

Internationale grondrechten:

  • UVRM: Universele verklaring van de rechten van de mens (1948) à Niet bindend.
  • EVRM: Europees verdrag van de rechten van de mens (1950) à Wel bindend.

Internationale rechtbanken:

  • Internationaal gerechtshof à rechtsgeschillen tussen staten.
  • Oorlogstribunalen à geen permanente rechtbanken, berecht oorlogsmisdadigers.
  • Internationaal strafhof à wanneer landen verdachten niet zelf willen of kunnen berechten. Wel permanent.

De onafhankelijkheid van rechters:

Nederland:

  • De hoge raadà rechters voor het leven benoemd, door andere hoge raadsleden.
  • De hoge raad mag wetten niet toetsen aan de grondwet.

De VS:

Hooggerechtshof (Supreme Court) à rechters voor het leven benoemd, door de president.

Hooggerechtshof mag wél wetten toetsen aan de grondwet.

Nederland en VS beiden grondwet:

In VS wegen religieuze vrijheid en vrijheid van meningsuiting veel zwaarder dan in NL.

In de VS is wapenbezit grondwettelijk vastgelegd.

In NL zijn sociale grondrechten sterker gewaarborgd.

Etnisch profileren: burgers worden op grond van zichtbare etnische achtergrond of huidskleur onevenredig vaak staande gehouden door de politie, zonder dat daar een redelijke rechtvaardiging voor bestaat.

Rechten van verdachten:

In VS is uitlokking en criminele burgerinfiltranten toegestaan.

In de VS bij terroristische misdrijven: méér opsporingsbevoegdheden en verdachten kunnen langer worden vastgehouden zonder proces en schending van de mensenrechten.

Straffen, de doodstraf en levenslang:

In VS (in sommige staten) voor moord en doodslag.

In NL een levenslange gevangenisstraf, in de VS heb je dit niet. Wel een celstraf van 300 jaar.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.