Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

18de en 19de eeuw

Beoordeling 4.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 6e klas vwo | 1480 woorden
  • 5 februari 2009
  • 12 keer beoordeeld
Cijfer 4.5
12 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
3.1 Politieke achtergronden
Middenstand: winkeliers, onderwijzers, ambtenaren; economisch en sociaal van groot belang, maar had geen politieke macht.
Oranje-gezinden: adel, leger, strenge predikanten, volk; steunden stadhouders van oranje
Patriotten: waren tegen oranje als stadhouder; aristocratische (regentenheerschappij) & democratische patriotten (macht regenten breken en de middenstand politieke invloed en posities in de regering geven.
Franse revolutie: 1789, de burgerij richtte zich tegen de macht van vorst, adel en hoge geestelijkheid.

Bataafse republiek: 1795-1806; Fransen trokken Nederland binnen à einde van de Republiek der Zeven verenigde Nederlanden.

3.2 Sociaal-economische achtergronden

Standenmaatschappij: regenten – middenstand (burgerij) – boeren, arbeiders en armen.

3.3 Culturele achtergronden

Theoretische geschriften: rond 1700 grootte interesse voor deze geschriften over kunst.
Frans-Klassicisme: men oriënteerden zich op de klassieken waarvan men de regels en normen ontleenden.
Dichtgenootschappen: propageerde het Frans-Klassicisme; Nil Volentibus Arduum; Andries Pels.
Niet op de klassieken gebaseerde literatuur: beïnvloedt door het rationalisme, empirisme en het ideeëngoed van de Verlichting.
Rationalisme: filosofisch denksysteem dat zich baseert op de rede, ratio, het denkend bewustzijn (Descartes)
Empirisme: filosofische stroming waarin gesteld wordt dat kennis uit ervaring komt. (Locke; kennis wordt afgeleid uit zintuiglijke ervaring en waarneming)
Verlichting: Rationalisme en empirisme hebben hier veel aan bijgedragen. Verlichtingsfilosofen: wilden kennis verschaffen, voorlichting geven, mondig maken en vooroordelen die de mens onmondig hielden, bestrijden. De mens moest zichzelf ontwikkelen, wijzer en beter worden. Ze zochten naar aantrekkelijke vormen om hun ideeën te uiten.
Kritiek: filosofie was een strijdmiddel om kritiek op de bestaande maatschappij en moraal te verwoorden.

Opvoeding: veelvuldig besproken onderwerp in de verlichting, een verwaarloosde opvoeding heeft kwalijke gevolgen.
Vriendschap: niet alleen om vertrouwelijkheden uit te wisselen, maar vooral om elkaar te steunen, richting geven en indien nodig terecht te wijzen.
Gevoel: Rousseu kende veel waarde aan het gevoel. Er kwam meer aandacht voor beleving van de lezer.
Sentimentalisme: grootte waarde werd toegekend aan subtiele gevoelens en verfijnde emotionele vatbaarheid.
Godsdienst (nadruk op de liefde van God) en Natuur (niet meer als object voor de wetenschap, maar vooral ook als bron voor gevoelsaandoeningen).

3.4 Literatuur uit de 18de eeuw

Frans-Klassicisme: invloed aan te wijzen in de tragedie en de komedie.
Klassicistische tragedie: alles diende waarschijnlijk te zijn; eenheid van tijd, plaats en handeling.
Klassicistisch blijspel: bestond uit 5 bedrijven; doel: wijze les, het verbeteren van de zeden.
Nieuwe literatuur stond in dienst van de opvoeding en emancipatie van de burgerij.
Spectatoriale tijdschrift: moraliserend weekblad van 8 pagina’s tekst; er werden in dit blad belangrijke problemen op een luchtige en eenvoudige manier voor burgers aan de orde gesteld; essays, brieven, verhalen over het dagelijks leven. Geen politiek blaadje.
Lezersbrief: ingezonden brieven van lezers die een probleem besproken wilden zien en een antwoord wensten van ‘mijnheer de spectator’.

Spectator: blad & fictief personage.
Idealen van de verlichting: kennis verschaffen, maatschappijkritiek en opvoeding, tolerantie op godsdienstig terrein.
Kinderliteratuur: teksten speciaal voor kinderen geschreven; onderwerpen: studie-ijver, vlijt, de ouder-kindrelatie en deugden als oprechtheid of gehoorzaamheid. Perspectief ligt bij het kind. Moet rekening houden met de ontwikkelingsfasen van het kind. Leerstof diende aantrekkelijk te zijn. (inhoud aansluiten bij de kinderlijke leefwereld en herkenbare situaties). Moraal werd vaak verwoord door het kind zelf.
Pedagogie: belangrijk middel in de strijd tegen bijgeloof en onwetendheid.
Imaginaire reisverhalen: nadruk op handelingsverloop; het gaat niet om de werkelijk gebeurde reizen, ander doel: maatschappij kritiek leveren.
Opvoedkundige zedenromans: nadruk op het innerlijk en de karakterontwikkeling van de personages.
Vormende waarde: duidelijk maken wat goed en wat slecht gedrag was.
Effect op de lezer(es): de lezer kwam via de ontwikkeling van de personages tot inzichten die de auteurs wilden overbrengen.
Publieksgroep: zodat je je goed kunt identificeren.
Briefroman: ieder personage kon getypeerd worden door een eigen wijze van uitdrukken. De spanning steeg als brieven zoek raakten of verkeerd werden begrepen & het vergrootte het werkelijkheidskarakter (de echtheid): in de 18de eeuw was de brief een belangrijk communicatiemiddel geworden.
Sentimentele roman: literatuur met gevoelsverfijningen, nadruk op de beleving en de gewaarwordingen; een emotionele effectwerking. Weinig belang aan karakterontwikkeling en handeling.

Bezwaren: het zou tot een psychische kwetsbaarheid, egocentriteit en onmaatschappelijk gedrag leiden.

4.1 Politieke achtergronden
Koninkrijk: 1815 Napoleon nederlaag à Nederland koninkrijk met Willem I als vorst.
(Verenigd noord en zuid) à economie uit de slop halen door de koloniale handel (Nederlandsche Handelmaatschappij) te stimuleren en door te ijveren voor een modern-kapitalistische grootindustrie & infrastructuur.
1839 Afscheiding België.
Grondwet: Thorbecke; ministers moeten verantwoording afleggen aan het parlement (ministeriële verantwoordelijkheid), parlement moest wetten goedkeuren en de regering controleren.
Nederland werd een parlementaire democratie.

4.2 Sociaal-economisch achtergronden
Industialisatie: 19de eeuw; sociale tweedeling tussen rijken en arbeiders en armen. De arbeidsomstandigheden in de fabrieken waren zwaar en gevaarlijk.
Cultuurstelsel: Bosch; De Nederlandse regering droeg de inlandse vorsten op een vijfde deel van de grond te reserveren voor producten voor de Europese markt. Ze moesten zelf voor arbeiders zorgen en ze kregen een deel van de winst. à meer werk verlangen van de arbeiders dan toegestaan
Burgerlijke ideologie: stelde gezin, vaderland en vorstenhuis centraal. Deugdzaamheid en gezag werden geëerd. Boegbeelden: dominees.

Le bourgeois satisfait: de zelfgenoegzame burger meende te leven in een veilige, rationele en geordende tijd: la belle epoque. (liberalisme)
Darwin & Marx: onderdrukte de burgerlijke ideologie: nieuwe inzichten deden het burgerlijke normen- en waardensysteem wankelen en niet langer vanzelfsprekend zijn. (wetenschappers, filosofen). Fin de siècle – eind 19de eeuw.

4.3 Culturele achtergronden
Nationalisme: voorliefde voor het eigen vaderland. Een volk werd beschouwd als een organische eenheid, met een gemeenschappelijke afstamming, taal en cultuur. à zoektocht naar het eigen verleden en het volkseigene.
Belangrijke waarde: literatuur en literatuuronderwijs; officieel schoolvak – bloemlezingen.
Nieuw vaderlandsgevoel: nieuwe identiteit omdat het hoogtij vierde tijdens en na de Franse bezetting en tijdens de Belgische opstand; verheerlijking van het verleden, helden kregen standbeelden om ze te eren (Rembrandt, Vondel, Coster).
Vernieuwingen in de wetenschap door de evolutie theorie van Charles Darwin. Vanuit de christelijke hoek werd het afgekeurd.
Karl Marx: kritiseerde de vervreemding; de mens werd op zichzelf terugwerworpen, werd een concurrent van zijn medemens en woonde ver van de natuur vandaan. Politieke en sociale vervreemding door de economische tegenstellingen binnen een burgerlijke maatschappij.
Twee klassen: de loonarbeiders (het proletariaat) en de bourgeoisie (het kapitaal).
Socialisme kwam doordat arbeiders zich gingen organiseren.

4.4 Romantiek en Realisme
2 hoofdstromen: romantiek (gevoel en verbeelding) & realisme (weergave vd werkelijkheid)

Romantiek: internationaal; aspecten:
Breuk met classicisme: er kwam een nieuwe opvatting over kunst en literatuur, er kwam meer aandacht voor de individuele verbeeldingskracht en het gevoel (zonder alle classicistische regels).
Gevoel: kon geuit worden door de natuur: iets groots, iets wat niet te doorgronden was, waar men vol eerbied in verkeerde. De schrijver/dichter, een genie met originaliteit, probeerde de gevoelens en emoties zo spontaan en natuurlijk mogelijk weer te geven.
Verbeelding: imagination; subjectief want het ging af van de visie van de individuele kunstenaar en diens verbeelding. Hij kon een andere wereld oproepen, contact krijgen met het hogere (god). Probeerde het onzichtbare, het oneindige in het reële weer te geven.
Droom: een aspect dat samenhangt met de verbeelding en het onzichtbare.
Engagement: De romantische kunstenaar kwam regelmatig in conflict met de omgeving. Betrokken bij maatschappelijke problemen en er dan over schrijven met als doel: iets veranderen.
Kloof tussen ideaal en werkelijkheid à Weltschmerz: Smart om het leven als zodanig, de sombere geestesgesteldheid. Het gevoel van onvrede met de eigen tijd (bestaan), een lijden aan het bestaan. De natuur, het verleden, de religie of humor konden dan troost bieden.
Romantische personages: dolenden, zwervers vol verlangen en dat verlangen wordt vaak gesymboliseerd in de betoverend mooie, maar onbereikbare liefde. Idealisten/wereldverbeteraars.
Romantisch levensgevoel: tref je niet alleen in de kunstvormen en de literatuur aan, maar ook bij personen die geen kunstenaar/schrijver zijn. Leven in onvrede met de werkelijkheid of lijden aan Weltschmerz.
Sociale cultuur: gemeenschappelijk activiteiten waren gewonen dan individuele.
Literaire genootschappen: vaderlandsliefde en huiselijkheid zijn belangrijke onderwerpen.

Historische roman:
historische avonturenromans: vaste motieven, levensecht maken.
historische ideeënromans: hiernaast ook uitdrukking geven aan de visie op de mens en maatschappij. Emancipatiestreven.
Vlaamse beweging: Jan frans Willems riep de Vlamingen op tot een groter zelfbewustzijn, tot zelfontplooiing en tot verzet tegen de Franstaligheid.
De gids: de 17de eeuw is een voorbeeld van bloei en daadkracht. (Potgieter)
Dominee-dichters: afkomstig uit de burgerij; waren dominee maar bleven dichten. Ze benadrukten de moraal in hun gedichten, het was een middel om algemene waarheden in een begrijpelijk en aantrekkelijk vorm te presenteren. Groot publiek.
Luimige poëzie: humoristische poëzie; gebreken en eigenaardigheden van de maatschappij met een milde spot beschreven. (uit de burgerij, geen aandacht politiek/geloof).
Multatuli: zelf lezen!!
Camera obscura: de werkelijkheid op een plaat waarnemen maar niet vastleggen.
Fotografie: dagueerreotypen; foto’s beschouwden ze als een objectieve en betrouwbare weergave van de werkelijkheid.
Realisme: de werkelijkheid weergeven
Idealistisch: de werkelijkheid werd niet beschreven om die zo objectief mogelijk te beschrijven, maar om de zedelijke verbetering van het publiek te bewerkstelligen. Past bij de mentaliteit en het wereldbeeld van de gegoede burgerij uit de 19de eeuw. (belle epoque; schrijver uit de gegoede burgerij)
Objectief: neutraal, objectief en exact; verteller geeft geen commentaar.

De kunstenaar en schrijver staat tegenover de gegoede burgerij

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.