3.4
In Nederland zijn er verkiezingen voor:
§ Het Europees Parlement.
§ De Tweede Kamer.
§ Provinciale Staten.
§ De gemeenteraad.
§ De waterschappen.
Actief kiesrecht = vanaf je 18e mag je stemmen
Passief kiesrecht = vanaf je 18e mag je je kiesbaar stellen
§ Elke partij heeft een partijprogramma waarin alle standpunten staan.
§ De lijsttrekker (nummer één op de lijst) is de belangrijkste woordvoerder.
De voornaamste redenen om op een partij te stemmen:
§ De standpunten van de partij komen overeen met jouw ideeën.
§ De partij let goed op jouw belangen.
§ Je stemt strategisch: je kijkt welke partij kans maakt om in de regering te komen.
§ De persoon van de lijsttrekker spreekt je aan.
In Nederland worden verkiezingen gehouden volgens een stelsel van evenredige vertegenwoordiging = elke partij krijgt het aantal zetels dat in verhouding is met het totaal aantal uitgebrachte stemmen
Kiesdeler = aantal stemmen dat je nodig hebt voor 1 zetel
Stemmen:
§ In Nederland stem je op een persoon, niet op een partij.
§ De meeste kiezers stemmen op de lijsttrekker.
§ Sommige kiezen bewust voor een andere kandidaat.
§ Door voorkeursstemmen kan een kandidaat die laag op de lijst staat toch in de Tweede Kamer komen.
Spindoctors: communicatiedeskundigen die de partij en lijsttrekker adviseren.
Opiniepeilingen: tussentijdse peilingen over de verwachte uitslag.
Zwevende kiezers = kiezers die niet bij elke verkiezing op dezelfde partij te stemmen
Politici proberen kiezers te winnen door:
§ Tv-debatten: meestal met lijsttrekkers.
§ Toespraken en persoonlijke gesprekken met kiezers.
§ Gebruik van oude en nieuwe media.
§ Internetdemocratie: de rol van sociale media en sites die een stemadvies geven.
3.5
De regering belangrijke taken:
§ Dagelijks bestuur van het land.
§ Wetsvoorstellen maken.
§ Wetten uitvoeren.
Partijen die de regering willen gaan vormen moeten:
§ Het eens zijn over toekomstig beleid.
§ De steun hebben van de meerderheid (min. 76 zetels).
Ministers en staatsecretarissen:
§ Een minister heeft een eigen beleidsterrein en (meestal) een eigen ministerie.
§ De minister-president leidt het kabinet.
§ Een staatssecretaris neemt een deel van het beleidsterrein van de minister op zich.
§ Minister zonder portefeuille: minister die geen eigen ministerie heeft.
Regering = koning en ministers
Kabinet = de ministers en de staatsecretarissen
Ministerraad = alle ministers
Premier = minister-president: voorzitter van het kabinet
De kabinetsformatie bestaat uit drie stappen:
§ Inwinning van adviezen.
- Dag na de verkiezingen ontvangt de koning de vicepresident van de Raad van State, voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer en de fractievoorzitters.
- Iedereen mag een advies uitbrengen over een mogelijke samenwerking.
§ De informatiefase.
- Na de verkiezingen kiest de Tweede Kamer de informateur(s).
- De informateur(s) onderzoekt welke partijen het beste een kabinet kunnen vormen.
- Coalitie = partijen die samenwerken en het kabinet vormen
Oppositie = partijen die niet in het kabinet zitten
- Partijen die willen gaan samenwerken sluiten compromissen
- Na de onderhandelingen schrijven coalitiepartijen hun plannen op in het regeerakkoord
§ De formatiefase.
- De formateur (meestal de toekomstige minister-president) zoekt naar geschikte ministers en staatssecretarissen.
- Het aantal zetels dat een regeringspartij in de Tweede Kamer heeft, bepaalt vaak het aantal kabinetsleden dat een partij mag leveren.
- De formateur (meestal de toekomstige minister-president) zoekt naar geschikte ministers en staatssecretarissen.
- Het aantal zetels dat een regeringspartij in de Tweede Kamer heeft, bepaalt vaak het aantal kabinetsleden dat een partij mag leveren.
Constitutionele monarchie = land waarin de bevoegdheden van het Koninklijk Huis in de grondwet zijn vastgelegd
Belangrijke taken van de koning(in):
§ Handtekening plaatsen onder wetten
§ De troonrede voorlezen tijdens Prinsjesdag
§ Ministers en staatssecretarissen benoemen
§ Overleg voeren met de minister-president
Prinsjesdag:
§ Jaarlijks op de derde dinsdag in september.
§ Troonrede met daarin de plannen voor het komende jaar uitgelegd.
§ Minister van Financiën biedt Tweede Kamer Miljoenennota (Rijksbegroting) aan.
Ministeriële verantwoordelijkheid
§ De koning is onschendbaar = kabinet is verantwoordelijk voor gedragingen van het Koninklijk Huis
§ Politieke verantwoordelijkheid: Het kabinet draagt verantwoordelijkheid voor de inhoud en uitvoering van wetten. Daarmee ook voor hun ambtenaren en voorgaande bestuurders
Een kabinetscrisis kan ontstaan als:
§ Kabinetsleden het structureel onderling niet eens zijn
§ De Tweede kamer zijn steun opzegt -> vervroegde verkiezingen -> demissionair kabinet: oude kabinet blijft zitten maar heeft geen eigen missie meer.
3.6
De Nederlandse politieke cultuur staat bekend om de bereidheid van partijen om samen te werken en compromissen te sluiten. Dit noemen we het poldermodel.
Parlement = Staten-Generaal -> Eerste en Tweede Kamer gezamenlijk
§ 225 leden: 75 (Eerste Kamer) + 150 (Tweede Kamer)
§ Het parlement heeft een wetgevende en controlerende taak.
Tweede kamer:
§ 150 leden: worden direct door burgers gekozen.
§ Behandelt wetsontwerpen gedetailleerd.
§ Stemt over elk wetsontwerp.
§ Kan wijzigingen aanbrengen in een wetsontwerp.
§ Controleert of het kabinet zijn werk goed doet.
§ Het Tweede Kamerlidmaatschap is een fulltimebaan.
Eerste kamer:
§ 75 leden: worden gekozen door de leden van de Provinciale Staten.
§ Wordt ook wel Senaat genoemd.
§ Beoordeelt of een wetsontwerp:
Ø Niet in strijd is met andere wetgeving.
Ø Fouten bevat.
Ø Onduidelijk is.
§ De Eerste Kamer keurt een wetsvoorstel alleen goed of af.
Fracties:
Fractie = groep volksvertegenwoordigers die bij dezelfde politieke partij horen (ook in gemeenteraad of PS)
Regeringsfracties = fracties van partijen die in de regering zitten
Oppositiefracties = fracties van partijen die niet in de regering zitten
Verhouding regering en parlement
§ Ministers hebben zowel uitvoerende als wetgevende macht.
§ Parlement vervult twee belangrijke taken:
Ø (Mede)wetgeving.
Ø Controle van de ministers.
§ Voor beide taken heeft het parlement een aantal rechten die we zullen toelichten.
Wetgevende taak:
Recht
Uitleg
Stemrecht
Stemmen over wetsontwerpen.
Budgetrecht
Recht om de rijksbegroting goed of af te keuren.
Recht van initiatief
Recht om zelf wetsontwerpen in te dienen.
Recht van amendement
Recht om wijzigingen in een wetsontwerp aan te brengen. Dit recht geldt enkel voor de Tweede Kamer.
Controlerende taak:
Recht
Uitleg
Recht om vragen te stellen
Kamerleden mogen schriftelijk of in de Kamer vragen stellen aan het kabinet.
Recht van interpellatie
Kamerleden mogen een minister met spoed naar de Tweede Kamer laten komen.
Parlementaire enquête
Kamerleden mogen een onderzoek starten naar een onderdeel van het regeringsbeleid.
Motierecht
Door het aannemen van een motie verzoekt de Kamer een minister om haar beleid te veranderen.
Motie van afkeuring
De Kamer keurt het beleid van de minister af.
Motie van wantrouwen
De Kamer zegt het vertrouwen in een minister op.
3.9
Nederland neemt deel aan verschillende internationale samenwerkingsverbanden, zoals de Europese Unie, de Verenigde Naties, de NAVO, de Wereldhandelsorganisatie en het Internationaal Monetair Fonds.
De Europese Unie.
Samenwerking - > soevereiniteit (het recht om zelf te bepalen welke regels worden vastgelegd) wordt ingeperkt.
De EU is een economische en politieke samenwerking tussen 27 Europese staten en is ontstaan na de Tweede Wereldoorlog. Het beginpunt van de EU ligt in de oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal. In 1951 werd de EGKS opgericht, een samenwerkingsverband tussen Duitsland, Frankrijk, Italië, Nederland, België en Luxemburg. Uiteindelijk werd in 1992 in het Verdrag van Maastricht vastgelegd dat er een Europese Unie zou komen met één gemeenschappelijke munt. In 1997 volgde het Verdrag van Amsterdam waarin afspraken staan over een gemeenschappelijk buitenland- en veiligheidsbeleid. Ruim de helft van de EU-landen behoort tot de eurozone. Deze gezamenlijke munt geeft een hoge prijsstabiliteit, maar heeft ook de onderlinge afhankelijkheid vergroot.
Bestuur van de EU.
Het bestuur van de EU ziet er als volgt uit:
· Het dagelijks bestuur van de EU wordt gevormd door de Europese Commissie, een soort regering dus. De commissie is de uitvoerende macht van de EU en bestaat uit 27 eurocommissarissen, uit elke lidstaat één.
· In de Raad van Ministers, ook vel de Raad van de Europese Unie genoemd, zijn de regeringen van alle 27 EU-landen vertegenwoordigd.
· Het Europees Parlement wordt een in de vijf jaar door de Europese burgers gekozen en telt 736 afgevaardigden. Zij vertegenwoordigen samen de 492 miljoen Europese burgers. Nederland heeft 25 zetels. Het Europees Parlement heeft weinig macht.
· De rechtsprekende macht in de EU berust bij het Hof van Justitie van de EU. Het Hof doet op basis van de EU-wetten uitspraak in kwesties tussen lidstaten. Het Hof telt 27 rechters, één uit elke lidstaat. Uitspraken van het Hof gaan boven de uitspraken van de Nederlandse rechter.
· Ten slotte moet de Europese Centrale Bank zorgen voor stabiliteit op financieel gebied in de EU.
Scheiding van machten.
- De Europese Commissie - > kan als enige nieuwe wetsvoorstellen indienen. Voert een nieuwe wet uit en kijkt of de lidstaten de nieuwe wet wel goed naleven.
- Het Europees Parlement - > mag een wetsvoorstel wel wijzigen, maar stemt niet over het hele voorstel. Controleert de Europese Commissie.
- Raad van Ministers -> keuren elk wetsvoorstel af of goed.
- Het Hof van Justitie- > is de onafhankelijke rechterlijke macht.
Europeanisering en soevereiniteit.
Steeds vaker wordt nationale wetgeving ingeruild voor Europese wetgeving. Voor veel burgers is deze europeanisering en het geleidelijke verlies van nationale soevereiniteit een stap te ver. Daarom is er tot nu toe voor gekozen dat de Raad van Ministers over Europese wetsvoorstellen stemt en niet het Europees Parlement. Voorstanders van europeanisering willen juist dat het Europees Parlement meer zeggenschap krijgt. Door de wetgevende macht van het Europees Parlement uit te breiden, zou de EU volgens hen democratischer worden en de stap naar een Verenigde Staten van Europa een stuk dichterbij komen.
De Verenigde Naties.
De 193 onafhankelijke staten in de wereld, waaronder Nederland, zijn bijna allemaal lid van de VN. We spreken van een onafhankelijke staat als er sprake is van een eigen grondgebied, een bevolking en een overheid die het land bestuurt. De VN zijn in 1945 opgericht met als doel een volgende wereldoorlog te voorkomen.
De algemene vergadering
De secretaris-generaal is de hoogste ambtenaar van de VN. Hij geeft leiding aan de VN en is voorzitter van de Algemene Vergadering;
De secretaris-generaal is de hoogste ambtenaar van de VN. Hij geeft leiding aan de VN en is voorzitter van de Algemene Vergadering;
· Resoluties zijn uitspraken waarin bepaald gedrag van een land wordt veroordeeld.
· In een verklaring nemen de VN een bepaald standpunt in over een omstreden onderwerp. Belangrijke verklaringen zijn de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (1948) en de Millenniumverklaring (2000). In de Millenniumverklaring staan acht doelen die de VN zichzelf stellen.
Andere VN-organen en organisaties.
De VN hebben een aantal verschillende organisaties. Een belangrijk is de Veiligheidsraad, dat verantwoordelijk is voor internationale veiligheid en vrede. In de veiligheidsraad zitten vijftien landen waarvan vijf permanent. Deze vijf permanente leden, de Verenigde Staten, Rusland, China, Frankrijk en Engeland hebben vetorecht. Dat is het recht om de uitvoering van een resolutie te verbieden.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden