Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

hoofdstuk 3 Parlementaire Democratie

Beoordeling 6.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 2141 woorden
  • 7 juli 2009
  • 54 keer beoordeeld
Cijfer 6.8
54 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Maatschappijleer hoofdstuk 3 Parlementaire democratie

§1. Wat is politiek?


De manier waarop voor een land besluiten worden genomen en de manier waarop mensen macht onder elkaar verdelen, noemen we politiek. Hierbij gaat het om:
- Wie wat krijgt
- Waar
- Wanneer
- Welke vorm
- Keuzes maken
- Geld
- Algemeen belang
De overheid heeft via verkiezingen de bevoegdheid gekregen om datgene wat voor mensen belangrijk of waardevol is, te verdelen. De overheid ontwikkeld beleid = doelstellingen die bereikt moeten worden voor alle zaken die zich in de samenleving voordoen. De wijze waarop het overheidsbeleid tot stand komt wordt het proces van politieke besluitvorming genoemd.

Politieke macht = de mogelijkheid om invloed en controle uit te oefenen op politieke besluiten.


Regering = staatshoofd en ministers

Overheid = ambtenaren en ministers

Democratie is een staatsvorm waarbij burgers invloed hebben op de politieke besluitvorming. De macht van de regeerders is uiteindelijk afkomstig van de burgers.
Een tegenstelling is een dictatuur, waarbij de macht in handen is van één persoon of een klein groepje mensen. Het volk heeft daarbij vrijwel geen rechten. De mensen mogen niet zelf zeggen of schrijven wat ze willen. De overheid past censuur toe. Dat is dat de overheid alles controleert, ook wat in de media komt.

Democratie = een regeringsvorm waarbij het volk invloed uitoefent op het bestuur/de politieke besluitvorming. (demos = volk, krateik = bestuur)

Parlementaire democratie = ons parlement heeft de wetgevende macht en neemt de belangrijke beslissingen. In dit parlement zitten gekozen volksvertegenwoordigers. (volksvertegenwoordigers + 1e kamer + 2e kamer + Staten Generaal = parlement)

Aantal kenmerken van een Parlementaire Democratie:
1. Alle Nederlanders vanaf 18 jaar hebben het recht om te kiezen (actief kiezen) en het recht om gekozen te worden (passief kiesrecht).
2. Iedereen mag een politieke partij of vereniging oprichten.
3. Iedereen mag demonstreren en een mening uiten.
4. Volksvertegenwoordigers in het parlement worden door geheime verkiezingen gekozen.
5. De wetten worden vastgesteld door de regering en het parlement samen.

Politieke participatie = als burgers op verschillende manieren invloed uitoefenen op de politiek.

1. Stemmen
2. Lid worden van een politieke partij
3. Contact opnemen met politici
4. Een verzoek indienen
5. Media benaderen
6. Aansluiten bij een actiegroep
7. Bezwaarschrift indienen of naar de rechter stappen
8. Overgaan tot burgerlijke ongehoorzaamheid = het openlijk overtreden van de wet om politici ervan te overtuigen dat een genomen besluit verkeerd is

Kenmerken van burgerlijke ongehoorzaamheid:
1. Je overtreedt de wet
2. Je doet het in het openbaar, dus niet stiekem
3. Je komt op voor het algemeen belang
4. Je accepteert de gevolgen

Je hebt twee verschillende soorten dictaturen:
- Totalitaire dictatuur
- Autocratische dictatuur

VERSCHIL:

- In een totalitaire dictatuur ligt een ideologie ten grondslag, dus de leiders van een totalitaire dictatuur moeten een ideologie volgen. Er is een strenge onderlinge controle en wisseling van macht komt niet veel voor.
- In een autocratische dictatuur is er vaak een leider die gesteund wordt door een aantal militairen, er is geen ideologie en er is meer ruimte voor bv. godsdienstvrijheid en economische vrijheid.

Kenmerken van een dictatuur:
1. Geweld en onderdrukking
2. Grondrechten van mensen worden niet beschermd
3. Geen vrije meningsuiting (censuur en propaganda)
4. Oppositie partijen zijn verboden
5. Militaire spelen een belangrijke rol om verzet van de bevolking te onderdrukken
6. Er vinden soms schijnverkiezingen plaats

Naast alleenheerschappij van personen zijn er ook dictaturen op basis van een ideologie:
- Communisme = gebaseerd op de ideeën van Karl Marx
- Fascisme = gebaseerd op het eigen land en volk, dat voor fascisten het beste en belangrijkste is
- Religieuze dictaturen = gebaseerd op geloof

In een theocratie is er slechts ruimte voor één geloof en dit geloof vormt de basis voor alle beslissingen van de leiders van het land.


§2. Politieke stromingen

Progressief = heeft in de politiek de betekenis van vooruitstrevend en vernieuwend.

Conservatief = heeft in de politiek de betekenis van behoudend (iets laten zoals het is).

Reactionair = heeft in de politiek de betekenis van terug verlangen naar vroeger.

Politiek rechts = legt de nadruk op de eigen verantwoordelijkheid en de vrijheid van de mensen. De overheid moet zich passief opstellen en zich dus niet teveel bemoeien met mensen en bedrijven.

Politiek links = legt de nadruk op gelijkwaardigheid en dus de gelijkheid tussen mensen. De overheid moet actief optreden om de zwakkeren te beschermen.

Politieke stromingen = groepen mensen met ongeveer dezelfde opvattingen over hoe een land bestuurd zou moeten worden. Deze opvattingen noemen we ook wel een ideologie.

We onderscheiden 3 politieke stromingen of ideologieën:
1. Het liberalisme (liberté = vrijheid)
2. Het socialisme (sociaal, gelijkheid)
3. Confessionalisme (confessie = geloofsovertuiging)

Liberalisme = RECHTS Socialisme = LINKS Confessionalisme = MIDDEN
Belangrijkste waarde Vrijheid gelijkheid Gezamenlijke verantwoordelijkheid
Norm (die bij die waarde hoort) Het mogelijk maken van persoonlijke economische vrijheden Beschermen van de zwakkeren in de samenleving Mensen moeten voor elkaar zorgen en verantwoordelijkheid op zich nemen
Overheid(srol) Beperkt zich tot haar taken (bescherming van grondrechten en laat burgers zoveel mogelijk vrij) = passieve rol Kennis, inkomen en macht te spreiden = actieve rol Voert alleen taken uit die niet door mensen zelf kunnen worden verricht


Liberalen vinden het heel erg belangrijk dat de ondernemers zoveel mogelijk ruimte krijgen

Het liberalisme:
- Ontstaan ten tijde van de Franse Revolutie (1789), de burgerij (bourgoisie) kwam in opstand tegen het absolutisme van de koning. Rijke mensen eisten inspraak in het bestuur.
- Centraal staat vrijheid, zowel op persoonlijk en economisch gebied.
- De overheid heeft een passieve rol, de overheid moet zich zo min mogelijk met economisch/persoonlijk leven bemoeien. Belangrijk zijn bescherming van rechtstaat en democratie.
- Liberalen streven naar een vrije markt economie en zo groot mogelijke eigen verantwoordelijkheid van mensen.
- Partijen: - VVD
- PVV

Het socialisme:
- Ontstaan in de 19e eeuw als reactie op de slechte leef en werk omstandigheden van de arbeiders. De rijken werden steeds rijker en de armen steeds armer. De armoede en ongelijkheid moest stoppen.
- Centraal staat gelijkheid (tussen ondernemers en arbeiders).
- De overheid heeft een actieve rol, ze moet de zwakkeren in de samenleving beschermen.
- De socialisten streven naar het in stand houden van de verzorgingsstaat en een eerlijke verdeling van kennis, inkomen en macht.
- Partijen: - PvdA

- Groen Links
- SP

Het confessionalisme:
- Aan het einde van de 19e eeuw organiseerde de christelijke groepen (zowel katholieke al protestanten) zich in politieke partijen.
- Centraal staat het geloof (in het persoonlijk leven en ook in het denken over politiek)
- De overheid heeft een aanvullende rol. De overheid verricht alleen taken die niet door andere instituten in de samenleving kunnen worden verricht
- Confessionelen streven naar:
o Rentmeesterschap (is goed zorgen voor de aarde)
o Solidariteit (is naastenliefde)
o Harmonie (moeten kunnen samenwerken)
o Gespreide verantwoordelijkheid
- Partijen: - CDA
- Christen Unie

§3. Politieke partijen

Politieke partijen = behartigen alle belangen (via verkiezingen zelf macht uitoefenen). Met bepaalde ideeën hoe de samenleving eruit moet zien (denk aan de 3 stromingen, bladzijde 89 bron 5).

One issue partijen = verdedigen sterk één bepaald standpunt

- Voordeel: zij kunnen al hun aandacht richten op één onderwerp
- Nadeel: is dat zij vaak geen opvattingen hebben over andere onderwerpen

Protest partijen = zij richten zich vooral op oplossingen i.p.v. het signaleren van problemen. Daarbij moet er worden samengewerkt met andere partijen en dan zijn concessies onvermijdelijk (vaak alleen gebaseerd op kritiek).

§4. Verkiezingen

In Nederland kennen we het kiesstelsel van evenredige vertegenwoordiging.

Hoe werkt dit stelsel?
Alle stemmen uit heel Nederland worden opgeteld en gedeeld door 150 (er zijn 150 zetels te verdelen). Het getal wat daar uitkomt is de kiesdeler. Deze kiesdeler moet je halen voor één zetel.

VOORDELEN van dit kiesstelsel:
- Politieke partijen kunnen ook in het parlement komen
- Een stem van de minderheden wordt ook gehoord = heel democratisch

NADELEN van dit stelsel:
- Er zitten veel politieke partijen in het parlement dus er is langzame besluitvorming
- Het is moeilijk om een regering te vormen
- Er is weinig binding tussen kiezers en gekozenen

In Nederland hebben wij geheime verkiezingen en kan niemand gedwongen worden om een bepaalde keuze te maken. Vrij houdt in dat iedereen vrij is om te stemmen op de partij van eigen voorkeur, ook ben je vrij om niet te stemmen en geheim wil zeggen dat niemand weet op welke partij iemand gestemd heeft. Dit mag vanaf 18 jaar (actief kiesrecht) en je mag je ook verkiesbaar stellen (passief kiesrecht). Bij verkiezingen gaat het om vertegenwoordigers van Nederlandse belangen. Als buitenlanders wel zouden mogen stemmen, zouden zij in theorie een partij kunnen steunen die standpunten heeft die niet in het belang zijn van Nederland.

Om een partij op te richten zijn er een aantal voorwaarden:

- Zich laten registreren bij de Kiesraad
- In elk van de 19 kiesringen waar het wel meedoen een kandidatenlijst en een ondertekende steunbetuiging van 30 Nederlanders inleveren
- Een bedrag van ruim 11.000 euro betalen. Een partij krijgt dit bedrag terug als ze 75% van de kiesdeler haalt (dus ongeveer 50.000 stemmen)

Voordeel = personen die het niet serieus menen met de politiek bedenken zich wel.

Nadeel = mensen met serieuze bedoelingen, die geen 11.000 euro hebben, kunnen geen kans krijgen in de politiek.

KABINETSFORMATIE!!

Doel is aantal bekwame bestuurders, ministers + staatssecretarissen te vinden die:
- Het globaal eens zijn over het toekomstige beleid
- Samen de steun van de meerderheid van de 2e kamer hebben. Het parlement moet namelijk de besluiten van het kabinet goedkeuren

1. De koningin benoemt een informateur (op advies, ze zoekt hem echt niet zelf uit), meestal een oud politicus of bestuurder.
2. Informateur overlegt met partijen die ongeveer dezelfde ideeën hebben. Hij vormt een coalitie, hij stelt een regeerakkoord op (plannen voor het regeringbeleid). En elk van de partijen krijgt op een aantal punten zijn zin en op andere niet = COMPROMIS
3. Als bekend is welke partijen met elkaar willen samenwerken in een nieuw te vormen regering benoemt de koning/koningin de formateur (meestal is dat de toekomstige minister-president). Hij/zij kijkt wie minister of staatssecretaris wordt/wil worden. Als dat bekend is dan beëdigt de koningin het nieuwe kabinet.


§5. Regering en parlement

De regering = staatshoofd + ministers

Kabinet = ministers + staatssecretarissen

Beleidsvoornemens worden besproken in de gezamenlijke vergadering van de ministers, de ministerraad. Voorzitter van de ministerraad is de minister-president, ofwel de premier.

Taken van de formateur:
- Onderzoeken welke combinatie van partijen de meeste kans van slagen heeft, dus het beste kunnen samenwerken (coalitie).
- Als dit gelukt is, stellen de coalitie partijen een regeerakkoord op = hoofdlijnen van beleid voor de komende jaren.

Taak van de formateur:
- Het bij elkaar zoeken van geschikte ministers en staatssecretarissen.
LET OP!! Zij worden benoemd en niet gekozen

Als een minister ziek of afwezig is, wordt hij niet vervangen door zijn of haar staatssecretaris maar door een andere minister.

De taken van de regering
De regering bestaat uit de koningin (is het staatshoofd) en de ministers. De koningin staat dus aan het hoofd van de regering. Nederland heeft een monarchie. Het staatshoofd wordt niet gekozen, maar bepaald door erfopvolging. De functie van een staatshoofd is echter een ceremoniële. Alleen bij het vormen van een nieuw kabinet heeft de koningin duidelijke taken. Vanaf 1848 is de koningin politiek onschendbaar. Zij is niet verantwoordelijk voor het beleid. Ze valt onder de ministeriële verantwoordelijkheid. De ministers en staatsecretarissen vormen het dagelijks bestuur van ons land (kabinet). De ministers samen noemen we de ministerraad. De regering heeft de uitvoerende- en wetgevende macht.

Taken van de regering:

- Opstellen van wetsvoorstellen
- Uitvoeren van eenmaal aangenomen wetten
- Jaarlijks opstellen van de rijksbegroting en deze aanbieden aan het parlement (1e + 2e kamer)

Taken van de koningin:
- Plaatsen van haar handtekening onder alle wetten
- Het voorlezen van de Troonrede op Prinsjesdag
- Benoemen van ministers en formateur/informateur
- Voeren van regelmatig overleg met de minister-president over het kabinetsbeleid
- Nederland vertegenwoordigen in het buitenland

Het parlement
Het parlement, of de Staten Generaal, bestaat uit de 1e + 2e kamer. Parlementsleden zijn volkvertegenwoordigers omdat zij door het volk worden gekozen. De 150 leden van de 2e kamer worden rechtstreeks door het volk gekozen. De 1e kamer heeft 75 leden (senaat), die indirect worden gekozen door de leden van de provinciale staten. Alle Kamerleden in de 1e + 2e kamer zitten daar namens een politieke partij. Een groep Kamerleden van dezelfde politieke partij, behoort tot de fractie. Aan het hoofd staat de fractievoorzitter en deze voert vaak het woord in de 2e kamer. De politieke partij kunnen we verdelen in oppositiepartijen en regeringspartijen. De taken van het parlement zijn medewetgeving en het controleren van ministers.

Raad van State

- Geven hun menig over een wetsvoorstel

Minister = 2e kamer = 1e kamer

Maakt wetsvoorstel > 76, ja > 38, ja
*hulp van ambtenaren max. snelheid 130 km/u max. snelheid 100 km/u
Vb. max. snelheid 140 km/u ↑ recht van amendement ↑ gaat weg, wordt 130 km/u
(wetsvoorstel wijzigen) (koningin zet handtekening)
* = wet = uitvoeren wet
- Ministers
- Hulp van ambtenaren

De 2e kamer moet eerst altijd ja zeggen tegen een wetsvoorstel. Daarna moet de 1e kamer ja zeggen tegen hetzelfde wetsvoorstel.

Rechten van de 2e kamer:
- Stemrecht
- Recht van amendement
- Recht van initiatief
- Budgetrecht

Voor het kunnen controleren van de ministers heeft de 2e kamer de volgende rechten:
- Recht van motie
- Vragenrecht
- Recht van interpellatie (spoeddebat aanvragen)
- Recht van enquête (wordt steeds vaker gebruik van gemaakt)


§6. Besturen in de praktijk

Omzettingsfase

1. Agendavorming = minister
Minister denkt ambtenaren (4e macht)
na over eisen/ parlement )
wensen pressiegroepen ) = proberen minister te beïnvloeden
Media )

2. Beleidsvoorbereiding = minister
Wetsvoorstel maken ambtenaren
Adviesorganen

3. Beleidsbepaling = regering
Parlement moet parlement wetsvoorstel aannemen maar mogen het ook wijzigen !!! (recht vanamendement)

REACTIES

F.

F.

(L) Samenvatting h3 maatschappij dankje dankje dankje dankje (L) HVJ

14 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.