nederlands literatuur cursus 2
waarover wordt verteld?
inleiding
Verhalende teksten zijn teksten waarin een geschiedenis wordt verteld. Het begrip geschiedenis gebruiken we bij verhalende teksten om aan te geven waarover wordt verteld. De geschiedenis van verhalende teksten bestaan uit de volgende elementen: een chronologisch te ordenen reeks van gebeurtenissen, personages of verhaalfiguren en setting.
gebeurtenissen
Een verhalende tekst is een verhaal die bestaat uit een aantal in zinnen weergegeven gebeurtenissen waartussen je als lezer verbanden legt.
Verhalen kunnen in een chronologische- of niet chronologische volgorde staan. Via gedachten en waarnemingen van de ik-figuur is het voor jou makkelijker deze (voorlopige) verbanden te leggen.
Gebeurtenissen kunnen als gebeurtenis worden verteld, gesuggereerd of verondersteld worden.
personages
De personages/ verhaalfiguren zijn in een verhalende tekst verbonden met een reeks van gebeurtenissen. Gebeurtenissen komen op gang omdat een personage iets doet of op gebeurtenissen reageert.
Personages zijn GEEN mensen/ echte personen!
De personages vervullen verschillende rollen. In de eerste plaats zijn er één of meerdere hoofdpersonen die een doel nastreven. Hij is betrokken bij de belangrijkste gebeurtenissen en waar de tekst om draait.
Daarnaast zijn er bijpersonen die de rollen van helper of tegenstander vervullen. Deze steunen de hoofdpersoon bij het bereiken van zijn doel, of werken hem juist tegen. Emoties, omstandigheden of karaktereigenschappen kunnen ook als helper functioneren.
Vaak is het doel afhankelijk voor het soort genre. In de meeste teksten worden de rollen niet expliciet aangegeven.
Personages kun je op een directe manier leren kennen. De verteller geeft een duidelijke opsomming van karaktereigenschappen, uiterlijk en innerlijk.
Je kunt ze ook op een indirecte manier leren kennen. Het personage leer je vooral kennen door wat ze doen of juist nalaten en door wat ze wel of niet denken.
De laatste manier is de analogie. De personages worden steeds vergelijkt met dieren, of doordat personages een naam hebben die iets zegt over hun karakter.
Je kunt personages beoordelen d.m.v. psychologisch benaderen. Je vindt wat een bepaald personage doet of nalaat dan verklaarbaar, aannemelijk, logisch of juis vreemd en onbegrijpelijk.
Ten tweede heb je het maatschappelijk of ethisch beoordelen. Personages vertonen afwijkend gedrag van wat jij als lezer verwacht of zelf in werkelijkheid zou doen. Als lezer ga je uit van bepaalde normen en waarden en die gebruik je bij je beoordeling of waardering van personages.
Groepsleden identificeren zich met de geldende normen en waarden.
Normen: rechtvaardigheid, solidariteit, trouw, eerlijkheid, respect, vrijheid en zelfstandigheid.
Waarden: je moet eerlijk zijn, je mag niet doden.
setting
Het begrip setting is de benaming van de tijdruimtelijke situering. Dus in welke tijd het afspeelt en in welke ruimte.
Verhalende teksten spelen in een bepaalde historische tijd, zoals de Eerste Wereldoorlog, maar soms blijft dat onduidelijk en spelen de gebeurtenissen zich af in een onbestemd heden. Het begrip ruimte wordt gebruikt om de omgeving waar de gebeurtenissen plaatsvinden aan te duiden.
hoe wordt verteld
inleiding
Een verhalende tekst wordt een verhaal door de manier waarop de geschiedenis wordt verteld. Ieder verhaal heeft zijn eigen structuur en opbouw: ieder verhaal wordt op een specifieke manier verteld. Daarbij spelen tijd, volgorde motieven en verhaallijnen een belangrijke rol.
tijd
De verteltijd is de tijd die je nodig hebt om een tekst te lezen, de vertelde tijd is de tijd die de gebeurtenissen in de geschiedenis (in chronologische volgorde) in beslag nemen. De verhouding hiertussen bestaat uit drie aspecten:
1. versnelling
Een gebeurtenis die vrij lang duurt wordt kort verteld, samenvattend vertellen. De vertelde tijd is hier groter dan de verteltijd.
2. vertraging
Vertelde tijd is hier kleiner dan de verteltijd. Bijv. beschrijvingen van iets wat in een paar min duurt.
3. scène
De verteltijd en vertelde tijd zijn ongeveer gelijk. Bijv. de dialogen in een verhaal.
In veel verhalen kom je een combinatie van deze drie tegen. Dit wordt ritme genoemd.
volgorde
De twee mogelijkheden om gebeurtenissen te presenteren zijn d.m.v. een chronologische volgorde en een niet-chronologische volgorde.
Bij niet-chronologisch moet je de volgorde reconstrueren.
De chronologische weergave van de gebeurtenissen wordt onderbroken door vooruitwijzingen naar wat nog zal gaan gebeuren, en terugverwijzingen naar wat al is gebeurd. Deze zijn hooguit een paar zinnen kort. Als je die tekstpassages herkent, zie je samenhang in een tekst ontstaan.
In een flashback beleeft een personage gebeurtenissen die eerder hebben plaatsgevonden opnieuw. Het is uitvoeriger dan een terugverwijzing, en geeft informatie over een personage.
motieven
In verhalen komen vaak meer of minder nadrukkelijke herhalingen voor. Elementen die in verhalen terugkeren zijn motieven. Daar zijn er twee soorten van:
1. verhaalmotief
Dat is het terugkeren van bepaalde situaties, waarnemingen, opvattingen, gebeurtenissen of gevoelens. (bijv. vergeten)
2. leidmotief
Dat is de herhaling van een bepaald woord of een volgens u als lezer betekenisvol concreet voorwerp. (bijv. een mes)
verhaallijnen
Een verhaallijn is een samenhangende reeks van gebeurtenissen. Ze zijn verbonden met een of meerdere personages. Als deze veranderen ontstaat een nieuwe verhaallijn.
wie verteld
inleiding
Er is een belangrijk verschil tussen vertellen (door een verteller of vertelinstantie) en waarnemen (focaliseren). Elke verhaaltekst heeft een vertelinstantie. Je stelt de vraag wie verteld?
schrijver en verteller
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
K.
K.
top
5 jaar geleden
Antwoorden