Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Mens en werk

Beoordeling 5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 6e klas vwo | 4406 woorden
  • 12 augustus 2005
  • 10 keer beoordeeld
Cijfer 5
10 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
MAATSCHAPPIJLEER 2: MENS EN WERK 1. De betekenis van arbeid voor mens en samenleving Werk: Elke lichamelijke of geestelijke inspanning die wordt verricht met de bedoeling iets tot
stand te brengen. Betaalde arbeid: Zo wordt in normaal spraakgebruik ‘werk’ aangeduid. Wordt altijd voor
anderen geproduceerd/ verricht en een ander betaald. Onbetaalde arbeid: Arbeid die verricht wordt, zonder inkomen te krijgen (huisvrouw/ vrijwilligerswerk) Arbeid: Alle bezigheden die economisch nut opleveren voor degene die haar verricht, voor
zijn of haar naaste omgeving en/of voor de samenleving als geheel. Functie: Ieder objectief waarneembaar effect of gevolg van menselijke activiteiten, hetzij met

betrekking tot de eigen groep, hetzij met betrekking tot de samenleving als geheel. Materiële functie: Het verdienen van inkomen en het kunnen voorzien in eigen
levensonderhoud en in dat van het gezin. Immateriële functies: - De mogelijkheid tot zelfontplooiing. (creatief werk. Voortdurend blijven studeren (rechter)) - Het ontwikkelen van zelfrespect, het vergroten van het gevoel van eigenwaarde. (wie werkt hoort erbij) - Het opdoen van sociale contacten. - Het verkrijgen van maatschappelijk aanzien. Sociale status: (maatschappelijk aanzien aan de hand van beroepen) hangt af van de plaats
die iemand neemt binnen de sociale structuur, de sociale positie
Factoren waardering werk, sociale status: - Onderscheid in hoofd- en handenarbeid, verantwoordelijkheid, afwisseling, mogelijkheid tot ontplooiing en opdoen van sociale contacten. - Inkomen, macht, sociale positie. - Wet van vraag en aanbod, traditie. Algemene werkervaringen hangt af van: - Primaire arbeidsvoorwaarden: het loon en de arbeidstijd die daarvoor moet worden
geleverd. Secundaire arbeidsvoorwaarden: de extra voordeeltjes voor de werknemer die
tussen werknemers en werkgever kunnen worden
afgesproken (auto van de zaak) - Arbeidsinhoud: wat voor werk, afwisseling, zelfstandig? Vervreemding: vreemd staan tegenover je werk, lopende band werk - Arbeidsverhoudingen: organisatie met hiërarchische structuur of gaan
werkgevers/nemers joviaal met elkaar om? Heb je inspraak? - Arbeidsomstandigheden: de fysieke en psychische eisen die de werknemer wordt
gesteld de mate van autonomie, bewegingsvrijheid afwisseling - Arbeidsorganisatie: manier waarop de verdeling van de arbeid is georganiseerd over
de verschillende mensen in een bedrijf. 2. De waardering van arbeid in historisch perspectief - De oude Grieken hadden afschuw voor arbeid (Plato, Aristoteles) - In de middeleeuwen nog steeds afschuw voor arbeid, lagere klasse
loonarbeid: het verkopen van arbeid in ruil voor een loon, waarbij de arbeider zelf de

zeggenschap over de arbeid verliest. Thomas van Aquino: was de eerste die arbeid als een middel zag om mee te werken aan de
opbouw van de christelijke samenleving. Luther & Calvijn: arbeid is de opdracht van God aan de mens. Thomas More: Utopia, uitbuiting moet ophouden iedereen moet evenveel werken, geen luxe
Karl Marx: Industriële en kapitalistische samenleving zorgde in eerste instantie voor
armoede. Werd verkeerd met arbeid omgegaan. Arbeidsethos: de waardering van het werk
3 opvattingen over arbeidsethos: - arbeid is een plicht (christelijk, uit de bijbel) 2 soorten: werklozen moeten vies werk doen / iedereen moet een keer vies werk doen - Arbeid is geen plicht, werkloosheid kan niet zomaar verdwijnen, wie wil zou dat moeten kunnen, anderen mag je niet dwingen, minimumloon. Argumenten: niet voldoende werk, waarom dan dwingen? Er zijn mensen die zich
tijdens het werk niet kunnen ontplooien, je mag hen niet het geluk ontnemen - Arbeid is een recht, Rechten van de mens, mensen die buiten hun schuld om werkloos zijn hebben zo recht om weer te mogen werken. Argumenten: iedereen moet de kans hebben om in levensonderhoud te voorzien, iedereen moet de kans krijgende plicht ‘arbeid’ te kunnen vervullen, als
arbeid een dimensie toevoegt aan het mens-zijn moet iedereen kunnen werken. Basisinkomen: garantie voor een minimumloon voor iedereen. 3. De werknemers Drie groepen betrokkenen bij arbeid: - de werknemers (georganiseerd in vakbonden) - de werkgever (georganiseerd in werkgeversorganisaties) - De overheid
Sociale partners: de drie groepen, zij bepalen het sociaal-economisch klimaat van ons land
Algemene belangen voor werknemers: - de arbeidsvoorwaarden (een goed inkomen, gunstige werktijden) - de arbeidsinhoud (gunstige arbeidsdeling, duidelijke functieomschrijving) - de arbeidsverhoudingen (reële medezeggenschap) - de arbeidsomstandigheden ( aangenaam werk, gezond, veilig) - de algemene belangen (sociale zekerheid, garantie op inkomen tijdens ziekte) Tijdens het ontstaan van de vakbonden speelde de verzuiling een grote rol
Vakbond: belangenorganisatie van werknemers in een bepaalde bedrijfstak of van

werknemers met een bepaald beroep
Bedrijfstak: alle ondernemingen die zich op eenzelfde wijze met eenzelfde product
bezighouden
Vakcentrale: overkoepelende organisatie die probeert het beleid van de afzonderlijke
aangesloten bonden te coördineren. Vertegenwoordigt de aangesloten bonden
in het overleg met de overheid
FNV: Federatie van Nederlandse Vakverenigingen,vakcentrale is ontstaan uit een fusie en er
zijn veel vakbonden bij aangesloten (PvdA) CNV: Christelijk Nationaal Vakverbond, vakcentrale (CDA) MHP: Middelbaar en Hoger Personeel, vakcentrale
Vakbonden: collectieve belangenbehartiging en belangen van individuele leden, door
juridische hulp. Belangrijkste middelen om de vakbonden zijn doelen te realiseren: - het overleg en de onderhandelingen - de lobby - de gerechtelijke procedure - de prikactie - de staking - de bedrijfsbezetting
CAO: Collectieve Arbeidsovereenkomst, regelingen waarin afspraken over lonen en andere

arbeidsvoorwaarden zijn vastgelegd tussen werkgevers en vakbonden in een bepaalde
bedrijfstak
Stichting van de arbeid: belangrijk overlegorgaan, waar werkgevers en werknemers elkaar
tegenkomen. Adviseert overheid bij het nemen van maatregelen op sociaal-economisch terrein. Werknemers proberen Centrale Akkoorden af te sluiten. SER: Sociaal-Economische Raad, adviesorgaan van de regering, vertegenwoordigers van
werknemers en werkgevers en deskundigen. Regering is verplicht advies aan hen te
vragen voor alle maatregelen op sociaal en economisch terrein. Centraal Akkoord: verzameling afspraken die voor alle bedrijven in ons land zouden moeten
gelden
Harmoniedenken: nadruk op gemeenschappelijke belangen van werknemers en werkgevers (werkgevers benadrukken dat het streven naar winst van
gemeenschappelijk belang is, voor werkgelegenheid) Transactiedenken: Op basis van ‘zaken doen’ denken, ‘voor wat, hoort wat’ Conflictdenken: gaat ervan uit dat werknemers en werkgevers tegengestelde belangen
hebben. Werknemers moeten voor hun belangen opkomen omdat de
werkgevers meer macht hebben

Protesten: - Stiptheidsacties: werknemers vervullen hun opdracht dan zo nauwgezet volgens de
regels, dat er een enorme vertraging ontstaat. - Prikacties: waarschuwing, ze zijn kortstondig en provocerend, werknemers
onderbreken kortstondig hun werk. - Staking: vaak wettelijk geregeld stakingsrecht. Rechter kijkt naar: - staking georganiseerd door een vakbond, - eerst alle wettelijke middelen hebben aangewend, - gevolgen mogen niet onevenredig groot zijn in verhouding tot het doel van
de staking - Bedrijfsbezettingen: het bedrijf wordt door de stakers bezet, zodat werkwillige
werknemers en directieleden niet naar binnen kunnen. Jurisprudentie: uitspraken van rechters, een lagere neemt daarbij de uitspraken van een
hogere rechter over als wet, de uitspraken van de Hoge Raad zijn daardoor
erg belangrijk
Wanprestatie: werknemer die deelneemt aan een onwettige staking, en kan worden ontslagen
Het succes bij het behartigen van werknemersbelangen door organisaties hangt af van: - het functioneren van de vakbonden zelf (organisatiegraad, actiebereidheid van leden, eensgezindheid binnen bonden) - het politiek klimaat (partijen die deel uitmaken van regering bepalen welke prioriteiten er gesteld worden) - De economische structuur (vrijemarkteconomie? Dan strijd tussen werknemers en werkgevers, weinig overheid) - De economische conjunctuur (economie slecht? Dan kunnen vakbonden minder wensen realiseren, veel werkeloosheid, dan gaan werknemers niet staken) Ondernemingsraden: Bij bedrijven, overleg tussen werkgevers en werknemers. Het heeft
gekozen vertegenwoordigers van de werknemers, Ondernemingsraden mogen meepraten over: - de overdracht van zeggenschap over de ondernemingen en het aangaan of verbreken van duurzame samenwerking met andere ondernemingen. - Belangrijke inkrimping, uitbreiding of wijzigingen in de werkzaamheden van de onderneming - Belangrijke wijziging in de organisatie van de onderneming, van de bevoegdheidsverdeling binnen de onderneming of van de plaats waar de onderneming haar werkzaamheden uitoefent. - Het doen van grote investeringen of het aantrekken van belangrijke kredieten

Bij massale ontslagen zal de rechter kijken naar de manier waarop het overleg tussen werkgever en de ondernemingsraad over deze kwestie is gevoerd. Is dit niet goed gegaan, dan kan de rechter ingrijpen. 4. De werkgevers Vrijemarktprincipe: de staat bemoeit zich zo weinig mogelijk met de bedrijven, bedrijven
moeten winst maken om te blijven bestaan en concurreren met ander
bedrijven, winstprincipe. Belangen werkgever: - continuering van het bedrijf (werkgever moet winst maken om bedrijf te laten leven) - Lage bedrijfskosten (goedkope grondstoffen, arbeiders verbeteren concurrentiepositie) - Werkwillige, bekwame en geschoolde werknemers (dan loopt productieproces goed) - Lage belastingen (winst daardoor hoger) - Geringe concurrentie (uitschakelen van concurrenten geeft bedrijf een machtspositie) Werkgeverorganisaties: belangenorganisaties, ondernemingen zijn er lid van, bepalen ook
contributie. Ontstaan voor sociale zekerheid, vooral voor kleine
bedrijfjes, juridische deskundigheid. VNO: Verbond van Nederlandse Ondernemingen, grote werkgeversorganisatie. VVD
NCW: Nederlands Christelijk Werkgeversverbond, grote werkgeversorganisatie. Werkt
samen met VNO, bestrijken economie. CDA
Raad van Nederlandse Werkgeversbonden: hier ontmoeten de werkgeversorganisaties
elkaar, die gezamenlijke politiek bepalen op
terreinen die van belang zijn voor bedrijfsleven
Kleine werkgeversorganisaties: - KNBTB: Katholieke Nederlandse Boeren- en Tuindersbond - NCBTB: Nederlandse, Christelijke Boeren- en Tuindersbond - Konijklijk Landbouwcomité - MKB Nederland: organisatie voor werkgevers van midden- en kleinbedrijven. Instrumenten van werkgevers om belangen na te komen: - overleg en onderhandeling (in stichting van de arbeid, SER en ondernemingsraden) - het doen/nalaten van investeringen - het ontslag - het vestigingsbeleid - de lobby - de gerechtelijke procedure
Belangenbehartiging succesvol hangt af van: - De mate van organisaties en eensgezindheid van de werkgevers - Het politieke klimaat - De economische structuur - De economische conjunctuur (hoogconjunctuur dan zijn idealen beter te realiseren)
5. De Overheid 3 manieren waarop de overheid bij het sociaal-economisch proces is betrokken: - De overheid is zelf werkgever - De overheid is de regelgever en de initiator van het economisch beleid. - De overheid is overlegpartner van de werknemers en werkgever
Initiator: maker van plannen en bedenker van initiatieven
Terreinen waar overheid actief is: - het werkgelegenheidsbeleid - de arbeidsomstandigheden (gezondheid en welzijn van werknemers) - de arbeidsvoorwaarden (loonontwikkeling, arbeidsverkorting) - de sociale wetgeving - het emancipatiebeleid (voorrang geven aan vrouwen en etnische minderheden) Overheid als werkgever: Rekent tot taak goederen en diensten in het algemeen belang te produceren. Zoals: openbaar bestuur, sociale voorzieningen, infrastructuur, onderwijs. Hoeft geen winst te maken, wordt betaald uit belastingen
Kerntaken: taken die alleen door de overheid kunnen worden verricht
Ambtenaren: werknemers van de overheid, krijgen bedrag van de gelden uit de schatkist
Trendvolgers: mensen die werken in organisaties die grotendeels door de overheid worden
gesubsidieerd. Omdat zij (trendvolgers en ambtenaren) zoveel verdienen
kunnen, geen officieel CAO, zegt het parlement er iets over. De overheid als regelgever/initiator van economisch beleid: Stelt doelen op sociaal-economisch gebied, bijv. verminderen van werkloosheid, verbeteren van concurrentiepositie. Verkleinden/vergroten van inkomensverschillen
De overheid als overlegpartner: Wanneer overheid zichzelf bepaalde doelen stelt op sociaal- economisch terrein, zal ze een beroep doen op de sociale partners om mee te werken aan het realiseren van deze doelstellingen. Moet met vakbonden en werkgevers afspraken maken, meestal vrijwillig soms onder dwang. Rollenconflict: als overheid tegenstrijdige belangen heeft in de drie verschillende rollen. Ambtenaren en trendsetters voelen zich de dupe, want hun salaris wordt dan
minder als er meer geld voor de begroting is. - De overheid moet zich met de werkgelegenheid bezighouden, maar hoeft niet iedereen een arbeidsplaats te garanderen. Maatregelen van de overheid om werkgelegenheid te stimuleren: - kan bepaalde investeringen subsidiëren (bedrijven doen dit en er ontstaan nieuwe arbeidsplaatsen) - Stimuleren van het plegen van research (wetenschappers krijgen werk, nieuwe ontdekkingen) - Aanleggen van infrastructurele werken (nieuwe bedrijven naar ons land halen) - Gunstige belastingmaatregelen voor het bedrijfsleven en loonmatiging (hogere winsten) - Onderwijs, scholing en omscholing stimuleren (werklozen vinden sneller een baan) ARBO-wet: Arbeidsomstandigheden wet, werkgevers en werknemers worden

verantwoordelijk gesteld voor veiligheid, gezondheid en welzijn in het bedrijf
WOR: Wet op de Ondernemingsraden, resultaat van jarenlange strijd van vakbewegingen
voor verdere democratiseren van het bedrijfsleven
Democratisering: het streven naar een situatie waarin de zeggenschap over de productie en
arbeidsomstandigheden zo gelijk mogelijk verdeeld is onder alle betrokkenen
Elementen uit WOR: - Ondernemingsraad moet een overlegorgaan zijn waarin werknemers voor hun belangen in het bedrijf kunnen opkomen - De ondernemingsraad moet medeverantwoordelijk zijn voor het functioneren van de onderneming. Wet op de Collectieve Arbeidsovereenkomst: bevat aantal zaken over inhoud CAO
geregeld. (door, CAO’s bindend maken voor hele
bedrijfstakken en Centrale Akkoorden stimuleren) Sociale zekerheidsstelsel: aantal wettelijke regelingen, de sociale verzekeringen en de sociale
voorzieningen
Sociale verzekeringen: mensen betalen premies, gebeurt er iets vervelend, dan wordt het
gedekt door de verzekering (verplicht, particuliere verzekeringen niet) Volksverzekering: sociale verzekering - AKW: Algemene Kinderbijslagwet, financiële bijdrage voor ouder met kind onder 18 - AOW: Algemene ouderdomswet, 15-65 op inkomen betaal je premie hiervoor, na 65 krijg je uitkering. - NW: Nabestaandenwet, uitkering voor minderjarige kinderen bijoverlijden van kostwinner en voor achterblijvende ouder, mits die ouder is dan 45 - AWBZ: Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, verzekert tegen bepaalde ziektekosten
Werknemersverzekeringen: sociale verzekering - NWW: Nieuwe Werkeloosheidwet, uitkering als werkloosheid niet verwijtbaar is en er premies zijn betaald. 70% van laatstverdiend loon. - ZW: Ziektewet, uitkering voor werknemers die ziek zijn (1 jaar) - AAW: Algemene Arbeidsongeschiktheidswet, uitkering voor langdurige zieken - WAO: Wet op Arbeidsongeschiktheidsverzekering, uitkering voor langdurige zieken

Sociale voorzieningen: geen verzekeringen, worden betaald uit belastinggelden. Het recht is
een gunst van de overheid, geen zelfverdiend. - ABW: Algemene Bijstandwet, iedere Nederlander die niet zelf in noodzakelijke kosten van het bestaan kan voorzien, krijgen deze uitkering
Economische zelfstandigheid: vrouw is niet meer afhankelijk van het inkomen van haar
echtgenoot, maar verdient zelf geld. Overheid stimuleert het aannemen van vrouwen. (kinderopvang verbeteren) 6. Opvattingen over de rol van de staat Vrijemarkteconomie: kapitalistische economie, overheid bemoeit zich zo min mogelijk met
het economisch proces. Wet van vraag en aanbod bepaalt welke prijs
voor een product moet worden betaald (Amerika, slecht. Japan, goed) Voordelen vrijemarkteconomie: - Grote keuzevrijheid van producenten en consumenten - Weinig bureaucratie, producenten en consumenten hebben weinig te maken met ambtenaren - Als er volledige mededinging (concurrentie) is dan is vraag en aanbod goed op elkaar afgestemd en heb je redelijke prijzen. Nadelen vrijemarkteconomie: - Slecht voor milieu, goedkope plastic prefereren boven dure duurzame goederen - Zwakkeren kunnen op de vrije markt moeilijker hun behoeften bevredigen. Als product genoeg verkocht wordt voor bepaalde prijs, dan gaat die niet omlaag. Centraal geleide planeconomie: De overheid leidt het economisch proces door te bepalen
welke behoeften het eerst bevredigd moeten worden en

tegen welke prijs. Bepaalt wie welk werk doet en hoeveel
salaris iemand krijgt. (China, Cuba) Voorstanders Centraal geleide planeconomie: - De overheid maakt de plannen en zo kan ongelijkheid worden voorkomen (de overheid bepaalt wie wat mag hebben) - Productie en consumptie kunnen op elkaar afgesteld worden - Werkloosheid kan effectiever worden bestreden, de overheid regelt het. Tegenstanders Centraal geleide planeconomie: - Veel bureaucratie, zijn veel ambtenaren nodig. - De planners zullen erg machtig zijn, en kunnen zichzelf bevoordelen
Gemengde economie: tussenvorm, De rol van de overheid is groter dan in een
vrijemarkteconomie, maar kleiner dan in een geleide planeconomie. Productie goederen door particuliere bedrijven en prijs bepaalt door vraag en aanbod. Overheid neemt, werkgelegenheid, inkomensvoorzieningen, sociale zekerheid als haar verantwoordelijkheid (Nederland) Voordelen gemengde economie: - Vrije ondernemingsgewijze productie en sociale zekerheid voor iedereen. - Geen centrale ideologie die voor iedereen moet gelden
Nadelen gemengde economie: - Hoge kosten, sociaal zekerheidsstelsel kost geld dat moet verdiend worden door bedrijven en de werknemers. - Overheid speelt een rol, dat gaat ten koste van eigen initiatief
Liberalisme: De mens moet zichzelf zoveel mogelijk ontplooien in vrijheid, overheid zo min
mogelijk bemoeien. Vrijemarkteconomie
Rationalistisch individualisme: Opkomen voor het eigenbelang dient, in het belang van het
individu zelf, met rede te gebeuren (daardoor ook voor anderen opkomen) Conclusies liberalen: - markteconomie en vrije ondernemingsgewijze productie - Concurrentie, in productie en op de arbeidsmarkt - Rol van overheid zo veel mogelijk terugdringen
VVD: liberale visie. Hun partijprogramma: - deregulering: overbodige regels afschaffen, ingewikkelde regels makkelijker maken - decentralisatie van centrale overheidstaken, daardoor overheid minder macht - meer ruimte voor particulier initiatief, overheid hevelt taken over naar particuliere ondernemingen (privatisering) Socialisme: centraal geleide planeconomie, in een samenleving zijn niet alle mensen even
machtig, daardoor bemoeienis op sociaal-economisch terrein, want armen

hebben niets te zeggen
Historisch materialisme: Karl Marx, het verloop van de geschiedenis wordt bepaald door
productiekrachten en productieverhoudingen
Klassenstrijd: bezitters van de productiemiddelen bepalen de heersende gedachten over recht
en moraal. Sociaal-democraten: modern socialisten, staat is een instrument waarmee de macht van de
bezittende klasse kan worden ingeperkt, voor verzorgingsstaat
Uitgangspunten sociaal-democraten: - Overheid moet iedereen bestaanszekerheid en redelijk levenspijl garanderen - Overheid en markt belangrijke rol in economisch proces. - Overheidsplanning dient de nadelen van markteconomie op te heffen
PvdA: sociaal democratisch. Hun partijprogramma: - spreiding van kennis, inkomen en macht (meer gelijkwaardigheid) - meer planning op sociaal-economisch gebied - Selectieve groei: niet ongeremd produceren - Democratisering van allerlei instanties en bedrijven. Christen-democratie: gemengde economie. Alle groeperingen in een samenleving moeten
eigen verantwoordelijkheid dragen. (Overheid, werkgevers, werknemers samen verantwoordelijk voor sociaal-economisch leven) Tegenstelling tussen kapitaal en arbeid relativeren. Overheid
verantwoordelijk voor macro-economie en juridisch raamwerk. Organische maatschappij: confessionelen, maatschappij niet opgebouwd uit individuen, maar uit gemeenschappen die onderling met elkaar verbonden zijn, maar wel elk een eigen functie hebben. (soort menselijk lichaam) Staat mag ingrijpen

Subsidiariteitsbeginsel: zaken die door lagere organen kunnen worden geregeld, moeten niet
door hogere organen overgenomen worden. Soevereiniteit in eigen kring: staat, kerk, school, familie en bedrijven zijn afzonderlijke
sferen/kringen, elk met eigen gezag of soevereiniteit. Binnen
de sfeer gehoorzaamheid, daarbuiten niet. Uitgangspunten christen-democraten: - gespreide verantwoordelijkheid - rentmeesterschap: wij moeten Gods schepping zorgvuldig beheren - Gerechtigheid - Georiënteerde markteconomie, meeste verantwoordelijkheid bij bedrijven, soms mag de staat ingrijpen. CDA: heeft bovengenoemde principes in het programma opgenomen
Ecologie: wetenschap die mens en dier in hun natuurlijke omgeving bestudeert en nagaat hoe
wezens elkaar beïnvloeden. Voor duurzame economie. Economische
ontwikkelingen mogen alleen doorgaan als ze niet ten koste gaan van anderen en
nakomelingen. Uitgangspunten ecologische bewegingen: - Economie niet verder groeien om zo uitputting van grondstoffenvoorraden te voorkomen en vervuiling tegen te gaan (economie van het genoeg) - Kleinschaligheid: is milieuvriendelijker en schept werkgelegenheid. Kringloopeconomie
Groenlinks: signaleerde problemen en die werden overgenomen in andere partijen 7. Het vraagstuk van de arbeidsverdeling Kernproblemen rond arbeid in de samenleving: - Hoe moet de arbeid verdeeld worden over beschikbare werkkrachten? - Welke sociale problemen roept deze verdeling op? - Wat moeten we aan met een verzorgingsstaat? - Welke problemen roept de introductie van informatietechnologie op het terrein van arbeid op? Arbeidsverdeling: de mens doet slechts een gedeelte van het werk dat nodig is om alles voor

zijn levensonderhoud te produceren. Daardoor niet meer volledig
onafhankelijk van andere mensen. Dit gebeurt op 2 manieren. 1. Maatschappelijke arbeidsverdeling. 2. Technische arbeidsverdeling
Maatschappelijke arbeidsverdeling: de verdeling van het maatschappelijke productieproces
over velerlei beroepen, functies, bedrijven en bedrijfstakken. Arbeid opgedeeld in 4 sectoren: - primaire sector: de landbouw, veeteelt en visserij, het vergaren van voedsel - Secundaire sector: na industrialisatie, de industrie - Tertiaire sector: commerciële dienstverlenende bedrijven (banken, verzekeringsmaatschappijen) - Quartaire sector: niet-commerciële dienstverlenende instanties (welzijnssector) Technische arbeidsverdeling: enkelen ontwerpen, anderen bepalen wie wat doet en op welk
moment. (moderne industriële samenleving) Het opdelen van
het productieproces in deelhandelingen
Factoren die tot het ontstaan van arbeidsdeling hebben bijgedragen: - Rationalisering: arbeids- en productieproces rationeel organiseren, wordt het zo goedkoop mogelijk - Mechanisering en automatisering: vervangen van mensen naar machines, daardoor machine leren bedienen in plaats van product maken. Arbeidsmarkt: ‘plaats’ waar werknemers hun arbeid aan de werkgevers aanbieden (advertentie, arbeidsbureau) Aspecten arbeidsmarkt: - Vraag en aanbod van arbeid ontmoeten elkaar - Arbeid wordt geruild tegen loon - Aanbieders van arbeid en vragers staan in een machtsverhouding tot elkaar
geregistreerde werklozen: bij een arbeidsbureau ingeschreven mensen die niet of minder dan
12 uur per week werken en beschikbaar zijn voor een vaan van 12
uur of meer per week. Beroepsbevolking: mensen die minstens 12 uur per week werken en mensen die niet of
minder dan 12 uur per week werken, maar actief zoeken naar een vaan
van 12 uur of meer per week
Verborgen werkloosheid: huisvrouwen die baantje zoeken, WAO-ers die parttime willen
werken

Conjuncturele werkloosheid: wordt veroorzaakt door golfbewegingen in de economie op
korte termijn. Economie uit dal, dan verdwijnt de werkloosheid
Structurele werkloosheid: wordt veroorzaakt door ontwikkelingen in de economie op
langere termijn. Automatisering en bedrijven gaan naar lage-loon-landen. Seizoenswerkloosheid: in bepaalde periode minder werk (terrasjes, landbouw) Frictiewerkloosheid: vraag naar arbeid stemt niet overeen met het aanbod van arbeid. (veel
schilders terwijl er vraag is naar metselaars) Manieren om economische groei te stimuleren (werkloosheid bestrijden)(liberalen): - Subsidiëren van investeringen en het nemen van gunstige belastingmaatregelen voor het bedrijfsleven - Het geven van opdrachten, o.a. ter verbetering van infrastructuur (stratenmakers, en op lange termijn vinden bedrijven het aantrekkelijk om zich hier te vestigen) - Bevorderen van loonmatiging. Hoge lonen verslechteren concurrentiepositie - Instandhouden van de koopkracht (als lonen lager worden, hebben mensen minder te besteden) Aanbodzijde op arbeidsmarkt veranderen (werkloosheid bestrijden): - Herverdeling van beschikbaar werk: 1. deeltijdarbeid, 2. arbeidsverkortingen (ATV, minder uren per week) 3. arbeidsduurverkorting (ADV, tijd verkorten, in de VUT) 4. Flexibilisering van arbeidscontracten (uitzendkrachten) - Stimuleren van scholing en omscholing (zo voorkom je frictiewerkloosheid) - Gerichte scholing en stimulering voor achterstandsgroepen door Regionale Bureaus Arbeidsvoorziening, waarin werkgevers en werknemers zijn vertegenwoordigd
Ecologische visie: de economische groei stoppen, kleine bedrijfjes met milieuvriendelijke
producten
Arbeidsmarktbeleid: verbeteren van de positie van zwakkeren (vrouwen, laaggeschoolden
en etnische minderheden) op de arbeidsmarkt en om vraag en aanbod
op arbeidsmarkt beter op elkaar af te stemmen. Arbeidsmarktbeleid kan gevoerd worden door: - Het voeren van doelgroepenbeleid en door positieve actie of discriminatie - Het stimuleren van het opzetten van (her)scholingsprogramma’s - Het stimuleren van arbeidservaringprojecten (werklozen projecten) - De beïnvloedding van de school- en vakkenkeuze 8. Arbeids(ver)deling en sociale verandering post-industriële samenleving: na de industriële samenleving, de geautomatiseerde en

gecomputeriseerde samenleving
Sociale structuur: het patroon van relaties in een samenleving tussen individuen en tussen
groepen
Samenleving: de onderlinge relaties tussen de mensen en de verschillende plaatsen in de
structuur
Sociale positie: plaats in de structuur die je inneemt
Sociale klassen: verschillende lagen die zich onderscheiden via status, inkomen en macht. Sociale stratificatie: De gelaagdheid (sociale klassen) in de samenleving - De sociale structuur is in vergelijking met de Middeleeuwen erg ingewikkeld geworden. Sociale ongelijkheid: de bestaande verschillen in sociale posities en sociale waardering die
mensen hechten aan hen die de posities bekleden. Oorzaken van het ontstaan van sociale ongelijkheid: - Positie op arbeidsmarkt en de daarmee samenhangende ongelijkheid kan een rol spelen. (wetenschapper kan zwaardere studie hebben dan arts, en minder verdienen) - Verschillen in vooropleiding kunnen leiden tot verschillen in werk en inkomen - Soms door sekse andere kans op arbeidsmarkt. Vrouwen verdienen vaak minder. - Etnische minderheden vinden het onrechtvaardig dat zij minder kans hebben op de arbeidsmarkt (discriminatie) - Verschillende kansen voor mensen uit verschillende milieus
Sociale mobiliteit: het klimmen of dalen op de maatschappelijke ladder. - Volgens de liberalen heeft iedereen gelijke kansen, de sociaal-democraten bestrijden dit en wijzen op de verschillen in macht, inkomen en kennis, waardoor niet iedereen in gelijke mate van de theoretische gelijke kansen kan profiteren.
9. De problemen van de verzorgingsstaat Verzorgingsstaat: Staat waarin de overheid, met handhaving van de parlementaire
democratie en productie door particuliere bedrijven, de
verantwoordelijkheid op zich neemt voor het welzijn van individuele
burgers. Terreinen waar overheidsbemoeienis is waar te nemen: - Wet- en regelgeving is sterk uitgebreid, vooral op gebied van arbeidsrecht en sociale zekerheid - Overheidsuitgaven zijn sterk gestegen, om sociale zekerheid te bekostigen - Aantal werknemers in dienst van overheid is toegenomen - De overheid is zich steeds meer gaan bemoeien met de werkgelegenheid
De stappen van de toenemende overheidsinvloed: - Industrialisatie zorgde ervoor dat mensen van platteland naar steden trokken (urbanisatie) daardoor slechte woon- en leefomstandigheden en de overheid moest ingrijpen. - Industrialisatie sorgde ook voor polarisatie (vormen van uiterste tegenstellingen) nieuwe klasse: de arbeiders. Staat verbood kinderarbeid - Door concentratie van kapitaal en arbeid in grote ondernemingen overleefde kleine bedrijfjes het niet. Zij bepaalden uiteindelijk het sociale en economische gebeuren. - Economische crisis dertigerjaren, veel werkloosheid en sociale problemen. Toen nachtwakersstaat (overheid grijpt in als iets helemaal mis dreigt te gaan) - Door WO2 moest alles weer worden opgebouwd, dit leidde tot actievere rol van de overheid - Door WO2 kwam Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, principe van verzorgingsstaat wordt aanvaard. Elementen verzorgingstaat jaren 50: - Vrije ondernemersschap en de productie door particuliere bedrijven blijft gehandhaafd - Overheid is (mede)verantwoordelijk voor collectieve welzijnsvoorzieningen (zorg) - Overheid is (mede)verantwoordelijk voor welvaartsontwikkeling (werkgelegenheid) Maatschappelijk corporatisme: Via de overheid geregelde publieksrechtelijke
Samenwerking
Welvaart: materieel, wat heb je te besteden? Welzijn: immaterieel, hoe voel je, je? - Het wegvallen van de persoonlijke zorg versterkte het individualisme. Crisis verzorgingsstaat: milieuvervuiling werd de keerzijde van welvaart. Verzorgingsstaat
werd onbetaalbaar. Ontstond werkeloosheid, beroep op steun via
welzijnsinstellingen werd steeds groter, daardoor bezuinigen
Problemen beheersbaarheid van de verzorgingsstaat: - Door stijging van uitgaven voor sociale zekerheid en het financieringstekort werd het steeds moeilijke de verzorgingsstaat in stand te houden - De toenemende afhankelijkheid van onpersoonlijke instellingen, de afnemende persoonlijke zorg en de individualisering zorgden voor minder gewenste gevolgen van de verzorgingsstaat. VVD: “de verzorgingsstaat is uit zijn voegen gebarsten, kosten zijn te hoog, overheid bemoeit
zich te veel” Dereguleren: minder regels maken

Privatiseren: de overheid moet taken zoveel mogelijk door particuliere ondernemers laten
doen
CDA: “verzorgingsstaat heeft geleid dat de mens de zorg voor elkaar afgenomen is, liever
verzorgingsmaatschappij, overheid moet alleen randvoorwaarden scheppen.” PvdA: “verzorgingsstaat nog steeds belangrijke verworvenheid, die niet zomaar moet worden
prijsgegeven, gelijkwaardigheid is nauwelijks gerealiseerd, actief overheidsbeleid.” D66: “Overheid moet zich minder bemoeien, en sociale ongelijkheid moet worden bestreden” Groenlinks: “verzorgingsstaat mag niet worden afgebroken, de ongelijkheid wordt daardoor
alleen maar groter” 10. Gevolgen van informatisering van arbeid Informatietechnologie: technologie die ontstaan is als gevolg van ontwikkelingen in de micro-elektronica. Voorbeelden van informatietechnologie in de samenleving: - Primaire sector: vee wordt computergestuurd gevoederd. - Secundaire sector: robots die band-werk van arbeiders overnemen - Tertiaire sector: computer ingeschakeld voor karwijtjes als telematica - Quartaire sector: informatiebestanden van overheid worden opgeslagen in computers en kunnen aan elkaar gekoppeld worden. Telematica: combinatie van computer- en communicatietechniek, viewdata, viditel. Vragen bij informatisering van arbeid: - Zal de werkgelegenheid door informatietechnologie toe- of afnemen? - Zal de kwaliteit van het werk door informatietechnologie toe- of afnemen? - Zullen de arbeidsorganisatie en daardoor de arbeidsverhoudingen door de informatietechnologie veranderen? Productinnovatie: ontwikkelen van nieuwe producten, levert vaak werkgelegenheid op (Cd) Kan ook werkloosheid veroorzaken, vaak bedrijven naar lage-loon-landen. Procesinnovatie: het vervangen van mensen in het productieproces door machines en
Computers - Robots kunnen gevaarlijk en eentonig werk makkelijk overnemen, maar zorgt ook voor zwaardere psychische belasting bij mensen, als het mis gaat, gaat het grandioos mis. Taakverrijking: de werknemer krijgt er taken bij, die voordien aan hogergeplaatsten waren

toebedeeld. Taakverarming: routinematig werk neemt toe (alles op pc) Taakverbreding: diverse klussen worden gedaan door dezelfde persoon. Taakversmalling: persoon moet zich bezighouden met nog beperkter takenpakket.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.