Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Godsdienst, Wegen naar Verlossing H1+2+3

Beoordeling 5.7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 2482 woorden
  • 18 oktober 2010
  • 14 keer beoordeeld
Cijfer 5.7
14 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Hindoeïsme, H1

1.
Het Hindoeïsme van nu is een samensmelting van twee bevolkingsgroepen. De Ariërs, een volk uit het gebied van het latere Perzië, vielen Noord-India binnen en liep het volk dat zich daar vestigde (aanhangers van één van de oudste culturen in India, die geloofden ‘in het ritme van het leven’) rond 1500 v.c.j. volledig onder de voet. Ze vestigden zich voorgoed in India en vermengden zich met de oorspronkelijke bevolking.

Veda’s zijn de heilige geschriften van het Hindoeïsme. De swastika, het hakenkruis, staat voor de eeuwige kringloop van wedergeboorten.

2.
Daarna heeft de Indiase samenleving zich gevormd in verschillende lagen. Deze lagen worden kasten genoemd. Kaste, dat oorspronkelijk in het Sanskriet warna genoemd wordt, slaat terug op de kleur die een kaste (vroeger) had.

- Elitaire bovenlaag, Brahmanen (WIT):

Veelal priesters. Tegenwoordig kunnen zij ook hoge ambtenaren of kok o.i.d. zijn.

- Twee middenlagen:

Ksatria’s (ROOD): militairen, bestuurders, ministers, hoge ambtenaren of Indiase adel

Vaisja’s (BRUIN): landeigenaren, middenstanders, boeren en arbeiders

- Sjoedra’s:

Oorspronkelijke bewoners (slaven en dienaren) (ZWART)

In de loop van de tijd zijn er meer dan 2000 subkasten gevormd. Geboorte bepaalt je kaste, en deze kun je niet verlaten. Mensen uit een kaste gaan vaak alleen met leden uit dezelfde kasten om, en ze hebben nog meer ‘leefregels’: deze zijn er om de aard van de kaste te beschermen.

Kastelozen, de onderdrukten van de samenleving, worden vaak als onrein beschouwd (hiermee wordt rituele reinheid bedoeld), omdat dezen helemaal onderaan staan. Men vermijd meestal ook aanraking met buitenlanders, omdat die ook niet tot een kaste behoren.

3.
De Samsara = de voortdurende kringloop van reïncarnatie van de ziel (atman). De wedergeboorte heeft te maken met je karman (eindsaldo goede en slechte daden). Is je karman goed, dan wordt je wedergeboorte in een hogere kaste, is het tegenovergestelde aan de hand, dan bestaat er zelfs een kans dat je als dier wedergeboren wordt. Het hoogste levensdoel van een hindoe is de moksja (verlossing). Hier wordt de kringloop van wedergeboorten doorbroken doordat de atman terugkeert naar de goddelijke bron (brahman). Deze weg is echter moeilijk, omdat de mens moet leren loslaten waaraan hij in het leven gehecht is.

De dharma is de goddelijke orde van het natuurlijke evenwicht, van de vaste ritmes in heel de kosmos (bijv. dat elke dag de zon opkomt). Diezelfde dharma schrijft ook geboden en verboden voor, die gebruikt worden voor het dagelijks leven (bijv. dat je niet mag liegen). Naast het vervullen van de plichten van de dharma is er voor de hindoe ook de weg van meditatie (bewuste concentratie op een onderwerp) om tot verlossing te komen. Het inzicht, door meditatie verkregen, dat de atman van ieder mens in wezen hetzelfde is als het goddelijke brahman, is een weg die naar de moksja leidt. Naast meditatie, die een meer intellectuele weg naar verlossing verschaft zijn er nog twee andere wegen:

- belangeloos je plichten vervullen (ook de plichten die bij je kaste horen)

- verering van de goden (dagelijkse verzorging van beelden van de goden, gaven geven e.d.)

4.
Hindoes geloven dat de hele natuur van goddelijke aard is. Bepaalde indrukwekkende plaatsen in de natuur (bijv. de Himalaya of de Ganges) worden als woonplaatsen van de goden gezien. De duizenden goden van het hindoeïsme zijn van oorsprong altijd verbonden geweest met de natuur, maar later werden ze ook als beschermgoden voor bepaalde mensen of activiteiten gezien.

Bij de hindoegoden is er sprake van een rangorde. Bovenaan staan de volgende drie ‘hoofdgoden’, die vaak als drie-eenheid (trimoerti) worden gezien.

- Brahma: de personificatie van het brahman, het goddelijke oerbeginsel van alles wat bestaat. Wordt gezien als de schepper. Er zijn haast geen beelden of tempels van hem omdat hij als zo’n hoge en verre god wordt gezien.

- Visjnoe: de ‘heer van de wereld’, creëerde na Brahma alle levensvormen voor het eerst op aarde, wil de mensen ook verlossen van het kwaad en is daarom in verschillende gedaanten op aarde gekomen.

- Sjiva: de god die verantwoordelijk is voor de schepping volgens het ritme van het leven, god van tegenstellingen en kringloop (bijv. schepper en doder), zo symboliseert deze god ook de vruchtbaarheid.

Andere goden:

- Ganesja: god van wijsheid en moed, helpt mensen met praktische problemen, aan hem worden bij verschillende dingen (bijv. het nieuwe jaar, een verhuizing), om zegen en hulp gevraagd.

- Krisjna: hoewel hij ook gezien wordt als een verschijning van Visjnoe, wordt hij ook beschouwd als enige of belangrijkste god.

5.
De Hindoes kennen een aantal heilige boeken die in twee groepen worden verdeeld:

1. De oudste teksten (geopenbaarde boeken waarvan men gelooft dat de inhoud van goddelijke oorsprong is)
Hiervan zijn er vier boeken (Veda’s), op schrift gesteld door Arische priesters tussen 1500 en 1000 v.c.j. In deze boeken wordt beschreven hoe de brahmaanse priesters de rituelen moeten uitvoeren.

2. De jongere geschriften (boeken van overlevering, inhoud gemaakt door mensen)
Hierbij horen de Oepanisjads (geschreven tussen 600 en 300 v.c.j., waarin de eenwording van de atman met het brahman staat beschreven, en twee grote verhalenbundels in dichtvorm, Ramajana en Mahabraharata. Deze verhalenbundels zijn voor het gewone volk veel makkelijker te lezen. Er spelen belangrijke thema’s, zoals het kwaad in de wereld en liefde en trouw, een rol. Deze verhalen worden op verschillende manieren (ook d.m.v. toneel en dans) onder de aandacht gebracht.


Hindoeïsme H2
- Rituelen van de jaarcyclus: Er zijn twee belangrijke jaarlijkse feesten. Met het holifeest wordt de komst van de lente gevierd en hiermee begint er een nieuw jaar. Bij dit feest wordt er een brandstapel – de holika – aangestoken. Dit is aan de ene kant een vreugdevuur, maar aan de andere kant ook een vuur waarin het kwade wordt verbrand. Rond het vuur wordt gebeden en gezongen en er wordt symbolisch, door een handvol rijst op het vuur te gooien, afstand gedaan van de slechte gedachten en daden. De volgende dag wordt er met elkaar gebeden en daarna wordt er een beetje as op ieders voorhoofd gesmeerd waarop het een dolle boel wordt als iedereen elkaar met as bestrooit.

Het divalifeest dat in november gevierd wordt, is het feest van het licht. Op de dag van de nieuwe maan wordt de terugkeer van koning Rama na zijn overwinning op de demonenkoning Ravana gevierd. Voor het divalifeest worden de huizen goed schoongemaakt, omdat men gelooft dat Laksjimi, de vrouw van Visjnoe, voor een jaar in de goed schoongemaakte huizen zal wonen, hetgeen voor welvaart en geluk zorgt. Kumb Mela: 12 jaarlijks feest waarbij miljoenen gelovigen aan ge Ganges samenkomen voor een reinigend bad.

- Rituelen van de levenscyclus: Geboorte: Bij de zwangerschap wordt er gebeden voor een goede zwangerschap. Als het kind geboren is zal de vader het een druppeltje honing en roomboter geven, waarop hij met een stokje het aum-teken op de tong van de baby maakt, waarna hij een zegenspreuk in het oor van de baby fluistert. Na tien dagen vindt de naamgeving plaats. De laatste ceremonie is het knippen van het eerste haar. Een familielid zal dit haar daarna verwerken in meeldeeg, dat na een offerdienst in het water van een rivier wordt geworpen.

Huwelijk: De meeste huwelijken worden gearrangeerd. Aan de familie van de bruidegom wordt een bruidsschat betaald. Veel Hindoes in India geven daarom de voorkeur aan zonen. In het huwelijksritueel wordt er zeven keer rond het offervuur gelopen. In het vuur wordt dan rijst gepoft als een offer aan de goden. De graankorrels die in het vuur worden geworpen symboliseren vruchtbaarheid en afweer tegen ongeluk.

Levenseinde: Door de familieleden worden magische spreuken opgezegd en er wordt rijst geofferd die de geesten van het dodenrijk gunstig moeten stemmen. Doden worden meestal gecremeerd waarbij de oudste zoon of een ander familielid de brandstapel aansteekt. De ziel maakt een overgang naar een nieuw bestaan. De as van de overledene wordt bij voorkeur in de heilige rivier de Ganges of de Indus gegooid.

Asceten zijn mensen die aardse bezittingen afzweren, en door meditatie, onthechting en boetedoening hopen te komen tot een heilig leven.

In India kun je op pelgrimsplaatsen en op straat heilige mannen (sadhoes) tegenkomen. Zij hebben afstand gedaan van al het aardse om zich te richten op het eeuwige. Daarbij doen ze aan yoga en meditatie om dit gevoel te versterken. Het leven van een sadhoe (eveneens een persoon uit één van de drie hoogste kasten), bestaat uit vier fasen:

1) een initiatieritueel waarbij hij het ‘heilige koord’ ontvangt dat een symbool is voor zijn ‘tweede geboorte’. Daarna moet er een opleiding gevolgd worden waarop hij weer naar huis terugkeert om weer gewoon naar school te gaan, een beroep te leren en een gezin te stichten.

2) Het is de plicht van de sadhoe om goed voor het gezin te zorgen. Wanneer zijn zoon zo oud is dat deze op zijn beurt een gezin kan stichten, trekt hij zich terug om zich te richten op de godsdienst en meditatie.

3) De onthechting van alle aardse goederen. Het huis wordt meestal verlaten wanneer hij bijna sadhoe is en als hij grootvader is geworden, kan hij zich werkelijk losmaken van alle aardse familiehechting.

4) De fase van de sadhoe. Zonder enige binding trekt hij van pelgrimsplaats naar pelgrimsplaats. Bij overlijden wordt hij begraven in meditatiehouding, en wordt vereerd als een heilige want hij zette zich geheel in voor de vereniging van zijn ziel met het goddelijke brahman.


3.
Na een jarenlange onafhankelijkheidsstrijd werd de koloniale macht die de Engelsen vanaf 1857 over India hadden uitgeoefend, overgedragen aan de Indiërs. De hindoeleiders Gandhi en Nehru speelden hier niet alleen een belangrijke rol in, ook de moslimleider Jinnah. Door deze gezamenlijke strijd waren ze het erover eens dat het land zou worden opgedeeld in twee onafhankelijke staten: Pakistan (Moslims) en India (Hindoes). Hierdoor kwam er een grote volksverhuizing op gang waarbij ruim een half miljoen doden zijn gevallen door geweld van beide kanten. In India bestaan er zo nog een aantal politieke brandhaarden (zoals in Kasjmir, waar de moslims de meerderheid vormen en het liefst willen verenigen met het buurland Pakistan). Het streven naar afscheiding resulteert op deze manier vaak in politieke gewelddadigheden.

Hoewel het kastenstelsel in 1950 officieel is afgeschaft, heeft het op het platteland nog steeds grote invloed en dit geldt vooral voor de laagopgeleide mensen. In de steden wordt de invloed steeds iets meer weggevaagd. De overheid wil iets doen aan de onderdrukking van de mensen uit de lagere kasten, maar dit zorgt vaak ook voor verzet bij leden uit hogere kasten. Kasten hebben niet alleen een negatieve betekenis. Het is ook een sociaal vangnet van levensbelang.

Gandhi (1869-1948), kreeg de eretitel Mahatma, dat grote ‘Grote Ziel’ betekent door zijn inzet voor gelijkheid onder mensen. Hij ging in zijn strijd voor rechtvaardigheid uit van 2 principes: 1) Ahimsa is volgens hem hét middel om verantwoordelijk en actief in de wereld te staan. Geweldloosheid brengt de tegenstander tot nadenken. 2) Satyagraha: vaststaan in de waarheid.


Boeddhisme H3:
Boeddhisme is gesticht door Siddharta Gautama en later ontving deze de eretitel Boeddha: (de Ontwaakte of de Verlichte). Geboren rond 560 voor Christus als hindoe en zoon van Sjoeddhodana, heerser over een klein hindoeïstisch koninkrijk in Noord-India. Opgegroeid als hindoe en het geloof in samsara, de kringloop van wedergeboorten. De Boeddhistische ethiek gaat uit van het geloof dat alle mensen aan elkaar gelijkwaardig zijn en dat de mens in staat is in vrijheid te kiezen tussen goed en kwaad.

Voor het boeddhisme is er maar één bovenaardse kracht die alles beheerst, en dat is de eeuwige wetmatigheid van de kosmos. Alles wat er gebeurt voltrekt zich volgens eeuwige vaste wetten van de natuur. Boeddhisten noemen dit de wet van karma.

Reïncarnatie is volgens Boeddha een eeuwige kringloop van oorzaak en gevolg. Ziel of goddelijke kern gaat niet vanuit een mens naar een volgende leven, het zijn de daden van nu die bepalen onder wat voor omstandigheden mensen in de toekomst geboren worden.

Kringloop wordt in stand gehouden door 2 krachten:
1. Begeerte – onophoudelijke verlangen van mensen naar vergankelijk aards bezit.
2. Onwetendheid – gebrek aan inzicht in de juiste weg naar verlossing

Verlossingsleer bestaat uit 2 elementen:
1. Inzicht in de situatie waaruit je verlost wil worden.
2. De juiste weg waarlangs je die verlossing kunt bereiken.

Deze 2 elementen worden door Boeddha samengevat in zijn leer van de 4 waarheden:

1• Al het leven is lijden: Leed is een gehechtheid aan deze wereld en aan dit leven waardoor we bang zijn iets of iemand te verliezen en waardoor we voortdurend hopen dat het mooier en beter wordt.

2• Het lijden ontstaat door verlangen

3• Het opgeven van verlangens stopt het lijden (zonder verlangens geen teleurstellingen)

4• Het 8-voudige pad maakt vrij van verlangens en vormt de weg naar de uiteindelijke verlossing:

Stap 1 en 2 vormen fase van bewustwording, het zijn:
1. het juiste inzicht, namelijk in je lijdend bestaan
2. het juiste besluit, om uit deze situatie weg te komen

Stap 3, 4 en 5 vormen fase van een nieuwe leefwijze:
3. het juiste spreken, de taal niet gebruiken om anderen te benadelen of kwetsen
4. het juiste handelen, geen kwaad meer doen tegenover mens of dier
5. het juiste levensonderhoud, een eerlijk en dienstbaar beroep uitoefenen

Stap 6, 7 en 8 vormen fase van de nieuwe levensinstelling:
6. de juiste inspanning, om dat wat heilzaam is te bevorderen
7. de juiste aandacht, namelijk voor de lijdende wereld om je heen
8. de juiste concentratie, op situaties waarin jij anderen van dienst kunt zijn

5 basisregels/geboden:
1) geen levende wezens doden (AHIMSA). Ook alle haat en liefdeloosheid wordt hiermee veroordeeld.
2) niet nemen wat je niet gegeven is. Weest vrijgevig en ben bereid te delen.
3) de seksualiteit niet misbruiken. Oproep tot huwelijkstrouw, voor monniken tot algehele onthouding.
4) geen onwaarheid spreken. Niet liegen, geen grove taal of woorden gebruiken.
5) geen bedwelmende middelen gebruiken. Vermijd ook overdadige luxe en te veel eten/drinken.

Ahimsa = gelijkwaardigheid van alle levende wezens.

Als een mens zich deze vier waarheden eigen maakt, zal hij de kringloop van oorzaak en gevolg doorbreken. Deze totale verlossing wordt nirwana (wat letterlijk uitgewaaid zijn en uitgedoofd zijn betekent) genoemd. Nirwana kan zowel het niet-meer-bestaan van een persoon zijn, maar ook de volmaakte innerlijke rust.

Nirwana = uitgewaaid of uitgedoofd zijn, volmaakte innerlijke vrede en ook de totale beëindiging van het bestaan.

Ahimsa = eerste gebod v/d boeddhistische ethiek, de gelijkwaardigheid van alle levende wezens is hiervan de basis.

Sangha = monnikenorde

Hinayana = het kleine voertuig of Theravada ‘de leer der ouden’. (geen godenbeelden, geen offers enz, streng)

Mahayana = het grote voertuig waar Boeddha als heilig wezen ‘bodhisattva’ (tot verlichting bestemde) wordt gezien.

Navayana = ‘het nieuwe voertuig’ ofwel westers boeddhisme.

Het boeddhisme spreekt veel mensen in het westen aan omdat het de persoonlijke verantwoordelijkheid van het individu aanspreekt. In tegenstelling tot kerkelijke instituten die door middel van regels greep op hun gelovigen trachten te houden.

Pali = oude taal waarin Boeddha zijn leerlingen zou hebben onderwezen.

Tripitaka = 3 boeddhistische heilige korven (De Paligeschriften):

1e korf: regels voor monniken en voor het kloosterleven

2e korf: soetra’s (leidraad) - gesprekken van de Boeddha met zijn leerlingen

3e korf: latere uitleg over de boeddhistische leer.

REACTIES

J.

J.

Dankje!!!!
We hebben niks tijdens de lessen aan het boek gedaan en nu moest ik in een paar dagen 3 hoofdstukken leren!
You're my rescue:)

12 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.