Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 4

Beoordeling 8.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 1536 woorden
  • 23 januari 2011
  • 16 keer beoordeeld
Cijfer 8.2
16 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Hoofdstuk 4 de linkse en de rechtse stromingen.

De plaats van een ideologie kan je vaststellen aan de hand van drie kernvragen:
-    Economie: Hoe is de rolverdeling tussen overheid en markt in de economie?
-    Politieke macht: Hoe is de politieke macht verdeeld in de samenleving?
-    Waarden en normen: Hoeveel ruimte krijgt ieder individu om eigen waarden en normen te kiezen en na te leven?

Linkse stromingen

Linkse ideologieën hebben een overwegend optimistisch mensbeeld en twee uitgesproken standpunten:
-    De mensen worden sociaal geboren.
Je ben van nature sociaal en behulpzaam. Als je je toch niet goed gedraagt komt dat door slechte invloed van de maatschappij of door een slechte opvoeding, je verdient een tweede kans.
-    Iedereen heeft een hoog potentieel aan talenten.
Verschillen tussen mensen zijn klein. Mensen zijn gelijkwaardig, maar niet gelijk. Iedereen heeft talenten. De inkomens mogen niet ver uiteen lopen. De macht moet verdeeld worden, geen onderdrukking.

De drie links-ideologische stromingen: de anarchisten, de communisten en de radicalen.

De anarchisten: willen meteen beginnen aan een ideale maatschappij na een revolutie. Eind 19de begin 20ste eeuw.
De communisten: willen na de revolutie eerst een overgangstijd onder de strakke leiding van hun partij. Eind 19de begin 20ste eeuw.
De radicalen: zij willen een ideale maatschappij door middel van een evolutie. Jaren 70.

De drie linkse stromingen hebben eenzelfde ideaal en dat is een vrije en gelijkmatige maatschappij hebben.

Anarchisten
Ze geloven dat mensen heel snel zichzelf kunnen besturen. Alleen als je de samenleving organiseert, kan die vrijheid tot haar recht komen. Daarom hadden ze de ‘Federatie van Basisgroepen’ ontwikkeld. Ze willen de staat (overheid) afschaffen. In de plaats waar je woont of werkt is een basisgroep. Daarin heeft iedereen evenveel te zeggen. Om de paar weken heeft de basisgroep een nieuwe vertegenwoordiger. De vertegenwoordigers van alle basisgroepen komen bijeen in een overkoepelende raad. Zij bespreken de verschillende plannen over problemen die ontstaan en die spelen ze weer terug naar de basisgroep. De raad wijst weer een vertegenwoordiger aan voor de gemeenteraad die op dezelfde manier werkt.

Ze vinden de parlementaire democratie niet democratisch genoeg, omdat daarin niet door het volk, maar door tussenpersonen wordt geregeerd.


Volgens de confessionelen anarchisten (gelovige anarchisten) zit in ieder mens een stukje van god, mensen zijn dus gelijk en de vrijheid van elk mens moet gerespecteerd worden.

Anarchistische partijen zijn er niet echt ze voelen zich meer thuis in bewegingen. Vroeger stemde anarchisten meestal op de PSP, deze partij is opgegaan in GroenLinks.

-    Economie: Zij willen een kleinschalige economie waarin de bedrijven in handen zijn van degenen die er werken. Die economie is een collectieve economie, een alternatieve economie, waarin het privé-bezit van bedrijven is afgeschaft.
-    Politieke macht: Iedereen heeft evenveel macht, mensen doen waar dat kan zoveel mogelijk mee in een radendemocratie. Alle vergaderingen zijn openbaar.
-    Waarden en normen: Waarden en normen zijn vrij. Als mensen toch onsociaal gedrag vertonen, kunnen ze ter verantwoording worden geroepen door ‘wijk- of volksrechtbanken’.

Communisten
Marxisme: Volgens Marx rust de ideeënwereld op de materialistische onderbouw van economie. Het economisch systeem veroorzaakt spanningen tussen verschillende maatschappelijke klassen.

De communisten ontwikkelden een staatsplaneconomie, waarin alle productiemiddelen in handen zijn van de staat. Maar na een indrukwekkende economische ontwikkeling in de eerste jaren ging het na de tweede wereldoorlog bergafwaarts. De communistische planeconomie  markteconomie.

Na de oorlog waren de communisten erg populair, als tegendeel van de facisten. Tijdens de koude oorlog, communistische partij  CPN  GroenLinks. Er waren ook op China gerichte partijen en daaruit is de SP voortgekomen.
Nu is de SP meer tussen radicalisme en sociaaldemocraten te plaatsen.

In 1992 NCPN (nieuwe communistische partij Nederland).

-    Economie: In de overgangstijd is er een alternatieve economie, een planeconomie, waarbij de bedrijven in handen zijn van de staat of door gecontroleerde collectieve bezitters.
-    Politieke macht: In de overgangstijd is er een ‘dictatuur van het proletariaat’ waarin tegenstanders worden uitgeschakeld. Wel wordt iedere burger opgeroepen zo actief mogelijk mee te doen.
-    Waarden en normen: Communisten zijn in landen waar ze de macht hebben of hadden voor een strenge moraal. Maar waar ze in de oppositie zijn, denken ze nogal eens vrijer.

Radicalen
Zij willen dat we langzaam toegroeien naar een milieuvriendelijke samenleving, waarin de ‘menselijke maat’ weer gaat gelden. Ze hebben geen duidelijke voorstelling over hoe de wereld er da uit zal zien. De weg daar naar toe moet vreedzaam zijn. De mens is bezig de aarde kapot te maken, die trend moet worden gekeerd.

-    Mensen moeten meer te zeggen krijgen.
-    Bewust consumeren, rekening houden met minder bedeelden.

De protestante EVP en de katholieke PPR zijn uiteindelijk opgegaan in GroenLinks.

-    Economie: Ze zijn voor een kleinschalige duurzame econome met zoveel mogelijk medebestuur van de arbeiders. In die economie is particulier bezit van bedrijven mogelijk, maar de bezitters moeten zich aan de beginselen van het radicalisme houden.
-    Politieke macht: De burgers hebben zoveel mogelijk inspraak.
-    Waarden en normen: De mensen zijn vrij in hun waarden en normen.


Rechtse stromingen
Rechtse ideologieën hebben een overwegend pessimistisch mensbeeld en twee uitgesproken standpunten:
-    De mensen zijn  uit op eigen belang.
De mens moet in het gareel worden gehouden om hij niet zo sociaal is en daarom duidelijke leiding nodig heeft.
-    Mensen verschillen, talenten zijn ongelijk verdeeld.
Men gaat er vanuit dat er grote onoverbrugbare verschillen zijn tussen mensen.

De drie rechts-ideologische stromingen: conservatieven, reactionairen en facisten.
De reactionairen en facisten discrimineren en verdelen mensen in meer- en minderwaardigen. De conservatieven doen dat niet, maar ze geloven wel dat er grote (aangeboren) verschillen zijn tussen mensen.

Lichaamsmetafoor (ezelsbruggetje om de ideeën van de rechtse ideologieën op een rijtje te zetten).

Lichaam    Gezin    Maatschappij
Hoofd: bestuur van het lichaam    De vader die de plicht heeft goed voor zijn gezin te zorgen en de regels rechtvaardig toe te passen    De elite die de plicht heeft goed voor de burgers te zorgen en de regels te handhaven
Borstkas: geeft stevigheid    De beschermende vader    De soldaten en politie

Hart: plaats van het gevoel    De verzorgende moeder    De burgers (vrouwen) die in verzorgende beroepen thuis horen
Voortplantingsorgaan: zorgt voor het voortbestaan    De vrouw die is voorbestemd om kinderen te krijgen    De burgers (vrouwen) die er voor moeten zorgen dat er een gezond volk opgroeit
Ledematen: voeren uit wat het hoofd beveelt    De kinderen die gehoorzamen    De burgers die het gezag gehoorzamen

Rechtse waarden:
•    Harmonie. De harmonie (vreedzame eenheid) van het gezin en de maatschappij staat als waarde voorop. Mannen en vrouwen horen niet te scheiden, hoofd en hart horen onverbrekelijk bij elkaar.
•    Het gezin als hoeksteen van de samenleving. De opvoeding hoort door man en vrouw te gebeuren.
•    Het heilige leven in de moederschoot. Het gezin garandeert voortbestaan, dus moeten er genoeg kinderen komen  eerste taak van de vrouw.
•    Gezag. Er moet een gezag zijn dat van traditionele waarden uitgaat.
•    Orde en tucht. Waar het niet goed gaat moet het gezag met harde hand optreden.
•    Elite. Aristocratie heeft de staatsmacht. Of een koningschap.

Conservatieven
Er zijn grote (aangeboren) verschillen tussen de mensen. Ieder heeft zijn plaats in de samenleving en moet daar maar gelukkig mee zijn. Een elite heeft de macht en moet het gezag laten gelden als dat nodig is, strenge straffen allen in hoge uitzonderingen.
Moderne conservatieven  leggen de nadruk op de onoverbrugbare ongelijkheid en benadrukken economische waarden. Verschillen tussen mensen in inspanning, initiatief, wilskracht, doorzettingsvermogen, prestaties. Rechtervleugel VVD.

Confessionele conservatieven  er zijn door god gegeven eeuwige waarden en normen en daar moeten mensen zich aan houden. CU en de SGP.

-    Economie: Een kapitalistische economie, zoveel mogelijk in handen van een particuliere elite. Weinig sociale voorzieningen. De elite kan door liefdadigheid de armoede bestrijden.
-    Politieke macht: Een vertegenwoordigende democratie is mogelijk, maar het zwaartepunt ligt bij een deskundige elite. Het parlement heeft minder rechten.
-    Waarden en normen: Een afgezwakte lichaamsmetafoor. De mensen moeten zich aan traditionele waarden en normen houden.

Reactionairen en fundamentalisten
Zijn gaan uit van de ongelijkheid en de ongelijkwaardigheid van mensen. Ze discrimineren.
Fundamentalisten zijn confessionele reactionairen.
Centrum - Democraten was een reactionaire partij. Ze deden net niet discriminerende uitspraken.
De SGP heeft fundamentalistische trekjes.

-    Economie: Een economie in handen van de particulieren. De staat trekt zich terug ui de economie.
-    Politieke macht: De elite regeert, democratie wordt wantrouwend bekeken. Bij de fundamentalisten, de bestuurders houden Gods strenge wetten in acht.
-    Waarden en normen: Een sterke lichaamsmetafoor bepaalt de waarden en normen.

Facisten

Ze willen met geweld de ‘minderwaardigen’ onderdrukken. Ze trekken het pessimistische extreem door. Verschillen tussen mensen zijn zo groot dat sommige volkeren nog nauwelijks menselijk te noemen zin.
Belangrijkste waarden:
•    Brute macht
•    Een krachtdadig gezag
•    Een harmonieus gezin
•    Onoverwinnelijk nationalisme
•    Zuiver ras (in het geval van nationaal – socialisten)
•    Vrouw hoort zich in het gezin terug te trekken en kinderen te krijgen (eigen volk moet groot blijven.
Neofacisten willen naar buiten wel een fatsoenlijke indruk maken, i.v.m. de gruwelijke misdaden van de facisten in de tweede wereldoorlog.

-    Economie: Een kapitalistische economie, waarbij er wel allerlei voorzieningen zijn voor het eigen volk. Het kapitalisme wordt door een bepaalde facistische volgelingen gewantrouwd. In moderne facistische dictaturen was er minder weerstand tegen dit economisch subsysteem.
-    Politieke macht: De leider beveelt. De elite voeren die bevelen uit.

-    Waarden en normen: Extreme lichaamsmetafoor. Rol vrouw, kinderen krijgen. Homoseksuelen worden vervolgd.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.