Waar heb jij je schoolspullen gekocht?

Doe mee aan het Back To School onderzoek over schoolspullen en maak kans op een Bol.com bon van 25 euro.

Parlementaire Democratie paragraaf 1-9 + Begrippenlijst

Beoordeling 6.9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 11234 woorden
  • 26 juni 2011
  • 65 keer beoordeeld
Cijfer 6.9
65 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Laat van je horen: schrijf een brief en kom in de krant 📰

Ook dit jaar organiseert Nieuws in de Klas een schrijfwedstrijd waarbij het winnende verhaal wordt gepubliceerd in de krant. Schrijf jij het meest vlammende betoog, best onderbouwde of scherpste opinie over wat er nu speelt in de wereld, dichtbij of ver weg? Of het nu gaat over het milieu, geloof, vluchtelingen of het nieuwe kabinet, AI of gender-issues, alle meningen zijn welkom. 

Doe mee!
1 Wat is politiek?
De deelvraag van dit hoofdstuk is:
‘Wat is politiek en hoe kan de politieke macht verdeeld zijn in een land?’

Politiek = de manier waarop een land wordt bestuurd.
└> maken van keuzes.

Onderwerpen    - heeft iedereen mee te maken (v.b.: kwaliteit van drinkwater)
- voor een bepaalde groep mensen van belang (v.b.: leerplicht)
└> Belangrijk dat iedereen meedenkt > bemoei met politiek.
Politieke macht

In ieder land moeten politieke besluiten worden genomen. Maar de manier waarop dat gebeurt is niet in alle landen hetzelfde.
> alle macht rust bij één persoon/klein groepje: dictatuur.
Nederland:
Representatieve ofwel vertegenwoordigende democratie > ‘het volk regeert’ :
alle burgers vanaf een bepaalde leeftijd hebben evenveel recht om betrokken te zijn bij de oplossingen van belangrijke problemen in hun samenleving. Zij hebben dan politieke macht: de mogelijkheid om invloed en controle uit te oefenen op politieke besluiten.
We kunnen ons niet iedere dag met het bestuur van ons land bemoeien, dus kiezen we vertegenwoordigers die in onze naam het land besturen. Vandaar: ‘representatieve democratie’. 
Landelijk niveau > de volksvertegenwoordigers vormen het parlement. Daarom: ‘parlementaire democratie’.
Dictatuur

Basiskenmerk van de meeste dictaturen:
De wetgevende, uitvoerende en de rechterlijke macht is in handen van een kleine groep mensen.
Andere kenmerken van een dictatuur:
* Beperking van individuele vrijheid;
* Beperking van politieke vrijheid;
* Veel overheidsgeweld;
* Er is geen onafhankelijke rechtspraak;
* Censuur;
(je moet weten wat deze kenmerken inhouden!!)
Niet alle dictaturen zien er hetzelfde uit. We maken onderscheid tussen autocratische en totalitaire dictaturen.
Autocratische dictaturen:
- één leidersfiguur heerst;
- meestal een hoge militair, die door een staatsgreep aan de macht is gekomen;
- vormt eigenmachtig een regering of junta, die ook grotendeels uit militairen bestaat;
- volk komt er niet aan te pas;

Veel autocraten rechtvaardigen hun machtsovername door aan te geven dat hun land in een politieke en economische chaos verkeert en dat het nodig is om met krachtige hand orde op zaken te stellen. Zij beloven dat er in de toekomst een overgang naar democratische verhoudingen zal plaatsvinden. De weg naar een goed functionerende democratie blijkt echter moeizaam. Vaak is het voornaamste doel van een militaire dictatuur om een kleine, machtige elite te beschermen, die meestal bestaat uit een paar rijke families en de militaire top.
De bevolking wordt onderdrukt, maar omdat er geen ideologie aanwezig is, bestaat er in meer of minder mate wel godsdienstvrijheid en economische speelruimte.
In de voormalige koloniën ontstonden na de Tweede Wereldoorlog veel autocratiën, zoals in Indonesië en op de Filippijnen. Veel van deze landen zijn inmiddels geleidelijk aan democratischer geworden.
Tegenwoordig zien we de autocratische dictatuurvorm in Noord-Korea (Kom Jong II), Syrië (familie Assad), Libië (Muammar Khadaffi) en Zimbabwe (Robert Mugabe). De laatste twee waren vroeger koloniën van westerse landen.

Totalitaire dictatuur:
- macht meestal door een grotere groep mensen uitgeoefend;
- aan de macht gekomen na een ideologische revolutie;
- één grote partij die een bepaalde ideologie uitdraagt;
- staatsgrepen komen nauwelijks voor, omdat de ervaren groep machthebbers elkaar sterk controleert en elke afwijking van de ideologie afstraft;
In tegenstelling tot autocratische dictaturen beheerst de staat in een totalitaire dictatuur het leven van de bevolking volledig.
 pers, radio, onderwijs, etc. > strenge staatcontrole en censuur of in handen van de regering;

 Sterke vorm van indringende geestelijke beïnvloeding die we indoctrinatie noemen en plaatsvindt via de massamedia.
Historische voorbeelden van totalitaire dictaturen:
- Nazi-Duitsland
- fascistisch Italië (Mussolini)
communistische dictaturen: Sovjet-Unie, het voormalige Oostblok en China waren/zijn de belangen van het individu ondergeschikt aan de ideologie van de staat.

Theocratie
└> speciale vorm van totalitaire dictatuur.
└> de godsdienst is verheven tot staatsideologie.
In landen als Sudan en Iran is dat de islam … > grote invloed op de regering;
└> de Koran en de sharia vormen de grondslag voor alle wetgeving en de islam is in deze landen sterk fundamentalistisch.
Fundamentalistisch = extreme rechtzinnigheid in godsdienstig opzicht.
De geestelijk leiders leggen het volk een strenge leefwijze op en voorschriften uit de Koran moeten letterlijk worden nageleefd.
Democratie

Tegenover de macht van één (autocratie) of enkelen (totalitaire dictatuur) staat de macht van velen (democratie). Om te garanderen dat burgers invloed kunnen uitoefenen op de wijze waarop hun land wordt geregeerd, is de macht van de bestuurders in een democratie beperkt. Gekozen politici moeten met een zekere regelmaat bij verkiezingen verantwoording afleggen aan de bevolking over hun beleid.
Algemene kenmerken van een democratie zijn:
* burgers hebben individuele vrijheid;
* er zijn politieke grondrechten;
* politie en leger hebben beperkte bevoegdheden;
* er is sprake van een machtenscheiding, ook wel trias politica genoemd;

-    Directe democratie        -
Democratie vinden we praktisch nergens meer terug. Het zou tot chaotische situaties leiden als we allemaal mee zouden mogen praten bij het nemen van besluiten.
In sommige landen bestaat als overblijfsel van de directe democratie (vroeger > Athene > volksstemmingen op stadspleinen.): het referendum.
Referendum = een volksstemming over een bepaald wetsvoorstel.

Ook in Nederland gaan er stemmen op het referendum een grotere plaats toe te kennen.
-    Indirecte democratie    -
Tegenwoordig zien we vrijwel overal vormen van indirecte democratie.
└> het volk kiest de vertegenwoordigers die de belangrijkste beslissingen nemen.
De burgers schenken dus door het uitbrengen van hun stem vertrouwen aan een persoon of een partij, die zich zal inzetten om zijn verkiezingsbeloften waar te maken.
Binnen landen met een indirecte democratie maken we onderscheid tussen het parlementaire stelsel en het presidentiële stelsel.
Parlementair stelsel
- burgers kiezen de leden van het parlement;
- samenstelling parlement > kabinet geformeerd;
- ministers blijven voortdurend verantwoording verschuldigd aan het parlement. Ze kunnen ook naar huis worden gestuurd wanneer de meerderheid van de parlementsleden geen vertrouwen meer in hen heeft;
- landen met parlement > meestal een niet-gekozen staatshoofd van wie de macht beperkt wordt door een grondwet (v.b.: Nederland);

- staatshoofd = koning  constitutionele monarchie. In landen waar de macht van de koning niet door wetten wordt beperkt bestaat het parlement in feite alleen op papier en kun je niet spreken van een echt parlementair stelsel.
Presidentieel stelsel
- in sommige landen wordt niet alleen het parlement gekozen, maar ook de president.
└> in Duitsland en Israël heeft dit gekozen staatshoofd slechts een ceremoniële rol (staatsbezoeken en lintjes knippen);
- politiek > ligt nog steeds bij het parlement.

- In andere landen (zoals de VS) > de president heeft als staatshoofd veel politieke macht. We spreken dan van een presidentieel stelsel.
- president staat aan het hoofd van de regering, en kan naar eigen keuze ministers benoemen en ontslaan. Ministers zijn in eerste instantie aan de president verantwoording schuldig en niet, zoals bij ons, aan het parlement;
- parlement heeft niet de bevoegdheid om ministers naar huis te sturen;

Om de macht van de president enigszins te beperken mist hij in de meeste landen het zogenaamde ontbindingsrecht en moet hij zijn plannen altijd ter goedkeuring aan het parlement voorleggen.
Ontbindingsrecht = het recht om het parlement te ontbinden.
Ook de Amerikaanse president heeft geen ontbindingsrecht, maar hij kan wel zijn vetorecht gebruiken bij parlementsbesluiten.
- behalve staatshoofd ook bevelhebber van het leger;

Kenmerken Nederlandse democratie
1848  Nederland een parlementair stelsel (daarvoor > politieke macht van de koning);
1919+1922  algemeen mannen- en vrouwenkiesrecht grondwettelijk vastgesteld;
└> laten zien hoe belangrijk de waarden vrijheid en gelijkheid voor een democratie zijn: iedereen mag meedoen en je mag zelf bepalen op welke manier je gebruikmaakt van je politieke rechten;
Algemene kenmerken van onze democratie, vastgelegd in de grondwet zijn bijv.:

* alle Nederlanders vanaf 18 jaar hebben het recht om te kiezen en om verkozen te worden
* iedereen mag een politieke partij of vereniging oprichten;
* iedereen mag demonstreren of op een andere manier zijn mening uiten;
* de leden van de Staten-Generaal (parlement + 1e of 2e Kamer) worden gekozen door een geheime stemming;
* de wetten worden vastgesteld door de regering en de Staten-Generaal samen;



2 Politieke stromingen
Collectieve belangen hoeven niet per definitie door de overheid behartigd te worden, het is ook mogelijk daar particuliere organisaties en bedrijven voor in te schakelen. Over welke voorzieningen collectief geregeld moeten worden en welke aan particulieren kunnen worden overgelaten verschillen de meningen
Centraal in dit hoofdstuk staat de vraag: Welke verschillende stromingen zijn er en wat hebben ze ons te bieden?

Ideologieën

Vroeger > rol overheid beperkt
└> inkomensverschillen waren erg groot
└> algemeen kiesrecht/sociale voorzieningen/verzekeringen waren er niet
Door industrialisatie en urbanisatie  samenleving begon in snel tempo te veranderen.
Ontstaan van de eerste politieke partijen die teruggrepen op drie belangrijke ideologische, politieke stromingen:
1. Het liberalisme
2. Het confessionalisme
3. Het socialisme
Ideologie = een samenhangend geheel van ideeën over de mens en de gewenste inrichting van de samenleving.
Ideologieën hebben duidelijke standpunten over:
* normen en waarden die voor iedereen in de samenleving zouden moeten gelden;
* de gewenste sociaaleconomische verhoudingen van de samenleving;
* de gewenste machtsverdeling in de samenleving;

Eenvoudige indelingen

Veel mensen vinden politiek een ingewikkelde zaak. Voordat we de verschillende ideologieën gaan behandelen, kijken we daarom eerst naar twee meer eenvoudige politieke indelingen.
Progressief en conservatief
Progressief
- betekent vooruitstrevend, veranderingsgezind;
- gericht op de toekomst;
- progressieve politici benadrukken de gebreken in de samenleving en pleiten voor (vaak grondige) veranderingen;
- voorbeeld van een progressief standpunt: milieuvervuiling door fossiele brandstoffen kun je in hun ogen het beste tegengaan door radicaal over te stappen op duurzame energiebronnen, zoals zonne- en windenergie en het klimaatneutrale waterstof in plaats van benzine.
Conservatief

- betekent behoudend;
- is gericht op heden en verleden: ‘houden wat je hebt’;
- conservatieve politici benadrukken vooral datgene wat we al hebben bereikt;
- meer aandacht voor traditionele waarden en normen;
- houden graag alles bij het oude;
- voorbeeld van een conservatief standpunt: dat je niet wil dat Nederland een deel van zijn politieke macht afstaat aan de Europese Unie;
Reactionair = achteruitstrevend
- soms wordt er door conservatieven naar gestreefd om oude regels die inmiddels door moderne bepalingen zijn vervangen, te herstellen;
- voorbeeld: de opvatting dat euthanasie en abortus weer moeten worden verboden;

Het nadeel van deze indeling is dat de meeste politici zowel progressieve als conservatieve standpunten hebben. Een onderscheid waarmee partijen makkelijker zijn in te delen, is het verschil tussen politiek links en rechts.
Links en rechts
De begrippen links en rechts gebruiken we voor de verschillende visies op de rol van de overheid als het gaat om sociaaleconomische verhoudingen.
Links:
Gaat uit van het principe van gelijkwaardigheid en wil dat iedereen gelijke kansen heeft op onderwijs, inkomen en werk. Om de zwakkeren te beschermen moet de overheid actief optreden, bijvoorbeeld door studiefinanciering voor armere studenten.
Linkse partijen: PvdA, SP, GroenLinks.
Rechts:
Legt de nadruk op de eigen verantwoordelijkheid en de vrijheid van mensen. Burgers en bedrijfsleven moeten zo veel mogelijk hun eigen zaakjes regelen. Om dit te kunnen, moet de overheid rust en orde handhaven, maar zich op sociaaleconomisch terrein passief opstellen en alleen optreden wanneer het echt nodig is.
Rechts partijen: VVD, PVV.

- Polarisatie  links en rechts stonden in de jaren zestig en zeventig vaak lijnrecht tegenover elkaar.

Jaren tachtig en negentig werden de verschillen tussen links en rechts minder groot.
- De samenwerking tussen links en rechts bereikte een hoogtepunt met de paarse kabinetten, een coalitie van PvdA, VVD en D66, onder leiding van Wim Kok.
- Inmiddels is de polarisatie weer iets toegenomen. Dat zien we vooral aan de populariteit van de SP, die zich aan de linkerkant van de PvdA opstelt en de PVV, ter rechterzijde van de VVD.
Sommige partijen nemen een tussenpositie in en behoren tot het politieke midden.
* een te actieve overheid maakt mensen afhankelijk en biedt een te terughoudende overheid zwakkeren onvoldoende bescherming.
* het benadrukken van de gezamenlijke verantwoordelijkheid van burgers en overheid. (Mensen en organisaties moeten in eerste instantie voor zichzelf zorgen. Lukt dit niet, dan kan de overheid bijspringen.)

Ideologische stromingen

De meest gebruikte politieke indeling is de onderverdeling in politieke ideologieën: het liberalisme, het socialisme en de christendemocratie.

Liberalisme
- de samenleving is er het meest bij gebaat als ieder individu zich zo optimaal mogelijk kan ontplooien: wat goed is voor het individu, is goed voor de maatschappij;
- mensen zijn niet gelijk, maar wel gelijkwaardig. Zij moeten elkaars opvattingen respecteren;
- vrijheid, individuele verantwoordelijkheid en tolerantie zijn sleutelbegrippen in de liberale traditie;
Geschiedenis:
(ontstaan aan het eind van de 18e eeuw > tijde van Franse Revolutie)
Eerst > De meeste Europese landen waren autocratische dictaturen geweest met een vorst als machthebber.
Toen > De liberalen kwamen hiertegen in opstand en kregen vooral aanhangers onder de opkomende ‘gegoede burgerij’ (mensen die hun geld verdienden in de handel en industrie).
└> Doel: wilden meer politieke macht met als ideaal persoonlijke en economische vrijheid.
└> Steun: van verlichte wetenschappers die het principe afwezen dat het gezag van de koning berustte op de wil van God.

Later > In de 19e eeuw kregen de liberalen steeds meer politieke macht en werden geleidelijk conservatiever. Alleen een kleine groep liberalen was progressief en streed, vaak samen met de socialisten, tegen de kinderarbeid en voor het vrouwenkiesrecht.
Nu:
Ook nu vinden liberalen vrijheid belangrijk. Volgens hen is de vrijemarkteconomie het beste voor het land. De overheid moet zich beperken tot kerntaken als defensie, onderwijs en de bescherming van de rechtsstaat en de klassieke grondrechten.
In ons land is de VVD de grootste liberale partij. Progressieve liberalen vinden we terug bij D66. De PVV van Wilders is te beschouwen als een liberale partij met reactionaire elementen.
Socialisme
- gaat ervan uit dat de mogelijkheden voor elk individu om zich te ontplooien ongelijk verdeeld zijn;
- de begrippen vrijheid en gelijkwaardigheid krijgen pas betekenis als mensen ook gelijke kansen hebben;
- mensen moeten solidair met elkaar zijn: de sterkste schouders moeten de zwaarste lasten dragen;
Geschiedenis:

(ontstaan in de 19e eeuw)
Het socialisme ontstond als reactie op de slechte werkomstandigheden van de arbeiders.
Wie ziek werd, was afhankelijk van de liefdadigheid.
└> Verzet tegen: tegen deze wantoestanden die in hun ogen een gevolg waren van de vrijemarkteconomie, waar kapitalisten elkaar beconcurreerden door de lonen van de arbeiders steeds verder te verlagen.
└> Doel: een einde te maken aan de armoede en de ongelijkheid. Over de vraag hoe ze het doel van gelijkheid het beste konden bereiken raakten de socialisten verdeeld:
* Communisten wilden dat arbeiders door een revolutie alle macht zouden overnemen;
* Sociaaldemocraten wilden maatschappelijke verbeteringen bereiken langs parlementaire weg.
Nu:
De hedendaagse sociaaldemocraten zijn niet tegen de vrijemarkteconomie, maar vinden wel dat kennis, inkomen en macht eerlijker verdeeld moeten worden. Volgens hen is de verzorgingsstaat hiertoe een goed middel, omdat daarin sociale grondrechten als het recht op werk, huisvesting, gezondheidszorg en onderwijs grondwettelijk zijn vastgelegd.
De grootste sociaaldemocratische partij is de PvdA. Omdat deze partij wat naar het midden is opgeschoven, zijn er linksere partijen ontstaan, zoals GroenLinks en de SP.


Confessionalisme
- mensen baseren hun politieke opvattingen op hun geloofsovertuiging;
- leidde tot de oprichting van christelijke partijen in Nederland;
- uitgangspunt: God heeft een bedoeling met de wereld waarnaar de mensen zich moeten richten;
- in het confessionalisme gaat men uit van een organische staatsopvatting;
Organische opvatting = de samenleving is vergelijkbaar met een menselijk lichaam waarin alle onderdelen van elkaar afhankelijk zijn en ook alleen in onderlinge samenhang kunnen functioneren;
- volgens de confessionelen ligt het in de menselijke natuur besloten om gezinnen te vormen en ook grotere samenlevingsverbanden aan te gaan. Binnen zulke verbanden moeten mensen verantwoordelijkheid voor elkaar dragen;
Geschiedenis:

(ontstaan begin 20e eeuw)
De confessionelen maakten een eind aan de machtspositie van de liberalen. Dit kwam onder meer tot uiting in de financiële gelijkstelling van bijzondere (vooral christelijke) en openbare scholen als eindpunt van de schoolstrijd, die een eeuw had geduurd. Door het proces van ontzuiling besloten enkele christelijke partijen in 1980 om samen te gaan in het CDA.
Nu:
Christendemocraten streven naar en samenleving waarin rentmeesterschap, solidariteit, harmonie en gespreide verantwoordelijkheid belangrijke waarden zijn.
Rentmeesterschap = de mens heeft de taak om goed voor de door God aan ons toevertrouwde aarde en het vruchtgebruik ervan te zorgen.
Christendemocraten zijn terughoudend als het gaat om genetisch gemanipuleerde gewassen en zijn tegen het klonen van bijvoorbeeld schapen;
Solidariteit heeft te maken met het Bijbelse begrip ‘naastenliefde’;
Naastenliefde = dat mensen moeten zorgen voor de kwetsbaren in de samenleving.
Daarom verschaffen sommige kerken onderdak aan uitgeprocedeerde asielzoekers en heroïneverslaafden;

Het idee van de gespreide verantwoordelijkheid zien we terug in de visie van een ‘zorgzame’ samenleving waarin mensen verantwoordelijk zijn voor elkaar.
De overheid heeft slechts een aanvullende rol en moet zo veel mogelijk overlaten aan het maatschappelijk middenveld, zoals welzijnsinstellingen schoolbesturen.
De grootste christendemocratische middenpartij is het CDA;
De SGP is een kleine conservatieve christelijke partij;
De ChristenUnie staat links van het politiek midden;

Overige stromingen
Naast de drie grote politieke stromingen bestaan er enkele andere stromingen:
•    Het fascisme
- gaat uit van de ongelijkheid van mensen;
- in de eerste helft van de 20e eeuw;
- in Duitsland, Italië en Spanje, maar ook in Latijns-Amerika zoals in het Argentinië van Juan Peron;
- Nederland > NSB korte tijd een fascistische partij;
- het ondemocratische fascisme wil de eigen krachten bundelen (‘fasces’) tegen anderen. Het eigen volk en ook de eigen leider (‘Führer’, ‘Duce’ of ‘Generalissimo’) worden verheerlijkt: voor ‘anderen’ is maar beperkt plaats;
- individuen zijn ondergeschikt aan het collectief, de natie;

- nu: we zien de fascistische ideologie terug bij rechts-extremistische groepen, die vaak worden aangeduid als neonazi’s en opvallen door hun militaire kleding;
•    Ecologische stroming
- economische waarden worden ondergeschikt gemaakt aan ecologische waarden, zoals duurzaamheid;
- volgens de ecologen moet de overheid een grote rol spelen omdat alleen zij de belangen van het milieu kan waarborgen;
- deze vooral Europese stroming leidde tot de oprichting van diverse ‘groene’ partijen;
•    Het populisme
- is meer een bepaalde stijl van politiek bedrijven dan een echte ideologie;
- het kent op dit moment in tal van Europese landen een grote aanhang;
- Pim Fortuyn was een echte populist, evenals Geert Wilders;
- Doel: de ‘vox populi’ te laten horen, de stem van het volk;
- standpunten zijn meestal rechts: antiallochtoon, tegen ambtenarij en regels, voor strengere straffen (vooral van tbs’ers) en tegen de (uitbreiding van de) Europese unie;



3 Politieke partijen

In dit hoofdstuk is de deelvraag:

‘Welke partijen zijn er en wat willen ze?’

Wat doen politieke partijen?
Een politieke partij bestaat ui een groep mensen met globaal dezelfde ideeën over een ideale samenleving.
Naast de ideologische partijen bestaan er ook one-issuepartijen en protestpartijen.
* One-issuepartijen richten zich op één aspect van de samenleving, zoals de Partij voor de Dieren.
* Protestpartijen ontstaan uit onvrede met de bestaande politiek, zoals destijds D66 en Lijst Pim Fortuyn (LPF). Het protest richt zich vaak op de politieke cultuur die mens beschuldigt van ‘regentencultuur’ en ‘achterkamertjespolitiek’.

Functies en politieke partijen

Politieke partijen vervullen een aantal taken in onze democratie. Zij zorgen voor:
•    Integratie van ideeën: de opvattingen van veel mensen worden gebundeld tot één politiek programma;
•    Informatie: via politieke partijen komen kiezers, ook buiten verkiezingstijd, verschillende standpunten te weten. Hierdoor worden ze gestimuleerd een eigen mening te vormen;
•    Participatie: door de vorige twee functies proberen politieke partijen burgers te interesseren om zelf actief aan de politiek deel te nemen;
•    De selectie van kandidaten: politieke partijen stellen lijsten van kandidaten op, waardoor het de burgers makkelijker wordt gemaakt te kiezen;

Positie politieke partijen


Politieke partijen in de Tweede Kamer van links/progressief naar rechts/conservatief


De Socialistische Partij    (zetels: 25)
- niet alleen actief in de politiek, maar is ook een actiepartij;
- naast lokale activiteiten wil de partij landelijk graag deelnemen aan een linkse kabinet;
- de SP is voor een sterke inkomensnivellering;
- om het goede voorbeeld te geven storten Tweede Kamerleden hun salaris in de partijkas en houden alleen een vrij laag salaris over;
Enkele standpunten:

* kinderbijslag en zorgtoeslag inkomensafhankelijk maken;
* beperking van de hypotheekrenteaftrek;
* stijging van het sociaal minimum met 10%;
* bezuinigen op defensie en lidmaatschap NAVO kritisch bekijken;
* gedoogbeleid van softdrugs handhaven;


GroenLinks    (zetels: 7)
- ontstaan in 1989 uit een fusie van enkele kleine linkse partijen, waaronder de Communistische Partij Nederland (CPN) en de Pacifistisch Socialistische Partij (PSP);
- geleidelijk ontwikkeld van een oppositipartij tot een partij die bereid is bestuursverantwoordelijkheid te dragen;
- College van B&W;
Enkele standpunten:
* minder economische groei en meer bescherming van het milieu;
* meer geld naar ontwikkelingssamenwerking;

* uitbreiding openbaar vervoer als alternatief voor de auto;
* de Nederlandse krijgsmacht omvormen tot vredesmacht;
* productie van softdrugs legaliseren;


Partij voor de Dieren    (zetels: 2)
- opgericht in 2002 door een groep dierenbeschermers;
- typische one-issuepartij, ook als het gaat over de Europese Unie staat het dierenwelzijn centraal;
- bij wetsvoorstellen over niet-diergebonden onderwerpen stemt de PvdD meestal met de linkse partij mee;
Enkele standpunten:
* dierenmishandeling strenger straffen;
* verbod op het oormerken van vee;
* verbod op genetische manipulatie en klonen van dieren;
* drie jaar vrijstelling van winstbelasting voor startende ondernemers die maatschappelijk verantwoord ondernemen;

* plantaardig voedingspatroon stimuleren;


Partij van de Arbeid        (zetels: 33)
- behoort tot de sociaaldemocratische stroming;
- vindt dat de overheid de randvoorwaarden moet scheppen zodat iedereen gelijke mogelijkheden heeft om in de samenleving te participeren;
- sommigen hebben meer ondersteuning nodig (vb);
- overheid moet de zwakkeren beschermen en zorgen voor een eerlijke verdeling van macht, kennis en inkomen;
- hecht groot belang aan solidariteit van mensen met sociaaleconomisch zwakkere burgers;
Enkele standpunten:
* meer banen creëren, zodat werklozen kunnen participeren en sectoren als het onderwijs en de zorg over meer ‘handen’ kunnen beschikken;
* leerlingpopulatie van scholen een afspiegeling laten zien van de wijk;

* gratis kinderopvang voor alle ouders gedurende een paar dagen per week;
* legaliseren van softdrugs, ook cannabisteelt experimenteel toestaan;


Democraten ’66    (zetels: 3)
- In 1966 opgericht uit protest tegen de bestaande ideologische partijpolitiek;
- wil de burgers meer bij de politiek betrekken, bijv. door invoering van het referendum en door de gekozen burgemeester;
- vooral gericht op bestuurlijke vernieuwing;
- daarnaast ook altijd opgekomen voor het onderwijs;
- links van het midden, maar heeft ook veel liberale standpunten;
Enkele standpunten:
* rechtstreekse verkiezing van de burgemeesters en minister-president;
* invoering van een raadplegen en een correctief referendum;
* flink investeren in het onderwijs te versterking van de kenniseconomie;
* ontslagrecht versoepelen;

* softdrugsteelt reguleren en later registreren;


ChristenUnie        (zetels: 6)
- in 2002 ontstaan uit twee kleinere christelijke partijen, de Reformatorische Politieke Federatie (RPF) en het Gereformeerd Politiek Verbond (GPV) en bestempelt zichzelf als een christelijk sociale partij;
- sociaaleconomisch beleid, asielbeleid en milieuzaken > regelmatig opgetrokken met de linkse partijen;
- vrije meningsuiting, drugsbeleid, medisch-ethische kwesties, het Midden-Oostenconflict en het buitenlandbeleid > conservatieve partijen;
Enkele standpunten:
* vrouwen wijzen op alternatieven voor abortus, zoals het ter adoptie afstaan van je kind;
* arbeidsongeschiktheidsuitkering verhogen naar 75% van het laatstverdiende loon;
* overmatig drankgebruik, vloeken en porno onder militairen tegengaan;
* bijzondere zorgplicht voor (uitgeprocedeerde) asielzoekers met kinderen;
* drugsgebruik in openbare ruimte hard aanpakken;


Christen Democratisch Appel    (zetels: 41)

- ontstaan uit het samengaan van katholieke en protestantse partijen;
- benadrukt de rol van het maatschappelijk middenveld op terreinen als onderwijs, zorg en gezondheid;
- verzorgingsstaat zou hervormd moeten worden tot een zorgzame samenleving;
- alleen als onderlinge steun niet helpt, dient de overheid in te grijpen;
- de overheid heeft wel de taak de zwakkeren te beschermen;
- het CDA ziet het gezin als basis van onze samenleving;
Enkele standpunten:
* het vaststellen van arbeidsvoorwaarden overlaten aan werkgevers en werknemersorganisaties;
* vrouwen niet alleen laten beslissen over abortus;
* scholen op religieuze grondslag vrijlaten in hun aannamebeleid;
* werknemers verlof laten sparen, dat zij kunnen opnemen om zorgtaken uit te voeren;
* aantal coffeeshops sterk verminderen en hennepteelt krachtig aanpakken;



Volkspartij voor Vrijheid en Democratie        (zetels: 21)
- vindt dat de samenleving gedijt als het individu zich maximaal kan ontplooien;
- concurrentie tussen bedrijven prikkelt mensen tot betere prestaties en het bedrijfsleven is de motor van de economie;
- binnen de VVD legt de links-liberale stroming de nadruk op individuele ontplooiing, waarbij men erkent dat overheidsvoorzieningen zoals gratis kinderopvang nodig kunnen zijn om individuele ontwikkeling mogelijk te maken;
- de conservatieve stroming benadrukt vooral de eigen verantwoordelijkheid;
Enkele standpunten:
* bezuinigen op de overheidsuitgaven en de loonkosten;
* ontslagrecht versoepelen;
* files bestrijden door meer wegen aan te leggen;
* doorgaan met meer gevangen in één cel;
* legalisering van softdrugs alleen in Europees verband regelen;


Staatkundig Gereformeerde Partij    (zetels: 2)
- vanaf 1922 onafgebroken n het parlement vertegenwoordigd;
- oudste bestaande partij;
- streeft een Gods regering (= theocratie) na;

- gebaseerd op Bijbelse waarden en normen;
- 2005: partij vanwege discriminatie (vrouwen konden geen lid worden van de partij) de rijksbijdrage voor politieke partijen ontzegd. Inmiddels zijn de statuten aangepast;
Enkele standpunten:
* het huwelijk is uitsluitend voorbehouden aan relaties tussen een man en een vrouw;
* verplichte winkelsluiting op zondag;
* eerbied voor het ongeboren leven, verbod op euthanasie;
* invoering van de doodstraf bij moord;
* alle coffeeshops dicht;


Partij voor de Vrijheid    (zetels: 9)
- In 2006 opgericht door ex-VVD Kamerlid Geert Wilders;
- voor een sterke deregulering, wat betekent dat de overheid veel regelgeving schrapt;
- versoepeling van de arbeidsmarkt de werkgelegenheid verhogen;
- islamisering tegengaan en wil artikel 1 van de Grondwet vervangen door een artikel waarin de joodschristelijke en humanistische traditie en cultuur van Nederland als dominante cultuur wordt vastgelegd;

Enkele standpunten:
* de royale Nederlandse verzorgingsstaat vervangen door een basisstelsel;
* immigratiestop voor vijf jaar;
* werkplicht voor mensen met bijstandsuitkering;
* na drie zware geweldsmisdrijven levenslang, niet-Nederlandse wetsovertreders direct het land uit;
* geen gedoogbeleid softdrugs en krachtige aanpak thuisteelt van cannabis;


Trots op Nederland        (zetels: 1)
- opgericht op in 2007 door het niet-partijgebonden lid van de Tweede Kamer Rita Verdonk;
- opgericht twee dagen nadat ze haar lidmaatschap van de VVD had opgezegd en enkele weken nadat ze uit de Tweede Kamerfractie van deze partij was gezet;
- in tegenstelling tot de meeste bestaande politieke partijen maar net als de PVV is \"Trots op NL\" geen vereniging met een openbaar karakter en kent daarom maar een of enkele leden;

Enkele standpunten:
* probleemjongeren moeten worden heropgevoed en de ouders gaan verplicht naar opvoedcursus. Kinderbijslag gaat ipv naar de ouders naar de heropvoedorganisatie;
* als iemand ongeoorloofd een huis of winkel binnenkomt mag de beheerder maatregelen nemen. (bewijslast > bij de indringer, niet bij de bewoner of winkelier;
* invoering van juryrechtspraak;
* uitbreiding van het aantal koopzondagen;
* naar keuze levenslange opsluiting of effectieve castratie van veroordeelde pedofielen



4 Verkiezingen

Hoe wordt er gekozen?
Er zijn in ons land verschillende niveaus waarop besluiten worden genomen:
het rijk, de provincie, de gemeente en de waterschappen (een bestuurslaag die zorg draagt voor de waterhuishouding in Nederland).
Sommige gemeenten hebben een deel van hun beslissingsbevoegdheid gedelegeerd aan stadsdelen of deelgemeenten, zoals Rotterdam en Amsterdam. Op deze niveaus kunnen burgers vertegenwoordigers kiezen. Daarnaast zijn er verkiezingen voor het Europees Parlement.

De deelvraag van dit hoofdstuk luidt:
‘Hoe worden verkiezingen georganiseerd en hoe leiden ze tot de vorming van een kabinet?
Wie mogen stemmen?
Alle Nederlandse staatsburgers die 18 jaar of ouder zijn hebben kiesrecht. Dit betreft zowel het actief kiesrecht als het passief kiesrecht.
Actief kiesrecht = het recht om te kiezen
Passief kiesrecht = het recht om gekozen te worden
Wettelijk > stemmingen geheim > niemand kan nagaan wat een ander heeft gestemd;
Niet Nederlandse nationaliteit maar langer dan 5 jaar in Nederland wonen > mogen uitsluitend deelnemen aan de gemeenteraadsverkiezingen.
Uitgesloten van kiesrecht > wanneer iemand door een rechterlijke uitspraak ontzet zijn uit het kiesrecht + mensen die door de rechter onbekwaam zijn verklaard om rechtshandelingen te verrichten
Evenredige vertegenwoordiging

Het Nederlandse kiesstel  gebaseerd op evenredige vertegenwoordiging  alle uitgebrachte stemmen worden verdeeld over het beschikbare aantal zetels.
Voorbeeld: 3% van aantal stemmen  3% van aantal zetels.
Bij de berekening wordt uitgegaan van de kiesdeler.
Kiesdeler = de hoeveelheid stemmen die je nodig hebt om één zetel te krijgen.
Voorbeeld: 10 miljoen Nederlanders gaan naar de stembus om samen 150 Tweede Kamerleden te kiezen, dan is de kiesdeler in dat geval dus 66.667.
Voordeel evenredige vertegenwoordiging:
iedere stem telt even zwaar mee bij de verdeling van de zetels. Daardoor worden ook kleinere partijen in de Tweede Kamer gekozen en zijn er altijd veel meningen te horen.
Nadeel evenredige vertegenwoordiging:
al die partijen hebben spreektijd in de Tweede Kamer, waardoor het debatteren met een groot aantal partijen soms onoverzichtelijk wordt. Ook kan het met veel partijen lastig zijn om coalities te vormen.
Coalitie = een combinatie van verschillende partijen die gaan samenwerken op bestuurlijk niveau, bijvoorbeeld in de regering of in het College van Burgemeester en Wethouders.

Vanwege deze bezwaren hebben sommige landen (bijv. Duitsland en Oostenrijk) een kiesdrempel.
Kiesdrempel = een partij moet dan een minimumpercentage stemmen halen om mee te delen in de zetels.

Districtenstelsel
districten- of meerderheidsstelsel
└> land verdeeld in aantal districten  de kandidaat die in een bepaalt district de meerderheid van de stemmen haalt, wordt afgevaardigd naar het landelijk parlement;
Voordeel districtenstelsel:
de kiezers kennen de kandidaten beter omdat die uit de eigen regio komen.
Nadeel districtenstelsel:
een afgevaardigde kan ook te veel de belangen van zijn district willen behartigen en te weinig het algemeen belang dienen. Het grootste nadeel is echter dat de stemmen die in een district op een ‘verliezer’ worden uitgebracht, verloren gaan (‘the winner takes it all’). Daardoor kan het gebeuren dat de partij die landelijk de meeste stemmen behaalt, niet de meeste zetels krijgt.

Een partij oprichten

Om te voorkomen dat mensen voor de grap meedoen aan verkiezingen, stelt de overheid een aantal voorwaarden. Zo moet een partij:
* zich laten registreren bij de Kiesraad;
* in elk van de negentien kieskringen waar het wil meedoen een kandidatenlijst en een ondertekende steunbetuiging van dertig Nederlanders inleveren;
* een bedrag van ruim 11.000 euro betalen. Een partij krijgt dit bedrag terug als ze 75% van de kiesdeler haalt (dus ongeveer 50.000 stemmen);

Verkiezingsstrijd
Bij de keuze om op een partij te stemmen kunnen de volgende punten een rol spelen:
- de standpunten;
- je eigen belangen;
- de kans dat een partij in de regering komt: je stemt dan strategisch;
- de lijsttrekker;
Belangrijkste standpunten  in verkiezingsprogramma.
> kennen mensen niet, maar gaan af op hoofdpunten.
De lijsttrekker staat bovenaan de kandidatenlijst  bepaalt het gezicht van de partij in interviews en tv-programma’s.
Verkiezingen > je stemt niet op een partij maar op een persoon > daarom: naast de totaaluitslag per partij wordt iets later ook bekendgemaakt hoeveel stemmen iedere kandidaat heeft gekregen.

Meeste stemmen lijsttrekker, maar soms bewust op een vrouw/iemand van eigen regio/iemand bepaalde afkomst/iemand veel publiciteit.  voorkeursstemmen > daardoor: ook mensen die een lage, onverkiesbare plaats op de kandidatenlijst hebben, kunnen een zetel verwerven.
Kandidaten beloven hun zetel ter beschikking te zullen stellen aan de partij, maar kunnen niet afdwingen.  wordt als persoon verkozen, niet als onderdeel van een partij.

Na de verkiezingen
Meteen na de Tweede Kamerverkiezingen wordt er begonnen met de vorming van een nieuw kabinet.
Kabinet: bestaande uit ministers en staatssecretarissen.
kabinet rekent op steun vaan de meerderheid in de Tweede Kamer, want zij beslissen over alle wetsvoorstellen. Als de meerderheid van het parlement ergens totaal anders over denkt dan het kabinet, dan halen wetsvoorstellen niet de eindstreep en wordt het land onbestuurbaar.
Landen districtenstelsel (VS, VK) is er vaak sprake van één partij die de meerderheid in het parlement heeft. Daarom is een meerderheid alleen mogelijk als er een coalitie (samenwerkingsverband) tussen verschillende partijen wordt gesloten.

Vorming nieuw kabinet > koningen belangrijke rol.
Na verkiezingen ontvangt de koningin de vicepresident van de Raad van State (het belangrijkste adviescollege van de regering), de voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer en de fractievoorzitters van de politieke partijen in de Tweede Kamer.
adviseren welke partijen het beste een regering zouden kunnen vormen. Basis deze adviezen > koningin benoemt een informateur.
De informateur: onderzoekt welke combinatie van partijen de meeste kans van slagen heeft.
Hangt vooral van twee factoren af:
1) Welke partijen willen graag met elkaar regeren?
2) Over welke onderwerpen bestaat overeenstemming?
Als er een coalitie is van partijen die samen een (meerderheids)kabinet willen vormen, moeten zij overeenstemming zien te bereiken over de hoofdlijnen van het te voeren beleid. Deze afspraken worden opgenomen in het regeerakkoord.
Informateur heeft enkele partijen bij elkaar gebracht > verslag uit aan de koningin > benoeming formateur.
Formateur: iemand die daadwerkelijk het kabinet gaat vormen van ministers en staatssecretarissen.

grootste regeringspartij levert meestal de minister-president.
een minister heeft meer macht dan een staatssecretaris > departement van Financiën is belangrijker dan het departement van Ontwikkelingssamenwerking.
Het regeerakkoord vormt het raamwerk voor het beleid dat het kabinet wil gaan voeren. Dit regeerakkoord wordt elk jaar bijgesteld en aangevuld in de troonrede, die de koningin aan het begin van het parlementaire jaar in de Ridderzaal voorleest tijdens een speciale gezamenlijke zitting van de Staten-Generaal, de Eerste en Tweede Kamer. Op Prinsjesdag (3e dinsdag September). In de miljoenennota, die de minister van Financiën op dezelfde dag aanbiedt aan de Tweede Kamer, worden de plannen concreet gemaakt en wordt aangegeven hoeveel geld daarvoor beschikbaar is.
Miljoenennota: een samenvatting van de rijksbegroting.
Na bekendmaking van de plannen volgen de Algemene Beschouwingen in de Tweede Kamer. Hier leveren vooral de oppositiepartijen kritiek en worden verzoeken ingediend. Uiteindelijk stemt de Kamer over alle plannen.
De miljoenennota is gebaseerd op een aantal veronderstellingen. Als anders blijkt uit te pakken > plannen bijgesteld. De eerste bijstelling vindt meestal plaats in de voorjaarsnota, waarin de regering verantwoording aflegt over het beleid dat in de miljoenennota werd toegezegd. Deze financiële verantwoording vindt plaats op de 3e woensdag in mei (ook wel ‘gehaktdag’).
Het regeerakkoord is altijd een verzameling compromissen. Ieder partij krijgt op aantal punten haar zin en moet andere onderdelen toegeven. De regeringspartijen beloven elkaar zij zich aan de in het regeerakkoord gemaakte afspraken zullen houden. Maar de rol van het regeerakkoord staat de laatste jaren ter discussie: waarom zou je nog in discussie gaan en alternatieven ontwikkelen als de uitkomst toch al vaststaat?


De val van een kabinet
De Tweede kamer heeft te allen tijde het recht het beleid van een minister af te wijzen. Als de betrokken minister of staatssecretaris toch aan het afgekeurde beleid vasthoudt, kan de Tweede Kamer een motie van afkeuring of wantrouwen aannemen. Formeel hoeft de minister dan niet af te treden, maar in de praktijk gebeurt dit meestal wel.
Soms wordt een beleidsvoorstel, waar een meerderheid van de Tweede Kamer tegen is, door de regering zó belangrijk gevonden, dat het kabinet zijn voortbestaan aan het voorstel verbindt: als de Tweede Kamer het voorstel verwerpt, biedt het hele kabinet zijn ontslag aan.
Als een kabinet aftreedt, zijn de opties dat er:
- een (in)formateur wordt benoemd, die de mogelijkheden voor de vorming van een nieuw kabinet onderzoekt;
- vervroegde verkiezingen worden uitgeschreven om een nieuwe Tweede Kamer te kiezen;
> keuze hangt af van de crisis
partij wil van het regeerakkoord af > (in)formateur wordt benoemd.
kabinet valt over een kwestie waar de gemoederen hoog over opgelopen > nieuwe verkiezingen worden uitgeschreven. De kiezers krijgen dan de kans om te laten zien hoe zij over het desbetreffende vraagstuk denken.
Totdat nieuw kabinet is gevormd, blijven de oude ministers aan als demissionair kabinet.

Demissionair kabinet: zij mogen geen nieuwe plannen bedenken en handelen alleen de lopende of spoedseisende zaken af.
Soms worden er nieuwe verkiezingen uitgeschreven omdat de bestaande coalitie onwerkbaar blijkt.



5 Regering en parlement

De hoofdvraag is:
‘Wat doen de regering en het parlement en hoe is hun onderlinge verhouding geregeld?’
De regering
dagelijks bestuur van Nederland is in handen van de regering.
└> ministers + koning(in)
ieder minister  verantwoordelijk voor een bepaald beleidsterrein.
beleidsvoornemens worden besproken in de gezamenlijke vergadering van de ministers: de ministerraad. Voorzitter van de ministerraad is de minister-resident, ofwel de premier.
voor onderdelen van takenpakket kunnen staatssecretarissen worden aangesteld;
staatssecretarissen zitten niet in de ministerraad en vervangt niet de minister wanneer ziek/afwezig. Alle ministers en staatssecretarissen = het kabinet.

ministers en staatssecretarissen zijn beiden verantwoording schuldig aan de volksvertegenwoordiging > kunnen dus in de Tweede of Eerste Kamer op het matje worden geroepen.  > niet voor de koningin: zij is onschendbaar.
Minister en een eventuele staatssecretaris hebben een eigen ministerie of departement waar veel ambtenaren voor hen werken. Ambtenaren bereiden wetsvoorstellen en geven adviezen. Soms hebben ministers geen eigen ministerie. Zo’n minister wordt een minister zonder portefeuille genoemd.

De koningin
De belangrijkste taken van de koningin zijn:
* het ondertekenen van alle wetten;
* het voorlezen van de troonrede op Prinsjesdag;
* het benoemen van ministers en (in)formateurs;
* het regelmatig overleg voeren met de minister-president over het kabinetsbeleid;
ondertekent wetten > niet verantwoordelijk voor inhoud
troonrede > tekst door ministers > koningin leest onder de staatsrechtelijke verantwoordelijkheid van het kabinet.
ministers > verantwoordelijk voor gedragingen van de koningin waar zij het misschien niet mee eens zijn of waar zij niets van af weten.
Koningin > onschendbaar > valt onder de ministeriële verantwoordelijkheid > geldt voor alle leden van het Koninklijk Huis > hun uitspraken mogen niet in strijd zijn met het kabinetsbeleid.


dient wetsvoorstellen/begroting in bij …

controleert of wetten correct
worden uitgevoerd door…

Van wetsvoorstel tot wet
grote lijnen van het regeringsbeleid liggen vast in het regeerakkoord.
deze beleidslijnen worden door ambtenaren uitgewerkt in wetsvoorstellen.

1. Een wetsvoorstel gaat altijd eerst voor advies naar de Raad van State, het belangrijkste adviesorgaan van de regering.
2. Vervolgens wordt het wetsvoorstel, met het advies van de Raad van State, gestuurd naar de Tweede Kamer, die het wetsvoorstel kan wijzigen (recht van amendement). Van dit recht wordt veel gebruikgemaakt.
3. Als een wetsvoorstel door de Tweede Kamer is goedgekeurd, gat het naar de Eerste Kamer, die wetsvoorstellen alleen kan aanvaarden of verwerpen: het is ‘alles of niets’. De Eerste Kamer kan de regering wel vragen om een novelle in te dienen.

Novelle = wijzigingsvoorstel nadat de Tweede Kamer al heeft ingestemd met het oorspronkelijke voorstel.
4. Als beide Kamers het wetsvoorstel hebben goedgekeurd wordt het gepubliceerd in het Staatsblad en verwerft het de status van wet.
Soms neemt de regering besluiten zonder dat de Tweede en Eerste Kamer zich erover uitspreken. Dit is het geval bij Koninklijke Besluiten zoals de benoeming van een burgemeester en een zogenaamde Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). > hebben vaak betrekking op onderdelen van wetten die snel gewijzigd moeten (kunnen) worden.
Veel wetten hebben de vorm van een raamwet.
Raamwet = een wet waarin alleen de hoofdzaken worden geregeld waarna de details worden ingevuld bij nadere wet, bij algemene maatregel van bestuur of bij ministeriële regeling.

Het parlement
Parlement = Eerste Kamer + Tweede Kamer
Samen worden zij ook wel de Staten-Generaal genoemd.
Tweede Kamer is belangrijker, omdat de leden ervan rechtstreeks worden gekozen en ook meer bevoegdheden hebben dan leden van de Eerste Kamer.
Rechten van de Tweede Kamer
De Tweede Kamer telt 150 leden, die aan hun lidmaatschap een fulltime baan hebben. De Tweede Kamer heeft twee taken:
- zij is medewetgever;

- zij controleert de regering;
Medewetgeving:
Om te vervullen, aantal rechten:
* stemrecht (voorstel verwerpen/aannemen)
* recht van amendement (voorstel wijzigen)
* recht van initiatief (voorstel indienen)
* budgetrecht (financieel verantwoord > in en tussen de verschillende begrotingsposten schuiven)
Controle ministers:
Om te controleren, aantal rechten:
* recht van motie (uitspraak)
* vragenrecht (vragen stellen)
* recht van interpellatie (spoeddebat > minimaal 30 Kamerleden moeten wijziging van de agenda aanvragen anders gaat het niet door)
* recht van enquête (zelfstandig een onderzoek in te stellen)


De Eerste Kamer
- ook wel Senaat
- telt 75 leden
- lidmaatschap Senaat is een deeltijdfunctie (vergadert 1 dag per week)
- meeste senatoren naast lidmaatschap nog andere werkkring
- taak beperkter dan Tweede Kamer
- geen recht van initiatief
- geen recht van amendement
- mag wetsvoorstellen dus alleen aannemen/verwerpen
- moet wetsvoorstellen toetsen aan staatsrechtelijke normen en regels van behoorlijke wetgeving
- de ‘laatste controle’
- wel het recht om schriftelijke vragen te stellen (recht van interpellatie)
- kan een parlementaire enquête instellen
- praktijk zeer terughouden gebruik van deze rechten

- het primaat ligt bij de Tweede Kamer: de politieke afwegingen van de Tweede Kamer wegen zwaarder omdat de leden ervan rechtstreeks gekozen worden en dus ook door de kiezers ter verantwoording kunnen worden geroepen
- leden Eerste Kamer worden indirect gekozen, door de leden van de Provinciale Staten

Verhouding regering en parlement
Ministers kunnen niet tegelijkertijd lid zijn van de Eerste of Tweede Kamer. Dan zouden ze namelijk zichzelf moeten controleren en dat is niet gewenst in een dualistisch systeem.
Dualisme = bestuurders zoals ministers kunnen geen lid zijn van het orgaan dat het controleert;
De verhouding tussen regering en parlement vloeit voort uit het principe van de machtenscheiding > trias politica.
Ministers hebben zowel wetgevende als uitvoerende macht. De wetgevende macht delen ze met het parlement: ministers stellen wetten voor en ondertekenen de wetten; parlementariërs mogen wetten amenderen en voorstellen en hebben daarnaast het stemrecht.
De taakverdeling tussen wetgevende en uitvoerende macht is eigenlijk voor alle bestuurslagen hetzelfde: de wetgevende macht bepaalt welk beleid er wordt gevoerd, de uitvoerende macht voert dit beleid uit. Soms lijkt het erop dat de uitvoerende macht het meest te vertellen heeft: ministers en burgemeesters & wethouders lijken belangrijker dan Tweede Kamer- of gemeenteraadsleden. Maar uiteindelijk heeft de volksvertegenwoordiging het laatste woord (en dus de meeste macht): als het beleid haar niet aanstaat kan zij de uitvoerende macht naar huis sturen.

Politieke cultuur
taken regering en parlement zijn in de grondwet vastgelegd; maar samenwerken ook tradities/gewoonten > politieke cultuur.
Kenmerkend voor de Nederlandse politieke cultuur is de bereidheid tot overleg en het sluiten van compromissen.
Deze consensuspolitiek wordt ook wel het poldermodel genoemd en is door de eeuwen heen kenmerkend geweest voor de Nederlandse manier van politiek bedrijven.
Naam ‘poldermodel’ > het Akkoord van Wassenaar (1982) dat gesloten werd tussen werkgever- en werknemersorganisaties.  slechte economie > akkoord meet loonmatiging in ruil voor arbeidstijdverkorting. beide maatregelen > gunstig effect op de werkgelegenheid. Scherpe tegenstellingen tussen werkgevers en werknemers maakten vanaf dat moment plaats voor een onderhandelingssfeer waarin men bereid wat tot compromissen. > In navolging hiervan zochten ook de politieke stromingen en partijen meer toenadering tot elkaar.



6 Besturen in de praktijk

In dit hoofdstuk behandelen we de vraag:
‘Hoe vindt het proces van politieke besluitvorming plaats?’
Het systeemmodel
Er zijn verschillende modellen om het proces van politieke besluitvorming duidelijk te maken. Een daarvan is het systeemmodel van de Amerikaanse politicoloog David Easton.
Het systeemmodel geeft een schematisch beeld hoe politieke besluiten tot stand komen en welke politieke actoren daarin een rol spelen.
handig hulpmiddel om het ingewikkelde politieke bedrijf beter te kunnen begrijpen > maar werkelijkheid is veel gecompliceerder.

Volgens het systeemmodel vindt het proces van politieke besluitvorming in 4 fasen plaats:
* invoer of input
* omzetting of conversie
* uitvoer of output
* terugkoppeling of feedback

Fase
Actoren
Inhoud
TERUGKOPPELING
OMGEVINGSFACTOREN

Invoer/input
- 1e fase;
- brengt de samenleving allerlei eisen en wensen naar voren;
Poortwachters:
- het politieke systeem heeft niet de capaciteit om alle politieke wensen te realiseren;
- bij urgente problemen kunnen politici een spoeddebat aanvragen;
- samen met de massamedia en pressiegroepen worden politieke parijen ook wel de poortwachters van de democratie genoemd.
Poortwachters van de democratie: in staat zijn (vage) wensen te vertalen in concrete politieke eisen.

- vooral politieke partijen vervullen een sleutelpositie als poortwachter om problemen wel of niet te agenderen;
Omzetting/conversie
- als een onderwerp eenmaal op de politieke agenda staat, moet er ook iets gebeuren;
- tijdens deze conversie- of omzettingsfase moeten de naar voren gebrachte eisen en wensen en de door politici gedane uitspraken worden omgezet in een beslissing;
- dit is het werk van beroepspolitici en ambtenaren, die de belangen van alle groepen moeten afwegen;
- vaak zal een wethouder of een minister zijn ambtenaren vragen de zaak te onderzoeken en advies uit te brengen > de beleidsvoorbereiding;
- hierna maken de beleidsambtenaren en de wethouder of minister een concrete keuze hoe ze de kwestie willen gaan oplossen;
- in de vervolgfase van beleidsbepaling kan een minister ook met een wetsvoorstel komen. Dit wordt dan in het parlement besproken;
- daarna stemt de Tweede Kamer en later de Eerste Kamer over het wetsvoorstel;

Uitvoer
- ambtenaren zorgen er vervolgens voor dat het plan of de wet wordt uitgevoerd;
- de ambtenaren die betrokken zijn bij de uitvoering van wetten en plannen, werken altijd onder eindverantwoordelijkheid van een minister;
Terugkoppeling
- wetten, plannen en andere maatregelen zijn nooit het eindpunt van de politiek;
- besluiten roepen namelijk altijd reacties op in de samenleving > we spreken in dat geval van terugkoppeling of feedback;
- de politiek merkt door deze terugkoppeling of maatregelen effect hebben;
- na een aantal jaren moeten de uitgevoerde plannen worden geëvalueerd;
- als een maatregel of plan niet het gewenste effect heeft, kan deze worden bijgesteld;
- gebeurt vaak door de politiek zelf;

- veel politici willen weten in hoeverre een maatregel effect heeft;
- indien nodig vinden er bijstellingen plaats;
- zo reageert de Tweede Kamer voortdurend op het beleid van de regering en neemt een motie aan wanneer zij niet tevreden is met een wet of maatregel;
- op dezelfde manier kan de gemeenteraad reageren op het beleid van het College van B&W, en de Provinciale Staten op het beleid van Gedeputeerde Staten;

Omgevingsfactoren
Politiek is geen geïsoleerd verschijnsel. Vooral de invloed van omgevingsfactoren maken dat het systeemmodel niet zo simpel is als het lijkt.
Omgevingsfactoren = factoren die niet direct onderdeel van het probleem vormen, maar wel een rol spelen in de besluitvorming.
Zij zorgen bijvoorbeeld in de invoerfase voor een ‘zij-invoer’ en later voor mogelijkheden of juist complicaties in de omzettingsfase.

De belangrijkste omgevingsfactoren zijn:
•    Demografische factoren (vergrijzing van Nederland)
•    Ecologische factoren (wisselwerking tussen mens en milieu)
•    Culturele factoren (geschiedenis van een land > normen/waarden/gewoonten)
•    Economische factoren (mate van economische groei en werkgelegenheid)
•    Technologische factoren (technologische ontwikkelingen)
•    Sociale factoren (verdeling in maatschappelijke klassen > verschillen daartussen)
•    Internationale factoren (invloed van internationale wetgeving, regels en verdragen)




7 Politieke actoren

In het systeemmodel hebben we al gezien dat politieke besluiten niet uitsluitend dor politici worden bepaald. Bij een besluit zijn veel personen en organisaties betrokken. Zij mogen allemaal hun mening geven en hun belangen worden afgewogen. We noemen hen daarom politieke actoren.
Politieke actoren = alle burgers, groepen, bestuursorganen en instanties die betrokken zijn bij het politieke besluitvormingsproces.


Ambtenaren
De ambtenaren die bestuurders bijstaan, houden zich bezig met zowel beleidsvoorbereiding als beleidsuitvoering.
Beleid: de bewuste inzet van middelen om een beoogd doel te realiseren.
Beleidsambtenaren hebben veel invloed.
De ambtenaren werken vaak veel langer bij een departement of een afdeling van het provincie- of gemeentehuis en beschikken dus over veel meer kennis en specifieke ervaring op een bepaald gebied (dan politici die vaak maar vier jaar op een bepaalde post zitten + inwerken op een voor hen nieuw beleidsterrein).
Met name hoge ambtenaren hebben door hun jarenlange ervaring veel specialistische kennis verworven, die voor de minister belangrijk is. Omdat ambtenaren zoveel invloed hebben, worden zij ook wel de Vierde Macht genoemd.

Adviesorganen

Naast de ondersteuning door ambtenaren kan de regering ook een beroep doen op adviesorganen.
De Raad van State
- hoogste raadgevende regeringscollege in Nederland;
- wordt officieel voorgezeten door het staatshoofd;
- praktijk > koningin zelden bij vergaderingen; vice-voorzitter als voorzitter;
- leden van de Raad van State > benoemd door de regering;
- geeft advies over alle wetsvoorstellen;
- belangrijke functie in de administratieve rechtspraak;
De Sociaal-Economische Raad
- adviseert de regering over de hoofdlijnen van het sociaaleconomisch beleid;
- kan ook advies uitbrengen over specifieke onderwerpen op sociaal en economisch gebied;
- de SER telt 33 leden > 1/3e deel = vertegenwoordigers van de werknemersorganisaties; 1/3e deel = werkgeversorganisaties vertegenwoordigt;

- 1/3e deel van de zetels worden door de regering onafhankelijke deskundigen benoemd > Kroonleden;
- SER kan advies uitbrengen op verzoek van de regering (soms ook op eigen initiatief);
- adviezen SER hebben meeste invloed als zij unaniem zijn;
De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid
- taak: ten behoeve van het regeringsbeleid wetenschappelijk gefundeerde informatie te verschaffen over ontwikkelingen die op langere termijn de samenleving kunnen beïnvloeden en daarbij tijdig te wijzen op tegenstrijdigheden en te verwachten knelpunten, probleemstellingen te formuleren ten aanzien van de grote beleidsvraagstukken en beleidsalternatieven aan te geven;
- leden WRR > benoemd door de regering;
- adviseert de regering op verschillende beleidsterreinen;

Wat kunnen we als burgers doen?
zelf mogelijkheden politiek te beïnvloeden; relatief simpel toegang krijgen tot bestuurders en volksvertegenwoordiging; gemeenteraadsleden rechtstreeks benaderen, inspreken bij raadsvergadering, demonstratieve optocht houden, stukje schrijven in plaatselijke krant en gebruikmaken van formele beroeps- en bezwaarprocedures; ook kun je Tweede Kamerlid e-mail sturen of telefonisch benaderen;
algemeen overleggen Kamerleden meer met organisaties en pressiegroepen dan met individuele burgers;

nieuw > mogelijkheid van het burgerinitiatief;
Pressiegroepen
Pressiegroepen = groepen die trachten invloed uit te oefenen op de politieke besluitvorming.
Met verschillende middelen proberen ze de politiek voor hun standpunt te winnen. Eén van de mogelijkheden is lobbyen.
Lobbyen = proberen via persoonlijk contact steun te krijgen voor je standpunten en belangen.
Om goed te kunnen lobbyen is het dus van belang veel politici te kennen.
Naast lobbyen kunnen organisaties (mensen die van lobbyen hun werk maken) ook acties voeren, zoals bijvoorbeeld demonstraties.
Pressiegroepen lopen uiteen van de kleine plaatselijke actiegroep tot grote professionele organisaties en belangengroepen. Ze worden tezamen de Vijfde Macht genoemd.
Er zijn drie soorten pressiegroepen:

•    Belangengroepen die voor de belangen van een bepaalde groep uit de samenleving opkomen.
•    Actiegroepen die zich voor korte tijd inzetten voor één duidelijke kwestie.
•    Actieorganisaties die zich voor langere tijd inzetten voor één duidelijke kwestie.

Massamedia
- speelt belangrijke rol in de verkiezingstijd
- oefent op verschillende manieren invloed uit op de politieke besluitvorming
- 5 politieke functies van de media:
•    Een informatieve functie (een belangrijke kwestie wordt bericht)
•    Een spreekbuisfunctie (krant laat verschillende mensen aan het woord; of politici zoeken steeds vaker zelf de media op om als spreekbuis te gebruiken;)
•    Een onderzoekende of agendafunctie (de media signaleren in het algemeen welke problemen er leven; soms dragen ze situaties aan waarmee politici zich nog nauwelijks hebben beziggehouden; hierdoor plaatsen de media een onderwerp op de politieke agenda;)

•    Een commentaarfunctie (commentaar/mening over kwestie geven)
•    Een controlerende functie (het beleid van de verantwoordelijke minister wordt kritisch bekeken, hij is tenslotte politiek verantwoordelijk voor de fouten van zijn ambtenaren;)
- in het algemeen kijken de media voortdurend of ministers correct handelen.
- worden daarbij geholpen door de Wet Openbaarheid Bestuur
- WOB verplicht de overheid om alle informatie in principe ter beschikking te stellen
- de overheid kan het geven van informatie op een aantal gronden weigeren, onder meer als openbaarheid de veiligheid van de staat zou schaden
- politieke functies van de media bevestigen voortdurend dat we in een democratie leven; in een dictatuur zullen ze nooit op deze manier worden vervuld. > vrije media
- vrije media zijn een basisvoorwaarde voor een goed functionerende democratie
- vandaar dat de (publieke) media geld ontvangen uit de algemene middelen en de overheid de pluriformiteit van de media stimuleert. Vooral journalisten hebben de laatste jaren met succes een beroep op de WOB gedaan



8 Politieke niveaus

In dit hoofdstuk stellen we de vraag:
‘Welke besluiten worden er op gemeentelijk en provinciaal niveau genomen en hoe werken we samen met andere Europese landen?
Nederland heeft drie bestuurslagen:
- het Rijk
- de provincie
- de gemeente
De rijksoverheid stelt de grote lijnen van het beleid vast, maar de gedetailleerde invulling wordt aan lagere overheden overgelaten  het delegeren van bevoegdheden.  > Grote steden als Rotterdam en Amsterdam delegeren een aantal bevoegdheden op hun beurt weer naar stadsdelen, deelgemeenten of wijkraden.
Uitgangspunt is dat besluitvorming bij voorkeur op een zo laag mogelijk niveau moet plaatsvinden  het subsidiariteitsbeginsel. De gedachte hierachter is dat lagere overheden:
* beter kunnen beoordelen wat er nodig is;
* dichter bij de burgers staan;
Daarnaast vindt er ook besluitvorming plaats in de Europese Unie en wordt er op mondiaal politiek niveau samengewerkt binnen de Verenigde Naties.

Provincie en gemeente
Provincie
- belangrijkste taken provincie > terreinen ruimtelijke ordening en milieu
- provincie maakt streekplannen, waarin precies staat aangegeven welke activiteiten in een gebied passen. > rekening gehouden met het rijksbeleid;
- eenmaal per vier jaar verkiezingen voor de gekozen vertegenwoordigers van de Provinciale Staten.
- deze kiezen uit hun midden het dagelijks bestuur: de Gedeputeerde Staten ofwel de gedeputeerden.
- voorzitter van zowel Gedeputeerde Staten als van Provinciale Staten is de Commissaris van de Koningin.
- hij of zij wordt niet gekozen, maar benoemd. Officieel door de koningin, in de praktijk door de minister van Binnenlandse Zaken.
Gemeente
- de gemeente is de bestuurslaag die het dichtst bij de burger staat.
- oudsher: verantwoordelijk voor een ordelijk verloop van het openbare leven in een gemeente.
- daarnaast krijgen de gemeenten in het kader van de decentralisatie soms nieuwe taken.
- verder vult de gemeente de provinciale streekplannen gedetailleerd in door middel van bestemmingsplannen.
- bestuur van de gemeente wordt gevormd door de gemeenteraad, die besluiten neemt en de beleidskaders en budgetten vaststelt.
- raadsleden worden, net als bij de Provinciale Staten en de Tweede Kamer, elke vier jaar rechtstreks gekozen.
- het aantal gemeenteraadsleden is afhankelijk van het aantal inwoners in de gemeente.
- aan gemeenteraadsverkiezingen mogen ook mensen meedoen die niet de Nederlandse nationaliteit hebben, mits ze minimaal vijf jaar in Nederland wonen.
- het dagelijks bestuur van de gemeente is in handen van het College van Burgemeester en Wethouders, afgekort B&W.
- deze hebben vooral een uitvoerende taak.
- wethouders worden voorgedragen door de partijen die in het College van B&W zitten en gekozen door de gemeenteraad.
- ook hier geldt het dualisme: de gemeenteraad controleert het College van B&W.
- wethouders zijn dus geen lid van de gemeenteraad en raadscommissies.
- de burgemeester wordt voor zes jaar benoemd.
- de benoemingsprocedure is vergelijkbaar met die van de Commissaris van de Koningin.

De Europese Unie
- belangrijke internationale ontwikkeling voor Nederland > Europese Unie
- zorgt voor vrij verkeer van personen, zodat je in andere landen kunt studeren en werken, en voor een vrije handelsmarkt door een onbelemmerde in- en uitvoer van goederen.
- de EU stelt zich graag op als een wereldmacht, tegenover grootmachten als de VS, Rusland en China.
- streeft nar: economische samenwerking, juridische samenwerking, gemeenschappelijk politiek buitenlandbeleid en een gemeenschappelijke Europese defensiemacht (<- gaat moeizaam).
Hoe is de EU tot stand gekomen?
- na WO-II wilde men ‘nooit meer oorlog’
- strijd om de grondstoffen kolen en staal > daarom 1951: Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) opgericht
└> voorloper EU
- na WO-II > Frankrijk+Duitsland weer samenwerken + Italië, Nederland, België en Luxemburg
- EGKS succes > uitgebreid (ging vooral om economische samenwerking, wegwerken van tariefmuren en het langzaam unificeren van belangrijke stukken van het recht.)
- Europese recht gegroeid, dat rechtstreeks de burgers van de aangesloten landen bindt aan Europese rechtsregels
- de economische voordelen van samenwerking werden zichtbaar en steeds meer landen gingen meedoen, hoewel er nog vaak onenigheid overbleef over typische landsgewoonten.
- in 1992 werd bij het Verdrag van Maastricht de Europese Unie opgericht, die in 2005 spectaculair werd uitgebreid met tien landen uit het voormalige Oostblok, die zich vrijer als lid van de EU voelden dan onder de druk van Rusland.
- deze landen hopen daarnaast op economische hulp en vooruitgang.
- in 2007 traden verder Bulgarije en Roemenië toe en over de toetreding van Turkije wordt al heel lang onderhandeld.
- als sluitstuk van deze ontwikkeling probeert men te komen tot de invoering van een Europese Grondwet, die echter door Nederland en Frankrijk in een referendum is afgewezen.
- ongeveer de helft van de huidige 27 EU-landen heeft de euro als munteenheid.







Bevoegdheden
Op een aantal terreinen is de EU een supranationale organisatie.
Supranationale organisatie: hun bevoegdheden hebben grotendeels overgedragen aan de EU.
Op het gebied van de landbouw en milieu bestaan inmiddels veel Europese regels. Op deze gebieden staan Europese wetten dus boven nationale wetten. Op andere gebieden is de samenwerking intergouvernementeel.
Intergouvernementeel: besluiten kunnen alleen genomen worden met instemming van alle afzonderlijke landen.
Dit is van toepassing op het meedoen aan vredesmissies, terrorisme en drugs- en wapensmokkel.
De Europese Unie kent een scheiding van machten:
De wetgevende macht  de Raad van de Europese Unie + Europees Parlement
De uitvoerende macht  de Europese Commissie
De rechtsprekende macht  het Europese Hof van Justitie
De Europese Commissie    :
- het dagelijks bestuur van de EU
- ieder lidstaat > commissaris
- geeft leiding aan het ambtelijk apparaat en ontwerpt de conceptbegroting
- doet voorstellen voor Europese wet- en regelgeving, die worden besproken en eventueel gewijzigd in het Europees Parlement.
- de Raad van de Europese Unie heeft wetgevende macht en bepaalt of de voorstellen worden overgenomen.
- als de voorstellen zijn goedgekeurd, voert de Europese Commissie ze uit.
De Raad van de Europese Unie    :
- ook wel Raad van Ministers genoemd
- hierin zijn de regeringen van de lidstaten vertegenwoordigd
- samenstelling hiervan > afhankelijk van het beleidsonderwerp dat besproken wordt
- praktijk: 9 verschillende raden > elk houdt zich met een specifiek beleidsterrein bezig.
- ieder lidstaat is met één vertegenwoordiger in de raad vertegenwoordigd, maar de zwaarte van iedere stem wordt bepaald door de bevolkingsomvang van het betrokken land
- Nederlandse stem telt voor 4% mee in de raad
- de Europese Raad => alle regeringsleiders   heeft geen wetgevende taak, maar stelt de hoofdlijnen van het politiek beleid vast.
- het voorzitterschap van de EU, en dus van de Europese Raad, rouleert. Telkens mag één van de lidstaten de EU gedurende een halfjaar voorzitten.
Het Europees Parlement
- sinds 1979 kunnen de burgers van alle lidstaten om de vijf jaar rechtstreeks vertegenwoordigers kiezen voor het Europees Parlement (EP).
- telt 785 afgevaardigden, die samen 490 miljoen Europese burgers vertegenwoordigen.
- aantal vertegenwoordigers dat door een land kan worden afgevaardigd is afhankelijk van de bevolkingsomvang.
- wel is er een minimum aantal zetel (5) en een maximum aantal zetels (99).
- Ned.: 27 zetels in het EP
- Nederlandse afgevaardigden zitten in het EP niet bij elkaar, maar bij hun geestverwanten uit andere landen (PvdA’ers sluiten aan bij de Partij van de Europese Sociaaldemocraten; CDA’ers zitten bij de Europese Volkspartij).
Democratisch tekort:
- bevoegdheden van het EP wijken af van de bevoegdheden van de nationale parlementen.
- nationale parlementen zijn medewetgever, het Europees Parlement is dat maar tot op zekere hoogte.
- EP heeft geen recht van initiatief en kan geen afzonderlijke commissarissen naar huis sturen. Allen als zij willen dat de gehéle Europese Commissie opstapt kunnen zij dat afdwingen.
- vanwege deze beperkte bevoegdheden van het EP spreken we van het democratisch tekort
- democratisch tekort: beslissingen worden niet genomen door het enige gekozen orgaan in de EU, maar door de benoemde Europese Commissie en de Raad van Ministers.
- roep om meer invloed van het EP wordt veroorzaakt door het feit dat de Europese Unie zich ontwikkelt van een vooral op handel gericht samenwerkingsverband tot een politieke organisatie. Deze groeiende politieke macht vraat om een democratisch gekozen tegenmacht.
Het Europese Hof van Justitie
- rechtsprekende macht
- moet ervoor zorgen dat de regels van de EU door iedereen op dezelfde wijze worden geïnterpreteerd en toegepast
- lidstaten, bedrijven, maar ook individuen kunnen zich wenden tot het Europese Hof
- het hof telt 25 rechters, één uit elke lidstaat
- Nederland is gebonden aan uitspraken van het hof; uitspraken van het Europese Hof gaan dus boven uitspraken van de Nederlandse rechter.

Overige internationale betrekkingen
Nederland werkt niet alleen samen met Europese landen, maar is ook op mondiaal niveau verbonden met landen. Zo is ons land, net als 193 andere onafhankelijke staten in de wereld lid van de Verenigde Naties.
De VN werden opgericht in 1945 met als doel om een volgende wereldoorlog te voorkomen.
De VN hebben veel aparte, bekende organen zoals Unicef, de Wereldbank, die leningen verschaft aan ontwikkelingslanden, en het Hoge Commissariaat voor de Vluchtelingen UNHCR.
De Algemene Vergadering van alle VN-leden heeft in 1948 de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens aangenomen, maar het ondertekenen van deze verklaring heeft verder geen juridische consequenties. Wel kan de Algemene Vergadering bij meerderheidsbesluit resoluties aannemen, waarin bepaald gedrag van een land wordt veroordeeld.
Om een resolutie uit te voeren is toestemming nodig van de Veiligheidsraad. Hierin zitten 15 landen waarvan 5 permanente leden: de Verenigde Staten, Rusland, China, Frankrijk en Engeland. Deze 5 landen hebben vetorecht waarmee ze de uitvoering van een resolutie kunnen tegenhouden.
Vredesmissies
Veiligheidsraad > akkoord met uitvoering resolutie  een internationale VN-vredesmissie wordt opgericht met soldaten uit verschillende landen.
Ook de NAVO is soms betrokken bij vredesmissies. Noord-Atlantische Verdragsorganisatie > opgericht om individuele landen te beschermen tegen eventuele agressors.
De NAVO zendt zelfstandig troepen uit voor vredesmissies of ondersteunt VN-missies. (bv. Nederlandse militairen NAVO uitgezonden Afghanistan nieuwe regering te ondersteunen met opbouw van het land).




9 De toekomst van de politiek

Randvoorwaarden voor een democratie
De randvoorwaarden zodat de Nederlandse democratie optimaal kan functioneren:
1. Voldoende politieke participatie van burgers.
2. Eerbiediging van de grondrechten.
3. Minimum aan sociale cohesie.
4. Legitimiteit van de macht.
Parlementaire democratie kan niet zonder de betrokkenheid/participatie van burgers. Onverschilligheid en apathie ten opzichte van de politiek zijn dodelijk voor een democratie.
In Nederland is er een groter draagvlak bij de Tweede Kamerverkiezingen dan de VS (daar gaat minder dan de helft van de kiesgerechtigden stemmen bij presidentsverkiezingen > gekozen president wordt ondersteund door een erg klein deel van de kiezers en burgers), met een opkomstpercentage van circa 80%. Bij de andere gekozen organen is dat echter een stuk minder, bij het Europees Parlement zelfs lager dan 40%.
De participatie van burgers is ook af te meten aan de mate waarin pressiegroepen serieus worden genomen.
Ook buitenparlementaire acties moeten gehoord worden. Omdat de acties meestal geweldloos zijn, wordt deze vorm van burgerlijke ongehoorzaamheid meestal oogluikend toegestaan.
Respect voor de grondrechten gaat boven individuele standpunten of zelfs ideeën van de meerderheid van de bevolking. Met name de persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting zijn essentieel voor het goed functioneren van een democratie.
Door de persvrijheid kunnen burgers beschikken over verschillende informatiebronnen. We noemen dat de pluriformiteit van de media. In Nederland wordt de pluriformiteit door de overheid gestimuleerd: de publieke omroepen landelijke dagbladen met een duidelijke politieke of kerkelijke kleur worden financieel gesteund.
De vrijheid van meningsuiting is aan de orde als er politieke taboes zijn.
Tegelijkertijd worden de grenzen van de vrije meningsuiting mede bepaald door het onderlinge respect tussen bevolkingsgroepen en het grondwettelijke discriminatieverbod.
Etnische, religieuze of andere scherpe tegenstellingen in een samenleving kunnen leiden tot politieke instabiliteit, waarbij in het uiterste geval de democratie in gevaar komt.
Dat geldt ook als sociale ongelijkheid een te grote sociale tweedeling veroorzaakt met aan de ene kant kansrijken die alsmaar rijker worden en aan de andere kant kansarmen voor wie werkloosheid en armoede permanente problemen zijn. Deze situatie kan leiden tot een afkeer van de politiek of tot geweldsuitbarsting en opstanden, waarbij het geweldsmonopolie van de staat wordt aangetast.
Politieke besluiten moeten voldoende effectief zijn en burgers moeten zich kunnen herkennen in overheidsmaatregelen. Als dat niet het geval is, verliest de politiek haar legitimiteit en daarmee draagvlak.
De legitimiteit wint aan kracht als er sprake is van een dualistisch stelsel, waarin de taken van regering en parlement zo veel mogelijk gescheiden zijn. Nederland > formeel dualistisch stelsel, maar oppositiepartijen als GroenLinks en de SP vinden dat regeringspartijen in het parlement in de praktijk te vaak automatisch instemmen met het kabinetsbeleid. Daardoor krijgen de burgers het gevoel dat regering en parlement onder één hoedje spelen. In plaats van dualisme is er volgens de SP en GroenLinks meer sprake van monisme.
Dualisme = Scheiding van verantwoordelijkheid tussen volksvertegenwoordiging enerzijds en regering anderzijds, respectievelijk tussen een fractie in het parlement en de ministers van diezelfde partij in de regering. Hierdoor ontstaat een soort machtsevenwicht. Het tegenovergestelde van dualisme is monisme.
Monisme = Situatie waarin de regeringsfracties een verlengstuk zijn van het kabinet of andersom. Er is dus geen sprake van een zeker machtsevenwicht, zoals bij dualisme wel het geval is.
Zodra ze gekozen zijn stemmen politici zonder last of ruggespraak oftewel ze maken hun eigen persoonlijke afwegingen. Maar een politicus moet natuurlijk wel weten wat er onder de bevolking leeft. Als burgers het gevoel krijgen dat hun klachten niet gehoord of serieus genomen worden, ontstaat er onvrede. Zij voelen zich niet meer vertegenwoordigd door ‘de politiek’ en de representativiteit van het democratisch stelsel komt in gevaar. Er is dan nog wel sprake van gekozen volksvertegenwoordigers (= representatie), maar deze vertegenwoordigen niet langer de opvattingen van het merendeel van de burgers (= representativiteit).

Politieke dilemma’s
Dilemma 1:
Kiezers brengen één keer per vier jaar hun stem uit. Vaak komen er in de tussenliggende tijd nieuwe kwesties op, waar de politieke partijen ten tijde van de verkiezingen nog geen standpunt over hadden.
“Wil je dat we vaker rechtstreeks over dat soort kwesties kunnen stemmen?”
Zo ja, dan zijn er verschillende mogelijkheden. Nederland kent op dit moment alleen het raadplegende referendum, dat uitsluitend adviserend is. Daarnaast zijn een bindend referendum (wetgevend) en een corrigerend referendum (om wetgeving terug te draaien) mogelijk.
Tegenstanders > ingewikkelde kwesties moet te veel versimpelen om tot een ‘ja/nee’-vraag te komen. Anderen >
Gekozen burgemeester en minister-president
De gedachte achter het systeem van een gekozen minister-president en burgemeester is dat kiezers zich op dit moment niet via de stembus kunnen uitspreken, welke partijen het dagelijkse bestuur gaan vormen. Als burgers rechtstreeks de minister-president kunnen kiezen, kunnen ze daarmee veel directer invloed uitoefenen op de kabinetsformatie. Ook gekozen burgemeesters geven kiezers meer directe invloed op het dagelijks bestuur van hun gemeente.
Tegenstanders > wijzen op het gevaar dat de politiek daarmee wordt gereduceerd tot een populariteitspoll van personen. De democratie zou nog meer een mediacratie worden, waarbij de invloed van de media op de politiek groot is.
Feit is dat politieke leiders steeds beter getraind worden om als charismatische persoonlijkheid op te treden voor een miljoenenpubliek.
Dilemma 2:
Intensieve samenwerking met andere landen betekent altijd dat de soevereiniteit van een land wordt ingeperkt.
Soevereiniteit: het recht om zelf te bepalen welke regels er gelden.
Dat kan leiden tot onvrede. Het internationale samenwerkingsverband waar Nederland zich het meest vérgaand aan verbonden heeft, is de Europese Unie.

Wat willen we met Europa?
Europa was vooral een zaak van Europese politici en een paar binnenlandse experts. Zij vormden als het ware een Europese kaasstolp. Signaal > zeer lage opkomst verkiezingen voor Europees Parlement > burgers niet geïnteresseerd in Europa en niet gevoel dat Europa ‘van hen’ was. Toen werd voorgesteld de gegroeide samenwerking te verankeren in een Europese grondwet, werd duidelijk hoe ver Europa van de burgers af was komen te staan. In NL en FA werd in een referendum de Europese grondwet door de meerderheid van de bevolking verworpen. Toch wil ook de Nederlandse regering dat de verhouding tussen Europa en de nationale staten goed wordt gewaarborgd. > Europees verdrag;



Begrippenlijst
Paragraaf 1
Politiek   
Democratie   
Parlementaire democratie   
Dictatuur   
Autocratie   
Totalitaire dictatuur   
Ideologie   
Indoctrinatie   
Theocratie   
Fundamentalisme   
Politieke grondrechten   
Machtenscheiding   
Trias politica   
Directe democratie   
Referendum   
Indirecte democratie   
Parlementair stelsel   
Constitutionele monarchie   
Presidentieel stelsel   
Ontbindingsrecht   
Grondwet   
Staten-Generaal   
Eerste Kamer   
Tweede Kamer   

Paragraaf 2
Ideologie   
Politieke stroming   
Sociaaleconomische verhoudingen   
Progressief   
Conservatief   
Reactionair   
Links   
Rechts   
Politieke midden   
Polarisatie   
Liberalisme   
Vrijemarkteconomie   
Socialisme   
Communisme   
Sociaaldemocraten   
Confessionalisme   
Organische staatsopvatting   
Rentmeesterschap   
Maatschappelijk middenveld   
Fascisme   
Rechts-extremisme   
Ecologische stroming   
populisme   

Paragraaf 3
Politieke partij   
Actiegroep   
Belangenorganisaties   
Ideologie   
One-issuepartijen   
Protestpartijen   
Niet-democratische partijen   
Integratiefunctie   
Informatiefunctie   
Participatiefunctie   
Selectiefunctie   
SP   
GroenLinks   
Partij voor de Dieren   
PvdA   
D66   
ChristenUnie   
CDA   
VVD   
SGP   
Partij voor de Vrijheid (PVV)   

Paragraaf 4
Actief kiesrecht   
Passief kiesrecht   
Lijsttrekker   
Evenredige vertegenwoordiging   
Districtenstelsel   
Meerderheidsstelsel   
Verkiezingsstrijd   
Verkiezingsprogramma   
Kiesdeler   
Voorkeursstemmen   
Zwevende kiezers   
Kabinet   
Kabinetsformatie   
Informateur   
Coalitie   
Formateur   
Regeerakkoord   
Troonrede   
Miljoenennota   
Algemene Beschouwingen   
Voorjaarsnota   
Motie van afkeuring   
Motie van wantrouwen   
Kabinetscrisis   
Demissionair kabinet   

Paragraaf 5
Regering   
Minister   
Staatssecretaris   
Ministerraad   
Minister zonder portefeuille   
Koningin   
Onschendbaarheid   
Ministeriële verantwoordelijkheid   
Portefeuille   
Wetsvoorstel   
Wet, totstandkoming van Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB)   
Raamwet   
Tweede Kamer   
Stemrecht bij wetsontwerpen   
Recht van amendement   
Recht van initiatief   
Budgetrecht   
Recht van motie   
Vragenrecht   
Recht van interpellatie   
Recht van enquête   
Motie van wantrouwen   
Eerste Kamer   
Senaat   
Dualisme   
Trias politica   
Politieke cultuur   
poldermodel   

Paragraaf 6
Systeemtheorie   
Invoer   
Omzetting of conversie   
Uitvoer of output   
Terugkoppeling of feedback   
Poortwachters   
Politieke agenda   
Beleidsvoorbereiding   
Beleidsbepaling   
Omgevingsfactoren   
Demografische factoren   
Ecologische factoren   
Culturele factoren   
Economische factoren   
Technologische factoren   
Sociale factoren   
Internationale factoren   

Paragraaf 7
Politieke actoren   
Ambtenaren   
Vierde macht   
Adviesorganen   
Raad van State   
SER   
WRR   
Pressiegroepen   
Lobbyen   
Belangengroepen   
Actiegroepen   
Actieorganisaties   
Massamedia   
Informatieve functie   
Spreekbuisfunctie   
Agendafunctie   
Commentaarfunctie   
Controlerende functie   
Vijfde Macht   
Wet openbaarheid bestuur   
pressiegroepen   

Paragraaf 8
Decentralisatie   
Subsidiariteit   
Provincie   
Ruimtelijke ordening   
Streekplannen   
Provinciale Staten   
Commissaris van de Koningin   
Gemeente   
Gemeenteraad   
College van Burgemeester en Wethouders   
Burgemeester   
Bestemmingsplannen   
Dualisme   
Europese Unie   
EGKS   
Verdrag van Maastricht   
Supranationale organisatie   
Intergouvernementele besluitvorming   
Europese Commissie   
Raad van ministers   
Raad van de Europese Unie   
Europees Parlement   
Democratisch tekort   
Europese Hof van Justitie   
Verenigde Naties (VN)   
Secretaris-generaal   
Algemene Vergadering   
Veiligheidsraad   
Vetorecht   
VN-vredesmissie   
NAVO   

Paragraaf 9
Opkomstpercentage   
Buitenparlementaire acties   
Burgerlijke ongehoorzaamheid   
Pluriformiteit van de media   
Vrijheid van meningsuiting   
Sociale cohesie   
Sociale tweedeling   
Legitimiteit   
Dualistisch stelsel   
Monisme   
Representatie   
Representativiteit   
Raadplegend referendum   
Bindend referendum   
Corrigerend referendum   
Soevereiniteit   
Europese grondwet   

REACTIES

D.

D.

thanks :D

12 jaar geleden

B.

B.

tnx main

12 jaar geleden

A.

A.

Petje af :)
Heel erg bedankt.
Ik snap helemaal niks van dit hoofdstuk. Ik zit in de 3e klas, en we hebben het hier over. Eigenlijk hoor ik in de 2e klas te zitten, ik ben volgens m'n mentor eigenijk te "jong" voor dit onderwerp. Ik kan niet geloven dat jullie dit pas in de 5e krijgen! Dat zou ik wel willen :)

Ik hoop op een goed cijfer. Maar iedergeval heel erg bedankt voor deze uitgebreide Samenvatting!

- Anoniem

11 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.