De media hebben invloed op de beeldvorming en daarmee ook op de publieke opinie rond criminaliteit.
2.2
Helemaal volledig zijn deze politiestatistieken niet om de volgende redenen:
- Sommige delicten worden niet ontdekt omdat ze minder zichtbaar zijn, zoals dronken autorijden of belastingontduiking.
- De aangiftebereidheid verschilt per misdrijf. Diefstal en inbraak worden makkelijker gemeld dan seksueel geweld of vandalisme. Mensen durven soms geen aangifte te doen, zoals bij incest of huiselijk geweld.
- Selectieve opsporing door de politie is van invloed op de cijfers. Als agenten meer gaan controleren , dan ontdekken en registreren ze ook meer.
- De cijfers alleen zijn niet genoeg, je moet ook rekening houden met de bevolkingsopbouw en – groei.
Slachtofferenquêtes= onderzoek onder slachtoffers.
De gedachte hiervan is dat ook misdrijven aan het licht komen die nooit zijn aangegeven, het is anoniem.
Nadelen hiervan zijn:
- Je weet niet of ze eerlijk zijn.
- Geen aanwijsbare slachtoffers.
Dader enquêtes= onderzoek onder daders.
Nadeel: cijfers zijn niet betrouwbaar want mensen geven niet snel toe.
3.1
Mensen zonder opleiding, werk of met een laag betaalde baan hebben een lage maatschappelijke positie.
Fraude, verduistering en belastingontduiking zijn voorbeelden van witteboordencriminaliteit. Omdat de daders een hoge status hebben, merken we er minder van.
Etnische afkomst:
- Allochtonen dat in aanraking met politie komt is hoger dan autochtonen
- Ze plegen vooral diefstal en geweldpleging
Geslacht:
- Jongens en mannen plegen vaker criminaliteit:
- Dat komt door aangeboren verschillen.
- Jongens worden anders opgevoed dan meisjes, socialisatie.
- Ongelijke macht, mannen hebben vaker een hogere functie binnen een bedrijf.
Leeftijd:
- Veelvoorkomende criminaliteit wordt vooral gepleegd door jongeren tussen de 16 en 23 jaar.
- Recidivist= een persoon die steeds opnieuw strafbare feiten begaat, draaideur van criminaliteit.
3.2
Individuele oorzaken criminaliteit
In verreweg de meeste gevallen gaat het om aangeleerd gedrag, dat sterk bepaald wordt door risicofactoren. Hiermee bedoelen we omstandigheden die de kans op een bepaald gedrag verhogen. Belangrijkste risicofactoren:
- Gebrekkige opvoeding: veel crimineel gedrag hangt samen met wat wordt aangeleerd in een gezin.
- Gedrags- en psychische problemen: bij veel misdrijven blijkt dat mensen in hun jeugd ernstig geleden hebben, bv. door verwaarlozing of incest. Als een kind niet slaagt dit goed te verwerken , heeft het grote kans om met justitie te maken te krijgen.
- Sterke groepsdruk: Als je vrienden regelmatig iets stelen of stukmaken, is het moeilijk om niet mee te doen.
- Problematisch drugsgebruik
- Persoonlijkheidskenmerken: heel soms gaat iemand de criminaliteit in door aangeboren eigenschappen, zoals agressiviteit.
Maatschappelijke oorzaken
- Slechte levensomstandigheden: als iemand nergens geld voor heeft maar toch een luxe auto wilt kopen gaan ze sneller stelen.
- Anonieme samenleving: er is minder sociale controle, mensen letten op wat anderen doen.
- De gelegenheid maakt dief: als sociale controle ontbreekt, is de kans klein dat een dader betrapt of opgespoord wordt. En als de pakkans klein is, neemt de criminaliteit toe. Gelegenheidsmotief= mensen maken van de gelegenheid gebruik om een delict te plegen, zoals stelen.
- Minder besef van waarden en normen: onderzoekers zeggen dat mensen tegenwoordig minder gemeenschappelijke waarden en normen hebben dan vroeger.
- Gebrek aan maatschappelijke bindingen: familie, vrienden, school.
- Eens een dief, altijd een dief: tot slot: iemand die eenmaal misdaad heeft gepleegd krijgt gelijk het etiket crimineel.
4.1
Nederland is een rechtsstaat, een land waar de rechten en plichten van de burgers en van de overheid in de wet zijn vastgelegd.
In een rechtsstaat heeft de overheid 2 belangrijke taken: rechtsbescherming en rechtshandhaving. Rechtshandhaving of het handhaven van de rechtsorde.
Rechtsbescherming burgers worden beschermd tegen een te grote overheidsmacht en tegen willekeur van de overheid.
Een rechtsstaat heeft de volgende kenmerken:
- Er is een grondwet die voorschrijft hoe overheid en burgers met elkaar moeten omgaan.
- De burger heeft grondrechten, de belangrijkste rechten die in onze samenleving gelden, zoals persvrijheid, vrijheid van godsdienst , stemrecht en vrijheid van meningsuiting. Artikel 1 van de grondwet, allen die zich in Nederland bevinden worden in gelijke gevallen gelijk behandeld.
- De overheid en de burgers moeten zich houden aan wat in de wet staat. Alles wat de overheid dus doet is aan regels gebonden.
- In een rechtsstaat moet elke burger weten wat hem te wachten staat bij het plegen van een delict.
- Onafhankelijke rechterlijke macht. De rechterlijke macht beoordeelt of wetten goed worden nageleefd. Dit wordt gedaan door rechters die onafhankelijk zijn. Onafhankelijk betekent dat rechters zich door niemand laten beïnvloeden en altijd de wet volgen.
- Burgers hebben invloed op de manier waarop het land geregeerd wordt. Dit betekent dat de rechtsstaat altijd een democratisch gekozen parlement heeft.
4.2
Een rechtsstaat is ook altijd een democratie, een staatsvorm waarbij burgers invloed hebben op de besluiten van politici. Alle belangrijke besluiten over wetten en overheidsmaatregelen worden genomen door de Tweede Kamer.
Een belangrijk kenmerk van onze democratie is de trias politica, scheiding van de politieke macht. Dit kun je onderverdelen in verschillende machten:
- Wetgevende macht, stelt wetten vast waaraan burgers en de overheid zich moeten houden. Regering en het parlement maken de wetten.
- Uitvoerende macht, zorgt ervoor dat de wetten worden uitgevoerd en nageleefd. In ons land doen de ministers dit. Het Ministerie van Veiligheid en Justitie zorgt er samen met het OM en de politie voor dat strafbare feiten worden opgespoord en gestraft.
- Rechterlijke macht, beoordeelt of wetten goed worden nageleefd en doet uitspraak in conflicten. De rechters zijn helemaal zelfstandig kunnen werken en geen verantwoording schuldig zijn aan de minister of de politiek. Een rechter mag geen partij kiezen, maar moet kijken naar wat er werkelijk gebeurd is. Door deze onafhankelijkheid en onpartijdigheid kunnen burgers vertrouwen op een eerlijk rechtsproces.
4.3
Soms botsen de rechtsbescherming en rechtshandhaving met elkaar. Dan besluit de minister bijvoorbeeld tot veiligheidsregels waarmee tegelijkertijd de rechten van de burgers worden aangetast. Op zo’n momenten lukt het de overheid niet het niet om de burgers te beschermen. Een voorbeeld zijn die de overheid heeft genomen om de georganiseerde misdaad en terrorisme te bestrijden.
Klassenjustitie= mensen uit hogere sociale klassen worden bevoorrecht boven mensen uit lagere sociale klassen.
Wanneer er sprake is van ongelijke behandeling van mensen uit verschillende etnische groepen spreken we van discriminatie.
Voor deze ongelijke behandeling zijn verschillende oorzaken te noemen:
- Door verschillen in inkomen, opleiding, scholen en cultuur hebben niet alle verdachten gelijke mogelijkheden om hun belangen te verdedigen.
- Politie, officieren van justitie en rechters hebben soms vooroordelen.
- Er is een grotere pakkans voor mensen uit lagere milieus en uit een bepaalde etnische groepen.
- Allochtone criminele jongeren worden naar verhouding zwaarder gestraft voor hetzelfde delict dan autochtone jongeren.
- Mensen doen sneller aangifte als het een allochtoon is.
5.1
Het strafrecht omvat alle regels en wetten over het straffen van mensen die de wet hebben overtreden.
We noemen de belangrijkste uitgangspunten van het strafrecht:
- Je kunt alleen worden gestraft voor iets wat volgens de wet strafbaar is.
- Er wordt rekening gehouden met de ernst van het delict. Overtredingen worden door een andere recht behandeld dan misdrijven en er staat een mindere zware straf op.
- De rechter kijkt altijd naar de situatie waarin het delict plaatsvond. Was het zelfverdediging of niet?
- De rechters moet rekening houden met de achtergrond en persoonlijke eigenschappen.
Ontoerekingsvatbaar= dat iemand niet weet wat hij doet.
- De rechter houdt rekening met de leeftijd.
Ontoerekingsvatbaar= dat iemand niet weet wat hij doet.
- De rechter houdt rekening met de leeftijd.
Jeugdstrafrecht
Jongen van 12 tot 18 jaar vallen onder het jeugdstrafrecht. De rechtszittingen zijn niet openbaar. De kinderrechter kan jongeren veroordelen tot jeugddetentie: tot de leeftijd van 16 jaar maximaal 1 jaar en vanaf 16 jaar maximaal 2 jaar. Je zit dan in een jeugdgevangenis.
een speciale maatregel die de kinderrechter kan opleggen is ondertoezichtstelling, dan wordt er een gezinsvoogd aangewezen die thuis met de ouders over de opvoeding komt praten. Bij zeer ernstige delicten kan de rechter een jongere naar een opvoedingsinrichting(tuchtschool) sturen.
Adolescentenstrafrecht
Jongeren van 16 tot 23 jaar te veroordelen als minderjarige of als volwassenen, afhankelijk van hun ontwikkelingsniveau.
De rechter kan dus beslisser dat een hardere aanpak bij een 16 jarige beter past, terwijl een 22 jarige meer baat heeft bij begeleiding.
5.2
In een rechtsstaat is het strafproces aan regels verbonden. De regels hiervoor staan in het Wetboek van Strafrecht.
Belangrijk zijn de rechten van de verdachte, omdat deze te maken hebben met rechtsbescherming.
We noemen de belangrijkste rechten:
-
- Je bent pas verdachte als er een redelijk vermoeden is dat je schuldig bent aan een strafbaar feit.
- de verdachte heeft het recht om te weten waar hij of zij van verdacht wordt.
- De verdachte heeft recht op een advocaat.
- De verdachte heeft recht op zwijgen en hoeft niet mee te werken aan het onderzoek.
- De politie mag de verdachte maar voor beperkte tijd vasthouden.
- De verdachte is onschuldig totdat hij door de rechter schuldig wordt verklaard.
- De verdachte mag in hoger beroep gaan. Officier van justitie mag dit ook.
- Misdrijven en overtredingen kunnen verjaren.
Je kunt maximaal 110 dagen en 6 uur worden vastgehouden, voordat de rechtszaak plaatsvindt!
De tijd tussen 00.00 en 09.00 wordt hierbij niet meegerekend!!! In totaal mag de politie een verdachte dus maximaal 15 uur vasthouden.
Sorry voor mijn mooie vinger op de afbeelding maar anders bleef boek niet goed liggen J
Wat moet je weten voor de toets?
Belangrijke punten Thema Criminaliteit
SO H1 t/m H5 KGT
Hoofdstuk 1:
- Wat is criminaliteit (definitie paragraaf 2 aanhouden)
- Wat zijn normen en waarden?
- Wat zijn geschreven en ongeschreven regels? Wat zijn rechtsregels?
- Waarom is criminaliteit tijd- en plaatsgebonden? (aan de hand van een voorbeeld kunnen toepassen).
- Welke wetboeken zijn er?
- Wat zijn de verschillen tussen een overtreding en een misdrijf?
- Welke twee vormen van misdrijven zijn er? (veelvoorkomende criminaliteit & zware criminaliteit) Welke gevolgen hebben deze vormen van criminaliteit?
Hoofdstuk 2:
- Wat zijn de 4 kenmerken van een maatschappelijk probleem?
- Wat is een sociaal probleem (= dat er veel mensen last van hebben). kenmerk 1
- Wat is een politiek probleem (=dat de politiek zich ermee gaat bemoeien) kenmerk 4
- Wat zijn materiële gevolgen? Wat zijn immateriële gevolgen? Je moet dit kunnen toepassen aan de hand van een bron.
- Welke manieren zijn er om de criminaliteit te meten? (politiestatistieken, dader- en slachtofferenquêtes) Wat zijn hier de voor- en nadelen van?
Hoofdstuk 3:
- Wie hebben er meer kans om crimineel te worden? (kort doornemen)
- Welke individuele oorzaken zijn er waarom iemand crimineel wordt?
- Welke maatschappelijke oorzaken zijn er waarom iemand crimineel wordt?
Hoofdstuk 4:
- Wat zijn de kenmerken van een rechtsstaat? (uit je hoofd leren)
- Wat is rechtsbescherming? Wat is rechtshandhaving? Waarom botsen deze soms met elkaar? Geef hiervan een voorbeeld.
- Wat is Trias Politica? Welke drie machten onderscheiden we? Wat doen ze en wie zijn er voor verantwoordelijk?
- Wat is klassenjustitie?
Hoofdstuk 5:
- Wat zijn de uitgangspunten van het strafrecht?
- Wat zijn de kenmerken van het Jeugdstrafrecht? (max. straffen, leeftijd, niet-openbaar enz.)
- Welke rechten heeft een verdachte?
- Hoe lang kun je worden vastgehouden op het politiebureau? En hoe lang in totaal?
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden