Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Hoofdstuk 6 en 7

Beoordeling 5.9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 895 woorden
  • 3 juni 2008
  • 33 keer beoordeeld
Cijfer 5.9
33 keer beoordeeld

Hoofdstuk 6 Perspectief

Verteller:
De instantie of het personage in de tekst die het verhaal vertelt en door wie de lezer de verhaalgebeurtenissen, de ruimtebeschrijvingen gepresenteerd krijgt.
•Kan als personage meetellen, maar dit hoeft niet.
•Bepaald welke/hoe gebeurtenissen gepresenteerd worden
•Bepaald het perspectief van het verhaal
o Perspectief: het standpunt waaruit de verteller de gebeurtenissen aan de lezer presenteert.

Verschillende vertelsituaties:
1)alwetende vertelsituatie

2)ikvertelsituatie
3)personale vertelsituatie
4)meervoudige vertelsituatie

De alwetende vertelsituatie:
•De lezer weet van alle personages wat de zien, horen, voelen en denken.
•Wordt vertelt in de hij- of de zijvorm
•De alwetende verteller staat boven het verhaal.
•De alwetende verteller is geen personage in de tekst
•Kan commentaar geven, vooruitwijzen of toespreken.
•De alwetende vertelsituatie maakt een redelijk objectieve, waarheidsgetrouwe indruk => gids.
De alwetende verteller hoeft dit niet te zijn => kan manipuleren.

Ik-vertelsituatie:
•De Ikpersoon is niet altijd de auteur
•De ikfiguur speelt als personage mee in het verhaal
•De gebeurtenissen, de ruimte, de andere personages ziet de le
er alleen door de ogen van de ikverteller.

•De lezer raakt vaak goed op de hoogte van de ideeën, gedachten, gevoelens van de ikfiguur.
•Lezer kan goed meeleven met de ikfiguur => goed leren kennen van de ikfiguur
•Het perspectief is subjectief => soms onbetrouwbaar => liegen, fantaseren, informatie achterhouden, fouten maken, vergissen.
•Minder kennis over andere personages

Personale vertelsituatie:
•De lezer neemt de verhaalgebeurtenissen, ruimtebeschrijvingen, en personagebeschrijvingen waar door de ogen van een personage in het verhaal.
•Geschreven in de hij- of de zijvorm
•Er is geen verteller aanwezig
•Het perspectief is subjectief => alleen door de ogen van 1 personage => kan onbetrouwbaar zijn
•Weinig kennis over andere personages.
•Goed identificeren met de hij- of zijfiguur

Meervoudige vertelsituatie:
•Er treden meerdere verteller op
•Het perspectief wisselt
•De verschillende vertellers kunnen ieder hun eigen visie op en mening hebben over de verhaalgebeurtenis
•Vaak verdeeld in hoofdstukken


Functie en effect van het perspectief:
•Het perspectief is een van de belangrijkste technieken/kunstgrepen waarmee de lezer gemanipuleerd kan worden.
•Het bepalen van de betrouwbaarheid van het perspectief is heel belangrijk.
•De gehanteerde vertelsituatie kan ook de inleving van de personages bevorderen
•Bij het boek dat je leest, moet je nagaan wat de functie van de gehanteerde vertelsituatie is. (bijvoorbeeld: inleven, betrekking tot het onderwerp, spanning)
•Ga na wat het effect is van de vertelsituatie (bijvoorbeeld: meeleven, betrouwbaarheid, manipuleren)

Hoofdstuk 7 Interpretatie en Thematiek

Interpreteren
•Een interpretatie is een betekenistoekenning door een lezer aan een tekst
•Je geeft beargumenteerd aan waar de tekst volgens jou over gaat.
•Interpretaties staan niet vast en kunnen per lezer verschillen
o Individuele lezers: Lezers verschillen van elkaar (leeftijd interesse etc.)
o Tijdgebonden: Bij herlezing kunnen andere elementen van de tekst opvallen
o Kunnen worden toegeschreven aan de tekst die geïnterpreteerd wordt.
•Is altijd gebaseerd op de tekst


1e fase:
Verzamelen van tekstmateriaal => je verzamelt elementen en passages die letterlijk in de tekst aanwezig zijn. => verhaallaag vaststellen.
2e fase:
Op basis van het tekstmateriaal wordt een betekenis aan de tekst toegekend. => betekenislaag/thematische laag vaststellen.

Thematiek:
•Je geeft beargumenteerd aan wat volgens jou de betekenis van de literaire tekst is.
•Staat niet letterlijk in de tekst.
•Thematiek wordt afgeleid uit de concrete tekstgegevens en de relaties tussen die gegevens.

Een literaire tekst heeft verschillende lagen:
1)Verhaallaag: concrete gebeurtenissen, passages en elementen uit de tekst.
2)Betekenislaag/thematische laag: expliciet in de tekst aanwezige elementen.
•Verwijst naar de betekenis of de thematiek van een tekst
•Wordt afgeleid uit de verhaallaag

Het onderscheid tussen verhaallaag en betekenislaag kan het verschil in interpretaties van een tekst (mede) verklaren. Interpretaties kunnen verschillen omdat de ene lezer zich vooral richt op de verhaallaag, terwijl een andere lezer zich meer bewust is van de betekenislaag.


Motieven:
•Algemene thema’s/literaire motieven
•Komen veel in fictionele werken voor.
•Kunnen overeenkomsten aanwijzen tussen boeken
Verhaalmotieven:
•Motieven die je aantreft in één bepaalde literaire tekst aantreft.
•Steeds terugkerend betekenisvol element in een literaire tekst.
•Er is sprake van herhaling
•Verwijzen naar de thematiek van de tekst
•In lange teksten zijn er meerdere verhaalmotieven, in korte teksten een beperkt aantal.
Leidmotief:
De herhaling in de tekst van een concreet voorwerp.

Overeenkomsten verhaalmotieven/leidmotieven:
•Het zijn herhalingen in de tekst
•Daardoor ontstaat samenhang
•Hebben een structurerende functie
•Verbinden tekstpassages met elkaar
•Hierdoor kan de lezer relaties tussen tekstpassages leggen en er betekenis aan toekennen.

•Leiden naar de thematiek van de tekst
•Zijn daarom belangrijk voor de interpretatie van de tekst.

Titels van literaire teksten kunnen dus naar de thematiek van het werk verwijzen. Je moet daarom nagaan of er een verband is tussen de titel en de thematiek van het boek, want niet alle titels verwijzen naar de thematiek

Ondertitels kunnen ook naar de thematiek van een werk verwijzen.

Motto
•kan ook naar de thematiek van een werk verwijzen
•Sommige boeken hebben meer dan één motto, andere geen.
•Korte tekst/citaat uit een literair werk

In veel verhalende teksten bestaat een samenhang tussen de lotgevallen van de personages en de thematiek van het boek.

In een aantal verhalende teksten bestaat een verband tussen de ruimte en de thematiek.

Verfilming en thematiek
•De filmmaker geeft zijn visie/interpretatie van het boek.
•Kunnen afwijken van de inhoud van het boek.
•Een verfilming mag hooguit 120 minuten duren => weglaten van elementen
•Bepaalde aspecten zijn moeilijk in beeld te brengen (bijv. gedachten)

•Thematiek van een verfilming van een literair werk kan aanmerkelijk en op belangrijke punten afwijken van de thematiek van het boek.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.