Welke scholen overweeg jij bij je studiekeuze?

Doe mee aan dit onderzoek over jouw studiekeuze en maak kans op een Bol.com bon van 25 euro.

Tijdvak 10

Beoordeling 6.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 993 woorden
  • 17 mei 2015
  • 12 keer beoordeeld
Cijfer 6.6
12 keer beoordeeld

  1. Tijd van televisie en computers

1950 – nu OF 1945-2001 (moderne tijd)

Kenmerkende aspecten

1. De dekolonisatie die een eind maakte aan de westerse hegemonie in de wereld.

2. De verdeling van de wereld in twee ideologische blokken in de greep van een wapenwedloop en de daaruit voortvloeiende dreiging van een atoomoorlog.

3. De eenwording van Europa.

4. De toenemende westerse welvaart die vanaf de jaren zestig van de twintigste eeuw aanleiding gaf tot ingrijpende sociaal-culturele veranderingsprocessen.

5. De ontwikkeling van pluriforme en multiculturele samenlevingen.

 

Wie heeft de macht?

De twee belangrijkste overwinnaars van de Tweede Wereldoorlog zijn de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie. Zij beheersen dan ook de wereldpolitiek. Beide willen zij vanuit hun eigen ideologie hun invloedssfeer uitbreiden.

Gevolgen:

  • Wederzijds wantrouwen
  • Ontstaan van de koude oorlog
  • Ijzeren Gordijn dwars door Europa
  • Deling van Duitsland in Oost en West

Dekolonisatie

Na de dekolonisatie in Azië in de jaren 50, begint ook de dekolonisatie van eerst Afrika en later het Caribische gebied. Ook in Afrika krijgen de westerse mogendheden te maken met het toenemend verzet van nationalistische en politieke bewegingen. Het gevolg hiervan is dat de strijd voor onafhankelijkheid leidt tot geweld tegen de Europese koloniale overheersers.

Eenwording van Europa

Na de Tweede Wereldoorlog is in vrijwel alle Europese staten de behoefte aan verandering en vernieuwing. In 1948 beginnen België, Nederland en Luxemburg een douane-unie: de Benelux. Door de Koude Oorlog wordt Europa verdeeld met als grens het IJzeren Gordijn. De VS biedt het Marshallplan aan: economische hulp (geld, goederen, grondstoffen en levensmiddelen) van de Verenigde Staten aan Europese landen na de Tweede Wereldoorlog. De voorwaarde van het Marshallplan is dat de Europeanen gezamenlijk een Europees herstelprogramma opstellen.

Gevolgen:

  • 1948: oprichting van de ‘Organisatie voor Europese Economische Samenwerking’ (OEES)
  • Bijna 13 miljard dollar vloeit naar Europa. De landen achter het IJzeren Gordijn weigeren onder druk van de Sovjet-Unie de aangeboden hulp van het Marshallplan.
  • 1951: oprichting van de ‘Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal’ (EGKS). De leden hiervan zijn: Frankrijk, Italië, de Benelux en West-Duitsland.

Doel: de landen hebben geen eigen beheer meer over de grondstoffen voor de oorlog.

  • 1957: oprichting van:
  • Europese Economische Gemeenschap (EEG)
  • Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom)
  • 1967: EGKS, EEG en Euratom fuseren tot Europese Gemeenschap (EG)
  • 1973-1986: EG verdubbelt naar 12 landen, door aansluiting van Groot-Brittanië, Ierland, Denermarken, Griekenland, Spanje en Portugal.
  • 1989: val van de Berlijnse muur
  • Door de val van de Berlijnse muur wordt het IJzeren Gordijn geopend en is dit het einde van de Koude Oorlog
  • 1992: EG wordt Europese Unie (EU)
  • 1995-2013 EU breidt zich uit naar 28 landen
  • 2002: invoering Euro in 11 lande

De economie groeit

De Amerikaanse economie groeit sterkt. De oorzaken hiervan zijn:

  • Impuls van de Babyboom
  • Nieuwe productietechnieken en automatisering

Het herstel van de economie in Europa begint pas later. In 1949 tot 1973 vindt er een periode van onafgebroken economische groei plaats in West-Europa. De productie stijgt door de volgende oorzaken:

  • Automatisering
  • Rationalisatie
  • Het werken in ploegendiensten
  • Schaalvergroting in de landbouw

Politiek-economische veranderingen

Deze veranderingen vinden plaats vanaf de jaren zestig:

  • De overheid neemt in omvang toe en gaat een grotere maatschappelijke rol spelen
  • Uitbreiding van de sociale wetgeving: opbouw van de verzorgingsstaat
  • Een sterke toename van het aantal jongeren dat onderwijs volgt. Door de verlenging van de leerplicht wordt het onderwijsniveau hoger

Sociaal-culturele veranderingen

Deze veranderingen vinden plaats vanaf de jaren zestig:

  • Veel jongeren van de babyboomgeneratie groeien op in een tijd van toenemende welvaart. Er ontstaat een nieuwe jongerencultuur met een eigen leefstijl. Een groeiende generatiekloof en minder respect voor ouders, leraren, politie en politici is het gevolg. Een deel van de jongeren gaat de straat op voor het organiseren van uiteenlopende acties: de protestgeneratie.
  • Tweede feministische golf: jonge vrouwen willen gelijke kansen in de maatschappij voor vrouwen ten opzichte van mannen, bijvoorbeeld op het gebied van werk buitenshuis en loon.
  • Vrijere opvattingen over huwelijk en seksualiteit. De seksuele normen worden vrijer, wat nog versterkt wordt door de komst van de anticonceptiepil. Er komt een grotere variatie aan relatievormen (homoseksualiteit).

Deze veranderingen leiden later tot:

  • Verdergaande democratisering en individualisering
  • Deconfessionalisering, ontkerkelijking en ontzuiling
  • Een grotere arbeidsparticipatie van vrouwen
  • Liberale opvattingen over (huwelijks)relaties, scheidingen, seksualiteit en drugsgebruik.

De multiculturele samenleving

Door de sterke economische groei in de jaren vijftig en zestig is de vraag naar arbeidskrachten in West-Europa groter dan het aanbod. Vooral laaggeschoolde arbeiders zijn nodig. Bedrijven gaan buitenlandse werknemers ronselen binnen en buiten Europa. Er komen gastarbeiders, maar ook vluchtelingen die asiel aanvragen in Nederland. Door alle demografische en sociaal-culturele ontwikkelingen zijn de meest West-Europese staten in de laatste halve eeuw veranderd in multiculturele samenlevingen met aanzienlijk meer inwoners. Het zijn pluriforme samenlevingen waarbinnen mensen met verschillende waarden, normen en leefstijlen samen leven en werken.

Gevolgen:

Positief: een grotere culturele verscheidenheid op veel gebieden zoals kunst, muziek, voedsel, kleding, religie en taal.

Negatief: problemen rond de integratie tussen verschillende culturen, vooral in de armere wijken van de grotere steden.

Begrippen

Blokvorming: soort van bondgenootschap. Tijdens de Koude Oorlog stond het communistische Oost-Europa (het Oostblok) tegenover de kapitalistische westerse wereld.

Brezjnev-doctrine: beleidslijn van de Sovjet-Unie (1968) om in te grijpen wanneer een lidstaat van het Warschaupact een afwijkende politieke koers zou kiezen.

Containment-politiek: streven van de VS om het communisme in de wereld in te dammen. Kern van de Trumandoctrine uit 1947.

Glasnost: politiek van Gorbatsjov om meer openheid en vrijheid in de Sovjet-Unie toe te staan (1985).

Hegemonie: overheersing van de ene staat over de andere.

IJzeren Gordijn: Bijnaam voor de vrijwel volledig gesloten grenzen tussen het westen en het Oostblok tijdens de Koude Oorlog.

Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO): Militair bondgenootschap tussen de VS, Canada en enkele Europese landen. Opgericht in 1949 om het communisme in te dammen.

Perestrojka: politiek van staatkundige en economische hervormingen van Gorbatsjov vanaf 1985.

Pluriforme samenleving: samenleving van groepen mensen van verschillende afkomst en culturen.

Truman-doctrine: beleid van de Amerikaanse president Truman in 1947 om landen te steunen die bedreigd worden door gewapende minderheden of door druk van buitenaf.

Warschaupact: Bondgenootschap tussen 1955 en 1991 van de Sovjet-Unie en enkele Oost-Europese landen. Het Warschaupact was de tegenhanger van de NAVO.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.