Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 1 t/m 4, Massamedia

Beoordeling 6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 1565 woorden
  • 30 augustus 2006
  • 36 keer beoordeeld
Cijfer 6
36 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Hoofdstuk 1: Socialisatie en cultuur 1.1 Cultuur Cultuur: alle waarden normen en andere aangeleerde kenmerken die de leden vaneen groep of samenleving met elkaar gemeen hebben en dus als vanzelfsprekend beschouwen. Natuur: datgene wat aangeboren is. Cultuur is dynamisch, cultuur verandert steeds bijvoorbeeld kleding en vrijetijdsbesteding. 1.2 Soorten cultuur Cultuurgroep: mensen met een gemeenschappelijke cultuur. Dominante cultuur: als een cultuur gedragen wordt door een groep die binnen een samenleving overheersend is. Subcultuur: wanneer binnen een groep waarden, normen en andere cultuurkenmerken op bepaalde onderdelen afwijken van de dominante cultuur. Tegencultuur: deze cultuur wordt gedragen door mensen die zich verzetten tegen de dominante cultuur of daar een bedreiging voor vormen. (antiglobalisten) 1.3 Verschillende subculturen Bedrijfscultuur: alle waarden, normen en gewoonten die er in een bedrijf gelden. Vooral bij de jongeren zijn tegenwoordig veel subculturen daar zijn 3 redenen voor: o Na de oorlog nam de welvaart toe -> meer vrije tijd en meer geld te besteden

o Jongeren willen een eigen leefstijl, anders dan die van hun ouders
o Jongeren hebben behoefte aan gebogenheid -> ze willen ergens bij horen
Jongerenculturen zijn er belangrijk voor het bedrijfsleven. Jongerenculturen veranderen steeds weer, omdat men steeds weer op zoek is naar iets nieuws. Een cultuur onder de jongeren veroudert heel snel. 1.4 De multiculturele samenleving Multiculturele samenleving: een maatschappij waar verschillende etnische groepen elk met een eigen cultuur met elkaar samenleven. De multiculturele samenleving hebben we gekregen door gastarbeiders en vluchtelingen. Integreren: Een deel van de dominante cultuur overnemen maar voor een deel de eigen cultuur behouden. 1.5 socialisatie en sociale controle Cultuur vormt een gedragsregulerend kader: enerzijds biedt cultuur mogelijkheden om met anderen te communiceren, anderzijds legt cultuur ook beperkingen op aan het gedrag. Socialisatie: het proces waarbij iemand de waarden, normen en andere cultuurkenmerken van zijn samenleving of groep aanleert. Het doel ervan is aanpassing aan je omgeving en het instandhouden van de cultuur. Iedereen heeft vanaf zijn geboorte te maken met socialisatie -> leren spreken, lopen en eten met mes en vork. Zonder socialisatie kan vrijwel niemand overleven, denk bijvoorbeeld aan iemand die niet heeft leren praten. Socialiserende instituties: instellingen, organisaties en overige collectieve gedragspatronen waarmee de cultuuroverdracht in een samenleving plaatsvindt. Collectieve gedragspatronen: gemeenschappelijke gebeurtenissen zoals carnaval, kerstmis, ramadan en koninginnedag. Er zijn verschillende soorten socialiserende instituties: o Het gezin -> kinderen leren gedragingen
o De school -> kinderen leren discipline
o Het werk -> prestatie leveren
o Maatschappelijke groeperingen zoals sprotclubs en geloofsinrichtingen
o Overheid -> je leert de regels van de samenleving
o De vriendenkring -> mensen zijn bereid gedachten en gedragingen van alkaar over te nemen. o De media -> tv en kranten enz beïnvloeden het gedrag van mensen
Sociale controle: de wijze waarop mensen andere mensen stimuleren of dwingen zich aan de geldende normen en waarden te houden. Sociale controle is formeel als het gebaseerd is op geschreven regels. Sociale controle vindt vaak plaats op basis van sancties, deze kunnen positief en negatief zijn: o Formele positieve sancties -> diploma, promotie
o Formele negatieve sancties -> boete, gevangenisstraf, strafwerk

o Informele positieve sancties -> compliment, fooi, applaus
o Informele negatieve sancties -> naar je kamer worden gestuurd, uitgefloten worden
Het doel van socialisatie en sociale controle is bereikt wanneer er internalisatie plaatsvindt. Internalisatie: dat mensen zich sommige aspecten van hun cultuurgroep zo eigen hebben gemaakt, dat zij zich automatisch gaan gedragen zoals de groep dat van hen verwacht. Bijvoorbeeld dat kleine kinderen niet meer in hun broek poepen. Hoofdstuk 2: Media en communicatie 2.1 Wat is communicatie? Communicatie: Het proces waarbij een zender bedoeld of onbedoeld een bepaalde boodschap overbrengt aan een ontvanger (gedachten, gevoelens of gedragingen). Medium: Hierlangs wordt de boodschap verstuurd (dit kan op
verschillende manieren: gebaren, kleding, televisiebeelden, kunstwerken, gesproken of geschreven woord enz.). Communicatiestoornis: Als de zender iets anders bedoeld dan de ontvanger denkt. Referentiekader: Het geheel van persoonlijke normen, waarden, kennis en ervaring. Informatiemaatschappij: Een samenleving waar communicatie en informatieoverdracht de basis van de meeste economische activiteiten vormen. 2.2 Soorten communicatie Er zijn verschillende soorten communicatie: 1. Directe en Indirecte communicatie. (directe -> face to face contact..indirecte -> niet). 2. Eenzijdige en meerzijdige communicatie. (eenzijdige -> eenrichtingsverkeer zoals radio, tv, kranten..meerzijdig -> deelnemers zijn zender én ontvanger). 3. Verbale en non-verbale communicatie. (verbaal -> gesproken en geschreven woord..non-verbaal -> via andere symbolen zoals tekeningen en lichaamstaal). 4. Interpersoonlijke en massa communicatie.(interpersoonlijk -> tussen een klein aantal personen zoals een vergadering..massa -> voor een groot vaak onbekend publiek). Massamedia: De dragers van openbare boodschappen (radio, kranten, tv, boeken, websites, films, aanplakbiljetten enz.) Gemeenschappelijke kenmerken van massamedia: 1. anoniem publiek
2. de informatie is openbaar

3. onpersoonlijk
4. communicatie eenzijdig
5. weinig feedback
Er zijn verschillende groepen boodschappen: o Amusement (bijv. films, showprogramma’s, quiz of de Donald Duck) o Nieuws (bijv. kranten, journaal) o Reclame (1 mensen wijzen op bepaalde producten.2 naamsbekendheid) o Meningsvorming (bijv. talkshows, documentaires) o Kunst (bijv. toneelstukken, opera’s, popconcerten, klassieke concerten) o Educatie en onderwijs (bijv. Teleac, schooltelevisie) 2.3 Functies voor het individu Informatieve functie -> waarmee de media beantwoorden aan de behoefte aan: o informatie (journaal, krantenberichten, websites, vaktijdschriften enz.) o educatie (Teleac, schooltelevisie, voorlichtingen, documentaires enz.) o hulp bij opinie- of meningsvorming (programma’s als NOVA, Twee Vandaag) Sociale functie -> waardoor de media ervoor zorgen dat individuen: o met anderen kunnen meepraten
o hun eenzaamheid kunnen verdrijven (chatten) Recreatieve functie -> waarbij de media voorzien in de behoefte aan: o ontspanning
o gezelligheid
o tijdverdrijf
o zinvolle vrijetijdsbesteding
o het beleven van spanning, sensatie en romantiek 2.4 Functies voor de samenleving De media zijn ook op twee manieren belangrijk voor de samenleving als geheel: 1. Voor de instandhouding van de democratie, de politieke functie van de massamedia. 2. Voor de cultuuroverdracht, de socialiserende functie van de massamedia. Hoofdstuk 3: Soorten media 3.1 gedrukte media Verschillen in gedrukte media: o Tijdschriften

o Kranten
o Huis-aan-huisbladen
Kranten zijn te verdelen in landelijke en regionale kranten. Ook is er onderscheid tussen populaire kranten en kwaliteitskranten. Populaire kranten leggen de nadruk op sensationeel nieuws, kwaliteitskranten op politieke ontwikkelingen en de achtergronden van het nieuws. Tijdschriften zijn te verdelen in: o jongerenbladen (jeugdbladen, zoals Hitkrant) o vrouwenbladen (Libelle, Margriet) o roddelbladen (schrijven voornamelijk over bekende Nederlanders) o special interest bladen (bladen over 1 specifiek onderwerp) o vakbladen (bedoeld voor een bepaalde beroepsgroep) o opiniebladen (geven achtergrondinformatie en commentaar bij politieke, economische, culturele en maatschappelijke kwesties) o omroepgidsen (zoals Veronica-gids) 3.2 Audiovisuele media 3 soorten televisie- en radiozenders: o publieke omroepen
o regionale en lokale omroepen
o commerciële omroepen
Publieke omroepen: zenden uit op Nederland 1,2 en 3. Iedere stroming of zuil kreeg een eigen zender. Ze moeten een deel van hun zendtijd aan culturele of informatieve programma’s besteden. Publieke omroepen krijgen hun geld van de omroepbijdrage die iedereen met een radio of televisie moet betalen. Ook zijn er nog regionale en lokale omroepen. Commerciële zenders moeten hun opbrengsten uit reclameboodschappen halen. Ze beschouwen daarom hun zender als een product waar zoveel mogelijk mensen naar moeten kijken. We hebben in Nederland dus een duaal bestel (duaal= tweeledig). 3.3 Nieuwe media Er zijn tegenwoordig nieuwe media. Met nieuwe media bedoelen we: de nieuwe informatiebronnen naast gedrukte media, radio en televisie. Dus computers, e.d. Computerschijfjes kunnen enorm veel informatie bevatten. Met internet kun je wereldwijd internetten. Daar heb je een modem voor nodig. Daarmee kunnen signalen via de telefoonlijn worden verzonden van de ene naar een andere computer. Na 1990 kwamen er pas gebruiksvriendelijke programma’s. Je kunt met internet op het world wide web, je kunt e-mailen en er staan nieuwsgroepen op. Je kunt hiermee praten over bepaalde onderwerpen met anderen
Hoofdstuk 4: Hoe komt het nieuws tot stand? 4.1 Informatie en nieuws Nieuws: informatie over recente feiten die nog onbekend zijn bij het grote publiek. Kennis: informatie die bekend is. Selectie criteria: • Actueel • Uitzonderlijk • Interessant (voor grote groep mensen) • Gevolgen (denk aan een aanslag, oorlog) • Beroemde personen? • Totaalinzicht • Beeldmateriaal
Voldoet een nieuwsbericht aan veel van deze criteria dan zal het geplaatst worden. 4.2 Waar komt het nieuws vandaan? Nieuwsbronnen: • Personen en instellingen • Nieuwsgaring (eigen journalisten die zelf op zoek gaan naar nieuws) • Persbureaus
Persbureaus zijn commerciële bedrijven die een groot aantal correspondenten in dienst hebben om nieuws te verzamelen. Hieronder 5 belangrijke voor de Nederlandse media; 1. ANP, Algemeen Nederlands Persbureau
2. AP, Associated Press (America) 3. Reuters (England) 4. AFP, Agence France Press
5. DPA, Deutsche Presse Agentur. Identiteit • Keuze van het product; amusement, nieuws, roddels enz. • Presentatie, hoe is het blad opgemaakt • Eigen commentaar en analyses. 4.3 Presentatie van het nieuws Objectiviteit: een beschrijving van feiten en meningen die in overeenstemming is met de werkelijkheid. Nieuws wordt altijd geschreven vanuit een bepaald referentiekader. (persoonlijke waarden en normen, de eigen ervaringen en de gewoonten) Betrouwbaarheid
1. scheiding tussen feiten en meningen

2. Het principe van hoor en wederhoor toepassen. (van verschillende kanten laten zien) 3. Gebruik maken van verschillende nieuwsbronnen, en deze ook vermelden. 4. Over kennis van zaken beschikken. De leiding van een krant is gescheiden in twee aparte verantwoordelijkheden: • De directie is verantwoordelijk voor het zakelijke en financiële management • De redactie heeft de inhoudelijke verantwoordelijkheid. In het redactiestatuut is vastgelegd hoe de verhouding tussen directie en redactie is. Onder embargo: informatie die ze al beschikken maar die niet voor een bepaalde tijd mag worden verstrekt. Denk aan de troonrede van de koningin. Selectieproces van nieuws
1. selectie om bericht op te nemen op basis van de nieuwswaarde en de identiteit van het
medium
2. selectief gebruik van bronnen op basis van de selectieve perceptie van de journalist
3. selectie bij de presentatie van het nieuws op basis van het referentiekader van de
journalist en de identiteit van het medium

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.