Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

par. 4.1, 4.2, 4.3, 5.1, 6.1 en 6.2

Beoordeling 7.4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 1392 woorden
  • 16 januari 2012
  • 5 keer beoordeeld
Cijfer 7.4
5 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
hoofdstuk 4- De Nederlandse parlementaire democratie

paragraaf 4.1- Het parlement is baas boven baas

Nederland is een democratie (= iedere burger, heeft zeggenschap in het bestuur van het land). In een democratie beslist de meerderheid.
Het kiesrecht is het belangrijkste machtsmiddel van het volk en daarom misschien het belangrijkste democratische grondrecht.
indirecte democratie: het volk kiest de leden van het parlement.
parlement/ volksvertegenwoordiging: neemt de belangrijkste besluiten, een wet geldt alleen als de meerderheid van het parlement die heeft goedgekeurd.


parlement
volksvertegenwoordigers
eerste en tweede kamer / statengeneraal
kamerleden komen bij elkaar en vormen fracties
elke fractie kiest haar eigen fractievoorzitter en bepaalt welk
de fractiespecialist voert in het parlement het woord namens zijn fractie
alle kamerleden gezamenlijk kiezen een Kamervoorzitter

1. verkiezingen voor de Tweede kamer
2. een regering, kabinet of ministerraad wordt gevormd
kabinetsformatie: het vormen van de regering.
3. adviezen van de fractievoorzitters
4. de koningin benoemt een informateur
informateur: onderzoekt welke partijen samen een meerderheid in het parlement hebben en of deze partijen een coalitie willen vormen.
5. als de informateur is geslaagd, benoemt de koningin een formateur. (=wordt later meestal minister-president of premier)
6. de informateur stelt in overleg met de fracties die samen willen regeren een regeerakkoord op.

regeerakkoord: hierin staan de belangrijkste plannen voor de komende vier jaar.
7. men praat over de verdeling van de ministers en staatssecretarissen.
minister: heeft de leiding over een departement of ministerie.

Nederland is ook een monarchie. Het staatshoofd is door erfopvolging benoemd, maar de politieke macht is door de grondwet erg beperkt. Het staatshoofd heeft vooral een symbolische en een representatieve functie.

paragraaf 4.2- De geschiedenis van de Nederlandse democratie
1815- 1848: de koningen zijn de baas
1815-> Nederland wordt een eenheidsstaat
De staten-Generaal of het parlement besliste voortaan bij een meerderheid van stemmen.
-> De standenmaatschappij werd afgeschaft
volgens de nieuwe grondwet was iedereen voor de wet gelijk
-> het kiesrecht bleef beperkt tot een kleine elite van adel en rijke burgerij.
Nederland was een aristocratie (= een bestuur door de 'besten')
1848- 1917: op weg naar de democratie
1848-> grote sociale onrust door de armoede
-> de gegoede burgerij wilde meer zeggenscap in het bestuur van het land

-> conservatieve politici steunden de koning, mara progressieve liberalen onder leiding van Thorbecke eisten meer politieke invloed.
Thorbecke wordt beschouwd als de grondlegger van onze parlementaire democratie.
-> nieuwe grondwet: de macht van de koning werd ingeperkt, want in de nieuwe grondwet gaf het parlement de meeste zeggenschap.
de koning moest luisteren naar de ministers en ook de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vereniging en vergadering werd vastgelegd.
censuskiesrecht: kiesrecht voor mensen die veel belasting betalen (alleen rijke burgers/ mannen)
Nederland was een oligarchie (=een land dat wordt bestuurd door de rijken.)
1917- 1960: politieke rust
-> Nederland was een verzuilde maatschappij
-> Nederlanders leefden sterk gescheiden van elkaar (4 zuilen: katholieken, liberalen, protestanten en socialisten)
-> leiders stonden boven de zuilen en werken samen
1960- nu: Politieke strijd
progressieve jongeren -> zoeken geen compromissen, maar benadrukken tegenstellingen (polarisatie)
-> de eigen politieke leiders niet automatisch volgen maar zelf standpunten innemen.
verzuiling veranderde in ontzuiling (= oude instellingen, zoals het koningshuis, werden onderwerp van discussie)

-> In de politiek was de harmonie tussen kiezer en gekozenen voorbij.

In het kort:
1e helft 19e eeuw: koningen aan de macht
2e helft 19e eeuw: parlementaire democratie kreeg vorm
1e helft 20e eeuw: alle burgers accepteerden de politieke besluiten van regering en parlement.
jaren zestig: meer zelfdenken, eigen mening

paragraaf 4.3- Bestuurlijke vernieuwing of vernieling?
drie visies op verdeling van macht:
Anarchistische samenleving: (alleen rechten)
-> directe democratie, veel nadruk op zeggenschap van burgers
-> burgers maken deel uit van kleine gemeenschappen.
(dorpen etc.), beslissen zelf gezamenlijk.
-> links (progressief, verandering is goed)
Democratie: (politieke rechten en plichten)
-> balans tussen anarchistische samenleving en dictatuur
-> bij politiek debat, midden
-> meerderheid beslist, respect voor de minderheid

-> burgers zijn betrokken bij de politiek
Dictatuur: (alleen plichten)
-> Indirecte democratie (veel nadruk op deskundigheid van politici).
-> recht (conservatief, het moet blijven zoals het is)
-> burgers missen kennis

politiekepartijendemocratie= democratie die het beste werkt als gekozen politici de centrale rol vervullen.
overlegdemocratie= als politici voortdurend in overleg zijn met allerlei maatschappelijke groepen.
directe democratie= als burgers via het stemhokje rechtstreeks invloed uitoefenen op politieke beslissingen.


Hoofdstuk 5- Hoe democratisch is Nederland?

paragraaf 5.1- Wie heeft het meeste te zeggen?

Politici staan constant onder een hoge maatschappelijke druk, waardoor ze misschien anders beslissen dan ze op basis van hun politieke ideeën zouden willen.
In democratie moet wisselwerking tussen politici en burgers zijn. Tijdens politieke besluitvorming is er een constante wisselwerking tussen politici en burgers. Er moeten vier barrières genomen worden.

1. Wensen van burgers herkend en erkend worden als politieke wensen.

-> Massamedia, belangengroepen en politieke partijen spelen een sleutelrol. Emotie speelt grote rol.
2. Er moeten prioriteiten worden gesteld bij het bepalen van de politieke agenda.
-> Wat zijn de daadwerkelijke problemen?
3. Hoe moeten problemen worden opgelost.
-> Het overleg tussen fractiespecialisten en minister staat centraal.
4. Genomen beslissingen uitvoeren.

Wie beïnvloeden de politici?
ambtenaren: adviseren de minister bij het maken van wetvoorstellen
massamedia: volgen politici kritisch.
pressiegroepen: werkgevers, werknemers, consumenten en milieuorganisaties
actiegroepen: kleine tijdelijke samengestelde groepen in handen van vrijwilligers die pleiten voor bijv. veilige straten.
advies- en overlegorganen
individuele burgers: iedere burger kan zelf in actie komen zonder dat hij dat in georganiseerd verband doet.

Machtsbron: Factor waarop de macht berust, zoals aanzien, kennis, geld enz.

Hoe meer en grotere machtsbronnen, hoe meer invloed.
Machtsmiddel: instrument dat een groep inzet om haar doel te bereiken.


Hoofdstuk 6- Wat is de ideale democratie?

paragraaf 6.1- Macht van de media regeert de leugen?

Pers is een veelgebruikt middel om politici te laten weten hoe het volk over de gevoerde politiek denkt.
In een democratie is persvrijheid: zonder voorafgaand toezicht door de overheid mogen journalisten publiceren wat zij willen. Journalisten informeren zowel de bevolking als politici. Mediacratie: als de invloed van media heel groot is.

Politieke cultuur: hoe politici, media en burgers met elkaar omgaan en over elkaar denken.
Grootschalige politieke demonstraties zijn zeldzaam.

Politici krijgen enerzijds het verwijt dat ze arrogant en inspiratieloos zijn en in een onbegrijpelijke ambtenarentaal praten.
Anderzijds krijgen politici het verwijt dat ze te populistisch zijn en praten in eenvoudige oneliners en soundbites.

De meeste politici hebben spindoctors, die zorgen ervoor dat hun baas zo goed mogelijk in de media komt.
Imagebuilding is heel erg belangrijk.

Tv-democratie: politici zijn constant bezig zo goed mogelijk in beeld te komen. Journalisten zitten in een concurrentieslag met elkaar door de vercommercialisering. Mensen willen politieke informatie luchtig. Informatie en amusement vloeien in elkaar over en wordt infotainment.

Verzorgingsstaat: staat die het welzijn van zijn burgers verzekert door sociale voorzieningen als oudersoms- en werkeloosheidsuitkering, pesioenregeling, weduwen- en wezenwet, etc. Maatschappelijke staatsorde waarbij de staat zich mede verantwoordelijk stelt voor welvaart en welzijn van de burgers.


pragraaf 6.2- Naar een Verenigde Staten van Europa?
Wat heeft Nederland nog te zeggen in Europa?
Na de tweede wereld oorlog lag Europa in puin. De VS hielp, in 1992 werd het Verdrag van Maastricht gesloten. Daarin werd afgesproken dat de euro ingevoerd zou worden en dat er op buitenlandse politiek, criminaliteitsbestrijding en milieubehoud meer moest worden samengewerkt.
Europese wetten staan boven nationale wetten.

Hoe ziet de EU-structuur eruit?
De EU heeft vier belangrijke bestuursorganen:
1. De Europese Commissie, stelt wetten voor en voert die uit.
2. Het Europees Parlement, heeft een wetgevende en controlerende taak en is gekozen door de Europese bevolking. (732 leden)
3. De Europese Raad, benoemt iedere vier jaar de voorzitter van de Europese Commissie en komt elk kwartaal in Brussel.
4. Het Europese Hof van Justitie, opperrechter van Europa. (dertien rechters)

Hoe verloopt de besluitvorming in de EU?
De besluitvorming kan op twee manieren verlopen:
- Onderwerpen worden behandeld via de mede beslissingsprocedureraad en het parlement en die moeten samen het voorstel van de Commissie accepteren.

- Over buitenlandse politiek, terreurbestrijding, justitie en politie mag het parlement slechts advies geven.

Hoe moet de EU ingericht worden?
Intergouvernementele organisatie: een land staat geen zeggenschap af.
Federale organisatie: een land staat wel zeggenschap af.

Er zijn drie verschillende visies op de toekomst van Europa:
1. Volgens linkse partijen heeft de politieke en economische elite van grote landen en multinationals te veel invloed op het beleid.
2. Partijen in het midden willen de positie van de EC versterken om de samenwerking binnen Europa te verbeteren.
3. Rechtse partijen willen dat Europa zich voornamelijk bezighoudt met economische problemen.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.