Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Delphi - Politieke besluitvorming: Hoofdstuk 1&2

Beoordeling 6.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 6e klas vwo | 1467 woorden
  • 25 november 2011
  • 7 keer beoordeeld
Cijfer 6.6
7 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Politieke besluitvorming

1. Wat is politiek?

1.1 Het begrip politiek

Mogelijke betekenissen van ‘politiek’ zijn:
-Overheidsbeleid: beslissingen van de regering.
-Staatsinrichting: de manier waarop het land bestuurd wordt.
-Handelwijze: de strategie om het beoogde doel te bereiken.
-Behendig: ‘Achterkamertjes politiek’. Achterbaks, sluw, slim, etc.

Proces van Politieke besluitvorming: ‘Proces van omzetting van verlangens, wensen en eisen vanuit de samenleving in bindende besluiten.’ Hierin spelen niet alleen organen als de regering en het parlement een rol, maar ook de media, pressiegroepen en andere actoren. De politieke besluitvorming is gericht op het oplossen van maatschappelijke problemen. Omdat we een oplossing voor deze kwesties verwachten wordt het automatisch een politiek probleem. Het zijn dus kwesties waar alleen de overheid wat aan kan doen.

Probleem in de samenleving die aandacht krijgen van burgers en van maatschappelijke groeperingen vormen de publieke agenda. Door aandacht van de media of belangenverenigingen die aandringen bij politici komen publieke problemen op de politieke agenda.


(VWO) Definitie van politiek van Easton: ´de gezaghebbende toedeling van waardevolle materiële en immateriële zaken voor de samenleving.’
-Materiële zaken: verdeling van schaarse middelen zoals geld, woningen, etc.
-Immateriële zaken: toedeling van waarden. Bijvoorbeeld, van vrijheid en gelijkwaardigheid.
-Gezaghebbende toedeling: manier van politieke besluitvorming. Door de steun van een, op
legitieme wijze verkregen, meerderheid.

verfijndere definitie van politiek: ´Politiek is het besluitvormingsproces over de vraag hoe schaarse middelen verdeeld moeten worden, waarbij de manier van besluiten nemen en de inhoud ervan ‘gezag moet hebben’ en daarmee steun krijgen van een meerderheid van de bevolking.’


1.2 De overheid
De overheid maakt een afweging tussen verschillende meningen en belangen. Overheidsbeleid: ‘het kiezen van een bepaalde oplossing voor een maatschappelijk probleem en het inzetten van (financiële) middelen om het beoogde politieke doel op een vastgesteld moment te bereiken.’

Politieke vraagstukken en problemen gaan altijd over collectieve belangen en collectieve goederen. Collectieve goederen: ´goederen waar de meeste mensen belang bij hebben omdat ze er gebruik van maken of kunnen maken.’ Deze belangen hóeven niet door de overheid behartigd te worden. Het is ook mogelijk om particuliere organisaties in te schakelen. Als de overheid voorziet aan deze voorzieningen vormt solidariteit de basis. Dit omdat je niet per keer maar voor de aanwezigheid ervan betaald.

Kerntaken van de overheid:

-Het garanderen van de openbare orde en veiligheid.
-Het onderhouden van goede buitenlandse betrekkingen.
-Het scheppen van werkgelegenheid, sociale zekerheid, goede arbeidsomstandigheden, infrastructuur en een voorspoedig economisch klimaat.
-Het zorgen voor welzijn, onderwijs, volksgezondheid en sociaal-culturele aspecten.

-19de eeuw: Verdediging landsgrenzen en openbare orde.
-20ste eeuw: De financiering van onderwijs en wegen kwamen erbij.
-Na de 2de wereldoorlog: geleidelijk meer. Er ontwikkelde een verzorgingsstaat.
-Jaren 70 en 80: De verzorgingsstaat dreigde onbetaalbaar te worden. De overheid moest terugtreden en de verantwoordelijkheid meer bij de burger neerleggen.
-Nu: Verscheidene instanties zijn (deels) geprivatiseerd. Hierbij is de burger er niet altijd op vooruit gegaan. Dit heeft gezorgd voor nieuwe discussies over de rol van de overheid.


2. Rechtsstaat en democratie

2.1 Macht en gezag

Een staat is pas een staat als:
-de overheid over soevereine macht beschikt;

-er sprake is van een bevolking, waarover geregeerd wordt;
-het grondgebied internationaal erkend is;
-de overheid beschikt over het geweldsmonopolie.

Macht: ‘het vermogen om je wil aan anderen op te leggen.’ Om anderen je wil te kúnnen opleggen moet je beschikken over machtsbronnen. -Wetten -Geld
-Bevoegdheden -Charismatisch gezag
-Morele steun -Aantal
-Kennis -Mogelijkheid tot geweld

Gezag: de zeggenschap wordt geaccepteerd en legitiem beschouwt.
In een democratie dragen de burgers hun beslissingsrecht over aan politieke bestuurders. Deze bestuurders beschikken over veel politieke macht: ‘zij hebben het vermogen om direct invloed uit te oefenen op politieke besluiten’. Een belangrijke voorwaarde is dat niet één persoon of instantie de politieke macht heeft (dictatuur). Er zijn dan ook een aantal waarborgen die de burgers beschermen tegen machtsmisbruik door de overheid.


2.2 Nederland is een rechtsstaat
Democratische rechtsstaat: ‘een staat waarin de rechten en plichten van zowel de inwoners als van de overheid zijn vastgelegd zodat burgers beschermd worden tegen machtsmisbruik door de overheid.’ Kenmerken: -Grondrechten worden geëerbiedigd.

-Grondwettelijke scheiding van de politieke macht.
-Het legaliteitsbeginsel: bestuur van het landen en alle
bevoegdheden van personen en instellingen staan in de grondwet.
-De eventuele participatie van burgers staat vast in de wet. -Er is openbaarheid van bestuur.

De belangrijkste rechten van burgers staan in de grondwet (Klassieke grondrechten).
-Vrijheid en gelijkheid van burgers garanderen

Naast deze klassieke grondrechten zijn er ook sociale grondrechten.
-Voldoende werkgelegenheid -Voldoende woonruimte
-Sociale zekerheid -maatschappelijke en culturele ontplooiing
-Schone en veilige leefomgeving -Voor iedereen toegankelijk en goed onderwijs
-Goede volksgezondheid

De overheid is verplicht om de klassieke grondrechten te waarborgen. In de sociale grondrechten moet de overheid naar haar vermogen voorzien.

Scheiding der machten of trias politica is bedoeld om een dictatuur (één heerser of één instelling) te voorkomen.

-Wetgevende macht stelt wetten vast waaraan de burgers zich moeten houden. De wetgevende macht bestaat in Nederland uit de regering (staatshoofd + ministers) en het parlement (1ste + 2de kamer).


-De uitvoerende macht zorgt dat de wetten die goedgekeurd zijn ook worden uitgevoerd. In Nederland zijn de ministers voor deze taak verantwoordelijk. Zij geven richtlijnen aan waar ambtenaren zich aan moeten houden. Het Parlement controleert of de uitvoerende macht haar werk goed doet.

-De rechterlijke macht beoordeelt of wetten goed worden nageleefd. Deze macht is in Nederland in handen van de onafhankelijke rechters

Trias politica wordt in Nederland niet heel strikt uitgevoerd omdat de regering wetten moet uitvoeren maar ook mag indienen.

(VWO) Het evenwicht tussen de drie controlerende machten worden ook wel ‘checks and balances’ genoemd. De 2de kamer kan bijvoorbeeld de minister ter verantwoording roepen en dus te controleren. Rechters kunnen op hun beurt de minister controleren of de wet wel op de juiste manier wordt nageleefd. Rechters magen daarentegen niet de wetgevende macht controleren aan de hand van de grondwet. Dit mogen ze weer wel aan de hand van internationale verdragen.
Het legaliteitsbeginsel binnen de democratische rechtstaat houdt in dat geen enkele bestuurlijke bevoegdheid bestaat zonder grondwettelijke grondslag. Enkele voorbeelden van grondwettelijke politieke spelregels zijn:
- het recht van de 2de kamer om een parlementair onderzoek in te stellen;
-De bevoegdheid van de burgemeester om de gemeenteraad voor te zitten;
-De plicht van bewindslieden, zoals ministers en wethouders, om zich te verantwoorden;

Ook de politieke participatie is vastgelegd in de grondwet. De burgers hebben:
-Het kiesrecht; -De vrijheid van meningsuiting;
-het petitierecht; -Het recht op betoging
-De vrijheid van godsdienst en levensovertuiging; -De vrijheid van vergadering

De Wet openbaarheid bestuur (WO) zorgt ervoor dat het mogelijk is om het bestuur te controleren. Volksvertegenwoordigers en journalisten kunnen de overheid dus dwingen om stukken openbaar te maken.


2.3 Constitutionele monarchie met parlementair stelsel
Naast een, door erfopvolging aangewezen, staathoofd bestaat er in Nederland ook parlement.

De belangrijkste taken van de koning(in) zijn:
-Het plaatsen van een handtekening onder alle wetten;
-Het voorlezen van de troonrede op Prinsjesdag;
-Het benoemen van ministers en (in)formateurs bij de vorming van een nieuw kabinet;
-Het regelmatig voeren van overleg met de minister-president over het kabinetsbeleid.

Nederland is een parlementaire democratie omdat wij niet zelf stemmen maar iemand kiezen die dat namens ons doet. De kenmerken van parlementaire democratie zijn:
-Het volk wordt vertegenwoordigd door een gekozen parlement (representatiedemocratie).
-Alle burgers zijn gelijkwaardig en hebben evenveel invloed op het parlement.
-Ministers zijn verantwoording schuldig aan de gekozen volksvertegenwoordiging.
-De macht van de overheid wordt gelegitimeerd door verkiezingen.
-Kabinet voert beleid met vertrouwen op een meerderheid van de volksvertegenwoordiging.
-Besluitvorming kan alleen plaatsvinden doormiddel van een meerderheid.
-Het parlement houdt ook rekening met de rechten en belangen van de minderheden.
-Er is sprake van een tweekamerstelsel,dit houdt in dat de wetten nog gecontroleerd worden door de 1ste kamer.



(VWO) 2.4 Visies over politieke macht
Klassieke democratie: Het algemeen belang valt samen met de ‘wil van het volk’. Hierbij doen de politici precies wat het volk wil. Dit is een normatieve opvatting van het begrip democratie omdat het in de praktijk niet zo werkt. De bevolking is vaak onvoldoende geïnformeerd of kiest voor eigen belang

Representatiedemocratie: Hierbij legt het volk haar zeggenschap bij gekozen politieke vertegenwoordigers. Dit is een veel realistischer en dus een descriptieve opvatting van democratie. Politici gaan niet compleet hun eigen gang omdat ze natuurlijk ook weer herkozen willen worden.
Pluralistisch democratiemodel: Dit is een aanvulling op de representatiedemocratie. Dit model erkent de diversiteit van de samenleving en dat iedere groep zijn eigen belangen vertegenwoordigd. Dit gebeurd niet alleen via verkiezingen maar ook via lidmaatschap van een bepaalde groep.

Elitetheorie: Volgens deze theorie is i een democratie de ongelijk verdeelt. Een machtselite neemt alle sleutelposities in op politiek en sociaal economisch gebied.

Polyarchietheorie: Theorie van de politicoloog Dahl is een verdere uitwerking van het pluralisitsch democratiemodel. Volgens Dahl moet je spreken van een heerschappij van velen. Een nadeel hiervan is dat de grote groepen meer zeggenschap hebben dan de relatief kleinere.

-In de bijlage staat dezelfde tekst. Daar zijn wel alle begrippen dikgedrukt en staat alles wat netter-

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.