Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Thema B, Hoofdstuk 4 t/m 6

Beoordeling 7.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 1907 woorden
  • 13 januari 2010
  • 38 keer beoordeeld
Cijfer 7.2
38 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Samenvatting Maatschappijleer Impuls H4/H5/H6

4.1 Het parlement is baas boven baas
Nederland is een democratie. Een directe democratie, zoals in het oude Athene, zien we bijna nergens. In vrijwel alle democratische landen is sprake van een indirecte democratie. In onze indirecte democratie kiest het volk de leden van het parlement of de volksvertegenwoordiging. In onze representatieve democratie beslist de meerderheid, maar de rechten van minderheden gerespecteerd moeten worden.

Het parlement bestaat uit volksvertegenwoordigers in de Eerste en Tweede Kamer (Staten-Generaal). Elke fractie in het parlement kiest haar eigen fractievoorzitter en bepaalt welk Kamerlid fractiespecialist is op welk terrein. Fractiespecialist voert in het parlement het woord namens zijn fractie. Alle Kamerleden gezamenlijk kiezen een Kamervoorzitter. De Kamerleden stemmen over de wetsvoorstellen van de regering. Nederland is een parlementaire democratie, het parlement staat boven de regering.


Na de verkiezingen voor de Tweede Kamer wordt er een regering gevormd (kabinetsformatie). Na adviezen van de fractievoorzitters benoemt de koningin een informateur. Deze onderzoekt welke partijen samen een meerderheid in het parlement hebben en of deze partijen een coalitie willen vormen. Als de informateur geslaagd is, benoemt de koningen een formateur, deze wordt later meestal minister-president of premier. De formateur stelt in overleg met de fracties die samen willen regeren een regeerakkoord op, hierin staan de belangrijkste plannen voor de komende vier jaar. Ten slotte wordt gepraat over de verdeling van ministers en staatssecretarissen over de partijen. Een minister heeft de leiding over een departement of ministerie.
Alles wat de koningin zegt en doet, moet de goedkeuring hebben van de minister-president. De macht van de koningin is beperkt door de grondwet, daarom noemen we Nederland een constitutionele monarchie.

Ministers en staatssecretarissen zitten niet in het parlement. De regering bedenkt nieuwe plannen en legt deze voor aan het parlement. Als het parlement de voorstellen heeft goedgekeurd, worden ze door de regering uitgevoerd. Het parlement controleert of de regering haar werk goed uitvoert, een dualistische relatie. Een belangrijke scheidslijn is die tussen regeringspartijen en oppositiepartijen. Er is tussen de meerderheid van het parlement en de regering vaak sprake van een monistische relatie.

Wetgevende taak:
1. Minister maakt wetsontwerp – kabinet er mee eens? – dan naar Raad van State (belangrijkste adviesorgaan van de regering).
2. Minister verdedigt voor 2e K – meerderheid van stemmen.
3. Minister verdedigt voor 1e K – kan alleen goed of afkeuren.
4. Ondertekend door minister en koningin – verschijnt in Staatscourant – wet.



Controlerende taak van de Tweede Kamer op regering te controleren:
1. Kamerleden mogen mondeling en schriftelijk vragen stellen aan de ministers.
2. Kamer kan met een minister een spoeddebat voeren over belangrijke actuele zaken, op ieder gewenst moment ondervragen – recht van interpellatie.
3. Kamer kan zelf onderzoek instellen als hij denkt dat er bij de uitvoering van het regeringsbeleid grote fouten zijn gemaakt – recht van enquête.
4. Kamer kan vragen om een uitspraak van de Kamer over gevoerde of te voeren beleid van de regering - recht van motie.


Als de Kamer een motie van wantrouwen goedkeurt, wordt daarin het beleid van de minister veroordeeld – hij treedt af (ministerscrisis). Als zijn partijgenoten in het kabinet of de Kamer achter hun minister blijven staan, is er sprake van kabinetscrisis. Meestal volgen er dan nieuwe verkiezingen.
Volgens de grondwet is Nederland een gedecentraliseerde eenheidsstaat, de besluiten die in Den Haag genomen worden, gelden voor heel Nederland Provincies en gemeenten moeten besluiten van de landelijke overheid uitvoeren – medebewind. Toch hebben lokale overheden ook lokale bevoegdheden – autonomie.
In de gemeenten vormen college van B&W het dagelijks bestuurd, uitvoerende macht. De gemeente raad is de wetgevende macht. Bij provinciaal bestuur vormen Provinciale Staten en Commissaris van de Koningin de uitvoerende macht, de Gedeputeerde Staten de wetgevende macht.

Nederlandse verkiezingen zijn vrij, geheim en algemeen. Iedere Nederlander van 18+ mag stemmen. Het recht om te stemmen is actief kiesrecht. Het recht om je kandidaat te stellen om gekozen te worden is passief kiesrecht. Burgers met dezelfde ideeën verenigen zich in een politieke partij. De eerste naam op de kandidaten lijst is de lijsttrekker.
Nederland kent een systeem van rechtevenredige vertegenwoordiging. Dat wil zeggen hoe meer stemmen er zijn voor een partij, hoe zetels de partij krijgt. Het totaal aantal stemmen wordt gedeeld door de 150 zetels, de uitkomst daarvan is de kiesdeler.

4.3 Bestuurlijke vernieuwing of vernieling?
Twee uitersten van een samenleving zijn anarchie en dictatuur.
In een anarchistische samenleving is er geen gezag boven de mensen geplaatst. Politici hebben niet meer macht dan welke willekeurige burger; iedere burger heeft alle politieke rechten. In een dictatuur neemt één politicus of enkele politici alle politieke beslissingen. Ze zijn niet gekozen door de regering. Democratie is een vorm van bestuur tussen de twee uitersten in, je moet steeds zoeken naar de juiste balans. Je hebt rechten en plichten
Voor het goed functioneren van een democratie moet een samenleving aan 5 voorwaarden voldoen:

1. Steun voor democratische waarden
2. Samenwerking tussen politieke elites
3. Deelname van burgers aan politieke besluitvorming
4. Effectief overheidsbeleid
5. Economische ontwikkeling


- Politiekepartijendemocratie
Gekozen politici vervullen de centrale rol, 4 jaar lang een vrij mandaat om Nederland te besturen. Door voor- en tegen argumenten naast elkaar te leggen, wegen zij het algemeen belang af.
- Overlegdemocratie
Politici zijn voortdurend in overleg met het maatschappelijk middenveld. Na overleg met betrokken organisaties moeten politici hier zoveel mogelijk rekening mee houden.
- Directe democratie
Via het stemhokje of internet rechtstreeks invloed uitoefenen op politieke beslissingen en het houden van een referendum.

Democratie is een bestuursvorm tussen anarchie en dictatuur. Er zijn drie visies op wat in de parlementaire democratie het beste evenwicht is tussen deskundigheid van politici en zeggenschap van burgers. Ondanks vele discussies over bestuurlijke vernieuwing, wordt de democratie in Nederland nog niet veel directer.

Tussen directe en indirecte democratie zit een gemengde democratie. Er is veel discussie over hoe direct een democratie moet zijn.

1e discussie gaat over het kiesstelsel.
2e discussie gaat over de wijze waarop de bestuurder moeten worden gekozen.
3e discussie gaat over de invoering van het referendum.

5.1 Wie heeft het meeste te zeggen?
Politicologen hebben een model ontwikkeld om de politieke besluitvorming in kaart te brengen. Volgens hen is er een constante wisselwerking tussen politici en de burgers in de samenleving gedurende de fasen van agendavorming, besluitvorming en beleidsuitvoering. Als het beleid is uitgevoerd, vindt er terugkoppeling plaats waarin zowel gekeken wordt naar de resultaten van het beleid als naar de wijze waarop de burgers dit beleid ervaren. Er zijn veel politieke problemen, zodat er prioriteiten gesteld moeten worden.
- Agendavorming
Wensen van burgers moeten (h)erkend worden als politieke wensen. Vervolgens komen ze op de publieke agenda. Massamedia, pressiegroepen en politieke partijen spelen als poortwachter een sleutelrol, zij laten als het ware de problemen door naar politici.
- Besluitvorming
Het oplossen van de problemen komt tot stand door overleg en discussies tussen de politici.
- Beleidsuitvoering
Ambtenaren van de minister moeten de genomen beslissingen gaan uitvoeren. Vaak zit er in de politieke beslissingen nog ruimte om invloed uit te oefenen op de genomen besluiten.

Het parlement staat in de praktijk onder druk van allerlei factoren:
- Ambtenaren: iedere ambtenaar geeft advies, en weet veel over zijn eigen (kleine) beleidsterrein.
- Massamedia: Politici worden kritisch gevolgd, ook worden problemen in de samenleving onder de aandacht van politici gebracht.

- Pressiegroepen: Grote groepen die op een professionele manier permanent georganiseerd zijn en een bepaald belang of waarde willen nastreven.
- Actiegroepen: Kleine, tijdelijke samengestelde groepen, waarbij de organisatie in handen is van vrijwilligers.
- Advies- en overlegorganen: Organen waar pressiegroepen met elkaar overleggen en de politiek
vervolgens adviseren.
- Individuele burgers: Iedere burger kan zelf in actie komen.

Om te bepalen hoe deze groepen te werk gaan, moet je kijken naar de machtsbronnen en de machtsmiddelen. Er zijn drie soorten machtsmiddelen om aan de politiek deel te nemen: - Electorale participatie: burgers stemmen op een politieke partij bij verkiezingen of een referendum. Een nieuwe mogelijkheid is het burgerinitiatief.
- Gespreksparticipatie: burgers worden lid van politieke partijen, open brief schrijven in de krant, naar de rechter stappen, lobbyen.
- Protestparticipatie: burgers protesteren in het openbaar door te demonstreren, journalisten te benaderen, gebouwen te bezetten, handtekeningen te verzamelen.

Er zijn drie theorieën over hoe de macht in een parlementaire democratie verdeeld is:
- Representatietheorie: De meeste macht ligt bij regering en parlement. Politici zullen in de praktijk beslissen op grond van hun politieke ideeën.
- Pluralismetheorie: De politieke macht licht bij regering & parlement en pressiegroepen.
- Elitetheorie: De politieke macht licht bij een kleine groep grote ondernemers en hoge beleidsambtenaren, de politiek is volledig afhankelijk van deze groep, ministers en Kamerleden zijn slechts zaakwaarnemers.


In een parlementaire democratie is er een wisselwerking tussen burgers en politiek. Vooral via de massamedia, pressiegroepen en politieke partijen kunnen burgers onderwerpen op de politieke agenda zetten. De ene groep burgers heeft meer machtsbronnen en machtsmiddelen dan de andere. In Nederland is er voortdurend discussie over hoe groot de politieke invloed van burgers is.

5.2 Is het beleid wel succesvol?
Een goede evaluatie van de doelmatigheid van het uitgevoerde beleid moet aan de hand van 4 criteria plaats vinden:
- Eindresultaat: is het beleidsdoel bereikt?
- Effectiviteit: is het (niet) bereiken van de doelen te danken of te wijten aan het gevoerde beleid?
- Efficiency: is de verhouding tussen kosten en baten acceptabel?
- Neveneffecten: welke niet-beoogde effecten heeft het beleid?
Door een dergelijk beleid weten de belastingbetalers wat er met hun geld is gebeurd en kunnen zo ook hun politieke keuze beter bepalen.
Een bureaucratische cultuur kan op een ministerie problemen veroorzaken. Ook is de samenhang tussen de ministeries niet altijd even groot, omdat iedere minister vanuit zijn eigen visie praat – verkokerde departementen. Dit zorgt voor veel cynisme onder burgers over de werking van de parlementaire democratie.

Eindresultaat, effectiviteit, efficiency en neveneffecten zijn criteria om te kijken of het beleid doelmatig is. Net als veel burgers is de Rekenkamer kritisch over de doelmatigheid van het beleid in Nederland. Falend overheidsbeleid leidt tot ontevreden burgers en een dalend vertrouwen in de werking van de parlementaire democratie. Over welke maatregelen er moeten worden genomen om het overheidsbeleid efficiënter te maken, verschillen de meningen.


5.3 Een (on)overbrugbare kloof
Als burgers hun politici niet meer zien als hun rechtmatige en legitieme leiders dan is er sprake van een legitimiteitscrisis.

De gekozen politici of de representatie valt niet altijd samen met de representativiteit, dat wil zeggen de mate waarin ideeën en besluiten van burgers en politici met elkaar gelijk opgaan. Als de meerderheid van de bevolking anders denkt dan de meerderheid van het gekozen parlement, je spreekt dan van een Ostrogorski-paradox.
Burgerlijke ongehoorzaamheid houdt in: geweldloos, maar illegaal protest.

Ongeveer de helft van de bevolking in Nederland ervaart een kloof tussen burgers en politici. Sociale afkomst, ideeën en besluiten zijn vaak anders dan die van burgers. In een parlementaire democratie mogen burgers protesteren tegen het beleid van politici.
Linkse politici staan sympathieker tegenover burgerlijke ongehoorzaamheid als rechtse.

6.1 De macht van de media
In een democratie is er persvrijheid. Journalisten hebben een belangrijke functie in een democratie. Zij moeten de bevolking, maar ook de politici, informeren. Ze moeten kritisch kijken naar de besluitvorming. De massamedia hebben invloed op de publieke en politieke agenda en de meningsvorming. Als die invloed heel groot is, spreek je van een mediacratie.

In een democratie hebben de media een belangrijke controlerende rol op de politiek. De manier waarop de media de politieke cultuur in beeld brengt, beïnvloedt de beeldvorming van de parlementaire democratie. In de tv-democratie moeten politici zorgen dat ze goed overkomen op tv. Aan de andere kant wil de politiek de grote macht van de media beperken.

REACTIES

L.

L.

een ostrogorski-paradox houdt in dat: een stemmer het niet op alle punten eens is met de partij waar hij op stemt maar dat hij het met maar 1 of 2 punten eens is alleen deze punten tellen zo zwaar dat hij toch op deze partij stemt.
het verschil in menig tussen politici en burgers is het verschil in representatie en representativiteit

13 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.