Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Massamedia

Beoordeling 6.1
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 3072 woorden
  • 4 augustus 2007
  • 35 keer beoordeeld
Cijfer 6.1
35 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
1. Communicatie Communicatie: Het proces waarbij een zender, bedoelt of onbedoeld, een boodschap overbrengt aan een ontvanger. Communicatie is met of zonder hulpmiddelen, met of zonder taal, met of zonder directe reactie mogelijk. Verschillende vormen van communicatie: • Zender en ontvanger zijn beide daadwerkelijk aanwezig (face-to-face). Directe reactie(feedback) is mogelijk. Belangrijk kenmerk is dat zender en ontvanger van functie kunnen wisselen. • Zender en ontvanger maken gebruik van een communicatiemiddel en hoeven niet in elkaars nabijheid te zijn. Soms is direct reageren mogelijk (telefoon), soms ook niet (brief. ). • De zender richt zich tot een groot, meestal betrekkelijk anoniem publiek. Een enkele keer is reactie naar de zender nog wel mogelijk, bijvoorbeeld bij een theatervoorstelling, maar meestal niet, zoals bij radio- en televisieprogramma’s
Bij communicatie is het de bedoeling dat er informatie overkomt, als dat niet gebeurt, is er sprake van een communicatiestoornis. Als er gesproken taal wordt gebruikt, is er sprake van verbale communicatie. Als er gebaren gebruikt worden, is er sprake van non-verbale communicatie, het is alleen effectief al de gebaren begrepen worden.
Massacommunicatie: Een vorm van communicatie waarbij de zender met technische hulpmiddelen in staat is grote aantallen mensen met een boodschap te bereiken. Die technische hulpmiddelen worden media genoemd. Verschillende kenmerken van massamedia: • De geboden informatie is openbaar en voor iedereen toegankelijk • De relatie tussen de zender en de ontvanger is van onpersoonlijke aard • De informatie die wordt overgebracht is in principe bedoeld voor een groot, heterogeen en anoniem publiek. • De communicatie verloopt meestal eenzijdig. Directe feedback is bijna onmogelijk. De ontvanger kan hoogstens indirect, achteraf reageren. Gedrukte media[kranten, tijdschriften] en audio-visuele media[radio, televisie] voldoen aan deze kenmerken. 2. Functies van de massamedia. Massamedia zijn in vier kenmerken te onderscheiden. 1. De nieuwsfunctie; de krant is bij uitstek het medium waarin nieuws centraal staat, maar ook op radio en televisie neemt nieuws een belangrijke plaats in. 2. De amusementsfunctie; er is een behoefte aan amusement en verstrooiing die soaps, quizzen, shows en comedy’s bieden. Veel programma’s zijn overgenomen uit andere landen en programma’s. 3. De educatieve functie; voorbeelden hiervan zijn TELEAC en Schooltelevisie. Sommige zenders specialiseren zich in programma’s waar het leerelement centraal staat. Zoals Discovery, Animal Planet en National Geographic. Sommige programma’s kunnen meerdere functies hebben. 4. de opiniërende functie; sommige programma’s of artikelen proberen bij te dragen tot de meningsvorming van de kijker/luisteraar/lezer. Voorbeelden zijn discussieprogramma’s. sommige radiozenders doen relatief veel aan meningsvorming, zoals 747 AM of Radio 1. gedrukte media besteden veel ruimte aan opiniërende artikelen. Massamedia hebben vijf politieke functies: 1. Informatieve functie; massamedia zorgen ervoor dat informatie van de overheid snel bij de burgers komt. Dagbladen hebben pagina’s met buitenlands en binnenlands nieuws. Radio- en televisie omroepen hebben vaste politieke rubrieken zoals Den Haag Vandaag. Het is van essentieel belang in onze democratische samenleving. 2. Woordvoerders- of spreekbuisfunctie; Wij hebben allemaal een mening maar het is onmogelijk dat iedereen dit laat horen daarvoor hebben we mensen die het voor ons doen. 3. via de massamedia wordt commentaar geleverd op politieke besluiten en alles wat daarmee samenhangt. Het leveren van kritiek kan direct via een krant bijvoorbeeld maar ook indirect zoals de programma’s buitenhof en TROS- kamerbreed. 4. de onderzoeksfunctie; Journalisten proberen achter feiten en gegevens te komen die niet zo voor het oprapen liggen. 5. de controlerende functie; deze vloeit voort uit de vier voorgaande functies. Politici en hun beleid worden voortdurend kritisch gevolgd en gecontroleerd door de massamedia. 3. Invloed van de massamedia. 1. De injectienaaldtheorie; deze theorie ziet de mens als een weerloze spons die zonder ook maar enige vorm van kritiek de aangeboden informatie van de massamedia aanvaardt. De grote massa wordt zonder zich effectief te kunnen verweren als het ware volgespoten met informatie. Als er maar lang genoeg, steeds maar weer dezelfde éénzijdige informatie op de bevolking wordt losgelaten, dan kan de bevolking geïndoctrineerd worden. De massamedia worden gebruikt als een propagandamachine en de leden van de samenleving worden op die wijze zó beïnvloed dat er sprake is van manipulatie. 2. De agendatheorie; de invloed van de media is indirect. Ze bepalen niet zozeer wat de mensen denken en zeggen, maar wel wat op de publieke agenda komt, dat waarover mensen denken en discussiëren. Op basis van de agendatheorie kun je ook bepalen wanneer de invloed van de media op de publieke meningsvorming het grootst is. Namelijk in die gevallen waarin burgers over geen enkele andere informatie beschikken. 3. De selectieve - perceptietheorie; gaat ervan uit dat waarnemen altijd subjectief is. Elk mens interpreteert informatie zodanig dat die past in zijn eigen referentiekader. Referentiekader is datgene wat je al weet. Het wordt gevormd onder invloed van je omgeving. 4. De multi-step-flowtheorie; gaat ervan uit dat de meeste mensen in het algemeen niet in staat zijn, of zichzelf niet in staat achten, een afgewogen oordeel te vormen over allerlei onderwerpen en de massa informatie die de massamedia daarover aanbieden. Je laat je beïnvloeden door opinieleiders. Als iemands mening rechtstreeks door de opinieleider wordt beïnvloed, is er sprake van two-step-flow.
Grepen uit de trukendoos van de reclamemaker: • Gebruik maken van een bekende persoon die binnen bepaalde doelgroepen positief wordt beoordeeld. Zowel nationaal als internationaal bekende personen worden ingeschakeld om producten aan de man te brengen. • Gebruik maken van ‘wetenschappelijke’ termen. Moeilijk klinkende woorden, waarvan de betekenis voor bijna iedereen onbekend is, maar die wel indruk maken. Kauwgom met xylitol klinkt heel indrukwekkend maar wat is het en wat doet het? • Gebruik maken van termen uit andere landen. ‘red-energizing-pigmenten’ • Proberen het product aan een bepaalde sfeer te koppelen. • Proberen in te spelen op specifieke gevoelens van de consument. • Muziek. Soms kan een consument het aangeboden product herkennen aan de eerste tonen van een reclamespot. • Gericht benaderen van doelgroepen. • Humor. Die houdt de aandacht • De consument aan het woord laten. • Herhaling, bijvoorbeeld een lange reclamespot binnen hetzelfde reclameblok laten volgen door korte uitsneden uit de lange spot. Waarden: opvattingen worden aangeduid over goed en kwaad, lelijk en mooi, gepaste en ongepaste omgangsvormen, enz. Normen: zijn gedragsregels gebaseerd op die waarden. Socialisatie: de overdracht van waarden en normen. Een voorbeeld daarvan is de opvoeding van kinderen binnen een gezin. Socialisatie bestaat voor een deel uit aanpassing. Jeugdsubculturen: verschillen van kleding, haardracht en uitdrukkingen van de jeugd. De theorieën die veronderstellen dat er een relatie is tussen geweld op televisie en agressief gedrag kunnen worden onderscheiden in drie typen. 1. De stimulatiethese; bij de elementaire activatiehypothese speelt de fysiologische activering een belangrijke rol. Wanneer we geweld zien op televisie doet zich een fysiologische reactie voor in de vorm van een versnelde hartslag en verhoogde transpiratie. Die veroorzaken op hun beurt agressiestimulerende, emotionele opwinding. De twee-factorentheorie is eigenlijk een model dat de hierboven vermelde theorie aanvult. De hypothese onderscheidt twee factoren namelijk de fysiologische activatie en mogelijkheid tot agressie. Volgens de associatiethese van Berkowitz speelt de inhoud van de film een relevante rol. Een film stimuleert agressie, wanneer aan twee voorwaarden is voldaan. Ten eerste moet er een aanleiding zijn en ten tweede moet de kijker een verband zien tussen het filmgeweld enerzijds en het doelwit van zijn agressie anderzijds. De desensitisatiethese vindt zijn oorsprong in de studie van angsten en fobieën. De aanstekelijkheidthese van Wiegman spreekt van gedragsbesmetting. De observationele leertheorie van Bandura stelt dat mensen leren uit het gedrag van anderen en dat imiteren. Deze theorie verklaart waarom geweldfilms invloed hebben op attitudes en het beeld dat men van de werkelijkheid heeft. 2. de reductiethese; waarom zou het niet kunnen zijn, dat het zien van geweld bij kijkers soms leidt tot afname (reductie) van de bereidheid tot agressief gedrag? A. agressie kun je ook beschouwen als stoom afblazen. B. als de kijker naar tv-geweld zich invoelt in het lot van het slachtoffer en/of het waargenomen geweld als smakeloos en zinloos ervaart, dan zal de bereidheid tot agressief gedrag bij die kijker afnemen. Ten slotte is er nog de aandachtsverschuivingshypothese. Die beweert dat geweldscènes, net als andere beelden, kijkers afleiden en dus ook afleiden van agressieve gevoelens. 3. de geen-effectthese; ondanks alle onderzoeken blijven nog steeds vele vragen onbeantwoord 4. Welke media hebben de meeste invloed? De krant is het oudste massamedium. Persvrijheid In 1848 werd de Nederlandse grondwet aangepast en in artikel 7 werd het recht op persvrijheid opgenomen. Persvrijheid is een belangrijke voorwaarde voor democratie. Persvrijheid betekent niet alleen dat men kritische standpunten via publicaties openbaar mag maken. Aan de persvrijheid is ook de vrijheid van nieuwsgaring gekoppeld. Een groter publiek Industrialisatie maakte massaproductie mogelijk en dat veronderstelt ook massaconsumptie. Producten moesten dus aan de man worden gebracht en voor reclame bleek de krant een uitstekend massamedium. Verbetering in de infrastructuur zoals wegen, spoorwegen, posterijen, maakten verspreiding sneller, goedkoper en gemakkelijker. De politieke emancipatie van de Nederlandse bevolking die zich manifesteerde in de oprichting van snelle groei van politiek bewustzijn en de vraag naar informatie over politieke en maatschappelijke ontwikkelingen bij brede lagen van de bevolking. Pluriformiteit en verzuiling In een moderne democratie kenmerkt de pers zich door pluriformiteit (veelvormigheid). De verscheidenheid aan opinies en politieke beginselen die in een democratie vrijelijk mogen worden geuit, leidt tot verscheidenheid in de pers en dus ook tot een verscheidenheid aan dagbladen. Een belangrijk kenmerk van de Nederlandse samenleving gedurende de twintigste eeuw, de verzuiling, gaf die pluriformiteit hier een geheel eigen gezicht.
Er ontstonden vier zuilen • de katholieke • de protestants christelijke • de sociaal democratische • liberaal conservatieve
Sinds ongeveer het midden van de jaren zestig van de vorige eeuw is er sprake van ontzuiling. Belangrijke oorzaken daarvan waren het proces van deconfessionalisering en ontkerkelijking en de doorbreking van autoritaire maatschappelijke structuren sinds het einde van de jaren zestig. Restanten van de verzuiling zijn herkenbaar in de verscheidenheid van publieke omroepen en het onderwijs, die nog steeds hun grondslag vinden in de verschillende in godsdienstige en levensbeschouwelijke beginselen. Verschillende soorten dagbladen. Elke zuil had zijn eigen dagblad en elk dagblad had dus zijn eigen levensbeschouwelijke of godsdienstige doelgroep. Trouw – heeft een lezerspubliek dat overwegend protestants christelijk is. Reformatorisch Dagblad en Nederlands Dagblad – richten zich op orthodox-protestantse lezers. De Volkskrant- katholiek
Telegraaf – richt zich op zo’n breed mogelijk publiek
krant landelijk/regionaal ochtend/avond algemeen/richting populair/kwaliteit
de Volkskrant L O A K
NRC Handelsblad L A A K
Brabants Dagblad R O A P
Het Financieele Dagblad L A A K
De Haagsche Courant R A A P
Metro L O A K
Dagblad van het Noorden R O A P
Algemeen Dagblad L O A P
Barneveldse Courant R A A P
Tubantia R O A P
BN de Stem R O A P
Trouw L O R K
Nederlands Dagblad L O R K
De Limburger R O A P
De Leeuwarder Courant R O A P Selectiecriteria Redacties moeten keuzes maken uit het enorme aanbod van informatie. Nieuws uit de Nederlandse politiek krijgt in de Nederlandse dagbladen veel meer aandacht dan de binnenlandse politiek in Botswana. Inkomsten Uitgevers van dagbladen halen hun inkomsten maar voor een beperkt deel uit abonnementsgelden en losse verkoop. Bijna driekwart van de inkomsten komt uit de verkoop van advertentieruimte. Een aantal dagbladen moest het veld ruimen, andere krompen in van landelijke naar regionale kranten, enkele kranten fuseerden en veel kleinere, zelfstandige dagbladen werden opgekocht door grote uitgeversconcerns. Deze ontwikkeling, persconcentratie genoemd, werd beschouwd als een bedreiging van de pluriformiteit van de pers. Om deze bedreiging het hoofd te bieden kwam een deel van de STER-opbengsten ten goede aan dagbladuitgevers. Het bedrijfsfonds voor de Pers verdeelt die opbrengsten. Sterke concurrentie, stijgende kosten en dalende oplagecijfers leiden echter nog steeds tot het verdwijnen van dagbladen en dus tot verdere persconcentratie.
Opiniebladen [!] Hoewel opiniebladen journalistiek onafhankelijk zijn, dat wil zeggen niet gebonden aan een politieke partij, hebben ze toch vaak een duidelijke politieke signatuur. De belangrijkste Nederlandse opiniebladen zijn: Elsevier Magazine, Vrij Nederland, HP De Tijd, de Groene Amsterdammer en Hervormd Nederland. De opiniebladen hebben het al jaren moeilijk. Kosten stijgen, minder reclame-inkomsten en de concurrentie van de grote landelijke dagbladen, die met speciale weekendbijlagen dezelfde terreinen proberen te bestrijken voor dezelfde doelgroepen als de opinieweekbladen, zijn hier debet aan. Panorama en Nieuwe Revue hebben al tientallen jaren succes met hun journalistieke formule van lichtverteerbare artikelen met veel foto’s, vooral gericht op verstrooiing van de lezer. Met het weekblad Privé maakte Henk van der Meyden ook de weg vrij voor vergelijkbare tijdschriften zoals Story en Weekend. Tijdschriften met een lange geschiedenis en relatief grote oplagen zoals Libelle en Margriet richten zich vooral op de doelgroep van vrouwen van middelbare leeftijd. Radio In Nederland vond de eerste radio-uitzending plaats in 1916. NCRV Nederlandse Christelijke Radio Vereniging: 1924
AVRO Algemene Vereniging Radio Omroep: 1928
VARA Verenigde Arbeiders Radio Amateurs: 1925
KRO Katholieke Radio Omroep: 1925
VPRO Vrijzinnige Protestantse Radio Omroep: 1926
TROS Televisie Radio Omroep Stichting: 1964
NOS Nederlandse Omroep Stichting: 1969
EO Evangelische Omroep: 1970
Protestante zenders: NCRV, VPRO
Katholieke zenders: KRO
Socialistische zenders: VARA
Liberale zenders: AVRO
Tijdens de tweede wereldoorlog wat Radio Oranje heel populair, Opkomst van de televisie In 1915 werd een begin gemaakt met experimentele televisie-uitzendingen. Binnen enkele jaren ontwikkelden de verzuilde radio-omroepen zich tot verzuilde radio- en televisieomroepen. Beschermd door de toenmalige Omroepwet hoefden zij niet bang te zijn voor concurrentie: het omroepbolwerk Hilversum was niet toegankelijk voor andere dan de gevestigde omroepverenigingen. In de jaren zestig van de vorige eeuw kwamen er beweging in de tot dan zo starre, verzuilde verhoudingen, ook in de ether. Radioavonturiers beantwoordden de groeiende vraag naar popmuziek bij jongeren met uitzendingen vanaf zendschepen. Radio Veronica en Radio Noordzee, piratenzender genoemd, bleken veel en vooral jonge luisteraars aan te spreken. Ze deden de overheid besteffen dat het omroepbestel toegang moest bieden aan nieuwe omroepen. De TROS, de eerste niet aan een zuil gebonden omroep, deed zijn intrede. Een nieuw omroepbestel De vervlakking en verschraling van het programma-aanbod die daarvan het resultaat waren, werden door critici smalend ‘vertrossing’ genoemd. Kijk en luistercijfers werden de belangrijkste maatstaf voor programmering, kwaliteit en het ‘eigene’ deden er nauwelijks nog toe. Samen met de oude omroepverenigingen functioneerden TROS, Veronica en EO binnen het kader van het oude omroepbeste, dat via de nieuwe Mediawet van 1988 door de overheid werd gereguleerd. De Mediawet stelde een aantal eisen aan de zendgemachtigde publieke omroepen. • een omroep diende een bepaalde culturele, maatschappelijke of geestelijke stroming in de samenleving te vertegenwoordigen en niet gericht te zijn op het maken van winst, • een omroep diende gevarieerde programma’s aan te bieden: 25% informatieve programma’s,25% culturele programma’s, 5% educatieve programma’s en 25% amusement; 20% mocht vrij ingevuld worden. • Een omroep diende tenminste 150.000 leden te hebben

Het omroepcommissariaat zag toe op de naleving van de eizen. Omroepen die er aan voldeden kregen een financiële bijdrage van de overheid. Een nieuwe situatie ontstond toen de commerciële zenders zich aandienden. Die wensten zich niets aan te trekken van dergelijke eisen. Hun inkomsten komen uitsluitend uit reclame en sponsoring. Enerzijds is er het klassieke omroepbestel, ook wel het publieke bestel genoemd, dat wordt gereguleerd door de Mediawet, anderzijds zijn er de commerciële zenders. Kabelmaatschappijen De aanleg van een kabelnet maakte niet alleen een einde aan de problemen die antennes konden geven voor een goede ontvangst, het betekende ook een enorme uitbreiding van het zenderaanbod. Kabelmaatschappijen plukken zenders van satellieten en kunnen dus een bijna ongelimiteerd aanbod samenstellen van zenders uit letterlijk alle werelddelen. Kabelmaatschappijen zijn verplicht om de publieke Nederlandse en Nederlandstalige Belgische zenders door te geven, maar verder zijn ze vrij in de samenstelling van hun pakket. De kabel heeft ook een stoot gegeven aan de ontwikkeling van de regionale en lokale omroepen. 5. De nieuwste ontwikkelingen op mediagebied. Telefonie. Telefonie is ‘in’. Je kunt er mee wappen, foto’s maken en e-mails ontvangen, sms’en, bellen etc. Dagbladen. Ondanks de toenemende mogelijkheden om informatie op te vragen langs nieuwe, elektronische wegen lijkt de markt voor de grote, landelijke dagbladen niet ernstig te worden bedreigd. Nieuwe vormen van informatieoverdracht zijn tot nu toe verliesgevend gebleken. Radio. Een van de criteria die de overheid stelt is, dat een nieuwe zender iets moet toevoegen aan het al bestaande aanbod. De licenties die worden afgegeven zijn niet onbeperkt, maar gebonden aan een tijdslimiet met de mogelijkheid van verlenging. Televisie. De commerciële televisie heeft zich in korte tijd een stevige plaats weten te verwerven. Mede daardoor heeft zich in het programma-aanbod een verschuiving voorgedaan, die door sommige wordt betreurd. Reality-tv en emotie-tv zijn grote publiekstrekkers geworden. De overheid overweegt om ter bescherming van burgers een gedragscode in te voeren voor programmamakers, journalisten en presentatoren. Dankzij de horizontale programmering van soaps, dagelijks op dezelfde tijd een aflevering, zijn het vooral de commerciële zenders die dit soort series uitzenden. Internet. Het wereldwijde netwerk van computer maakt het mogelijk om op elke plek in dat netwerk, elke computer dus, informatie aan te bieden of op te vragen. Video opdracht. Wanneer en hoe kwam tijdelijk een breuk in het verzuilde omroepbestel? Tijdens de tweede wereldoorlog 1940-1945, de Duitsers maken een eind aan het zuilensysteem en richten een staatsomroep op voor Nazi-propaganda. Veel Nederlanders probeerde stiekem te luisteren naar Radio Oranje. Verklaar en geef de gevolgen van: 1. Een open omroepbestel: vanaf 1969 komt er een nieuwe omroepwet(mediawet) als gevolg van de ontzuiling vanaf de jaren 60. Gevolgen: 1. Er mogen nieuwe omroepverenigingen komen los van de zuilen en stromen: TROS en Veronica(de vertrossing). 2. Vanaf nu mag er ook reclame. 3. De traditionele omroepen trekken meer kijkers als gevolg van de vertrossing (er is meer amusement). 2. Een duaal omroepbestel: 1992, naast publieke omroepen(AVRO, IKON, NCRV, BNN, KRO, TELEACNOT, VARA, VPRO, TROS, zijn er nu ook commerciële omroepen toegestaan(RTL4, RTL5, V8, Yorin, SBS6, NET5) onder dwang van Europese wetgeving. Gevolgen: 1. Publieke omroepen trekken minder kijkers. 2. Publieke omroepen krijgen minder reclame inkomsten. Via welke weg en waarom controleert de overheid de omroepen? Vanaf 1984 is er het commissariaat voor de media die schrijft precies voor hoeveel procent de publieke omroep moet besteden aan informatie en cultuur. Ook de commerciële zenders zijn voor een deel gebonden (bijvoorbeeld maximum aantal minuten per uur). Waarom die controle? A. Om te kijken of het overheidsgeld besteedt wordt. B. Of er niet teveel sluikreclame in programma’s zitten

C. Of de programma’s niet in strijd was met vrijheid van drukpers/meningsuiting
D. Omdat televisie enorm veel invloed heeft op de mensen Wat zijn de 2 voordelen van het bestaan van publieke omroepen? 1. Door de openheid van het publieke bestel kunnen er vanuit de samenleving nieuwe bewegingen tot nieuwe omroepen leiden(BNN). 2. er kunnen ook programma’s gemaakt worden voor ene klein publiek, die voor de commerciële omroepen niet interessant zijn.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.