Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Thema 1, Politiek: 1.1. en 1.2

Beoordeling 0
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 1901 woorden
  • 26 augustus 2008
  • nog niet beoordeeld
Cijfer
nog niet beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Maatschappijleer//Samenvatting

1. Politiek


1.1. Wat is Politiek?

Politiek is de manier waarop in een land besluiten worden genomen.
Meeste besluiten worden genomen door:
- Regering
- Parlement [volksvertegenwoordiging van een staat]

De Nederlandse samenleving heeft zaken die van algemeen belang zijn en gaan veel van onze inwoners aan. Het algemeen belang heeft te maken met:
- Openbare orde en veiligheid, zoals het besluit om meer politieagenten in te zetten.
- Buitenlandse betrekkingen, zoals het sturen van militairen naar een vredesoperatie in een land dat door de oorlog verdeeld is.

- Welvaart, zoals ervoor zorgen dat er meer banen voor jongeren komen.
- Welzijn, zoals de wachtlijsten in de ziekenhuizen wegwerken.

Belangen
/                                        
Persoonlijke Belangen      Algemene Belangen
Bijv. Privacy                      Bijv. Bedrijfsveiligheid

Niet alle besluiten worden op landelijk niveau genomen. Vb.: Tweede kamer zal geen beslissingen nemen of er in een stad een nieuwe wijk moet aangelegd worden waar nu een bos is.
Het politieke bestuur kent 3 niveaus:
- De gemeente
- De provincie
- Het Rijk (hele land)
In Amsterdam bestaat nog een 4e niveau. Daar zijn namelijk de stadsdeelraden, die besluiten wat er in een bepaalde wijk gebeurt.

Veel besluiten worden op Europees niveau genomen. Denk aan het aanschaffen van de onderlinge snelheidscontroles en de plicht om buitenlandse tv-zenders toe te staan. Maar ook door de verenigde naties worden besluiten genomen, bijv. om waarnemers en militairen te sturen naar landen waar een burgeroorlog dreigt.

1.2. Invloed op de politiek

De Nederlandse samenleving heeft invloed op de politiek door:

- Stemmen. Bekende manier om de politiek te beïnvloeden. Bij verkiezingen voor de Tweede Kamer is meestal een hoog opkomstpercentage: ong. 75 tot 80 procent. Bij verkiezingen voor de andere bestuurslagen(gemeente, provincie,stadsdeelraad, Europa) gaan meestal veel minder mensen naar de stembureau’s.
- Lid worden van een politieke partij. Ong. 400.000 Nederlanders zijn lid van een politieke partij. Zij kunnen het verkiezingsprogramma beïnvloeden, maar zich bovendien namens hun partij verkiesbaar stellen voor bijv. de Tweede Kamer of de gemeenteraad.
- Contact opnemen met politici. De meeste wethouders houden wekelijks een spreekuur. Maar ook de gemeenteraadsleden, Kamerleden, en andere politici zijn vaak makkelijk (telefonisch) te bereiken. Dit contact kan leiden tot lobbyen, d.w.z. politici voor je standpunten proberen te winnen.
- Een verzoek indienen. Als je een specifiek probleem hebt kun je een verzoek indienen. Instanties als de gemeenteraad, de wethouder of de provinciale staten, zijn verplicht jouw verzoek te bespreken en te beantwoorden. Je kunt ook spreektijd aanvragen op een commissievergadering van de gemeenteraad. Vb. van een verzoek: je hebt een sportschool en vraagt toestemming om de fitnessruimte uit te breiden.
- De pers benaderen. Je kunt elke krant een brief of persbericht sturen. Kranten moeten vol, dus veel ingezonden brieven of berichten worden geplaatst. Soms hebben ze tot gevolg dat de gemeenteraad of de Tweede Kamer zich met een kwestie gaat bezighouden.
- Overgaan tot Burgerlijke ongehoorzaamheid; het openlijk de wet overtreden met het doel de politici te overtuigen dat een genomen besluit fout is. Burgerlijke ongehoorzaamheid kan verschillende vormen hebben. Zo waren er mensen die als protest tegen de (kern)bewapening een deel van hun belasting niet betaalden
- Gerechtelijke procedures beginnen. Door het indienen van bezwaarschriften kunnen plannen zoals de aanleg van een stuk snelweg of spoorlijn jarenlang vertraagd worden. Veel goed georganiseerde actiegroepen gaan niet meer massaal de straat op maar verdiepen zich in dit soort gerechtelijke procedures.

Nederlandse samenleving
/         
Persoonlijk vraagstuk(kwestie)    Maatschappelijke vraagstukken
- Liefdesverdriet Kenmerken:
- Portemonnee gestolen              - Veel mensen bij betrokken
(sociaal probleem)
- De overheid speelt een rol
(gemeenschappelijke oplossing)
- Verschillende opvattingen
Voorbeelden:
- Veiligheidsgevoel(terrorisme)
- Criminaliteit
- Files
- Vergrijzing

- Onderwijs
- Gezondheidszorg(wachtlijsten in ziekenhuizen wegwerken)

2. Politieke stromingen en partijen

2.1. Ideologie

Een stroming is een geheel van opvattingen.
Aan elke stroming ligt een visie op de wereld ten grondslag, die we een ideologie noemen: het geheel van ideeën over de mens, menselijke relaties en de inrichting van de samenleving. Ideologieën hebben duidelijke standpunten over:
- Normen en waarden, vooral over de mate van de persoonlijke vrijheid die moet worden toegestaan. Voorbeelden: ‘Het ongeboren leven moet worden beschermd’ of ‘Vrouwen mogen zelf beslissen over een abortus’. ‘Vanaf welke leeftijd mag je sigaretten kopen of alcoholhoudende dranken kopen?’ enz.
- De gewenste sociaal-economische verhoudingen van de samenleving, met name de opvattingen over een rechtvaardige welvaart. Dit leidt tot de vraagstelling hoe groot de verschillen tussen arm en rijk mogen of moeten zijn. Vb.: ‘Heeft iedereen recht op een minimuminkomen of moeten mensen zelf hun onderwijs gezondheidszorg, enz. betalen?’.
- De gewenste machtsverdeling in de samenleving. Voorbeelden: ‘Werknemers hebben recht op inspraak via de ondernemingsraad’ of ‘De directie moet altijd beslissen’.

De meeste politieke partijen handelen op basis van ideologieën. Twee grote politieke stromingen, nl. het liberalisme en het socialisme waren het totaal niet met elkaar eens, ze hadden een compleet andere visie op de wereld.


2.2. Eenvoudige indelingen

Politiek is ingewikkeld. Daarom gebruiken we vaak vereenvoudigde indelingen, zoals de tegenstelling tussen progressief en conservatief.
En tussen links en rechts.

Progressief heeft in de politiek de betekenis vooruitstrevend, de maatschappij willen veranderen. Progressieve politici benadrukken de tekortkomingen in de samenleving en pleiten voor grondige veranderingen. Progressieve partijen hebben daarom vaak contacten met actiegroepen. Ze willen negatieve ontwikkelingen veranderen en bijsturen met maatregelen. Ze vinden bijv. dat je niet alleen de drugshandel moet bestrijden, maar ook hulp moet verlenen aan drugsgebruikers.

Conservatief heeft de betekenis van behoudend. Conservatieve politici benadrukken met name datgene wat al is bereikt. Zij hebben daarom meer aandacht voor traditionele waarden en hebben bijvoorbeeld meer contacten met kerkelijke organisaties en gezaghebbende instanties. Conservatieve partijen benadrukken traditionele normen en waarden als gehoorzaamheid, ijver en trouw en houden graag alles bij het oude. Conservatieven zijn bijv. voor een zo streng mogelijke aanpak van het drugsprobleem en accepteren geen drugsgebruik in welke vorm dan ook. Soms gaan politieke conservatieven nog verder en willen ze de oude regels, die inmiddels door andere regels zijn vervangen, weer herstellen. « Reactionair» letterlijk: achteruitstrevend.
(denk bijv. dat euthanasie, abortus en prostitutie volledig moeten worden verboden.

Verschil tussen progressief en conservatief is niet altijd even duidelijk. Sommige progressieve partijen hebben soms conservatieve standpunten.

Links sluit over het algemeen aan bij de progressieve uitgangspunten.
- Gelijkwaardigheid
- Komt op voor mensen met een achterstandspositie(de zwakkere in de samenleving)
- Gelijke kansen voor iedereen op onderwijs, inkomen en werk.
- Grote rol overheid.
Rechts sluit vaak aan bij de conservatieve uitgangspunten.
- Persoonlijke vrijheid
- Economische vrijheid
- Tegen een te grote gelijke behandeling van mensen (als alle inkomens te veel gelijk zijn, verdwijnt volgens hen de prikkel om hard te werken en eigen initiatief te nemen)
- Kleine rol overheid.


Midden
- Linkse en rechtse standpunten
- 3 middenpartijen: CDA, D66, LPF.

2.3. Liberalisme

Het liberalisme is ontstaan aan het eind van de 18e eeuw ten zijde van de Franse Revolutie. Tijdens die revolutie kwam de burgerij in opstand tegen de almacht van de koning en adel. De keuze:
- Vrijheid
- Gelijkheid
- Broederschap
Stond daarin centraal.

Vrijheid
De liberalen richten zich vooral op het ideaal van de vrijheid, omdat ze vonden dat de mensen werden onderdrukt. De staat moest zo min mogelijke beperkingen opleggen en slechts dienstbaar zijn aan het ideaal van de persoonlijke vrijheid.
(eigen initiatief, eigen beslissingen enz.) De aanhangers van het liberalisme vinden we in deze eerste periode vooral onder de gegoede burgerij. Dat vaak kooplieden en fabrikanten die hun eigen gang willen gaan. Daarom streden zij ook voor de economische vrijheid.
Nu vinden de liberalen vrijheid nog steeds belangrijk. Zij vinden dat de overheid op sociaal-economisch gebied slechts een kleine rol moet spelen en zijn voor een vrijemarkteconomie; economische systeem dat werkt volgens de wetten van vraag en aanbod.

De overheid moet zich beperken tot een aantal kerntaken: defensie, onderwijs en de bescherming van de rechtstaat en de klassieke grondrechten. Liberalen accepteren de verzorgingsstaat zolang de uitkeringen zo laag mogelijk blijven en de vrije markteconomie niet in gevaar komt.

Socialisten: Gelijkwaardigheid
Liberalen: Individuele vrijheid(persoonlijke vrijheid)

Het Socialisme ontstond als gevolg van de slechte werkomstandigheden van de arbeiders in de 19e eeuw.
- Ze hadden niets te zeggen
- Ze kenden soms werkdagen van 16 uur
- Kregen weinig betaald
- Misten elke vorm van sociale zekerheid
- Wie ziek werd, kreeg geen loon meer, maar moest een beroep doen op de liefdadigheid.

Het communisme is een radicaal deel van de socialisten. Zij vonden dat alleen sociale wetten onvoldoende waren om de gelijkheid van alle mensen te bereiken.

Socialisme
/              
Oost-Europa Communisme    West-Europa Sociaal-democraten
Karl Marx|
| Veranderingen met parlement

Revolutie
|
Geweld

Volgens Karl Marx zou de kapitalistische fabrikanten de arbeiders altijd blijven uitbuiten als het niet volgens zijn systeem werd opgelost.
Het communisme werkte in de praktijk echter minder goed. De staat kreeg namelijk niet alleen de productiemiddelen, maar ook alle macht in handen. Mensen werden nu niet langer uitgebuit door de fabrikanten maar onderdrukt door de overheid.
In 1989 zorgde de Russische president Gorbatsjov voor het uiteenvallen van het communistisch systeem. Daarna verdween in snel tempo het communisme in de meeste landen.

De sociaal-democraten
De meeste socialisten zijn geen communisten. Zij zijn niet tegen particulier initiatief, maar vinden wel dat de overheid de zwakkeren in de samenleving moeten beschermen.
- Kennis
- Inkomen
- Macht
Moet gespreid worden volgens de sociaal-democraten.
De tegenwoordige sociaal-democraten zijn voor een actieve rol van de overheid op sociaal-economisch gebied. De verzorgingsstaat is hiertoe een goed middel, omdat zo de sociale grondrechten, zoals het recht op werk, huisvesting, gezondheidszorg en onderwijs wettelijk zijn vastgelegd.

2.5. Christen-democratie

- Middenpositie

- Kiezen niet echt voor de werkgevers en ook niet echt voor de werknemers
- Gezamenlijke verantwoordelijkheid
- Goede arbeidsverhoudingen

Christen-democraten streven naar een samenleving op christelijke grondslag, waarin het geloof, naastenliefde en harmonie belangrijke waarden zijn. In deze ideologie is niet de mens het belangrijkste, maar God.
Belangrijk beginsel: Rentmeesterschap = De overheid dient de door God aan de mens ‘in bruikleen’ gegeven aarde op zorgvuldige wijze te beheren.
- Overheid heeft een aanvullende rol
- Ze willen een zorgzame samenleving
- Gespreide verantwoordelijkheid
Mensen moeten voor elkaar verantwoordelijkheid en zorg op zich nemen: de staat moet mensen niet te veel uit handen nemen.
Christen-democraten zijn bijv. ook tegen kinderdagverblijven.
Zij vinden dat je je kind(eren) best even naar een kennislid/familie/buren kan brengen. Zo wordt bezuinigd op de opvang voor de kinderen.

2.6. Politieke partijen

- Bestaat uit een groep mensen
- Mensen in die groep hebben dezelfde ideeën over de manier waarop onze samenleving verbeterd en bestuurd moet worden

- De meeste politieke partijen zijn voortgekomen uit de 3 grote politieke stromingen uit de vorige paragrafen.

Protestpartijen
One-issuepartijen richten zich op 1 aspect van de samenleving en daar hebben zij ook een duidelijk standpunt over. De vroegere ouderen partijen zijn hier een voorbeeld. Zij kwamen alleen voor de ouderen op.

Protestpartijen ontstaan uit onvrede met de bestaande politiek. D66 was zo’n partij en kwam op in de roerige jaren 60. D66 vond dat de politieke leiders t eveel onderling regelden en dat de burgers te weinig inspraak hadden in de politiek. Een echte ideologie ontbrak bij D66.

Aan het begin van deze eeuw kwamen twee protestpartijen op: LPF en Leefbaar Nederland. Ook zij vonden dat de politici te veel in ‘achterkamertjes’ onderling politieke afspraken maakten. Er was in hun ogen geen ruimte voor het debat en er werd niet geluisterd naar wat er echt leefde onder de burgers. De basis voor het partijprogramma van de LPF bestond niet uit een ideologie, maar vooral uit kritiek op de zittende partijen.

Van links naar rechts kennen we de volgende politieke partijen in de Tweede Kamer.
SP GroenLinks PvdA D66 CDA LPF VVD ChristenUnie SGP
/ | | / | /
links links/midden midden rechts/midden rechts

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.