Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 3 par. 1 t/m 6 en 9

Beoordeling 7.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 3265 woorden
  • 18 januari 2017
  • 7 keer beoordeeld
Cijfer 7.8
7 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

H3 maatschappijleer

Par 3.1 Wat is politiek?

 

Politiek = de wijze waarop een bepaald land wordt bestuurd

Politiek neemt besluiten die van algemeen belang zijn en invloed hebben op ons leven. Denk aan:

-          Openbare orde en veiligheid

-          Infrastructuur

-          Welvaart

-          Welzijn

-          Onderwijs

-          Defensie

Wij betalen belasting – we hebben recht om te stemmen

Democratie = een staatsvorm waarbij de bevolking direct of indirect invloed uitoefent op de politieke besluitvorming

Indirecte = burgers kiezen volksvertegenwoordigers die de beslissingen nemen

Direct = burgers mogen over belangrijke politieke keuzes meebeslissen

Parlementaire democratie = staatsvorm waarbij alle politieke keuzes door een parlement (met volksvertegenwoordigers) worden gemaakt.

Kenmerken parlementaire democratie:

-          Burgers hebben politieke grondrechten

           - kiesrecht 18+ 

           - iedereen mag eigen partij beginnen

           - recht om te demonstreren

           - vrijheid van meningsuiting

-          Politieke besluitvorming

           - leden van de Staten-Generaal (1e en 2e kamer) gekozen door geheime stemming

           - wetten worden vastgesteld door regering en Staten-Generaal

-          Vrije media

           - media heeft geen toestemming nodig bij publicaties of uitzendingen

           - overheid moet zelf zorgen dat media juiste informatie krijgt

Pas na 1848 kwam er politieke vrijheid en gelijke rechten. De macht van de koning werd ingeperkt en er kwam mannen en vrouwenkiesrecht

 

Dictatuur/autocratie = alle macht is in handen van één persoon of een kleine groep mensen

     Communistische partij alle macht (China, Cuba, Noord-Amerika en Sovjetunie)

     Fascistisch = nationalistisch en wijzen democratie af. (Duitsland, Italië, Spanje en Zuid-Amerika)

     Religieuze dictatuur = gebaseerd op islamitische wetgeving (Iran)

    Militaire dictatuur = het leger geeft de macht (Birma)

 

 Kenmerken dictatuur:

-          Ze zijn meestal een dictatuur geworden na een revolutie, staatsgreep, of door het leger

-          De gehele politieke macht is in handen van een kleine groep. Burgers hebben geen onafhankelijke rechter

-          Grondrechten worden niet beschermd. Geen vrijheid van meningsuiting en niet demonsteren.

-          Geen vrije pers. Censuur = controle door overheid op alles wat de media uitbrengt

-          Oppositiepartijen zijn verboden. Bij openlijk oneens-zijn – gearresteerd

-          Verkiezingsfraude. Of geen verkiezing of fraude, of partijen worden verboden mee te doen. Sommige landen veranderen van een dictatuur toch nog in een democratie. Bijv. na hevige volksopstanden

Par 3.2 Politieke stromingen

 

Ideologie = een samenhangend geheel van ideeën over de mens en de gewenste inrichting van de samenleving. Iedere ideologie heeft ideeën op gebied van

-          Waarden en normen

-          De ideale sociaaleconomische verhoudingen (wat is een rechtvaardige verdeling van welvaart)

-          De ideale machtsverdeling in de samenleving

Progressief = vooruitstrevende politieke ideeën

Conservatief = behoudende politieke ideeën

      Reactionair = regels van vroeger terug willen

 

Links

Rechts

Een actieve overheid

Een passieve overheid

Eerlijke verdeling van inkomen

Lage belastingen

Een uitgebreide verzorgingsstaat

Eigen verantwoordelijkheid

Gelijke kansen

Economische vrijheid

Bijv. SP, GroenLinks

Bijv. VVD, PVV

Conclusie:

Rechts -> eigen verantwoordelijkheid + vrijheid.
Links -> gelijkwaardigheid + iedereen gelijke kansen.
Veel mensen hebben linkse + rechtse standpunten -> druk in politieke midden.

 

 

 

Liberalisme                               

Socialisme

Confessionalisme

Ontstaan

18e eeuw. Opstand tegen onbeperkte macht koning

Slechte werkomstandigheden 19e eeuw

Eind 19e eeuw vormen gelovigen eigen partijen

Idealen

Persoonlijke en economische vrijheid

Eerlijke verdeling van kennis inkomen en macht

Zorgzame samenleving. Overheid alleen het nodige, de rest aan organisaties

Standpunten

-          Voor vrijemarkteconomie

-          De Staat bemoeit zich niet met economie

-          Uitkeringen zo laag mogelijk

-          Niet tegen vrijemarkteconomie maar overheid actief tegen zwakkeren in samenleving

-          Verzorgingsstaat

-   Harmonie = organisaties, burgers overheid samenwerken

-   Gespreide verantwoordelijkheid = zorg voor elkaars welzijn

-   Naastenliefde = zorg voor kwetsbaren

-   Rentmeesterschap = zorg voor aarde

Partijen

VVD/ PVV/ D66

PVDA/ SP

CDA / ChristenUnie

 

 

Par 3.3 Politieke partijen

 

Politieke partij = een groep mensen met dezelfde ideeën over de manier waarop onze samenleving het beste bestuurd kan worden. Verschillende soorten

-          Actiegroep = houden zich bezig met één bepaalde doelstelling en voeren actie (Pro-Life)

-          Belangenorganisaties = houden zich bezig met belangen van één bepaalde groep. (ANWB)

 

5 soorten politieke partijen:

-          Politieke partijen = op basis van ideologie. 3 stromingen (vorig par.)

-          One-issuepartijen = richten zich op één aspect uit de samenleving en hebben daar een duidelijk standpunt over. Bijv. Partij voor de Dieren

-          Protestpartijen = ontstaan uit onvrede met bestaande politiek. In jaren 60 -> D66

-          Populistische partijen = ontstaan deels uit protest, maar hebben vooral de bedoeling op te komen voor de ‘zwijgende massa’. Bijv. Lijst Pim Fortuyn (LPF) of PVV

-          Niet-democratische partijen = zoals fascistische of rechtsextremistische partijen doen nauwelijks mee aan verkiezingen. Belang autochtone bevolking centraal + standpunten = racistisch.

 

Functies politieke partijen:

-          Integratiefunctie = door eisen + wensen wordt partijprogramma gemaakt (verbind mensen)

-          Informatiefunctie = kiezers informeren over standpunten (helpen mening vormen)

-          Participatiefunctie = burgers stimuleren actief deel te nemen aan politiek

-          Selectiefunctie = alleen via bestaande/eigen partij politiek bereiken

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

 

3.4

In Nederland zijn er verkiezingen voor:

§  Het Europees Parlement.

§  De Tweede Kamer.

§  Provinciale Staten.

§  De gemeenteraad.

§  De waterschappen.

Actief kiesrecht = vanaf je 18e mag je stemmen

Passief kiesrecht = vanaf je 18e mag je je kiesbaar stellen

§  Elke partij heeft een partijprogramma waarin alle standpunten staan.

§  De lijsttrekker (nummer één op de lijst) is de belangrijkste woordvoerder.

De voornaamste redenen om op een partij te stemmen:

§  De standpunten van de partij komen overeen met jouw ideeën.

§  De partij let goed op jouw belangen.

§  Je stemt strategisch: je kijkt welke partij kans maakt om in de regering te komen.

§  De persoon van de lijsttrekker spreekt je aan.

In Nederland worden verkiezingen gehouden volgens een stelsel van evenredige vertegenwoordiging = elke partij krijgt het aantal zetels dat in verhouding is met het totaal aantal uitgebrachte stemmen

Kiesdeler = aantal stemmen dat je nodig hebt voor 1 zetel

Stemmen:

§  In Nederland stem je op een persoon, niet op een partij.

§  De meeste kiezers stemmen op de lijsttrekker.

§  Sommige kiezen bewust voor een andere kandidaat.

§  Door voorkeursstemmen kan een kandidaat die laag op de lijst staat toch in de Tweede Kamer komen.

Spindoctors: communicatiedeskundigen die de partij en lijsttrekker adviseren.

Opiniepeilingen: tussentijdse peilingen over de verwachte uitslag.

Zwevende kiezers = kiezers die niet bij elke verkiezing op dezelfde partij te stemmen

Politici proberen kiezers te winnen door:

§  Tv-debatten: meestal met lijsttrekkers.

§  Toespraken en persoonlijke gesprekken met kiezers.

§  Gebruik van oude en nieuwe media.

§  Internetdemocratie: de rol van sociale media en sites die een stemadvies geven.

 

3.5

De regering belangrijke taken:

§  Dagelijks bestuur van het land.

§  Wetsvoorstellen maken.

§  Wetten uitvoeren.

 

Partijen die de regering willen gaan vormen moeten:

§  Het eens zijn over toekomstig beleid.

§  De steun hebben van de meerderheid (min. 76 zetels).

 

Ministers en staatsecretarissen:

§  Een minister heeft een eigen beleidsterrein en (meestal) een eigen ministerie.

§  De minister-president leidt het kabinet.

§  Een staatssecretaris neemt een deel van het beleidsterrein van de minister op zich.

§  Minister zonder portefeuille: minister die geen eigen ministerie heeft.

 

Regering = koning en ministers

Kabinet = de ministers en de staatsecretarissen

Ministerraad = alle ministers

Premier = minister-president: voorzitter van het kabinet

De kabinetsformatie bestaat uit drie stappen:

§  Inwinning van adviezen.

-          Dag na de verkiezingen ontvangt de koning de vicepresident van de Raad van State, voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer en de fractievoorzitters.

-          Iedereen mag een advies uitbrengen over een mogelijke samenwerking.

§  De informatiefase.

-          Na de verkiezingen kiest de Tweede Kamer de informateur(s).

-          De informateur(s) onderzoekt welke partijen het beste een kabinet kunnen vormen.

-          Coalitie = partijen die samenwerken en het kabinet vormen

Oppositie = partijen die niet in het kabinet zitten

-          Partijen die willen gaan samenwerken sluiten compromissen

-          Na de onderhandelingen schrijven coalitiepartijen hun plannen op in het regeerakkoord

§  De formatiefase.

-          De formateur (meestal de toekomstige minister-president) zoekt naar geschikte ministers en staatssecretarissen.

-          Het aantal zetels dat een regeringspartij in de Tweede Kamer heeft, bepaalt vaak het aantal kabinetsleden dat een partij mag leveren.

-          De formateur (meestal de toekomstige minister-president) zoekt naar geschikte ministers en staatssecretarissen.

-          Het aantal zetels dat een regeringspartij in de Tweede Kamer heeft, bepaalt vaak het aantal kabinetsleden dat een partij mag leveren.

Constitutionele monarchie = land waarin de bevoegdheden van het Koninklijk Huis in de grondwet zijn vastgelegd

Belangrijke taken van de koning(in):

§  Handtekening plaatsen onder wetten

§  De troonrede voorlezen tijdens Prinsjesdag

§  Ministers en staatssecretarissen benoemen

§  Overleg voeren met de minister-president

Prinsjesdag:

§  Jaarlijks op de derde dinsdag in september.

§  Troonrede met daarin de plannen voor het komende jaar uitgelegd.

§  Minister van Financiën biedt Tweede Kamer Miljoenennota (Rijksbegroting) aan.

Ministeriële verantwoordelijkheid

§  De koning is onschendbaar = kabinet is verantwoordelijk voor gedragingen van het Koninklijk Huis

§  Politieke verantwoordelijkheid: Het kabinet draagt verantwoordelijkheid voor de inhoud en uitvoering van wetten. Daarmee ook voor hun ambtenaren en voorgaande bestuurders

Een kabinetscrisis kan ontstaan als:

§  Kabinetsleden het structureel onderling niet eens zijn

§  De Tweede kamer zijn steun opzegt -> vervroegde verkiezingen -> demissionair kabinet: oude kabinet blijft zitten maar heeft geen eigen missie meer.

3.6

De Nederlandse politieke cultuur staat bekend om de bereidheid van partijen om samen te werken en compromissen te sluiten. Dit noemen we het poldermodel.

Parlement = Staten-Generaal -> Eerste en Tweede Kamer gezamenlijk

§  225 leden: 75 (Eerste Kamer) + 150 (Tweede Kamer)

§  Het parlement heeft een wetgevende en controlerende taak.

Tweede kamer:

§  150 leden: worden direct door burgers gekozen.

§  Behandelt wetsontwerpen gedetailleerd.

§  Stemt over elk wetsontwerp.

§  Kan wijzigingen aanbrengen in een wetsontwerp.

§  Controleert of het kabinet zijn werk goed doet.

§  Het Tweede Kamerlidmaatschap is een fulltimebaan.

Eerste kamer:

§  75 leden: worden gekozen door de leden van de Provinciale Staten.

§  Wordt ook wel Senaat genoemd.

§  Beoordeelt of een wetsontwerp:

Ø  Niet in strijd is met andere wetgeving.

Ø  Fouten bevat.

Ø  Onduidelijk is.

§  De Eerste Kamer keurt een wetsvoorstel alleen goed of af.

Fracties:

Fractie = groep volksvertegenwoordigers die bij dezelfde politieke partij horen (ook in gemeenteraad of PS)

Regeringsfracties = fracties van partijen die in de regering zitten

Oppositiefracties = fracties van partijen die niet in de regering zitten

Verhouding regering en parlement

§  Ministers hebben zowel uitvoerende als wetgevende macht.

§  Parlement vervult twee belangrijke taken:

Ø  (Mede)wetgeving.

Ø  Controle van de ministers.

§  Voor beide taken heeft het parlement een aantal rechten die we zullen toelichten.

Wetgevende taak:

 

Recht

 

Uitleg

Stemrecht

Stemmen over wetsontwerpen.

Budgetrecht

Recht om de rijksbegroting goed of af te keuren.

Recht van initiatief

Recht om zelf wetsontwerpen in te dienen.

Recht van amendement

Recht om wijzigingen in een wetsontwerp aan te brengen. Dit recht geldt enkel voor de Tweede Kamer.

Controlerende taak:

 

Recht

 

Uitleg

Recht om vragen te stellen

Kamerleden mogen schriftelijk of in de Kamer vragen stellen aan het kabinet.

Recht van interpellatie

Kamerleden mogen een minister met spoed naar de Tweede Kamer laten komen.

Parlementaire enquête

Kamerleden mogen een onderzoek starten naar een onderdeel van het regeringsbeleid.

Motierecht

Door het aannemen van een motie verzoekt de Kamer een minister om haar beleid te veranderen.

Motie van afkeuring

De Kamer keurt het beleid van de minister af.

Motie van wantrouwen

De Kamer zegt het vertrouwen in een minister op.

 

3.9

Nederland neemt deel aan verschillende internationale samenwerkingsverbanden, zoals de Europese Unie, de Verenigde Naties, de NAVO, de Wereldhandelsorganisatie en het Internationaal Monetair Fonds.

De Europese Unie.

Samenwerking - > soevereiniteit (het recht om zelf te bepalen welke regels worden vastgelegd) wordt ingeperkt.

De EU is een economische en politieke samenwerking tussen 27 Europese staten en is ontstaan na de Tweede Wereldoorlog. Het beginpunt van de EU ligt in de oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal.  In 1951 werd de EGKS opgericht, een samenwerkingsverband tussen Duitsland, Frankrijk, Italië, Nederland, België en Luxemburg. Uiteindelijk werd in 1992 in het Verdrag van Maastricht vastgelegd dat er een Europese Unie zou komen met één gemeenschappelijke munt. In 1997 volgde het Verdrag van Amsterdam waarin afspraken staan over een gemeenschappelijk buitenland- en veiligheidsbeleid. Ruim de helft van de EU-landen behoort tot de eurozone. Deze gezamenlijke munt geeft een hoge prijsstabiliteit, maar heeft ook de onderlinge afhankelijkheid vergroot.

Bestuur van de EU.

Het bestuur van de EU ziet er als volgt uit:

·       Het dagelijks bestuur van de EU wordt gevormd door de Europese Commissie, een soort regering dus. De commissie is de uitvoerende macht van de EU en bestaat uit 27 eurocommissarissen, uit elke lidstaat één.

·       In de Raad van Ministers, ook vel de Raad van de Europese Unie genoemd, zijn de regeringen van alle 27 EU-landen vertegenwoordigd.

·       Het Europees Parlement wordt een in de vijf jaar door de Europese burgers gekozen en telt 736 afgevaardigden. Zij vertegenwoordigen samen de 492 miljoen Europese burgers. Nederland heeft 25 zetels. Het Europees Parlement heeft weinig macht.

·       De rechtsprekende macht in de EU berust bij het Hof van Justitie van de EU. Het Hof doet op basis van de EU-wetten uitspraak in kwesties tussen lidstaten. Het Hof telt 27 rechters, één uit elke lidstaat. Uitspraken van het Hof gaan boven de uitspraken van de Nederlandse rechter.

·       Ten slotte moet de Europese Centrale Bank zorgen voor stabiliteit op financieel gebied in de EU.

Scheiding van machten.

-          De Europese Commissie - > kan als enige nieuwe wetsvoorstellen indienen. Voert een nieuwe wet uit en kijkt of de lidstaten de nieuwe wet wel goed naleven.

-          Het Europees Parlement - > mag een wetsvoorstel wel wijzigen, maar stemt niet over het hele voorstel. Controleert de Europese Commissie.

-          Raad van Ministers -> keuren elk wetsvoorstel af of goed.

-          Het Hof van Justitie-  > is de onafhankelijke rechterlijke macht.

Europeanisering en soevereiniteit.

Steeds vaker wordt nationale wetgeving ingeruild voor Europese wetgeving. Voor veel burgers is deze europeanisering en het geleidelijke verlies van nationale soevereiniteit een stap te ver. Daarom is er tot nu toe voor gekozen dat de Raad van Ministers over Europese wetsvoorstellen stemt en niet het Europees Parlement. Voorstanders van europeanisering willen juist dat het Europees Parlement meer zeggenschap krijgt. Door de wetgevende macht van het Europees Parlement uit te breiden, zou de EU volgens hen democratischer worden en de stap naar een Verenigde Staten van Europa een stuk dichterbij komen.

De Verenigde Naties.

De 193 onafhankelijke staten in de wereld, waaronder Nederland, zijn bijna allemaal lid van de VN. We spreken van een onafhankelijke staat als er sprake is van een eigen grondgebied, een bevolking en een overheid die het land bestuurt. De VN zijn in 1945 opgericht met als doel een volgende wereldoorlog te voorkomen.

De algemene vergadering

De secretaris-generaal is de hoogste ambtenaar van de VN. Hij geeft leiding aan de VN en is voorzitter van de Algemene Vergadering;

De secretaris-generaal is de hoogste ambtenaar van de VN. Hij geeft leiding aan de VN en is voorzitter van de Algemene Vergadering;

·       Resoluties zijn uitspraken waarin bepaald gedrag van een land wordt veroordeeld.

·       In een verklaring nemen de VN een bepaald standpunt in over een omstreden onderwerp. Belangrijke verklaringen zijn de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (1948) en de Millenniumverklaring (2000). In de Millenniumverklaring staan acht doelen die de VN zichzelf stellen.

Andere VN-organen en organisaties.

De VN hebben een aantal verschillende organisaties. Een belangrijk is de Veiligheidsraad, dat verantwoordelijk is voor internationale veiligheid en vrede. In de veiligheidsraad zitten vijftien landen waarvan vijf permanent. Deze vijf permanente leden, de Verenigde Staten, Rusland, China, Frankrijk en Engeland hebben vetorecht. Dat is het recht om de uitvoering van een resolutie te verbieden.

 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.