Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Samenvattingen Feniks hfst 1 t/m 10

Beoordeling 5.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 18773 woorden
  • 24 juni 2013
  • 37 keer beoordeeld
Cijfer 5.8
37 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Hoofdstuk 1

§1.1 Een zwervend bestaan

Oorsprong van de mens

-Eerste mensachtigen ontstonden zo’n 6 miljoen jaar geleden in Afrika, volgens paleoantropologen.

Volgens evolutietheorie leefden in de prehistorie verschillende geslachten van mensachtigen.

Het ene geslacht stierf uit en de ander ontwikkelde zich.

-Maar in werkelijkheid hebben sommige soorten duizenden jaren naast elkaar bestaan.

Mens heeft zich vanuit Afrika verspreid naar Europa en Nabije Oosten.

Oudste sporen menselijke bewoning in Nabije Oosten 1,4 miljoen jaar oud.

-Tegenover de evolutietheorie staan het creationisme.

Geloven dat aarde en alles wat er op leeft het gevolg is van een schepping door God.

 

New archeology

Taken van Archeologen:

-Tot 1950: categoriseren van de Prehistorie in culturen.

Vanaf de jaren zestig vonden archeologen dat ze meer taken hadden:

-Ontwikkelingen uit de prehistorie achterhalen.

-Onderzoeken hoe mensen zich aanpasten als de natuurlijk omstandigheden veranderden.

-Leven van mensen in de prehistorie construeren d.m.v. wetenschappelijk onderzoek.

Deze nieuwe opvattingen heten de New Archeology.

-In 1989 vonden Israelische archeologen sporen van een kamp van Jagers en Verzamelaars van zo’n 20.000 jaar oud, groep mensen mensen die hier hadden geleefd kregen de naam: Ohalo-cultuur.

 

Leefwijze

Archeologen troffen van wilgen-en eikentakken gemaakte hutten aan.

In 2004 oudste bed ter wereld gevonden in een van deze hutten.

Ohalo-cultuur leefden van vruchten, noten, jacht en visserij.

Groepsgrootte werd bepaald door carrying capacity.

Bij te klein gebied en te veel mensen stierven mensen van honger, of trok de groep verder, of deel van de groep werd vermoord.

 

Basiskamp

2 Nederzettingspatronen van culturen:

-Vanuit basiskamp ging de groep op jacht, daarna trok men weg en bouwde ergens anders een nieuw basiskamp.

-Andere groepen bleven langer op dezelfde plek. Ze hadden kleinere kampen ver weg van basiskamp. Gingen soms jagen vanuit de kleinere kampen.

Ohalo-cultuur waren geen nomaden, kamp werd hele jaar door bewoond.

Dit kwam door steppen waar vele graansoorten en andere gewassen konden groeien.

 

§1.2 De ontdekking van de landbouw

Twee revoluties

De exacte oorzaak voor de ontdekking van de landbouw is eigenlijk niet bekend.

-Gordon Childe bedacht in 1928 de eerste verklaring: de oase theorie, door de laatste ijstijd was het Nabije Oosten zo droog dat mensen naar plaatsen trokken waar water genoeg was. Om te overleven gingen zij over op het domesticeren van planten en dieren: zelf gewassen laten groeien en dieren fokken. De kritiek op de oase theorie kwam toen ontdekt werd dat de eerste landbouwnederzettingen zich op berghellingen bevonden.

-Childe sprak van een Neolithische(landbouw) revolutie, en beweerde dat daarna de Sedentaire revolutie plaatsvond, mensen moesten na de ontdekking van de landbouw op een vaste plek gaan wonen.

-Het bleek echter dat in het Nabij Oosten veel culturen van Jagers en Verzamelaars al een vaste verblijfsplaats hadden

Rond 7500 v.Chr. leefden bijna alle culturen in het Nabije Oosten van de landbouw.

Rond 5000 v.Chr. kwam de Landbouw revolutie aan in het West-Europa. De kennis had zich vanuit het Nabij Oosten via de Balkan naar hier verspreid.

Rond 5300 v.Chr. vestigden zich tijdelijk de eerste landbouwers in Zuid-Limburg.

 

Hoe zag de landbouwsamenleving eruit?

Door de introductie van de landbouw veranderde de grootte van de groepen mensen, de onderkomens en de werktuigen.

Onderkomens van landbouwers heel anders dan Jagers en Verzamelaars:

-Mensen woonden niet langer meer in hutten, maar in stevige huizen, gemaakt van kleitichels en vaak werd er een voorraadruimte voor voedselopslag aangebouwd.

-Nieuwe huizen werden meestal neergezet op restanten van vervallen huizen.

Boeren konden oogst ruilen tegen producten die ze zelf niet konden maken.

Obsidiaan was erg geliefd, maar alleen in Turkije te krijgen.

Toch zijn er in het Nabije Oosten werktuigen van Obsidiaan aangetroffen, dit betekend dat er in die tijd al sprake was van handel over zeer grote afstand.

Met de Landbouw revolutie veranderden de werktuigen:

-Mensen maakten potten en andere voorwerpen van aardewerk.

-Nieuwe landbouwgereedschappen zoals: Sikkel en later de ploeg.

Vanwege deze veranderingen wordt deze periode ook wel de Nieuwe Steentijd genoemd.

 

§1.3 Mesopotamië: van grotten tot steden.

Het succes van de irrigatielandbouw

-Door de landbouw revolutie kon men zich makkelijker permanent op een plaats vestigen.

-Ook groeide het aantal inwoners van een nederzetting door de betere voedselvoorziening.

-Rond 6500 v.Chr. ontstonden de eerste dorpen, in Somerië.

-Aantal inwoners van de dorpen in het zuiden van Mesopotamië groeiden.

-Er ontstonden sociale verschillen, gebaseerd op succes in de landbouw. Als boeren vaak een goede oogst binnenhaalden, kregen zij aanzien en macht. Zij werden uiteindelijk ook vaak leiders van de nederzetting.

 

Stedelijke samenlevingen in Somerië

Omdat de dorpen in zuid Mesopotamië rond 3500 v.Chr. zo groot en veel bewoond waren geworden, spreken we van stadsstaten.

Steden in Mesopotamië werden waarschijnlijk geleid door een soort vorst.

Deze moest het irrigatiesysteem opzetten en onderhouden, en de bouw van andere grote publieke gebouwen coördineren.

De 4 belangrijkste karakteristieken van de stedelijke gemeenschappen rond 3000 v.Chr. waren:

-Hiërarchische opbouw van de samenleving.

-Godsdienstig centrum.

-Taakverdeling in de samenleving.

-Gebruik van het schrift.

 

Hiërarchische opbouw van de samenleving

Bevolking van steden was verdeeld in sociale klassen: onderaan de boeren, daar boven de ambachtslieden, daar weer boven de priesters, en bovenaan de vorst met zijn familie.

Koning was verantwoordelijk voor bestuur en rechtspraak van de stad, hij had een belangrijke militaire functie en hij was opperbevelhebber van het leger

 

Godsdienstig centrum

Religie was belangrijk in Mesopotamië, elke Soemerische stad had een religieus bouwwerk. Anu was de belangrijkste godheid. Via de Ziggurat dachten priesters dichter bij god te komen, en daar werd de belangrijkste god van de stad vereerd. Naast de Ziggurat verhandelden werklieden hun goederen. En het was de plek waar de boeren hun oogst als belasting voor de vorst moesten inleveren. In ruil voor deze belasting werden boeren beschermd en het irrigatiesysteem onderhouden.

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

 

Taakverdeling in de samenleving

In de steden in Mesopotamië waren verschillende specialismen te vinden. Ambachtslieden vervaardigden handwerk. Arbeiders waren nodig voor grote bouwwerken. Daarnaast werkten er kunstenaars, vaak in dienst van een tempel of koning. Andere beroepen waren priester of schrijver.

Schrift

Rond 3300 v.Chr ontwikkelden soemiers het schrift, eerste bestond dit schrift vooral uit logogrammen: herkenbare afbeeldingen, later kwamen er klanktekens: een teken stond voor een bepaalde klank. Het soemerische schrift wordt ook wel spijkerschrift genoemd. Met behulp hiervan werden belangrijke zaken vastgelegd. Om dit schrift te leren werden er scholen gesticht.

Kenmerkende aspecten tijdvak 1

Prehistorie/de tijd van jagers en boeren:

De levenswijze van jagers en verzamelaars

Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen

Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen

Hoofdstuk 2

 

§2.1 Denken over mens en natuur

‘Wij zijn juist een voorbeeld’

Aanvankelijk mochten alleen de vrije Atheense mannen zich burger noemen, later werden ook de arme mannen burger. Een burger mocht in Athene meebeslissen over politiek, maar hij moest dan wel aanwezig zijn in de volksvergadering en deelnemen aan de politieke besluitvorming.

De gelijke rechten voor iedere burger waren in de Griekse wereld een bijzonderheid.

Perikles, in de 5e eeuw de machtigste man van Athene, vond dat iedere Atheense burger actief moest zijn in de politiek van het land. In de praktijk waren de meeste Atheense burgers niet dagelijks met politiek bezig, boeren kwamen alleen naar de volksvergadering als het voor hen belangrijk was.

Burger zijn in Athene hield dus in politiek actief zijn. Het begrip politiek betekent dan ook letterlijk: het functioneren van burgers in de polis (stadstaat).

 

Kwakzalvers, priesters of dokters?

Ook op natuurwetenschappelijk terrein kwam het kritisch denken centraal te staan. Zo maakte de medische wetenschap grote vorderingen.

Als je ziek werd in Griekenland had je een aantal mogelijkheden:

-Je kon naar een ‘dokter’ die toevallig in de buurt was zoals kruidenvrouwtjes, gebedsgenezers, toverdokters enzovoort, dit deden de meeste mensen.

-Je kon ook de nacht in een tempel doorbrengen om via een droom genezing te vinden.

-Daarnaast waren er ook enkele grote medische centra met artsen die meer verstand van medische zaken hadden, maar voor veel mensen waren die centra niet in de buurt.

 

Artsenscholen

De medische wetenschap heeft zich vanaf 600 v.Chr. vooral in medische centra razendsnel ontwikkeld. Het nieuwe aan deze artsenscholen was dat men naar natuurlijke oorzaken voor een ziekte zochten, en niet langer de goden verantwoordelijk stelden. Artsen deden nauwkeurige observaties en konden zo de symptomen van een ziekteleren kennen en zien hoe deze zich ontwikkelden. Als ze zoiets voortaan weer zagen konden ze hier tijdig op inspelen. Hippocrates was een hele belangrijke arts, hij was de leider van de beroemdste artsenschool. Alle medische boeken die daar geschreven werden kwamen op zijn naam, omdat zijn naam als een aanbeveling gold.

 

De vier temperamenten

Volgens Hippocrates hing gezondheid samen met de juiste verhouding tussen de vier lichaamsvochten: bloed, slijm, gele gal, zwarte gal. Het lichaam hield deze balans zelf in de gaten. Een dokter kan een handje helpen via aderlaten. Aderlaten is het maken van een sneetje in de ader, zodat het overtollige bloed wegloopt en het evenwicht hersteld wordt.

 

Gevangenen om in te snijden

Operaties werden bij de Grieken waarschijnlijk al uitgevoerd vanaf de 8e eeuw v.Chr. De kennis die men geleidelijk aan opdeed was vooral gebaseerd op ervaringsgegevens en niet op systematisch wetenschappelijk onderzoek. Onder invloed van Hippocrates veranderde dat.

§2.2 Echt klassiek

Verspreiding van de Griekse cultuur

-Griekse cultuur werd over een groot deel verspreid door Alexander de Grote.

Vanaf de 2e eeuw begonnen de Romeinen Griekse gebieden te veroveren. Grieken moesten als slaven voor de romeinen gaan werken, bij de slaven zaten zeer ontwikkelde mensen zoals: schrijvers, kunstenaars, artsen enzovoort. Zij kwamen vaak terecht in Romeinse gezinnen. Op deze manier brachten zij de Hellenistische cultuur en wetenschap de Romeinse maatschappij binnen, op het gebied van wetenschap en kunst moesten ze de romeinen van alles leren.

-Ook een groot deel van de rijkdom kwam in Italië terecht, tijdens de veroveringen als oorlogsbuit, daarna als belasting.

Een deel van de opbrengsten bestond uit allerlei kunstvoorwerpen zoals beeldhouwwerken.

Deze werden eerst vooral door de veldheren meegenomen om er in eigen stad mee te kunnen pronken tijdens de triomftocht. Achteraf werden deze beeldhouwwerken meestal in tempels geplaatst. Later werden beelden vooral meegenomen om de huizen en tuinen van de veldheer en zijn vrienden mee aan te kleden. Ook werden er nieuwe tempels, landhuizen, tempels en wegen naar hellenistisch voorbeeld gebouwd.

Eerst nadoen - dan beter doen!

In het begin van de 2e eeuw werden de Griekse vormen nog vrijwel letterlijk overgenomen door de Romeinen. Het bleef echter niet bij imiteren. De Romeinen voegden ook eigen elementen toe, dat zie je aan de beelden van keizers. De keizer moest herkenbaar blijven, maar officiële portretten lieten meer zien hoe een keizer eruit moest zien, dan hoe hij er werkelijk uitzag. Dit was overgenomen van de Grieken, maar typisch romeins was dan weer de manier waarop ze werden afgebeeld.

Griekse tempels hadden rondom trappen en waren van alle kanten toegankelijk, Italiaanse tempels stonden op een hoog podium met alleen trappen aan de voorkant. De romeinen namen wel de vormen van de Griekse tempel over, maar hielden vast aan het podium. Ze ontwikkelden dus een Griekse tempel op Italiaanse basis.

Beton en bogen

Twee belangrijke Romeinse verbeteringen in de bouwkunst waren het beton en de boogconstructie.

Grieken gebruikten zuilen, Romeinen gebruikten bogen. Romeinen konden door middel van boogconstructies grote ruimtes overdekken zonder dat de ruimte volstond met zuilen.

Ook beton hielp daarbij. Dit mengsel van puin, kalk, zand en water is lichter dan natuur- of baksteen, maar net zo sterk.

§2.3 Imperium Romanum

Caesar

Julius Caesar is zonder twijfel de bekendste romein. Door ruzie tussen de Keltische leiders en invallen van Germaanse stammen veroverde Caesar vanuit de Provence tussen 58 en 50 heel het Gallische gebied tot in België, de Kelten, Galliërs, waren rijk en leverde dus een gigantische oorlogsbuit op. Na een tijdje werd Caesar dictator, alleenheerser, voor het leven. Dat was niet acceptabel omdat Rome een republiek  was en om te voorkomen dat er te veel macht bij 1 persoon terecht zou komen,

waren alle belangrijke functies altijd door een even aantal mannen bekleed een dat voor slechts een beperkte tijd. Caesar had nu echter bijna alle macht. Mensen zeiden ook dat hij koning wilde worden, en daarom hadden een paar senators besloten hem te vermoorden. Augustus, de adoptiefzoon van Caesar, kreeg toen de macht.

De Treveren

Caesar gebruikte veel de tactiek van scheidsrechter als er ruzie kwam tussen 2 stamhoofden, als Caesar het toen veroverd had werden veelal stamedelen die hen steunden tot leider van de stam gekroond. De mensen luisterden zo beter en het koste de Romeinen zelf zo weinig mensen. Ze luisterde zo toch indirect naar de Romeinen.

Trier civitas

Het Romeinse Rijk werd ook wel Imperium Romanum genoemd. In de tijd van Augustus kwam ook het Trier civitas. Het gebied de Treveren kwam te liggen in Gallia Belgica, hier leefden ongeveer 60 stammen die tot 1 bestuurlijke eenheid, civitas, werden samengevoegd en ook een gezamenlijke hoofdstad kregen van waaruit alles werd bestuurd. De Romeinen hadden ook een heel wegennet

aangelegd. De hoofdstad van de Treveren werd Augusta Treverorum, de Latijnse naam voor Trier.

 Romanisering

Dit werd een van de belangrijkste hoofdsteden. Hier werden toen steeds meer elementen van de Grieks-Romeinse cultuur overgenomen, de Romanisering. Er werden amfitheaters gebouwd en er kwamen veel spullen vanuit Italië. De leiders van de civitates kregen ook het burgerrecht, terwijl ze niet in Italië woonden. Ze konden nu ook in de senaat komen.

 

Trier hoofdstad

De 3e eeuw was echter een crisistijd. De keizers zaten meestal niet langer dan 5 jaar op de troon. Diocletianus bracht wel verbeterpunten mee. Hij breidde het leger uit en veranderde de grensverdeling. Hij besloot ook dat er 4 hoofdsteden moesten komen in plaats van 1. Rome raakte zijn rijkshoofdstad kwijt. Trier was een van deze steden en kon als een van de weinige steden in het westen ontkomen aan de economische neergang, heel

West-Europa werd vanuit hier bestuurd. In Trier werd Constantijn de Grote tot keizer gekroond, na een tijdje was hij nog de enige keizer, hij was ook de eerste keizer die het Christendom toeliet en Theodosius maakte tientallen jaren later het christendom tot staatsgodsdienst.

§2.4 Romanisering aan de Rijngrens

Voor de komst van de Romeinen werd ons land door Germaanse stammen bevolkt.

De Bataven en de Friezen vochten aan de kant van de Romeinen mee tegen de

Germaanse buurstammen in het duinengebied waar de Maas en de Rijn in zee

stroomden. De Friezen kwamen echter in opstand wegens de hoge belasting van de

runderhuiden. Maar ook het verplicht stellen van manschappen telde mee. Daarna

kwamen er steeds meer opstanden, de grootste was de Bataafse Opstand die alle

Romeinse forten en kampen vernietigden. In het gebied van de Cananefaten, nu

Rijswijk, werd bij een grote opgraving een complete plattelandsnederzetting

blootgelegd, inclusief de akkers. Dit was een bijzondere vondst omdat mensen nu

wisten hoe de mensen op het platteland leefden.

Kenmerkende aspecten tijdvak 2

Oudheid/de tijd van Grieken en Romeinen:

Filosofie, wetenschappelijk en politiek denken bij de Grieken

De klassieke kunst van Grieken en Romeinen

De groei van het Romeinse Rijk  (Romaniseren)

Het contact tussen Romeinen en Germanen

De ontwikkeling van het Jodendom en het Christendom (de eerste monotheïstisch godsdiensten)

Hoofstuk 3

§3.1 Hofstelsel en horigheid

Het hofstelsel

Het verval van het centrale romeinse gezag en de invasies van barbaarse stammen leidden in West-Europa tot een ineenstorting van de geldeconomie. Men viel terug op lokale handel, die steeds meer ruilhandel werd. Het rijk was een agrarisch-urbane samenleving, maar nu raakten de steden meer en meer geïsoleerd. Op het platteland leefden de meeste boerenfamilies op grote landgoederen, in wisselende mate van afhankelijkheid van hun heer. Deze heer was vaak een leenman van de koning, die de grond in leen had gekregen als beloning voor zijn militaire en/of bestuurlijke diensten. In de loop van de vroege middeleeuwen ontwikkelde zich op de landgoederen van de leenmannen het zogeheten hofstelsel.  

Het tweedelig domein

Bij het tweedelig domein was het landgoed in twee delen verdeeld. Een deel werd door de eigenaar zelf beheerd, meestal via een rentmeester. Dit deel was het vroonland. Het centrum hiervan, en daarmee ook het centrum van het hele landgoed, werd gevormd door de hoofdhoeve: het woonhuis van de heer. Bij de hoofdhoeve stonden allerlei werkplaatsen en opslagplaatsen. Verder was het vroonland onderverdeeld in bouwland, weideland en onontgonnen grond, zoals bos of hei. Wat er precies aanwezig was, was afhankelijk van de belangrijkste economische activiteiten van het landgoed.

De rest van het landgoed bestond uit hoevenland. Het was verdeeld over verschillende boerderijen, waarvan grootte en aantal verschillen per landgoed. Aangezien de handel met het verdwijnen van de romeinse eenheid vrijwel was ingestort, was het de bedoeling dat de vroonhoeven een grote mate van autarkie bereikte. Zo’n vroonhoeve was namelijk grotendeels zelfvoorzienend. Dit systeem van kleine boerengemeenschappen – die werken en leven op het grootgrondbezit van hun heer – noem je het hofstelsel.

Vrijen en horigen

De meeste boerengemeenschappen van de vroege middeleeuwen waren een ingewikkelde samenstelling van vrijen en horigen. Vrijen waren vrij, in de letterlijke betekenis van het woord. Zij pachtten het stuk land dat zij bewerkten van de landheer en ze voldeden hun pacht meestal in natura. Soms betaalden ze ook met diensten en deden een deel van het werk op het vroonland. Er waren ook plichten, de dienstplicht was de zwaarste. Rijke vrijen kochten goede uitrusting, maar voor de arme vrijen was dit niet mogelijk. Daarom stonden in de 7e en 8e eeuw steeds meer vrijen hun status af om zich onder de bescherming van de lokale heer te stellen. Hieruit ontwikkelde zich de steeds groter wordende groep horigen. Een algemene verplichting voor de horigen was om een deel van hun arbeidstijd ter beschikking te stellen aan de heer. De horigen bewerkten dan zijn land, repareerden gebouwen en deden nog wel meer. De hoeveelheid tijd die de horigen hieraan moesten besteden, verschilde per landheer.

De palts van Karel de Grote

De koningen van de vroege middeleeuwen hadden hun eigen landgoederen: de kroondomeinen. Zij reisden met hun hofhouding langs hun domeinen om zo hun rijk goed te besturen. Zo konden ze alles wat er gebeurde in hun rijk beter in de gaten houden en zo putte hij de grond niet op 1 plek uit.

§3.2 Leenheren en leenmannen

Nieuwe heersers

In de loop van de 5e eeuw was het keizerlijke romeinse bestuur steeds minder effectief geworden. Germaanse stammen vielen binnen, vestigden zich en namen op sommige plekken het lokale gezag over. Vanaf eind 5e eeuw kregen de Franken de overhand in het gebied wat later Frankrijk zou worden. Een van de belangrijkste Frankische invloeden was de Salische wet, een verzameling van oude Frankische regels over onder meer diefstal, geweld en moord. De franken mengden zich met de lokale bevolking. Langzamerhand werd het romeinse karakter van de samenleving zwakker, tot het op veel terreinen volledig verdwenen was.

Voor wat hoort wat

Koningen als clovis leunden zwaar op hun ridders om aan de macht te blijven, de ruiterij werd steeds belangrijker, goed bewapende ruiters konden de doorslag geven op het slagveld. De koning beloonde zijn ridders met kostbaarheden, wapens, functies of met een land dat zij in leen kregen. Zo’n ridder werd dan een leenman. Met een eed van trouw beloofde hij zijn leenheer met raad en daad bij te staan. Hieruit ontwikkelde zich het leenstelsel.

Karel de Grote bouwde dit systeem verder uit om zijn grote rijk te kunnen besturen. Hij maakte gebruik van 2 soorten graven voor allerlei bestuurlijke functies.

-Zendgravenà trokken door een deel van het koninkrijk om lokale heren te controleren, maakten de wetten van de koning bekend en zagen toe op de naleving ervan, en ze hielden zich bezig met rechtspraak en andere bestuurlijke zaken. Het goed uitoefenen van de functie van zendgraaf kon door de koning worden beloond met een stuk land wat dan aan de graaf in leen werd gegeven.

-Markgravenà verantwoordelijk voor de bescherming van de grenzen, kregen een territorium toegewezen dat zij moesten verdedigen tegen al te agressieve buren.

Feodaliteit

Ten tijde van Karel de Grote werd het leenstelsel uitgebreider  en complexer. Oorspronkelijk was een leen een persoonlijke beloning van een koning aan een trouwe onderdaan. Naarmate de koning afhankelijk werd van de steun van zijn ridders en graven, veranderde het leenstelsel van karakter.

Het leen werd een voorwaarde voor de eed van trouw i.p.v. andersom. Eerst de beloning, dan pas raad en daad. De verhouding tussen leenman en leenheer werd steeds minder persoonlijk, het ging de leenman meestal om het verkrijgen en behouden van grondgebied. Onder zwakkere koningen slaagden leenmannen er vaak in om hun leen erfelijk te maken. Al vanaf de 9e eeuw wilden de leenmannen hun leengebied kunnen overdragen aan hun erfgenamen. Leenmannen ontwikkelden zich vaak tot zeer machtige lokale heren. Op hun domein bonden zij hun boeren met pacht en horigheid aan zich. De heervaart werd uitgevoerd in dienst van de lokale heer, niet in dienst van de koning. De koning was echter wel afhankelijk van de steun van de leenmannen om zijn positie te behouden. Dit complexe geheel  van verhoudingen tussen leenheer, leenmannen en hun leengoederen wordt feodaliteit of feodalisme genoemd.

§3.3 Christendom in Europa

Religie is politiek

Al vroeg werd duidelijk dat koning en kerk elkaar nodig hadden. De paus zond missionarissen om heidense volken te bekeren tot het christelijk geloof. Ze probeerden het eerst bij de plaatselijke heerser, dan zal de rest wel volgen. Beide partijen, de kerk en koning hadden voordelen. De rooms Katholieke kerk won aan invloed door het toenemend aantal gelovigen. Bovendien kon de kerk beroep doen op een bekeerde koningen als ze militaire steun nodig hadden. De koning zag zijn heerschappij gesteund door een groeiende kerk en een goddelijke zegen.

Door Clovis’ bekering tot het christendom werd het christendom de leidende godsdienst van Europa.

Monniken en missionarissen

Sommigen gelovigen wilden zich uit de heidense wereld terugtrekken en stichten en klooster. Benadictus van Nursia heeft de meeste gebruikelijke leefregels voor het klooster ontworpen: het celibaat, armoede en gehoorzaamheid aan de kerk.

Willibrord

In 690 kwam Willibrord vanuit Ierland naar het vaste land. Pepijn van Herstal wees Willibrord het gebied van de Friezen als missiegebied aan. Het bekeringswerk was niet altijd gemakkelijk. Willibrord

deed vanuit Utrecht zijn werk. 

De lokale adel stond positief tegenover een nieuwe godsdienst. De edelen verwachtten dat zij hun machtspositie konden verstevigen als zij zich bekeerden, omdat ze daardoor de steun de kerk verwierven. Voor Willibrord leek het ook gunstig, omdat hij dan een kerk of klooster op hun grond kon stichten. Echter was de landheer min of meer eigenaar van de kerk, en kon zelf een priester aanstellen. Dit ging ten koste van de zelfstandigheid v/d kerk.   

Karolingische Renaissance?

De kloosters speelden een belangrijke rol in het ontstaan van de Europees- christelijke cultuur. Omdat zij het geloof verspreiden, maar ze waren ook hoeders van de klassieke cultuur. Geestelijken waren vaak de enigen die konden lezen en schrijven. tijdens KDG nam het verzamelen en vermenigvuldigen van klassieke geschriften en ideeën een dermate hoge vlucht dat men daarna sprak van een: Karolingische Renaissance.

§3.4 Islam en Europa

 

Begin van de islam        

De wortels van de Islam liggen in Mekka. Hier werd rond 570 Mohammed geboren.

Volgens de leer van de islam kreeg Mohammed rond 610 een openbaring van Allah.

Hij droeg Mohammed op om zijn woorden op papier te zetten en zo ontstond de

koran. In 622 moesten Mohammed en zijn volgelingen vluchten uit mekka. Volgens

de islam begon toen hun jaartelling. Mohammed stierf in 632.

 

Geen eenheid

Zijn opvolgers werden kaliefen genoemd. Zijn gingen verder met het verspreiden van de islam. Vroeger en nu nog steeds zijn er twee grote islamitische groeperingen oneens over wie zich de

ware opvolgers van Mohammed mogen noemen. Volgens de sji’ieten mogen alleen

opvolgers van Mohammed zich kalief noemen. En volgens de Sjoennieten hoef je niet

per se een opvolger van Mohammed te zijn om leider te zijn.

 

Uitbreiding

De moslims zagen het

als een heilige plicht om hun geloof te verspreiden. Dit werd de Jihad genoemd.

Later ging een groep islamieten Spanje veroveren om het geloof in Europa te

verspreiden.

 

De islam in Europa

In 1942 was herovering afgelopen en was Spanje gewoon weer van

Spanjaarden. Dit werd de Reconquista genoemd. De moslims moesten ook kennis

versprijden van het geloof en dus deden ze dat ook. Ze vonden het astrolabium uit

dat je hielp om je plaats te bepalen op zee. Ook hadden ze veel interesse voor

anatomie en astronomie en medische wetenschappen. 

 

 

 

 

Kenmerkende aspecten tijdvak 3

Vroege Middeleeuwen/de tijd van ridders en monniken:

Het Leenstelsel / Feodale stelsel

De verspreiding van het christendom in Europa

Het Hofstelsel en de horigheid

Het ontstaan en de verspreiding van de Islam

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 4

§4.1 De Investituurstrijd

Nadelen van het feodale stelsel

Dankzij het feodale stelsel kon Karel de Grote heersen over een groot deel van Europa.

Het feodale stelsel had echter ook nadelen:

-De graven en hertogen gingen de lenen steeds meer als hun eigendommen beschouwen, het geleende gebied bleef vaak in bezit van een adellijke familie zonder dat de keizer daar nog echt invloed op had.

-Ook was er in het erfrecht bepaald dat zonen van leenmannen een deel van hun vader’s bezittingen erfden, op deze manier raakte de bezittingen soms zeer snel versnipperd.

Deze nadelen kwamen bij opvolgers van Karel spoedig aan het licht, het grote rijk viel uiteen en de macht van de Karolingen raakte in verval.

In de tiende eeuw, in het Duitse rijk, bepaalden keizers dat alleen de oudste zoon van een leenman bezittingen zou erven bij overlijden, zo werd versnippering voorkomen. Ook benoemden Duitse keizers bisschoppen vaak tot leenmannen, zij hadden namelijk geen kinderen. Bij hun overlijden zouden de lenen in elk geval weer terugvallen aan de keizer.

 

De investituur

De Duitse keizers vonden het niet bezwaarlijk om zelf bisschoppen te benoemen, maar dit mocht niet volgens het kerkelijk recht, inwoners en priesters van een bisdom konden namelijk zelf hun bisschop kiezen. De paus benoemde de gekozen bisschop vervolgens officieel en schonk hem bisschoppelijke waardigheidstekenen: een ring, mijter en kromstaf.

De plechtigheid waarbij de bisschop door de paus werd aangesteld, wordt de investituur genoemd.

 

De gang naar Canossa

Binnen de kerk ontstond een beweging die zich verzette tegen de grote invloed van de keizer bij bisschopbenoemingen, deze hervormingsbeweging sprak ook schande van de zucht naar rijkdom, genot en macht van priesters, bisschoppen en pausen. Keizer hendrik III steunde deze beweging en zette onwaardige pausen af, maar hij oefende wel grote invloed uit op de benoeming van pausen en bisschoppen en dat was weer tegen de bedoeling van de hervormingsbeweging.

Deze strijd tussen paus en keizer, de investituursstrijd, kwam op een hoogtepunt tijdens het pausschap van Gregorius VII. Gregorius stelde regels op die duidelijk maakten dat hij zichzelf als paus boven de keizer stelde. De Duitse keizer wilde zich niet aan deze regels houden en daarom strafte Gregorius de keizer, en deed hem in de kerkelijke ban, hierdoor werd de positie van de keizer aan het wankelen gebracht en hij zou nooit meer in de hemel komen. Hij moest de paus wel om vergiffenis vragen. Keizer Hendrik IV zocht de paus in de winter van 1077 op, gekleed in een boetekleed. Gregorius accepteerde de boetedoening en hief de kerkelijke ban van keizer Hendrik IV op.

 

Het concordaat van Worms

Toch wilde de keizer het oppergezag van de paus niet definitief erkennen, hij slaagde erin om in 1084 Rome te bezetten en zijn eigen paus te benoemen. De investituurstrijd sleepte zich daarna nog jaren voort, pas in 1122 kwam er een einde aan met he Concordaat van Worms, in dit verdrag stond dat een bisschop zowel een wereldlijke als een geestelijke macht had. De keizer mocht de bisschop voortaan de scepter overhandigen als teken van wereldlijke macht. De investituur in het geestelijke ambt was het voorrecht van de paus.

§4.2 Motieven om op kruistocht te gaan

Oorzaken van kruistochten

Rond 1050 veroverden islamitische Seldjoeken een groot deel van de Arabische gebieden, zij waren nog maar kort bekeerd tot de islam en traden fanatieker op tegen joden en christenen dan arabieren.

Rond 1080 bereikten de Seldjoeken de Bosporus, het Byzantijnse rijk dreigde het volgende slachtoffer te worden van hun veroveringsdrang. De Byzantijnse keizer vroeg daarom aan de paus of hij ridders wilde sturen om de christenen in het oosten te redden.

 

De paus

Deze oproep van de Byzantijnse keizer kwam de paus, Urbanus II, goed uit, want de ridders waren onderling maar aan het vechten en een gezamenlijke vijand kon daar een einde aan maken. Als de ridders erin slaagden de heilige plaatsen in Palestina te bevrijden, was bovendien expansie(uitbreiding) van het christendom in Palestina mogelijk. Als de ridders ook nog het Byzantijnse rijk konden beschermen, groeide zijn macht en aanzien. Dit wilde de paus graag omdat de Byzantijnse kerk zich in 1054 had losgemaakt van Rome en de paus niet meer erkende, dit heet het Oosters Schisma. Als zijn ridders het Byzantijnse rijk zouden redden, zou er misschien een einde komen aan het Oosters Schisma. De paus beloofden aan de kruisvaarders dat al hun zonden zouden worden vergeven als beloning voor een kruistocht tegen de heidenen. Zo konden ze de hemel verdienen.

 

De kruisvaardersstaten

De eerste kruistocht in 1099 was een groot succes, de ridders slaagden erin Jeruzalem te veroveren. Ze stichtten er kruisvaardersstaten om de veroveringen te behouden. Uiteindelijk slaagden de Islamieten er toch in de christelijke staatjes te veroveren. Jeruzalem viel in 1187, het vorstendom Antiochië daarna, en het Graafschap Tripoli in 1289. Daarmee was de tijd van de grote kruistochten voorbij.

 

Vorsten en ridders

Door als pelgrim naar Jeruzalem te trekken en de heilige plaatsen te bevrijden, konden de ridders en vorsten de hemel verdienen. Kruistochten werden in de loop der tijd een traditie. De ridders wilden naast Jeruzalem bevrijden, er ook relikwieën kopen. In Palestina zouden beenderen en kledingstukken van heiligen en Jezus te koop zijn. Dit was veel waard in Europa. Er ontstond dan ook een levendige handel in relikwieën.

 

Geld en macht

De kruistochten waren voor handelaren een goede gelegenheid om veel geld te verdienen, vooral voor de kooplieden in de Italiaanse steden. Venetië, Genua en Pisa kregen rond 1200 handelsprivileges van de Byzantijnse keizer. Zij hoefden voor hun handel geen belasting te betalen in geheel het Byzantijnse rijk. Venetië hielp tegen betaling, bij het transport van de kruisvaarders naar het heilige land en bij hun bevoorrading. Het versterkte de handelspositie van Venetië enorm in de tijd dat Europa oog kreeg voor luxe producten die ze door de kruistochten hadden leren kennen.

De kruisridders werden zelf ook rijk, door plunderingen. Zonen uit adellijke geslachten kregen in het oosten wel lenen, die ze in Europa niet kregen. Ook bekleden zij hoge bestuurlijke functies in de kruisvaardersstaten en in delen van het Byzantijnse rijk.

 

§4.3 Brugge: stad van handel en nijverheid

Voedselproductie in Vlaanderen

Als een stad zich wil ontwikkelen, moet er voldoende voedsel en mensen aanwezig zijn. Vanaf de 7e eeuw nam de productiviteit van de Landbouw toe doordat er van alles veranderde in de landbouw zoals nieuwe verbeterde landbouwmethoden. Door alle veranderingen in de landbouw groeide de voedselvoorraad, en daardoor groeide ook weer de bevolking. De steden namen in aantal en omvang toe en de maatschappij kreeg weer meer een agrarisch-urbaan(stedelijk) karakter, i.p.v een agrarisch karakter.

 

Wonen bij abdij en burcht

In de eerste ontwikkelingsfase van Brugge is vooral sprake van een spontane groei. Mensen die over waren op het platteland, gingen producten verhandelen of zij specialiseerden zich in een handwerk.

 

Handelaren in wol en laken

In de 12e eeuw gingen vorsten zich nadrukkelijk met het stichten van steden bezighouden.

Dit deden zij om 2 redenenà ten eerste vanuit politiek-militaire redenen: met behulp van de stad kon de graaf het omliggende platteland besturen, controleren en verdedigen.

Ook in economisch opzicht werd Brugge belangrijk, in het Vlaamse achterland produceerden steden wollen lakens van zeer hoge kwaliteit. In de 12e eeuw gingen sommige patriciers zich doelbewust bezighouden met het houden van schapen. Die leverden dan vlees, wol, voedsel en grondstof voor de stedelingen. De zeehandel van Brugge werd verbeterd door een vloedgolf die een diepe bres in het moerassige landgoed sloeg, hierdoor konden zeeschepen veel verder landinwaarts komen. Brugge werd toen voor heel Vlaanderen de belangrijkste havenstad.

 

Jaarmarkten en Hanze

De handel over grote afstand werd steeds belangrijker, de luxe Vlaamse lakens en kledingstukken vonden in heel Europa afzet. In de 12e en 13e eeuw ontmoetten brugse handelaren andere handelaren uit Frankrijk, Spanje en Italie op de jaarmarkten in de Champagnestreek. De jaarmarkten in de 13e eeuw vormden het hoogtepunt van de handel tussen landen en continenten. In de 14e eeuw namen ze in betekenis af omdat de overzeese handel belangrijk werd en snel groeide.

Handelaren organiseerden zich steeds vaker in koopmansgilden, ze gingen samenwerken om handelsvoorrechten te krijgen, en elkaar bij te staan op reis en het nodige kapitaal voor een verre reis binnen te krijgen. Handelaren van de belangrijke handelssteden verenigden zich in de Hanze. De Hanze kreeg in de 13e eeuw steeds meer macht, ze wisten grote handelsprivileges in brugge te krijgen en stichtte daar zelfs een eigen kantoor. Brugge groeide uit tot het belangrijkste trefpunt van de internationale handelaren van Europa en daarbuiten.

 

§4.4 Steden vechten voor meer vrijheid

Stadslucht maakt vrij

Aan het begin van de 12e eeuw vochten in Vlaanden verschillende adellijke families om de macht. Graaf Diederik van de Elzas won deze strijd in 1128, hij genoot de steun van de Vlaamse steden. Die wilden wel iets terug voor hun steun. Diederik zorgde voor een betere rechtspraak,  hij liet kanalen graven om de handel te bevorderen. Ook gaven hij en zijn zoon Philips de steden meer vrijheden, die vastgelegd werden in stadsrechten.

 

Een eigen bestuur

In de steden moest de graaf patriciers kiezen die als schepenen de stedelingen zouden berechten en besturen. Eenmaal gekozen bleef een schepen tot zijn dood in functie. Het stadsbestuur kwam zo steeds meer in handel van een kleine, rijke kliek die de macht misbruikte. Arme burgers kregen hoge belastingen opgelegd en werden zwaarder bestraft bij misdrijven dan de rijken. Het gemeen, de stedelingen die niet in het patriciaat hoorden, kwamen in opstand tegen dit onrecht. Rijke handelaren die geen grond bezaten hadden geen kans om schepen te worden. Toen de graaf in 1241 weer eens verlegen zat om geld, eisten de rijke handelaren van Brugge  dan ook andere regels. De Vlaamse graaf gaf toe en beperkt enigszins de macht van het patriciaat. De graaf bepaalde verder dat de handwerkersgilden een stadsraad kregen, gekozen door de schepenen uit de leden van de handwerkersgilden. Die stadsraad moest de schepenen controleren.

 

De Guldensporenslag

Graaf Gwijde koos steeds meer partij voor het gemeen, omdat hij steun zocht in zijn strijd met de Franse koning Filips de Schone. In 1302 kwam het tot een felle strijd tussen de Franse Leliaarts en de Vlaamse Klauwaarts. Het Vlaamse leger leek geen partij voor de Fransen en daarom gingen de Fransen arrogant te aanval. De Vlamingen hadden zich echter strategisch opgesteld en versloegen , tegen alle verwachtingen in, de Fransen. Deze strijd wordt de Guldensporenslag genoemd, en deze dag wordt nog steeds gevierd om deze gedenkwaardige overwinnen te herdenken. Door de overwinning op de Leliaarts nam de bestuurlijke invloed van de patriciers af. De ambachtslieden, georganiseerd in gewone gilden, kregen juist meer macht.

 

§4.5 Bourgondië: aanzet tot een nieuwe staat

De Bourgondische landen

In de 14e en 15e eeuw ontstond tussen de grenzen van Frankrijk en het Duitse rijk een samenklontering van verscheidene hertogdommen en graafschappen, die de naam Bourgondië droeg. Er was nog een 3e huwelijk aan de basis van een machtig en invloedrijk Bourgondië.

In 1369 trouwde Filips de Stoute met Margaretha van Vlaanderen. Het paste goed om grip te krijgen op Vlaanderen. Maar, de Bourgondische hertogen wilden steeds meer een zelfstandige staat worden. Ze wilden zich los maken van de Fransen maar Maria van Bourgondië huwde met Maximiliaan, aartshertog van Oostenrijk en zo kwam er een einde aan de droom van zelfstandige staat. Door dit huwelijk kwam Bourgondië in vreemde handen.

 

Het Bourgondische hof

De Bourgondische kastelen moesten zo luxe en cultureel mogelijk worden met boeken en kunstwerken. Het Bourgondische hof werd het culturele centrum van de Lage landen.

 

Centralisatie

Steeds minder edelen wilden echter hun leven in de waagschaal stellen om de tomeloze ambities van de Bourgondische hertogen waar te maken.

Ze moesten dus een leger huursoldaten samenstellen, maar die moesten ook betaald worden. Eerst kregen zij geld dankzij de verpachting van hertogelijk grondbezit en de opbrengsten van tollen en soms ook beden(een soort belasting).

Ze hadden op een gegeven moment dat geld niet meer, dus hadden ze leningen nodig, en ze verhoogden de belastingen. Ze trachtten hun inkomsten te verhogen door centralisering en uniformering van de inning van pachten, tollen en beden.

De hertogen stelden geschoolde juristen aan als rechters bij de gewestelijke gerechtshoven. De adel verloor macht.

De hertog stelde een Staten-Generaal in, een centrale standenvereniging voor alle Bourgondische provincies samen.

 

Stedelijke vrijheid

De Vlaamse steden waren het niet eens met de hoge belastingen. Karel de Stoute sneuvelde bij de belegering van Nancy. Zij wilden Karels dochter Maria als machthebber accepteren, als zij zo instemmen met Het Grote Privilege.

 

Kenmerkende aspecten tijdvak 4

Hoge en Late Middeleeuwen/de tijd van steden en staten:

De machtsstrijd tussen de paus en de keizer

De expansie van het christendom (kruistochten)

De opkomst van handel en ambacht

De opkomst van de macht van de steden

Staatsvorming en centralisatie

 

Hoofdstuk 5

 

§5.1 Ontdekkers leggen de wereld open

Hendrik de Zeevaarder: stuurman aan wal

Vooral de Portugese prins Hendrik de Zeevaarder heeft veel betekend voor de Europese overzeese expansie. De prins veroverde in 1415 het moslimbolwerk Ceuta. hij kwam in contact met handelaren uit Timboektoe, zo kwam hij op het idee om langs de nog onbekende kusten van Afrika te zeilen. De prins wilde niet alleen de Portugese handelsroutes uitbreiden, maar hoopte ook het christelijk koninkrijk van de mythische priester Johannes ergens achter de Arabische wereld te vinden. Deze Johannes zou een ideale bondgenoot kunnen zijn in de strijd tegen de moslims. In 1482 zette de nieuwe machtshebber, Johan II, de ontdekkingstochten voort. Drie jaar na zijn aanstelling plaatste Diogo Cao stenen pilaren met het wapen van Portugal op de kust van Angola. In 1488 voer Bartholomeus Diaz als eerste langs Kaap de Goede Hoop. De verbinding tussen de Atlantische oceaan en de Indische oceaan was gevonden.

 

Toevalstreffer of berekende gok?

In 1492 dacht Christoffel Columbus Indie gevonden te hebben, het land waar hij ook echt naar op zoek was. Hij noemde de mensen die hij daar aantrof Indianen. Maar wat Columbus niet wist, was dat het land wat hij had gevonden helemaal geen indie was, hij had per toeval een heel nieuw werelddeel ontdekt: Amerika. Toch was Columbus zijn reis niet af te doen als een onvoorbereide gok. Voor zijn reis had hij zeekaarten bestudeerd en zich verdiept in bevindingen van andere Portugese ontdekkers die de zeeen voor de Afrikaanse kust al hadden verkend. Hij baseerde zijn inzichten op de destijds beschikbare geografische kennis. Hij dacht dat de weg naar azie 4400 km lang zou zijn, het is in werkelijkheid 4x zo lang. Dit kwam omdat Amerika daar dus nog tussen lag wat niemand destijds wist. Toen Columbus terugkwam uit Amerika vertelde hij het Spaanse vorstenpaar over de rijkdommen die hij daar had aangetroffen. Doordat zowel de Portugezen als de Spanjaarden in deze tijd probeerden hun overzeese gebieden uit te breiden, lagen zij herhaaldelijk in de clinch. Pauselijke bemiddeling moest er aan te pas komen om de twee kemphanen uit elkaar te houden. Door het verdrag van tordesillas, waarbij Spanje en Portugal Latijns-Amerika onderling verdeelden, kreeg Portugal de heerschappij over het huidige Brazilië en Spanje over grote delen van de rest van Latijns-Amerika.

 

Carreira de India

In 1497 begon Vasco da Gama aan een ontdekkingsreis, met als doel langs Kaap de Goede Hoop de weg naar Indië te vinden. In 1498 wist hij Indië inderdaad te bereiken. Daar bulkte de plaatselijke markt van specerijen, alleen beschikten de Portugezen niet over goede ruilmiddelen om ze te kunnen kopen. Ook weigerde de lokale moslimhandelaren, nieuwe concurrenten toe te laten op hun winstgevende markt. Er zit voor Vasco niks anders op dan terug te keren naar Portugal met slechts weinig specerijen. Toch was deze reis een succes, de lange route naar Indië, de ‘Carreira de India’, lag nu immers voor ze open. De Portugezen waren bereid om met geweld de handel van de moslims over te nemen, zo konden ze optimaal profiteren van de carreira de India. In 1500 ging Pedro Cabral dit voor elkaar proberen te krijgen. Hij belande per ongeluk op de Braziliaanse kust, bracht dit in kaart, nam het land in bezit en vervolgde zijn reis naar Indië. In 1502 keerde Cabral met schepen vol specerijen terug in Lissabon.

 

Magalhaes

Een van de Spaanse expedities werd geleid door de Portugees Ferdinand Magelhaes. Hij vertrok in 1519 met vijf schepen vanuit Sevilla, met als doel de zuidelijke doorgang van de Atlantische oceaan naar de stille oceaan te vinden. Helemaal in het Zuiden van Amerika durfde hij het aan een diepe baai in te varen, dit bleek de doorgang. In 1521 bereikte de vloot van Magelhaes, die onderweg was vermoord, de Molukken. Volgestouwd met specerijen voer deze via de Afrikaanse kust terug naar Spanje. Spanje trok de conclusie dat alle aandacht gevestigd moest worden op Amerika; Portugal mocht het Aziatische werelddeel hebben.

  

§5.2 Een nieuwe kennisdrager: de atlas

Nieuwe kaarten

De ontdekkingen van Columbus en Magelhaes werden in de loop van de 16e eeuw vastgelegd d.m.v. wereldkaarten. Die verschenen in een nieuw soort boek: de atlas. De kaarten werden steeds nauwkeuriger, eind 16e eeuw werden deze kaarten getekend op basis van controleerbare feiten.

 

TO-kaart

In de middeleeuwen bestonden er 2 soorten kaarten:

De zonale kaartà deze kaart verdeelde aardbol in 7 zones: bevroren-gematigd-heet-een evenaar-heet-gematigd-bevroren.

De TO-kaartà de ronde aarde werd op deze kaart door een waterstelsel, gevormd door de letter T, in drie landdelen opgesplitst: boven de horizontale lijn van de T lag Azië, links van de verticale lijn lag Europa en rechts van de verticale lijn lag Afrika. De waterlijn werd gevormd door de Donau, de Nijl en de Middellandse Zee. Deze kaart was een weergave van mythes, legendes en religieuze informatie

 

Ptolemaeus, Arabieren en Grieken

De Arabieren hadden in de middeleeuwen een beter idee van hoe de wereld er echt uit zag dan de Europeanen. Zij beschikten nog over kaarten uit de oudheid die wel gebaseerd waren op geografische feiten. Een belangrijke geleerde uit de oudheid was Ptolemaeus. In de 2e eeuw wist hij in Alexandrië veel kennis te verwerven, die hij ook optekende. In 1154 werd het werk van Ptolemaeus door de befaamde Arabisch geleerde al Idris gebruikt om een wereldkaart samen te stellen, die later veel gekopieerd zou worden. De boekdrukkunst zorgde vanaf de 15e eeuw voor een snelle verspreiding van de wereldkaart van Ptolemaeus.

 

Land- en zeekaarten

De kaarten in de Middeleeuwen dienden voor verschillende doelen. Zo waren er reisgidsen voor pelgrims, waarin van alles stond beschreven wat de pelgrims voor hun reis moesten weten.

De zeevaarders gebruikten andere kaarten. Er werd een mappamundio gemaakt: een wereldkaart die was gebaseerd op alle beschikbare informatie.

Het doorbrieven van kennis, zoals nieuwe ontdekkingen d.m.v. expedities, stond gelijk aan landverraad en werd bestraft met de doodstraf.

 

Nederlandse atlassen

Omdat geheimhouding van geografische kennis onmogelijk bleek, werden de kaarten steeds beter. Ortelius publiceerde in 1570 een atlas met daarin de stand van zaken van de Europese cartografische kennis. De kaartenmakers Mercator, vader Gerardus en zoon Rumold, brachten eind 16e eeuw een meesterwerk op de markt: de driedelige atlas. Deze kaarten vormden een verzameling van de nieuw verworven kennis van de wereld.

 

§5.3 Erasmus en het Humanisme

Humanisme en Renaissance

De termen Humanisme en Renaissance verwijzen naar een stroming die eind 14e eeuw ontstond in de steden van Noordwest-Italië. Deze benadrukte de individualiteit van de mens en de schoonheid van het leven en het menselijk lichaam en borduurde voort op het erfgoed uit de Klassieke Oudheid. De gedachtewereld was niet langer georiënteerd op het hiernamaals, zoals in de middeleeuwen.

De renaissance verwijst naar de artistieke kant van de beweging. Kunstenaars zochten naar de individuele expressie van hun modellen en bekwaamden zich in het perspectief. Zij beperkten zich niet tot een discipline, maar legden zich o.a. toe op de bouwkunst, techniek en wetenschap.

Het humanisme belichaamt de literaire en filosofische zijde van de nieuwe stroming. Francesco Petrarca was hier de grondlegger van. Humanisten kenden een grote waarde toe aan de verstandelijke, zedelijke en godsdienstige vermogens van de ontwikkelde en goed opgevoede mens. De ideeen van de humanisten werden door reizende geleerden, studenten en kunstenaar en via de boekdrukkunst razendsnel door Europa verspreid.

 

Erasmus: van Rotterdam tot ver in Europa

Erasmus was de belangrijkste Humanist van het Noorden. Hij werd in Europa bekend vanwege zijn wijsheid, gebaseerd op talenkennis, kennis van klassieke schrijvers en kritisch bijbelonderzoek. Erasmus is vooral bekend door zijn ‘Lof der Zotheid’. Hierin leverde hij kritiek op allerlei maatschappelijke en kerkelijke misstanden. Ook wees Erasmus op fouten in de Vulgaat: de Latijnse tekst die al sinds 400 gold voor de officiële vertaling van de bijbel. De fouten zijn volgens Erasmus ontstaan door het verkeerd overschrijven en interpreteren van de oorspronkelijke Griekse teksten. Hij ging zelf opzoek naar de juiste versie door de originele bronnen te vertalen. In 1516 was zijn vertaling van het Nieuwe Testament klaar. Daarnaast stimuleerde Erasmus het dat de bijbel in de landstaal uitgegeven werd. Zo kon de mens zijn intellectuele vermogens aanwenden om de eigen spirituele identiteit te ontwikkelen.

 

Bedreigingen voor het christendom

Erasmus uitte zware kritiek op de katholieke kerk, maar tegelijkertijd meende hij dat het christendom bedreigd werd door 3 zaken:

-hij vreesde dat besturing van de oudheid leidde tot een terugval in een modern heidendom.

-hij was bang voor het Jodendom, de joden kenden in hun godsdienst veel waarde toe aan ceremonies en rituelen en Erasmus vreesde dat de christenen dit te veel hadden overgenomen.

-als laatste was erasmus bang dat er een scheuring zou ontstaan binnen de kerk met als gevolgen: ontwrichting van de samenleving en burgeroorlogen.

Ondanks alle kritiek die Erasmus op de kerk had, wilde hij niet dat het christendom uiteen zou vallen, hij pleitte voor verdraagzaamheid en zocht een manier van geloven die vooral praktisch was.

 

Erasmus en de hervorming

In de 16e eeuw groeide de kritiek op de katholieke kerk sterk. Maarten Luther was de belangrijkste critici. In 1517 publiceerde hij 95 stellingen, waarin hij veel punten van het katholicisme bekritiseerdeà hij vond het slecht dat veel geestelijken in luxe leefden terwijl het volk arm was. Luther was ook tegen het verkoop van aflaten. De mens kon zijn zonden niet afkopen met aflaten of goede werken, je was afhankelijk van de genade van god. De kerk bleef doof voor Luther zijn opmerkingen en Luther besloot te breken met de katholieke kerk. Veel mensen volgden, tot ontzetting van Erasmus, het voorbeeld van Luther. In 1524 publiceerde Erasmus een geschrift, gericht tegen Luther, waarin hij het opnam voor de vrije wil. Men kon via goed geloof en goede werken de hemel verdienen. Erasmus bleef trouw aan de Katholieke kerk.

 

§5.4 Calvijn en de Reformatie

Calvijn

20 jaar na Luther veroorzaakte Johannes Calvijn een tweede hervormingsgolf. Hij kreeg zijn eigen volgelingen, en had weer andere ideeën dan Luther. Binnen de reformatie ontstonden dus diverse stromingen. Samen vormden deze het Protestantisme. Calvijn raakte tijdens zijn studie Filosofie onder invloed van het humanisme. In 1526 schreef Calvijn een boek, hierin zette hij zijn geloofsovertuiging uiteen: de mens kon god niet doorgronden, de gelovige moest god zonder meer accepteren, en kon god dienen door zijn werk, eenvoud en soberheid en door zijn medemens bij te staan. Volgens Calvijn waren slechts een aantal mensen voorbestemd voor het hemelse paradijs. Calvijn zijn kerk benadrukte de persoonlijke Bijbelstudie, al wat hiervan af kon leiden werd uitgebannen.

 

Calvijn in Geneve

Op een doorreis belandde Calvijn in 1536 in de stad Geneve. Hij besloot een tijdje te blijven en was al snel de drijvende kracht achter de hervorming van het kerkelijk leven in de stad. Calvijn doorbrak in Geneve de kerkelijke hiërarchie, en hiermee wordt gesuggereerd dat het volk meer te zeggen kreeg in de calvinistische kerk. Dat was echter niet het geval. Al schafte Calvijn de bisschop en de paus af, de gewone kerkgangers waren niet de baas.

Kerk en staat

Calvijn weigerde te erkennen dat de kerk ondergeschikt was aan de wereldlijke staat, integendeel: de christenen moesten de staar de wet voorschrijven. Iedereen diende zich te richten op de opvattingen van de kerk. Wanneer een vorst ingaat tegen de Bijbelse richtlijnen, hebben de onderdanen het recht zich af te keren van de vorst. Rond 1555 bereikte het calvinisme Nederland. Het idee dat men tegen een onrechtvaardige vorst in opstand mocht komen, kreeg hier concrete gevolgen.

 

Contrareformatie

Als reactie op de reformatie kwam er een katholieke tegenactie: de contrareformatie. De paus belegde het concilie van Trente: een grote kerkvergadering, waarin de katholieken bespraken hoe ze  op de hervorming moesten reageren. In reactie op de reformatie kwam de kerk tegemoet aan een aantal kritiekpunten van de hervormers. Er kwamen betere opleidingen voor geestelijken en het celibaat werd opnieuw opgesteld. De vulgaat bleef echter de basisbijbelvertaling. Het Latijn bleef de taal van de mis, gelovigen mochten geen eigen geloofsinterpetatie hebben. De katholieken moesten het kerkelijk gezag blijven volgen. In landen met katholieke vorsten werden de maatregelen van de contrareformatie streng nageleefd.

 

§5.5 De Opstand

Bestuurssysteem onder spanning

Karel V en zijn opvolger Filips II wilden de Nederlanden centraal, vanuit Brussel besturen. Ze

riepen drie bestuursinstellingen in het leven:

- Raad van Financiën: Bereidden de edelen en juristen de beden (soort belastingen) aan de Staten-     Generaal voor. Ze zorgden ook voor

efficiënte belastinginning. 

- Geheime raad: Stelden nieuwe regels en wetten

op

- Raad van State: zetelden edelen en juristen die politieke adviezen gaven. In deze raad verloor de adel steeds meer terrein aan juristen. Ook verloor de adel inkomsten omdat de rechtspraak in handen kwam

van Koninklijke juristen

De strijd tussen de Spaans heer en de Nederlandse gewesten was een strijd tussen centralisatie van de ‘moderne’ vorst en het particularisme(drang van gewesten tot behoud van Middeleeuwse voorrechten). Karel V en Filips vonden dat die voorrechten moesten verdwijnen. De gewesten

natuurlijk niet.

 

Bloedplakkaat

Margaretha, de halfzus van Filips II moest als landvoogdes de Nederlanden leiden. De adel was het niet eens met de veranderingen in bestuur. In 1550 had Karel V een ‘bloedplakkaat’ uitgevaardigd. Elke aanhanger van de Hervorming werd bedreigd met de doodstraf. In 1566 leidde dit tot het ‘Smeekschrift der Edelen’. De opstandelingen gingen zich later de ‘Geuzen’ noemen.

 

Beeldenstorm

Margaretha stemde in met het verzoek van de edelen. De hervormers keerden terug in de openbaarheid. Tijdens hagenpreken droegen predikanten hun hervormende ideeën uit voor steeds grotere groepen gelovigen. In 1566 drongen aanhangers van de Reformatie kerken en kloosters binnen om daar religieuze versieringen te verwijderen en beelden en schilderijen te vernielen:de beeldenstorm. Margaretha probeerde met edelen als Oranje, Egmond en Horne een algehele volksopstand te verkomen, met succes. Echter werd Margaretha toch vervangen door de ‘ijzeren’ hertog van Alva, die strenge maatregels doorvoorde: Raad van Beroerten: een speciale rechtbank, die 1100 terechtstellingen deed en 9000 personen veroordeelde. Ongeveer 60.000 mensen vluchten uit Nederland. Ook bracht Alva een Spaans leger mee.

Tiende Penning: Een omzetbelasting van 10% om roerende goederen. Met de opbrengst zou de Spaanse legermacht in NL betaald kunnen worden. Uiteindelijk ging het niet door.

 

Georganiseerd verzet

In 1568 verzamelde Willen van Oranje huurlingen waarmee hij Alva en zijn troepen wilden verdrijven. In 1572 namen de opstandelingen Ten Briel in, en Vlissingen, Enkhuizen, Dordrecht en de waterwegen volgden. Willem van Oranje werd stadhouder en de publieke kerk calvinistisch. Dit werd besloten op de Hollandse Staten vergadering. Dit leidde tot een tegenactie, maar vanaf 1573 trok het Spaanse leger zich steeds verder terug uit Holland. De Spaanse Furie (1576) kostte aan zo’n 7000 Antwerpenaren het leven. Dit kwam doordat de Spaanse soldaten na het uitblijven van hun loon gingen overgingen tot muiterijen en plunderingen. De gewesten besloten in 1576 de muiters aan te pakken. (Pacificatie van Gent, 1576).

 

Ontstaan van een noordelijke Republiek

In 1579 sloten de Zuidelijke gewesten van Nederlanden de unie van Atrecht. Ze werden weggelokt door de Spaanse landvoogd.

De Noordelijke gewesten sloten de Unie van Utrecht. In de unie werd financieel samengewerkt, voor de rest golden eigen bestuur en privileges etc. binnen de gewesten. Willem van Oranje werd door Filips II in de ban gestopt tot 1580. Met de Acte van Verlatinhge (1581) zwoeren de Staten- Generaal Filips II af als vorst.

In 1588 werd uiteindelijk de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden gevestigd met de Staten- Generaal als hoogste gezag.

 

Kenmerkende aspecten tijdvak 5

Renaissancetijd/de tijd van ontdekkers en hervormers:

De Europese ontdekkingstochten

Het wetenschappelijk denken

De Renaissance en het Humanisme

De Reformatie / Hervorming

De Opstand in de Nederlanden

 

Hoofdstuk 6

 

§6.1 Concurrenten op zee

Amsterdam die grote stad

In de 2e helft van de 16e eeuw was Amsterdam met 115.000 inwoners voor toenmalige begrippen een wereldstad. Na 1585 groeide Amsterdam zelfs uit tot de grootste Europese haven. Na 1585 groeide de stad heel snel, handelaren uit heel Europa brachten hun  goederen hier naar de stapelmarkt, waar ze werden opgeslagen om later doorverkocht te worden. Veel kooplieden werden in deze periode erg rijk. De bloei van de Hollandse economie valt te verklaren uit de opkomst van het handelskapitalisme. Het maken van winst was niet langer een zonde meer en ook onderlinge concurrentie werd acceptabel.

 

Van kustvaart naar grote vaart

In het spoor van grote zeevaarders, stuurden de Amsterdamse kooplui schepen uit om de rijkdommen van het Oost zelf te halen. In 1595 vertrok een kleine vloot onder leiding van Cornelis de Houtman naar Azië. De eerste schipvaart werd een ramp, slechts 87 van de 249 manschappen overleefden de tocht. Toch legde de eerste scheepvaart wel de basis voor de toekomst. Op aandringen van de overheid besloot een aantal kooplieden tot samenwerking. In 1602 werd de Verenigde Oostindische Compagnie(VOC) opgericht. In 1600 hadden de Britse kooplieden zich al verenigd in de East India Company, en de Fransen volgden in 1642 met de Compagnie d’Orient. Deze compagnieën beschikten over staatsrechtelijke bevoegdheden. Ze kregen een handelsmonopolie, mochten zelfstandig verdragen sluiten en bezaten het recht om factorijen, handelsposten en militaire versterkingen aan te leggen.

 

§6.2 Kritische geesten

Onderwijs

In de Gouden Eeuw bestonden verschillende soorten vervolgonderwijs:

-De Franse school, vergelijkbaar met huidige vmbo, was voor kinderen uit de kleine burgerij.

-De Latijnse school, deze school was bestemd voor de elite. Wie de Latijnse school voltooide kon naar een universiteit.

Op 3 oktober 1574, toen de opstand tegen Spanje nog maar 8 jaar oud was, leden de Spanjaarden een gevoelige nederlaag bij Leiden. Als dank voor het verzet van de Leidenaren, bood Willem van Oranje de stad een universiteit aan, enkele maanden later was de stichting van de 1e universiteit in Nederland een feit. Leiden werd al snel een belangrijk kenniscentrum met enkele honderden studenten, velen afkomstig uit het buitenland. Dat leverde in die tijd minder taalproblemen op dan nu want alle studenten konden Latijns. Sommigen van hen studeerden rechten of theologie, maar de meerderheid koos voor de medische wetenschap. Op dat terrein had leiden een grote naam.

 

Grote geesten

De Leidse universiteit werd een kweekschool voor talent. Een van de beroemdste studenten was Hugo de Groot: hij was een jurist en oefende een enorme invloed uit op het internationaal recht. Niet alleen kwam hij met het idee vrije, internationale wateren, ook pleitte hij voor een internationale moraal voor staten. Humaniteit gaat boven soevereiniteit, zo zei hij.

De Leidse student Jan Swammerdam ontplooide zich op een ander gebied. Met behulp van een nieuw instrument, de microscoop, legde hij zich toe op het ontleden van insecten, waaronder de luis. Hij toonde als eerste aan dat insecten van gedaante kunnen verwisselen.

De koopman Anthonie van Leeuwenhoek was een tijdgenoot van Swammerdam. Rond 1670 maakte hij zijn eerste microscoop, waarmee hij het onzichtbare zichtbaar kon maken. Op zijn zoektocht ontdekte hij als eerste de bacterien en de rode bloedlichaampjes.

De wetenschappers van de 17e eeuw ontketenden een wetenschappelijke revolutie: een omwenteling in het kijken naar de natuur. Zij lieten zich niet leiden door oude ideeen, maar wilden door middel van waarneming en experiment verschijnselen verklaren.

 

Itinerario

De wetenschappelijke kennis was van grote betekenis voor de handel. Ook de inhoud van de wetenschappelijke ‘reisgidsen’ werd steeds beter. Jan Huygens van Linschoten had een grote internationale invloed, hij werkte in dienst van de Portugezen en voer op hun schepen naar Azië. Terug in Holland schreef hij een reisverslag, ‘de Itinerario’, waarin al zijn kennis over het verre Oosten was opgenomen. De Itinerario werd een standaardwerk, onmisbaar voor elke schipper op weg naar Azië. Buitenlandse vertalingen verschenen al snel, de eerste Engelse al in 1598.

 

 §6.3 Om de macht in Europa

Stadhouders en koningen

De grootse macht van de Republiek der Nederlanden werd gevormd door de Staten- Generaal. Hier werden beslissingen genomen die belangrijk waren voor alle gewesten. Ieder gewest kende zijn Gewestelijke Staten. De steden werden bestuurd door vroedschappen, die stonden onder leiding van regenten. Een stadhouder was in de tijd van Karel V een plaatsvervanger van een vorst in een gewest. Na de opstand tegen Spanje begonnen de gewesten eigen stadhouders te benoemen. Dit waren afstammelingen

van Willem van Oranje.

Stadhouders hadden vaak veel macht in de gewesten. Maar Willem II en Willem III vonden dat zij recht hadden op Koninklijke macht. Ze wilden van de Republiek een monarchie maken met sterk gecentraliseerd bestuur. De Republiek raakte verdeeld in 2 kampen:

-Staatsgezinde

-Prinsgezinde

Vanaf 1689 regeerde Willem III over Engeland met zijn vrouw Maria Stuart II. Ook was dit de tijd van het absolutisme. In Frankrijk draaide alles om Lodewijk XIV, de Zonnekoning. Hij wilde in heel Europa de macht. De Nederlandse stadhouder en Belgische koning wilden dit niet. Toch zijn veel Franse invloeden doorgedrongen, vorsten bouwden overal paleizen als dat van Lodewijk in Versailles.

 

Oorlog en diplomatie

De Europese vorsten probeerden hun macht uit te breiden met diplomatieke, militaire en economische middelen. Bij diplomatiek probeerden zij onder andere gunstige verdragen te sluiten. Oorlog was vrij normaal in deze eeuw. In 1672 verklaarden Engeland en Frankrijk, gesteund door Keulen en Münster de oorlog aan de Republiek. De Republiek was namelijk een struikelblok naar overheersing van de wereldzeeën en het Europese continent. Dit verbond tussen de Engelsen en Fransen werd een monsterverbond: de Britten zouden een belangrijk deel van de oorlogsvloot leveren, terwijl de Fransen zich zouden richten op de strijd tegen de Republiek. Het lukte admiraal de Ruyter echter wel om de vloot tegen te houden. 1672 word ook wel rampjaar genoemd. In drie weken werden Overijssel, Gelderland en Utrecht veroverd. De Frans-Engelse coalitie trok snel weg, want de Engelsen en de Fransen vertrouwden elkaar niet. En Willem III sloot bondgenootschappen met de vorsten van Brandenburg en Spanje.

 

Een economisch wapen

Veel Europese koningen voerden het mercantilisme in. Dat is dat de eigen economie van een land beschermt word. Producten van de Republiek werden dan op de Franse markt heel erg duur. In Groot- Brittannië werd in 1651 de Akte van Navigatie van kracht. Alle producten van Europese landen mochten alleen worden ingevoerd worden op Britse schepen. Voor reders uit de Republiek werd het onmogelijk rechtstreeks handel te drijven met Engeland.

 

§6.4 Een apart land

Gereformeerden en katholieken

In 1648 werd met de vrede van Münster een eind bepaald aan de 80- jarige oorlog. Er begon toen een donkere periode voor de katholieken tot midden 18e eeuw. De Nederlandse opstand was ook een strijd tussen protestantse opstandelingen tegen de katholieken. Vooral de zuidelijke gewesten, Zeeuws-Vlaanderen, Noord-Brabant, en delen van Limburg. Dit waren Generaliteitslanden. Zij werden rechtstreeks bestuurd door Staten- Generaal. De kerken van katholieken werden vervangen door Protestantse. Maar toch mochten zij geloofsbijeenkomsten organiseren.

Oorzaken voor deze tolerantie zijn:

- De Opstand was begonnen omdat de Spaanse koning protestanten vervolgden. Als ze dat zelfde beleid zouden voeren met de Katholieken, zou dat in strijd zijn.

- Burgeroorlog was zeer waarschijnlijk, aangezien 40% katholiek was.

- Ieder gewest kende in de Republiek zijn eigen regels, in plaats van een vorst die over alles regeert.

- Ze voelden er niets voor om de katholieken te vervolgen. Iedere kant was er een, of het nou een katholiek was of een protestant.

 

De grote vluchtelingenark

In de Gouden eeuw trokken veel vluchtelingen naar de Republiek. Er kwamen onder andere honderdduizend Vlamingen naar de val van Antwerpen, die veel kennis meebrachten. Daarna volgden de Portugese Joden en met als laatste Franse Protestanten. Ze werden hugenoten genoemd. Zij publiceerden vooral boeken, die in andere landen op de zwarte lijst stonden. In de Gouden Eeuw bestond er veel afkeer tegen wat men niet kende. Daarom vonden veel mensen de Republiek vreemd. Maar in steden waarin iedereen werd geaccepteerd om zijn geloof, groeide de welvaart veel sneller( dat schreef Dominee in 1625; ‘grote vluchtelingenark’).

 

Kunst voor jonge meisjes

Ook de kunst was in de Republiek anders. Buitenlandse kunstenaars schilderden vooral “Barok”: om de machtige positie van vorsten en pausen uit te drukken. In Nederland ontstond het Hollands Realisme, dat gemaakt werd voor de vrije markt zodat ook de armere mensen kunstwerken konden kopen.. Het waren gewonere dingen, zoals landschappen, stadsgezichten, Bijbelse taferelen of gewone burgers in hun huizen.

 

Kenmerkende aspecten tijdvak 6:

Gouden Eeuw/de tijd van regenten en vorsten:

Handelskapitalisme en wereldeconomie

Het Absolutisme

De wetenschappelijke revolutie

De politieke, economische en culturele bloei van De Republiek

 

Hoofdstuk 7

 

§7.1 Europa gaat buitengaats

Wereldhandelsrijken

De Portugezen, Spanjaarden en Hollanders bouwden indrukwekkende wereldhandelsrijken op. Tussen Europa, Azië en Afrika ontstond een bloeiende driehoekshandel: goederen en slaven werden van het ene continent naar het andere vervoerd. Deze handel werd volledig beheerst door de Europese compagnieën, waaronder de Nederlandse West-Indische Compagnie (WIC).

 

Slavenhandel

In het noordoosten van Zuid-Amerika, het Caraibisch gebied en  het zuidoosten van Noord-Amerika stichtten de Europeanen plantagekoloniën, hier werden tropische landbouwgewassen verbouwd voor de handel. De productie van de gewassen was geheel gericht op de export. Rond 1800 nam de bevolking in Europa fors toe. De vraag naar koffie, suiker, tabak en cacao steeg daardoor. De plantages moesten uitgebreid worden om aan die vraag te kunnen voldoen, hiervoor waren slaven nodig. Spanje nam het initiatief om sterke zwarte mensen uit Afrika te halen. Slavenhandel groeide uit tot big business. Ondernemingen gingen zich specialiseren in het vervoer van slaven vanuit Afrika naar Amerika. Deze werden vanuit Afrika per schip vervoerd, de zeereis duurde vier tot acht weken. Tot eind 19e eeuw zijn meer dan 12 miljoen Afrikanen de Atlantische oceaan overgebracht als slachtoffer van de transatlantische slavenhandel. De WIC was een belangrijke slavenleverancier. Eenmaal in Amerika werden de slaven aan plantage-eigenaren verkocht.

 

Slavenarbeid

90 procent van de slaven kwam te werken in Zuid-Amerika of op de Caraibische eilanden. Nieuwe toevoer van slaven bleef telkens nodig, omdat het klimaat, tropische ziekten en het zware werk grote sterfte op de plantages veroorzaakten. Hoe de slaven behandeld werden en waar ze woonden was afhankelijk van hun eigenaar. Ondervoeding, mishandeling en ziekte waren heel gewoon. Misdrijven tegen slaven werden nauwelijks bestraft.

 

Abolitionisme

In 1787 werd in Engeland de Vereniging voor de afschaffing van de slavenarbeid opgericht, met als leidende figuur Parlementslid William Wilberforce. Hij en zijn medestrijders werden abolitionisten genoemd. Begin 19e eeuw won het abolitionisme aan kracht, en in 1807 besloot het Britse parlement de slavenhandel tussen Engeland, Afrika en de Britse koloniën af te schaffen.

De slavenhandel was dan wel verboden, de slavernij ging nog door, pas in de loop van de 19e eeuw werd de slavernij, na veel strijd, afgeschaft.

 

Oorlogen tussen de grootmachten

In het midden van de 18e eeuw kwam er een oorlog tussen de Britten en de Fransen in Amerika, inzet was het bezit van de koloniën, ook streefden beide landen naar de macht op zee. In 1759 veroverden de Britten de Canadese stad Québec. Vanaf dat moment was het klaar met de Franse heerschappij over grote delen van Noord-Amerika. In dezelfde tijd versloegen de Britten de Fransen ook in India, Frankrijk moest zich terugtrekken en voor de Britten lagen de wereldzeeën toen open, de basis voor hun latere wereldrijk was gelegd.

§7.2 De wereld kan beter!

Eind 17e en begin 18e  eeuw bloeide de Verlichting: een intellectuele en culturele beweging die zich over heel Europa verspreidde. De verlichting wilde een einde maken aan de geestelijke duisternis. De verlichting betekende een echte breuk in de westerse beschaving, die vanaf de Middeleeuwen gebaseerd was geweest op geloof, traditie en gezag. Kerk en adel hadden grote invloed: de strenge censuur van kerk en staat smoorde afwijkende meningen in de kiem. Veel schrijvers lieten hun werk anoniem verschijnen, op deze manier konden hun ideeen toch veel mensen bereiken, tegen de verdrukking in. In heel Europa raakte de bestaande orde in een openlijke strijd verwikkeld met verspreiders van nieuwe denkbeelden.

 

Rationalisme

De verlichte denkbeelden waren gebaseerd op het rationalisme, de aanhangers hiervan geloofden dat het menselijk verstand op den duur in staat zou zijn om alle problemen op te lossen. Als je er maar goed over nadacht kon je alles verbeteren. Het rationalisme leidde in de 18e eeuw dan ook tot een hoop optimisme.

 

Verdraagzaamheid

De verlichtingsfilosofen lanceerden heel wat nieuwe opvattingen:

-Op het gebied van geloof bepleitten zij meer verdraagzaamheid.

-De bestaande staatskerken moesten worden afgeschaft.

-En er mocht best gediscussieerd worden over heilige geschriften, zoals passages uit de Bijbel.

-Tot slot pleitten ze voor een scheiding van kerk en staat.

De bekendste voorstander van godsdienstige tolerantie was Voltaire, een franse filosoof, hij vond dat de kerk mensen dom hield en ook stelde hij rechterlijke dwalingen aan de kaak.

 

Vrij en gelijk

De verlichtingsfilosofen pasten het verlichte denken toe op alle terreinen van de samenleving: godsdienst, politiek en sociale verhoudingen. Zij vonden dat iedereen gelijk was en dat de standenmaatschappij daarom onrechtvaardig was. Ze geloofden dat je mensen op afkomst moest beoordelen en niet op afkomst, huidskleur of sekse. Elk mens is een individu. Dit was in deze tijd een uiterst revolutionaire gedachte in West-Europa.

 

Trias politica en volkssoevereiniteit

 Op politiek terrein kwam het absolutisme onder vuur te liggen. In 1748 bedacht de Fransman Montesquieu de trias politica: de leer van de driedeling der staatsmachten, om de macht van de koning tegen te gaan. Dit hield in dat er een scheiding moest komen tussen de uitvoerende macht, de wetgevende macht en de rechterlijke macht. De Fransman Jean-Jacques Rousseau ging nog een stap verder, de mensheid was afgedwaald van hun oorspronkelijke eenvoudige levenswijze en hier moest een einde aan komen. De algemene volkswil diende de bron van alle macht te worden, het volk was soeverein: er stond geen hogere macht bovenà volkssoevereiniteit. 

 

Verspreiding

De ideeën van de verlichtingsfilosofen werden verspreid via brieven, romans en toneelstukken. Zo openden de filosofen de weg naar de moderne wetenschap en democratie. Via de Amerikaanse en Franse revoluties wezen ze bovendien de weg naar nieuwe politieke en sociale stelsels.

§7.3 Alles voor en niets door het volk

Áprès nous le déluge

Frankrijk was onder Lodewijk XIV (de Zonnekoning) hét voorbeeld van een absoluut geregeerd koninkrijk. Toen hij in 1715 stierf, volgde zijn piepjonge achterkleinzoon Lodewijk XV hem op. Het Ancien Régime werd tijdens diens lange regeerperiode onbekommerd voortgezet. De boeren en burgers hadden het zwaar. Zij werkten hard en moesten alle belastingen betalen, terwijl de adel en geestelijkheid een prettig leventje hadden en van de belasting waren vrijgesteld.

 

Lodewijk XV bleek niet geschikt als koning. Hij trok geen talentvolle ministers aan en zelf vermaakte hij zich vooral met de jacht, het gokspel en kostbare feesten. Hij wijdde zich niet aan staatszaken en bekommerde zich nauwelijks om het land.

 

Verlicht absolutisme

Sommige vorsten probeerden de nieuwe denkbeelden van de verlichtingsfilosofen in praktijk te brengen. Zoals: Frederik II van Pruisen, keizer Jozef II van Oostenrijk en tsarina Catharina II van Rusland. Zij voerden veranderingen door die goed waren voor het volk, verbeterden het onderwijs en het gevangenissysteem en schaften lijfstraffen af. Van echte inspraak door het volk moesten ze niets hebben onder de leuze: 'Alles voor het volk, niets door het volk'. Deze vorsten werden verlichte despoten genoemd. Hun regeerwijze heet: verlicht absolutisme.

 

Frederik

Frederik II van Pruisen geldt als hét voorbeeld van de verlicht despoot. Van zijn hof in Sanssouci te Potsdam maakte hij een verzamelplaats van kunst en cultuur. Hij trok filosofen aan, zoals Voltaire, en stelde zijn overwegend lutherse gebieden open voor mensen die vanwege hun geloof hun land moesten ontvluchten, zoals joden en hugenoten. Voltaire verbleef enkele jaren aan het hof van Frederik maar hun verhouding was

moeizaam. 

Fredrik II liet het bestaande recht optekenen, liet braakliggende gronden in cultuur brengen en liet een hypotheekbank voor boeren oprichten. Tegelijkertijd was hij ook een autoritair staatsman. Stelde strenge belastinginners aan en controleerde zijn onderdanen. Boeren en burgers werden zwaar belast, terwijl de edelen allerlei voorrechten bezaten. Hij was de meest oorlogszuchtige vorst van zijn tijd. Hij wist zijn koninkrijk Pruisen vors uit te breiden ten koste van de buurlanden Oostenrijk en Polen. 

 

 

Spanningen in Republiek

De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden was beslist geen voorbeeld van voortvarend bestuur. Ons land bleef een confederatie van nogal autonome

gewesten, elk met eigen wetten en regels. Daadkracht ontbrak in de Pruikentijd. 

Met de handel ging het intussen niet best. En een zeeoorlog tegen Engeland liep uit op een fiasco. De Engelsen namen honderden Nederlandse schepen in beslag. Daardoor nam de kritiek op Willen

natuurlijk alleen maar toe. 

Onder invloed van de Verlichting en de Amerikaanse Revolutie ontstond bij de bevolking het verlangen naar democratie. In 1781 somde een illegaal pamflet, alle wandaden van Willem op.

 

Mislukt

In de jaren 1780 kwam er een revolutionaire beweging op gang: de Patriotten. Deze bestond uit echte

democraten en regenten die niets van Willem V moesten hebben. 

De patriotten wensten herstel van de oude glorie van de Republiek en vonden dat stadhouder Willem V en zijn kliek het land naar

de ondergang voerde.

Ze vormden milities die openlijk schietoefeningen hielden om het gezag uit de dagen > sommige steden en

gewesten patriotten in het bestuur. 

In 1787 bereikte de strijd tussen stadhouder Willem V en de Patriotten een hoogtepunt. Patriotten hadden in een aantal steden al de macht gegrepen. De stadhouder was den Haag ontvlucht. De echtgenote van Willem V, Wilhelmina, was op weg naar den Haag om de prinsgezinden te steunen. Te Goejanverwellesluis werd ze tegengehouden > riep haar broer, koning van Pruisen te hulp. Hij stuurde een leger > Patriotten vluchtten naar Frankrijk.

 

§7.4 Burgers, te wapen!

Amerikaanse Revolutie

In 1775 kwam het tot een gewapend treffen tussen Amerikaanse opstandelingen en het Britse leger. De Amerikanen benoemden George Washington tot opperbevelhebber van een geïmproviseerd rebellenleger. De Amerikaanse Vrijheidsoorlog was daarmee een feit.

Op 4 juli 1776 werd de Onafhankelijkheidsverklaring aangenomen. Deze was opgesteld door een verlicht staatsman uit Virginia, Thomas Jefferson. Het was voor het eerst dat verlichtingsideeën in een officieel staatsdocument werden verwoord.

In 1781 gaven de Britten zich gewonnen. Twee jaar later was er een vredesverdrag dat de Noord-Amerikaanse koloniën de onafhankelijkheid garandeerde. Alleen Canada bleef Brits.

 

De Amerikaanse Constitutie

In 1787 kwamen de Founding Fathers, afgevaardigden van de dertien onafhankelijke Amerikaanse staten, bijeen om een grondwet op te stellen. Die moest meer eenheid brengen. De Verenigde Staten werden een federatie: een land met machtsevenwicht tussen de deelstaten en het centrale bestuur.

De grondwet werd nog aangevuld met een Bill of Rights, waarin elke staatsburger principiële grondrechten werden gegarandeerd, zoals vrije meningsuiting, godsdienstvrijheid, rechtsbescherming, recht van petitie en vrij wapenbezit.

Nadat de grondwet door de deelstaten was goedgekeurd, volgden er in 1789 presidentverkiezingen. George Washington werd de eerste president. De eerste democratische revolutie was geslaagd.

 

Franse

Revolutie

In Frankrijk heerste ontevredenheid over de standenmaatschappij. De adel en de geestelijkheid betaalden geen belasting en de bestuur baantjes waren grotendeels in hun handen. De belastingen moesten vooral betaald worden door de boerenbevolking. Maar ook de derde stand was ontevreden. Die stond vrijwel buitenspel in het landbestuur. En dan was er nog het probleem van de staatsfinanciën. Vanaf de dagen van de Zonnekoning was er stelselmatig te veel uitgegeven aan de hofhouding te Versailles en aan oorlogvoering. Koning Lodewijk XVI, een goedwillende maar zwakke vorst, zocht een oplossing en besloot in 1789 de Staten-Generaal bijeen te roepen. Dit was een vergadering van de afgevaardigden van geestelijkheid, adel en burgerij. Sinds 1614 was die niet meer bijeen geweest. Bepaald werden dat de Staten-Generaal twaalfhonderd leden zou tellen: driehonderd geestelijken, driehonderd edelen en zeshonderd mensen uit de derde stand. Hiermee gaf Lodewijk de ontevreden burgers ongewild een buitenkansje om hun klachten te spuien. Dat deden ze dan ook.

 

 

Kenmerkende aspecten tijdvak 7:

Plantagekolonies, trans-Atlantische slavenhandel en de abolitionisten

De Verlichting

Het Verlicht despotisme

De democratische revoluties

 

Hoofdstuk 8

 

§8.1 De industriële revolutie

Veranderingen in de landbouw

In Engeland steeds de arbeidsproductiviteit fors. Er waren minder arbeiders nodig, die nu zonder baan zaten. Maar de voedselproductie groeide wel, waardoor de gezondheid beter werd,

en de bevolking steeg.

 

Uitvindingen

Uitvindingen op volgorde van oud naar

nieuw; 

- Flying Shuttle: (uitgevonden door: John Kay) Hierdoor konden de wevers sneller werken, eerst waren er acht spinners nodig om

1 wever te laten werken. 

- Spinning Jenny: (uitgevonden door James

Hargreaves): Hierdoor kon een spinner 8 draden tegelijk spinnen. 

- Waterframe: (Uitgevonden door Richard Arkwight). Met deze uitvinding kwam er een einde aan de huisnijverheid. De

spinmachine werd aangedreven door een waterrad.

- Mill: (uitgevonden door Edmund Cartwight) Hier werden meerdere spinmachines in 1 gebouw geplaatst, die allemaal werden

aangedreven door 1 waterrad. 

 

Fabrieken

Eerst werden fabrieken geplaatst op het land, in de buurt van water omdat het waterframe moest worden aangedreven. James Watt verbeterde de stoommachine, en zo konden fabrieken overal worden

geplaatst: midden in de stad.

 

Industrialisatie zet door

Vanaf het laatste kwart van de 18e eeuw,

zette de industriële revolutie door. 

 

Een nieuwe samenleving

Engeland was het eerste land dat definitief overging op een industriële samenleving. Het importeerde veel, en was een tijdje oppermachtig. In 1851 was er een Great Exhibition in Chrystal Palace. Britse exposanten toonden hun industriële producten en technologische vondsten. Mensen waren verbluft. 

 

§8.2 Het modern imperialisme

 

Grondstoffen

Er was steeds meer ruwe katoen nodig, maar dat niet alleen. Ook andere grondstoffen zoals rubber, olie en jute waren nodig. Europese landen haalden deze grondstoffen uit Afrika en Azië. Europese landen proberen al vanaf de tijd van de ontdekkingsreizigers hun macht te vergoten in de rest van de wereld. Dit wordt imperialisme genoemd. Maar vanaf 1850 werden ook landen als kolonie ingelijfd. Het lokale bestuur werd echt

overheerst.

 

 

Afzetgebieden

Niet alleen voor grondstoffen ging Engeland Afrikaanse en Aziatische landen veroveren. Die landen konden ook dienen als afzetmarkten voor hun producten. Eerst konden ze die producten nog kwijt in andere Europese landen en de VS, maar toen daar ook de industriële revolutie doorzette, konden ze daar hun producten niet meer kwijt. Ook de andere Europese landen gingen kolonies veroveren, wat ook wel een ‘Wedloop of Afrika’ genoemd werd. Dit wordt het modern imperialisme genoemd –ipv- het kolonialisme.

 

Macht

Nog een reden om landen te overheersen, was macht. Europese landen wilden niet van elkaar onder doen, want hoe meer koloniën je had, kon je op het wereldtoneel van grote betekenis zijn. Vooral de Fransen wilden hun status terug nadat ze verpletterd waren door de Pruisen (1870- 1871). Engeland werkte vooral aan een Noord- Zuid lijn (Cairo- Kaapstad) en Frankrijk aan een west- oost lijn (Atlantische oceaan- Indische oceaan). Op het punt waar deze kruisten, kwam het bijna tot een oorlog. Het wantrouwen tussen de Europese staten groeide. Dit speelde dan ook beslist een rol bij het uitbreken van WO I in 1914.

  

§8.3 De Sociale Kwestie 

 

Ongestuurde urbanisatie

De bevolking groeide sterk en er moesten in korte tijd veel huizen worden gebouwd. Alleen was er geen geld, kennis en

tijd om goede huizen te bouwen. Al snel hadden krottenwijken de overhand. 

 

De macht van de fabrieksbel

Ook de omstandigheden in de fabrieken was slecht. Het was een onveilige en ongezonde omgeving. Er waren nog geen eeuwenoude gewoonten om op terug te vallen. De wil van de fabrikant werd absolute wet. Een dag begon met een bel en eindigde met een bel. Eerder mocht er

niet gestopt worden. 

 

De schuld van de machine

De fabrikanten hadden maar 1doel: een zo hoog mogelijke winst. Arbeiders moesten lang werken tegen een laag loon. De arbeiders gingen nog niet in protest. Soms sloegen zij alleen machines kapot.

Ze dachten dat hun slechte positie te danken was aan de machine.

 

Factory Acts

Met de Factory Acts (1833) kwam er begin met het verbeteren van de arbeidsomstandigheden. Steeds meer mensen vonden toch wel dat de arbeidsomstandigheden beter moesten worden. Een paar voorbeelden van Factory Acts: - Arbeid van kinderen tot 9 jaar werd verboden, 9 t/m 12 mochten nog maar 9 uur p/d werken, voor iedereen beneden van 18 was nachtarbeid verboden. Een inspectiedienst controleerde de naleving, maar voor heel Noord- Engeland was één inspecteur. Een bezoek werd ruim van te voren aangekondigd, en de exacte leeftijd van een kind was niet bekend.

 

 §8.4

Liberalisme en Socialisme

 

Gezond eigenbelang

Er leefden veel mensen op het bestaansminimum. Geleerden vroegen zich af waardoor

het probleem was veroorzaakt, en wat de beste oplossing was. 

 

Het individu centraal

Bij het liberalisme staat het vrije, ondernemende individu centraal. 

- Economisch gebied: De staat moet zich zo min mogelijk met de economie bemoeien. Ieder mens moet zichzelf om hoog

werken. 

- Politiek gebied: Het absolutisme werd verwerpen. Iedereen moest voor de wet gelijk zijn, en ze hechten veel waarden

aan het parlementaire stelsel. 

- Intellectueel gebied: Strijdt tegen godsdienstig fanatisme en censuur. Iedereen moest zijn eigen opvattingen kunnen

ontwikkelen en uitdragen. 

 

Revolutiejaar 1848

Na de val van Napoleon besloten staten de ‘staat’ weer almachtig was. Tot 1848 verliep dat redelijk maar toen kwamen burgers, arbeiders, liberalen en nationalisten in opstand. De liberalen trokken aan het langste eind. Hun eisen

werden vastgelegd in een grondwet.

 

De klassenloze samenleving van Marx

In 1848 verscheen er een boek dat richting aangaf richting een nieuwe politieke stroming: Het Socialisme. Karl Marx en Friedrich Engels waren de schrijvers ervan. Karl Marx was tot de conclusie gekomen dat er altijd klassenverschillen zijn geweest. Hij dacht dat de arme klasse in opstand zou komen. De armen zouden de opstand winnen en aan de macht komen, en daarna voorspelde hij een zorgeloze samenleving: het paradijs op aarde.

 

Ruzie over de route

Sommigen gingen twijfelen of Marx wel gelijk had gehad. De communisten geloofden nog van wel, maar anderen wilden de klassenloze samenleving via een andere route bereiken: stap voor stap – ipv – via een revolutie. Dit werden later de sociaal- democraten genoemd. Aan het eind van de 19e eeuw van deze groep groter dan die van de communisten. 

 

§8.5

Emancipatiebewegingen

 

Burgerlijk beschavingsoffensief

 De leef en werkomstandigheden waren aan het begin van de Industriële Revolutie slecht. Langzaam kwam daar verandering in, door de arbeiders zelf maar ook de burgerij. Ze wilden de arbeiders meer

betrekken in de maatschappij, door middel van het beschavingsoffensief:

- Beter onderwijs voor arbeidskinderen, opening

van bibliotheken.

- Sociale woningbouw (Geen krotten meer)

- Tegengaan van plat vermaak zoals de kermis.

IPV daarvan georganiseerde feesten.

- Drankmisbruik en prostitutie tegengaan. 

 

 

Opkomst van het feminisme

In de tweede helft van de 19e eeuw kwam er een beweging op die opkwam voor de rechten van vrouwen: het feminisme. Ze wilden vooral kiesrecht krijgen, zodat zij invloed konden uitoefenen op de inhoud van de wetten. Hiervoor waren mannen en vrouwen ongelijk.

  

Openbaar of bijzonder onderwijs?

De onderwijskwestie, beter bekend als de schoolstrijd werd pas in 1917 definitief geregeld. Liberalen wilden een scheiding van kerk en staat. Kinderen moesten op school niet volgens de katholieke of protestante leer worden opgevoed. Het onderwijs moest openbaar zijn. De confessionelen (katholieken en protestanten) wilden dit niet. Ze waren voor het eerst verenigd want ze hadden dezelfde belangen. Wat zij wilden was, een gelijke financiering van onderwijs. Openbare en katholieke scholen moesten hetzelfde krijgen.

 

§8.6

Democratisering van de politiek 

 

Naar een ander kiesstelsel

In Engeland was het allang zo dat elke hervorming van wetgeving door het parlement moest worden goedgekeurd. Dat parlement was verdeeld in Hogerhuis en Lagerhuis. Elk district kon 2 afgevaardigden sturen naar het Lagerhuis, ongeacht het inwoner aantal. Fabrikanten wilden daarom een verandering van het kiesstelsel, zodat zij meer invloed konden uitoefenen. Later verenigden zij zich met de arbeiders en de nieuwe middenklasse. Na enkele mislukte pogingen werd uiteindelijk toch in 1832 de Reform Bill aangenomen: een wet tot hervorming van het kiesrecht. Er kwamen zetels vrij die werden toegewezen aan industriesteden en de minimumeisen om

voor kiesrecht in aanmerking te komen, verlaagd. 

 

De Charisten

 Deze groep wilde nog meer hervormingen. Willam

Lovett had in 1838 een politiek programma ontworpen wat bestond uit zes eisen:

(1) Invoering van algemeen (mannen) kiesrecht, (2) Jaarlijkse verkiezingen, (3) uitbreiding passief kiesrecht: ook armere mensen in her parlement, (4) loon voor parlementsleden, (5) geheime verkiezingen en (6) nieuwe indeling districten. Na 1848 verdwenen pas later.

Veel later werden deze eisen opgenomen, behalve het jaarlijks kiesrecht. 

 

Politiek taboe

Liberalen wilden hun invloed in het parlement niet delen met andere groepen. Arbeiders en vrouwen wilden ook stemrecht. Mannelijke arbeiders kregen uiteindelijk wel stemrecht. In 1918 kregen vrouwen kiesrecht in Engeland, vanaf 30 jaar. Bij mannen was dit 21. In Nederland kregen mannen in 1917 kiesrecht en vrouwen in 1919. 

 

Kenmerkende aspecten tijdvak 8

Tijd van burgers en stoommachines:

De Industriële Revolutie

Het Modern Imperialisme

De sociale kwestie

Politieke stromingen

De democratisering van de samenleving

Emancipatiebewegingen

 

Hoofdstuk 9

§9.1 Wereldoorlogen

 

Rusland

en de Verenigde Staten

In het oosten van Europa werd ook hard gevochten, maar niet in loopgraven. Daar streden hele legers op het slagveld tegen elkaar. Met name de Russen leden ontzettende verliezen, omdat de soldaten met slechte of zelfs zonder wapens op pad werden

gestuurd.

Begin februari 1917 werd de tsaar door een revolutie afgezet en brak er een burgeroorlog uit, terwijl de communisten vrede sloten met de Duitsers: de vrede van Brest-Litovsk (maart 1918). Voorde Duitsers was dit gunstig. Ze verplaatsten hun soldaten naar het Westfront. Daar begonnen ze een groot offensief, dat mislukte echter door de verse Amerikaanse

troepen die zich nu pas in de strijd mengden.

 

Tweede Wereldoorlog: Duitsland agressor

De herinneringen aan de Eerste Wereldoorlog riepen 22 jaar later gevoelens van angst op. De vier jaar lange strijd had 8.500.000 doden gekost. Dat stond in september 1939 veel mensen nog helder voor de geest.

In de jaren voorafgaand aan de Tweede Wereldoorlog hadden regeringsleiders en diplomaten er alles aan gedaan om

conflicten met Duitsland te voorkomen (Engeland en Frankrijk). 

Hitler stuurde echter direct na zijn machtsovername

op 30 januari 1933 meteen aan op een oorlog:

• Duitsland stapte uit de Volkenbond; 

• Hitler verkondigde dat de Duisters Lebensraum

nodig 

hadden; 

• Omdat de Duitse economie niet volledig in de

eigen 

behoefte kon voorzien (autarkie) streefde Duitsland 

naar gebiedsuitbreiding; 

• Hitler lapte de bepalingen van het verdrag van Versailles aan zijn laars; 

• De Duitse economie werd op wapenproductie ingesteld; 

• Het leger werd uitgebreid; 

• In 1936 trok het Duitse leger het gedemilitariseerde 

Rijnland binnen; Groot-Brittannië voerde in de jaren dertig een politiek van appeasement: elke internationale confrontatie werd gemeden. Ook Frankrijk wilde geen vuist tegen Duitsland maken.

Hitler zette zijn politiek dus voort:

• Op 13 maart 1938 bezette hij Oostenrijk (die Ansluss); 

• September 1938: in Munchen stemden Engeland en Frankrijk in met het in bezit nemen van

Duitsland van het Sudetengebied. Aan Tsjecho-Slowakije werd niets gevraagd; 

• Voorjaar 1939 bezette Duitsland Tsjecho-Slowakije; 

• Duitsland sloot met de grote vijand Rusland een niet-aanvalsverdrag en in een geheime clausule

deelden ze Polen onder elkaar op. 

• Op 1 september 1939 viel Duitsland zonderoorlogsverklaring Polen binnen. Het begin van de 

Tweede Wereldoorlog. 

• Op 1 april 1940 werd Denemarken en Noorwegen door 

Duitsland bezet. 

• Op 10 mei 1940 trokken de Duitsers Nederland, België en vervolgens Frankrijk binnen. Nederland capituleerde op 14 mei,. België op 24 mei en Frankrijk eind juni. 

 

§9.2 de crisis van het wereldkapitalisme

Groot-Brittannië en Duitsland

De VS waren voor de Eerste Wereldoorlog economisch al sterker dan machtige Europese landen als Groot-Brittannië en Duistland. De VS dreven op grote schaal handel met Europa en Azië, maar stelden zich verder isolationistisch op: ze wilden geen rol spelen in de internationale politiek. Bij het begin van de Eerste Wereldoorlog waren ze dan ook niet betrokken. De oorzaken van de Eerste Wereldoorlog zijn te vinden in de verhoudingen tussen de grootmachten in Europa zelf. Europa was het centrum van de economische wereldhandel. De transacties op de beurs van Londen waren daarbij richtinggevend. Engeland was het machtigste Europese land. Duitsland ontwikkelde zich echter tot een concurrent omdat het pas laat industrialiseerde, maar daardoor optimaal gebruik kon maken van de nieuwste technische vindingen. Daarbij kwam dat het beschikte over rijke erts- en kolengebieden. de vloot- en wapenindustrie namen een grote vlucht, waardoor de wapenwedloop verder toenam.

 

Oorlogseconomie

Na een paar maanden draaide de Eerste Wereldoorlog uit op een loopgravenoorlog. Door middel van een handelsblokkade probeerden de Engelsen Duitsland economisch te verzwakken. Duitsland reageerde door het instellen van de onbeperkte duikbotenoorlog: alle vijandelijke schepen werden aangevallen. De industriële productie kwam steeds meer in dienst te staan van de oorlogsvoering. Mannen gingen het leger in en vrouwen namen hun banen over.

Om oorlogsmateriaal aan te schaffen leenden Engeland en Frankrijk enorme bedragen bij de VS. De VS waren voor de Eerste Wereldoorlog crediteur maar na de Eerste Wereldoorlog debiteur van Engeland en Frankrijk.

 

Naoorlogse crisis

Duitsland werd door het verdrag van Versailles (1919) verplicht herstelbetalingen te betalen aan Frankrijk, België en Engeland. Niet minder dan 132 miljard goudmark moest men betalen. Daardoor was herstel van de Duitse economie haast niet te bereiken.

De bevolking van West-Europa bezat weinig koopkracht en regeringen kregen te maken met inflatie. De prijzen stegen, maar de lonen niet. West-Europa raakte zijn belangrijkste economische positie kwijt. Japan en vooral de VS namen die over.

In 1922 bleek dat Duitsland niet aan zijn herstelbetalingen kon voldoen en Frankrijk reageerde door soldaten naar het Ruhrgebied te sturen om Duitse arbeiders te dwingen steenkool te leveren.

 

Korte Hausse en wereldcrisis

De economische crisis werd bezworen doordat de VS aan Duitsland Financiële steun verleende in de vorm van leningen (Dawesplan). Hierdoor kwam de economische kringloop weer op gang en de economie ging weer groeien. Duitsland erkende ook de westgrenzen zoals die ontstaan waren door het verdrag van Versailles en werd weer internationaal geaccepteerd.

Aan de economische Hausse kwam een einde door de ineenstorting van de beurs van Wall Street op 29 oktober 1929. De wereld zou in een economische depressie terecht komen en doordat men de leningen die men aan Duitsland had verstrekt terugvroeg werd de crisis ook naar Europa overgebracht.

 

§9.3 De totalitaire ideologien in praktijk

Totalitair

Het communisme en fascisme zijn totalitaire systemen. In zo'n systeem controleert de staat het dagelijks leven van mensen bijna volledig. Beide systemen propageerden een radicale oplossing voor alle maatschappelijke problemen en legden hun ideologie aan de bevolking op. Kritiek

was niet toegestaan, de wil van de sterke leider en/of partij was wet.

Toch oefenden beide politieke stromingen veel aantrekkingskracht uit op burgers. De ideeën werden in de praktijk op vaak hardhandige wijze doorgevoerd, met desastreuze gevolgen. Veel mensen verloren

hun leven. Het individu was ondergeschikt aan de staat.

 

Communisme

Rusland was rond 1900 een agrarische staat en liep ver achter op West-Europa. De bevolking was arm, had geen enkele vorm van inspraak en er was veel analfabetisme. De tsaar, Nicolaas II, had absolute

macht. De Franse Revolutie was in Rusland niet doorgedrongen.

In de feb/maartrevolutie werd Nicolaas II tot aftreden gedwongen. In de okt/nov revolutie namen de communisten de macht over. In Rusland ontstond daarna een burgeroorlog die eindigde met de overwinning van de communisten. Rusland werd de Sovjet-Unie. De lagere klassen hadden al hun hoop op het communisme gevestigd. Lenin voerde na de burgeroorlog de Nieuwe Economische Politiek (NEP) door. Communistische grondbeginselen, zoals de nationalisering van bedrijven en banken en grondonteigening, waren na radicale

experimenten grotendeels teruggedraaid om de economie weer een impuls te geven.

Nadat Stalin in 1924 Lenin was opgevolgd schafte hij de NEP af en voerde zogenaamde vijfjarenplannen in. Particulier eigendom werd verboden en iedereen moest werken aan de opbouw van de zware industrie. De landbouw werd gecollectiviseerd en boeren die het er niet mee eens waren werden gedeporteerd en kwamen terecht in de Goelag: concentratiekampen in Siberië.

Veel boeren kwamen om en in de Oekraïne brak massale hongersnood uit.

Fascisme

 

In het Interbellum is het communisme nergens op dezelfde wijze ingevoerd als in Rusland. Daarnaast leidde de groei van de

communistische partijen in de Europese landen tot angstgevoelens.

Mensen zochten steun bij een tegenbeweging: het fascisme. De Latijnse fasces (bundel pijlen) symboliseerden in het oude Rome macht en gezag. Men zocht herstel van orde en rust door een sterk gezag. En

juist daar voorzag het fascisme in.

De fascistische beweging begon in Italië, waar Mussolini in 1922 aan de macht kwam. Zijn aanhangers kwamen van alle rangen en

standen van de maatschappij, maar hadden een paar zaken gemeenschappelijk:

• Ze waren teleurgesteld over het verloop van de eerste Wereldoorlog 

• Ze waren nationalistisch en voelden zich meer dan andere volken 

• Ze waren bang voor het communisme 

• Ze waren militaristisch ingesteld en verheerlijkten geweld en oorlog. Mussolini stichtte een 

éénpartijstelsel. Hij zou tot 1943 in Italië regeren

 

Nationaal-socialisme

In 1923 mislukte in München een staatsgreep door Adolf Hitler, de leider van de Duitse fascisten, ook wel nationaal-socialisten genoemd. Hij kreeg echter door de economische crisis van 1929 een nieuwe kans, toen bleek dat de Duitse bevolking de democratische politiek van de Republiek van Weimar voor een deel wegstemde.

 

 

 

Aan de fascistische kenmerken voegden de nationaal-socialisten één element toe: het antisemitisme. De politiek van de NSDAP was radicaler dan het Italiaanse fascisme. iedereen werd 'gelijkgeschakeld', moest de fascistische ideologie overnemen anders trad men hard op. Het ministerie van propaganda had een leidende rol in het verspreiden van de nationaal-socialistisch boodschap. De radio, modern in die tijd, leverde daaraan een belangrijke bijdrage.

 

§9.4 Politieke propaganda en massaorganisatie

 

Machtsmiddel

Hitler was de eerste politicus die systematisch gebruik maakte van propaganda als machtsmiddel. Zijn ideeën over propaganda baseerde hij voor een belangrijk gedeelte op wat hij in de Eerste Wereldoorlog aan Engelse propaganda had gezien. Joseph Goebbels (propagandaminister) vertaalde het voor hem naar de dagelijkse praktijk.

 

Intimidatie

Mede dankzij zijn succesvolle propagandamachine, kreeg Hitler een massaorganisatie achter zich. Historici dachten later dat de intimidatie, dwang, onderdrukking en terreur wellicht een verklaring vormde voor de massahysterie. Maar of dat ook zo is, staat nog steeds ter discussie. Wat vanaf 1933 in Duitsland gebeurde werd vooral gezien als een Duitse aangelegenheid, die geen inmenging van buitenaf duldde.

 

Campagne

Hitler gebruikte alle mogelijke communicatiemiddelen om zijn boodschap te verspreiden. daarnaast waren er meer gecamoufleerde vormen van propaganda. Denk aan de Olympische Spelen in Berlijn van 1936. Maar ook de Duitse filmindustrie werd gebruikt. En natuurlijk werd de jeugd via het onderwijs geïndoctrineerd met het nationaal-socialistische gedachtegoed.

 

§9.5 Verwoesting op niet eerder vertoonde schaal

 

Technologie

In de Tijd van de Wereldoorlogen zijn veel soortenwapens ontwikkeld o.a de vlammenwerper, de duikboot, en de tank. Voor het eerst werden vliegtuigen ingezet. Het meest afschrikwekkende strijdmiddel uit de Eerste Wereldoorlog is waarschijnlijk het gifgas. De Duitsers testen gifgas in januari 1915 voor het eerst aan het Oostfront. In april 1915 werd gas op grote schaal aan het Westfront, bij het Belgische Ieper, ingezet. Het chloorgas en mosterdgas hadden een vernietigende uitwerking.

Nog geen twintig jaar na de Eerste Wereldoorlog gebruikten de Italianen gifgas in hun strijd tegen Abessinië (Ethiopië).

 

Steden bombarderen

In de Tweede Wereldoorlog werden vliegtuigen massaal ingezet. Vooral om steden te bombarderen. In eigen land werd op 14 mei 1940 Rotterdam door de Duitsers gebombardeerd en Engeland had het ook zwaar te verduren.

De Geallieerden op hun beurt bombardeerden Duitse steden en Goebbels maakte daar met zijn propaganda gebruik van..

 

Atoombommen

Voor het eerst werden atoombommen gebruikt in de oorlogsvoering. Op 6 en 9 augustus 1945 werden de Japanse steden Hiroshima en Nagasaki van de aardbodem weggevaagd. Vanaf dat moment vormen atoomwapens een bedreiging voor de hele mensheid.

 

§9.6 Genocide als gevolg van racisme en discriminatie

 

Racisme

De nationaal-socialistische ideologie baseerde zich op negentiende eeuwse rassentheorieën die veronderstelden dat de verschillen tussen mensen te maken hebben met hun afkomst. Hierop werd een variant bedacht: aan de verschillen lag een biologische oorzaak ten grondslag die af te lezen was aan het bloed en dat bloed moest 'zuiver' zijn. Bloed bepaalde niet alleen wie je was, of wat je deed, maar ook of je recht had op

een plek in het derde Rijk.

Duitsers behoorden tot het Herrenvolk. Zij moesten als Übermenschen heersen over Slavische volken. Mensen met 'Joods bloed' waren Untermenschen en dienden te worden verwijderd uit de nieuwe

raszuivere samenleving. Joden werden voortaan op grote schaal gediscrimineerd.

De Racistische theorie werd voortaan breed verkondigd, onder andere op scholen. Jongens en meisjes kregen de dwingende

bepaling opgelegd om vooral een partner te kiezen van 'zuiver' bloed.

 

Antisemitisme

 

Haat tegen Joden was geen uitvinding van de nationaal-socialisten, ook niet van Adolf Hitler. Het woord stamt uit de negentiende eeuw, maar het verschijnsel is veel ouder. Bronnen uit de Middeleeuwen vertellen al over discriminatie en vervolging, wonen in getto's, dragen van merktekens en pogroms. Joden werden als zondebok gebruikt. De nationaal-socialistische ideologie borduurde op dit thema voort en voerde de ideologie van antisemitisme in de praktijk uit door de Duitse Joden te onderdrukken.

 

Isolatie,

vervolging, moord

Na de bezetting van Polen in september 1939 waren Joden vogelvrij. Ze werden beschoten, mishandeld, vervolgd tijdens geënsceneerde pogroms of ze verdwenen in getto's. Na de aanval op Rusland, 22 juni 1941, nam het aantal Joden onder de Duitse bezetting enorm toe. Zogenaamde 'Einsatztgroepen' vermoordden in Rusland hele bevolkingsgroepen en hadden het daarbij speciaal gemunt op Joden. Eind 1941, nog geen half jaar na de inval was

al meer dan een miljoen van hen afgeslacht.

  

Genocide

Tijdens de Wannsee conferentie van 20 januari 1942 werd de organisatie van de genocide op de Joden van Europa in het geheim geregeld. de SS had de leiding en gelaste een rationele en bureaucratisch uitgevoerde genocide. Vanuit getto's moesten elf miljoen Joden via doorgangskampen, per trein naar vernietigingskampen worden overgebracht. Joodse raden moesten het proces van deportatie (wegvoering) vergemakkelijken. Algemeen wordt het aantal Joodse slachtoffers op 6.000.000 geschat. Daarnaast zijn er waarschijnlijk ruim een half miljoen Sinti en Roma op dezelfde wijze vermoord. Ook zij waren volgens de nationaal-socialistische ideologie 'inferieur'.

 

§9.7 De Duitse bezetting van Nederland

  

Overrompeld

Voor Nederland was de crisis in de jaren dertig een economische ramp, omdat het buitenland de eigen markt steeds verder afschermde. Duitsland als afzetmarkt verdween bijna helemaal. Op 10 mei 1940 viel Duitsland ons land binnen. Het Nederlandse leger was niet opgewassen tegen de Duitsers. Na het bombardement op Rotterdam en de dreiging ook andere steden te bombarderen capituleerde Nederland. Koningin Wilhelmina vluchtte op 13 mei naar Londen, waar het kabinet onder leiding van minister-president Gerbrandy spoedig zou volgen. De vlucht werd ernstig bekritiseerd maar de door de

koningin gehouden radiopraatjes voorradio Oranje wel gewaardeerd.

De Duitse bezetting leek in eerste instantie mee te vallen, maar vanaf eind 1940 begonnen de Duitse bezetters steeds meer

maatregelen te nemen, vooral gericht tegen de Joden waardoor de kritiek groeide

 

Bezet

De Joodse bevolking werd het hardst aangepakt en kwam in een isolement terecht. Joden werden ontslagen uit overheidsdienst, kregen te maken met razzia's mochten op bepaalde plaatsen niet komen, werden verplicht een gele ster te dragen, moesten zich huisvesten in Amsterdam en werden via de doorgangskampen Vught en Westerbork gedeporteerd naar Oost-Europa, waar 104.000 van hen vermoord zijn in vernietigings- en

concentratiekampen.

Voor niet-Joodse Nederlanders kwam het leven steeds meer in dienst te staan van de Duitse oorlogseconomie, maar als de regels werden nageleefd had men weinig last. Er ontstond een levendige zwarte handel, een avondklok werd ingevoerd, maar met een persoonsbewijs kon men zich redelijk vrij bewegen. Mannen tussen de 18 en 45 jaar waren verplicht te gaan werken via de Arbeidsdienst.

 

De Nederlandse bestuursdiensten bleven gewoon bestaan en waren verantwoordelijk voor de uitvoering van de Duitse maatregelen. Bij anti-Joods maatregelen werden Nederlandse politieagenten

ingezet, die in de meeste gevallen hun opdracht uitvoerden.

Globaal gezien hebben evenveel mensen zich tegen de bezetter verzet als dat er collaboreerden, ongeveer 5 tot 10%. Slechts eenmaal was er sprake van een openlijk protest tegen razzia's tegen de Joden, op 25 februari 1941 in Amsterdam: de Februaristaking. De meeste mensen accommodeerden zich. Ze pasten zich zo goed en slecht als ging aan, in de hoop dat de oorlog spoedig voorbij zou zijn. Van massaal en openlijk protest is nooit sprake geweest, daarvoor waren de maatregelen de de Duitsers namen te

afschrikwekkend.

 

Bevrijding

De bevrijding van Nederland vond in twee etappes plaats. In september 1944 werd alles onder de grote rivieren bevrijd. De rest van het land volgde pas in mei 1945. Door de hongerwinter moesten de mensen nog veel ellende in het westen en noorden van ons land meemaken. Men schat dat 30.000 mensen dat niet hebben overleefd.

 

§9.8 Vormen van verzet tegen het West-Europese imperialisme

Russisch-Japanse oorlog

In 1904-1905 vochten Rusland en Japan met elkaar en Japan won. Voor het eerst had een niet-Europees land van een Europese grootmacht gewonnen en dat had internationale effecten. Met name voor jonge nationalisten in Azië betekende de overwinning een enorme stimulans voor hun

streven naar meer onafhankelijkheid. Het westen was te verslaan.

 

Na de eerste wereldoorlog

Tijdens de Eerste Wereldoorlog vroegen Groot-Brittannië en Frankrijk de inheemse bevolking uit hun koloniën om hulp te bieden in hun strijd tegen de Duitsers. Veel Indiërs, Marokkanen en Algerijnen kwamen naar het Europese vasteland om te strijden voor vrijheid en democratie. De militairen begrepen dat ze niet minderwaardig waren aan de blanke overheersers. Een aantal oorlogsveteranen werd voorvechter van het

streven naar vrijheid en soevereiniteit.

Japan maakte van de overwinning op Rusland gebruik om de eigen macht uit te breiden. Het land was de belangrijkste industriële staat in dat werelddeel en had een sterk leger. Japan voerde in

Azië een imperialistische politiek.

In 1931 viel Japan Mandsjoerije binnen en maakte het land tot een satellietstaat. De Volkenbond bleek niet in staat om tegen de

Japanse agressie op te treden.

 

Japan, Indonesië

en de Tweede Wereldoorlog

De Japanse propagandamachine maakte met name werk van Nederlands-Indië. Niet om de nationalisten te steunen, hoewel ze dat

wel kenbaar maakten, maar ze waren vooral geïnteresseerd in de grondstoffen. 

Nadat de Japanners op 7 dec. 1941 de oorlog in Azië begonnen met de aanval op Pearl Harbour, volgden steeds meer gebieden in Azië, waaronder ook Nederlands-Indië. De economie werd in dienst gesteld van de

Japanse oorlogsvoering en de Nederlanders opgesloten in kampen.

 

Indonesische nationalisten

Ondanks de harde behandeling van de eigen bevolking waren Indonesische nationalisten zoals Ahmed Soekarno en Mohammed Hatta op de hand van de Japanners. Zij hoopten op die manier het nationalisme onder de bevolking verder aan te wakkeren en uiteindelijk hun droom van een onafhankelijke staat te verwezenlijken. Hun streven leidde uiteindelijk tot resultaat. Toen Japan op 15 augustus, na de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki, capituleerde riepen Soekarno en Hatta op 17 augustus 1945 de onafhankelijke Republiek Indonesia uit.

 

Kenmerkende aspecten tijdvak 9

Tijd van wereldoorlogen:

De twee wereldoorlogen

De economische wereldcrisis

Totalitaire ideologieën

De rol van moderne propaganda- en communicatiemiddelen en massaorganisatie

De massavernietigingswapens en de totale oorlog

Racisme en discriminatie (genocide op de Joden)

Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog

Het eerste verzet tegen het westers imperialisme

Hoofdstuk 10 

10.1 Gespleten wereld

De verenigde

Naties

Tijdens de 2e wereldoorlog werden de Verenigde Naties opgericht door Franklin Roosevelt en was bedoeld als overkoepelende organisatie die alle geschillen tussen de aangesloten landen moest oplossen.

 

Kloof tussen Oost en West

Ondanks deze samenwerking kwamen de VS en de Sovjet-Unie al gauw als 2 ideologische blokken tegenover elkaar te staan. Het westen wilde een verlichte vrije wereld en het oosten wilde een communistische wereld. De spanningen en het wantrouwen tussen Oost en West namen steeds meer toe.

 

Wapenwedloop

De spanningen tussen Oost en West werden verergerd door het atoomwapen wat beide supermachten bezaten. Er volgde een wapenwedloop, maar geen van beide landen durfde hun wapens te gebruiken om

totale vernietiging te voorkomen.

 

Marshallhulp

In 1947 werd het Marshallplan gelanceerd. De VS wilde miljarden dollars schenken aan landen die door de 2e wereldoorlog waren getroffen om ze zo te beschermen tegen het communisme. De sovjets dwongen de Oostbloklanden echter om de hulp te weigeren, wat de tegenstellingen tussen Oost en West verscherpten. De oplopende spanningen leidde tot de oprichting van de NAVO (een militair bondgenootschap) en het Warschaupact (een bondgenootschap

van Oostbloklanden). 

 

Twee Duitse staten

In 1949 werd Duitsland opgedeeld in 2 delen, de Bundesrepublik Deutschland (BRD) en de Deutsche Democratische Republik (DDR). Het westelijk deel was westers georiënteerd en had een democratische grondwet, het oosten was communistisch en de burgers daar hadden minder vrijheid. Om te voorkomen dat burgers van Oost naar West zouden vluchten

bouwde de Oost-Duitse regering een muur die de doorgang afsloot.

 

Vreedzame co-existentie en de Cuba-crisis

Er ontstonden ook andere conflicten als gevolg van de Koude Oorlog bijvoorbeeld tussen China en Korea en Cuba. In Cuba was de communistische leider Fidel Castro aan de macht. Amerika probeerde Cuba aan te vallen met een invasie van anti-Castro rebellen in de Varkensbaai welke mislukte. De sovjet president liet daarop kernkoppen installeren op Cuba waarna Kennedy een zeeblokkade om Cuba heenzette en eiste dat de kernkoppen werden weggehaald. Chroesjtsjov deed dit aanvankelijk niet maar pas toen het toen het bijna tot een atoomoorlog kwam liet hij ze weghalen.

 

 

10.2 Aftocht der westerse machten

Dekolonisatie: de oorzaken

Na de 2e wereldoorlog werden alle Aziatische en Afrikaanse koloniën onafhankelijk. Dit gebeurde omdat het onmogelijk was om deze koloniën te besturen en te exploiteren zonder goed opgeleide bestuursambtenaren en hulp van de inheemse bevolking. Er kwamen diverse opleidingen voor deze mensen die daar in contact kwamen met westerse ideeën als vrijheid & gelijkheid waardoor het verlangen groeide naar zelfbestuur. Dit verlangen groeide doordat ze werden gemotiveerd door de nederlagen die de Britten, Fransen en Nederlanders leden tegen Japan en

daarnaast vonden ze dat het kolonialisme principieel verwerpelijk was. 

 

Indonesië

In Nederlands-Indië werd in 1927 de PNI opgericht in een poging onafhankelijk te worden. Nederland vond echter dat de kolonie nog niet in staat was tot zelfbestuur en sloot de leiders van de PNI op. Toen in 1942 Nederlands-Indië door de Japanners werd bezet werden de blanken opgesloten en kwamen de PNI leiders vrij. Japan werd in 1945 verslagen en de PNI leiders riepen de onafhankelijke republiek Indonesië op. Nederland pikte dit niet en stuurde een leger van honderdduizend man naar de kolonie. Indonesië kwam zo onder militaire controle. Amerika koos de kant van de PNI en dreigde de Marshallhulp voor Nederland in te trekken. Hierdoor verliet Nederland Indonesië en erkende hun als onafhankelijke staat. Door moeilijkheden met het overdragen van het gezag vertrokken tweehonderdduizend Indische Nederlanders naar Nederland en kwamen er ook een hoop Molukkers achteraan die hadden geprobeerd de Zuid-Molukse eilanden onafhankelijk te maken wat mislukte.

                    

Dekolonisatie in Afrika

Steeds meer landen werden onafhankelijk. Maar de westerse landen behielden vaak economische invloed. De koloniën kregen bovendien problemen met overbevolking, slechte infrastructuur, lage grondstofprijzen en een onbekwaam bestuur. Daarnaast liepen de koloniale grenzen vaak dwars door stamgebieden heen of werden verschillende stammen in hetzelfde staatsverband opgenomen wat leidde tot oorlogen en etnische haat welke vele doden

veroorzaakten.

 

Het Midden-Oosten

Het Midden-Oosten was sinds de opening van het Suez-kanaal van groot strategisch belang voor het Westen. De Britse en Franse

regering wilden de olierijke gebieden onderling verdelen. 

In Palestina brak er in 1939 een burgeroorlog uit tussen Zionisten en Arabieren die de joden als indringers zagen. De immigratie werd beperkt hierdoor, maar toen na de 2e wereldoorlog meer joden naar Palestina wilde emigreren ontstond er weer een burgeroorlog. In 1947 werd door de VN een verdelingsplan opgesteld waar de joden mee akkoord gingen maar de Arabische leiders niet. Hierdoor zijn er nog steeds regelmatig conflicten tussen Israëli’s en Palestijnen.

 

§10.3 Het Europese Huis

 

Start van de Europese eenwording

In 1951 werd de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) opgericht wat de eerste stap was naar Europese integratie. Er is de afgelopen jaren steeds meer macht verhuisd van Den Haag naar Brussel.

Wat zijn de voordelen van het proces van Europese Integratie?

Na de 2e wereldoorlog wilde de West-Europese landen meer Europese integratie met als belangrijkste reden om nieuwe wereldoorlogen te voorkomen. Ook speelde de crisis van de jaren 30 een rol toen elk land hoge tariefmuren had ingesteld wat de wereldhandel belemmerde. In 1951 tekenden Frankrijk, West-Duitsland, Italië en de Beneluxlanden de EGKS. In 1957 breidde zei dit uit tot de Europese Economische Gemeenschap (EEG) en Euratom (voor gebruik van kernenergie). In 1967 werden de EGKS, EEG en Euratom samengevoegd tot de Europese Gemeenschap (EG). Het doel van de EG was het realiseren van een douane-unie, dus het afschaffen van de tarieven aan de grenzen en het ontwikkelen van een gemeenschappelijk landbouwbeleid.

 

Nieuwe impulsen

Sinds 1993 heet de EG de Europese Unie (EU). De tarieven en douanerechten werden afgeschaft waardoor de consument meer keus had tussen producten. Nieuwe landen willen graag lid worden van de EU omdat het bevorderlijk is gebleken voor de welvaart in dat land. In het verdrag van Maastricht werd de euro aangekondigd en zou er politieke integratie komen. De euro kwam er wel maar de politieke integratie komt minder snel, de meeste landen varen liever een eigen koers.

 

Europese Grondwet

Een nadeel van de EU is dat het Europees Parlement, welke door de burger is gekozen, maar weinig invloed heeft. De burgers spreken van een democratisch tekort. Hierdoor stuitten pogingen om Europese Integratie op politiek vlak te realiseren op verzet van de burgers.

 

Het Oostblok

Terwijl West-Europa welvarend, democratisch en vrij was leefde Oost-Europa nog steeds onder het communisme. Na de dood van Stalin werd dit wat minder en kwam er een opstand. De sovjettroepen sloegen dit echter hardhandig neer. De westerse landen schoten hen niet te hulp wat duidelijk maakte dat de tweedeling tussen Oost en West definitief was.

 

Val van het communisme

In 1985 bepaalde de nieuwe leider van de Sovjet-Unie dat er herstructurering moest komen van de economie en beloofde meer openheid van zaken. Er kwam persvrijheid en er was geen censuur meer. Hierna ontstond er een golf van kritiek op de huidige leiders, ontstonden er vakbonden en opstanden. Er kwamen verkiezingen waar de vakbond ‘Solidariteit’ als winnaar uit de bus kwam. Dit was voor andere Oostbloklanden de aanleiding om hetzelfde te doen en de partijleiders besloten toe te geven aan de eisen van de opstandige bevolking.

 

§ 10.4 Overvloed en gisting

 

Welvaartsgroei

Honderdduizenden Nederlanders emigreerden na de 2e wereldoorlog uit Nederland om ze niet geloofden dat de welvaart ooit terug zou keren. Dit was echter wél het geval. De wederopbouw van Nederland ging snel; de bevolking ging verbeten aan de slag in de landbouw, handel en industrie. Het welvaartspeil in de Westerse wereld ging pijlsnel omhoog. Dit is te verklaren doordat de West-Europeanen hard werkten, gemotiveerd waren, goed geschoold en bovendien over een goede infrastructuur beschikten. De Marshallhulp was ook erg handig en een positieve stimulans omdat burgers vertrouwen kregen in de toekomst. Om het internationale betalingsverkeer soepeler te laten verlopen werd er bovendien een systeem van vaste wisselkoersen afgesproken.

 

Nederland: welvaart in wording

PVDA-Premier Willem Drees (1948-1958) legde de basis voor de welvaart in Nederland. Bedrijven hielden de lonen laag, omdat de regering dit voorschreef waardoor bedrijven meer winst konden maken. Ondernemers kregen allerlei voordeeltjes wat de producten ten goede kwam en als snel stonden Nederlandse producten gunstig bekend in het buitenland. Ze waren van goede kwaliteit en goedkoop. De export steeg. De industrialisatie nam een grote vlucht en vele mensen gingen in de nieuwe fabriekssteden wonen en werken waardoor zij

losraakten van het oude dorpse leefpatroon.

 

Verzorgingsstaat

Het kabinet-Drees introduceerde ook allerlei sociale voorzieningen zoals de AOW, kinderbijslag, WW en de WAO. Daarnaast konden studenten uit lagere sociale milieus een studiebeurs krijgen. De vondst van een enorm aardgasveld

leverde de Nederlandse overheid miljarden op.

 

Loonexplosies

Na 1960 gingen de arbeiders staken omdat ze een hoger loon wilden. Midden jaren 60 werden de lonen vrijgegeven wat voor een loonexplosie zorgde. Hierdoor werden de Nederlandse producten duurder wat de concurrentiepositie tegenover het buitenland verzwakte maar de binnenlandse koopkracht steeg, waardoor fabrikanten meer producten in eigen land kwijt konden. Nederlanders kochten allerlei dure producten, met als spectaculairste de televisie. De kooplust

steeg door de reclameboodschappen.

 

Culturele revoluties

In de jaren 60 veranderde de leefstijl in Nederland. Twee processen traden op: secularisering en individualisering. Secularisering betekend ontkerkelijking en Individualisering hield in dat elke burger zelf wil uitmaken hoe hij zijn leven invult. Een belangrijke aanjager hiervan was de popmuziek. Er ontstonden verschillende jongerengroeperingen zoals de hippies die geen zin hadden om met de maatschappij mee te doen en je had normale mensen die meeleefden met wat er speelde in de wereld. Er werd veel geprotesteerd tegen de Amerikaanse oorlogvoering in Vietnam en de rassenscheiding in Zuid-Afrika. De provo’s maakten er een sport van om het gezag uit te dagen. Je had ook feministes die meer emancipatie wilden. Al deze protestbewegingen zorgden voor een veel vrijer West-Europa.

In de jaren 60 veranderde de leefstijl in Nederland. Twee processen traden op: secularisering en individualisering. Secularisering betekend ontkerkelijking en Individualisering hield in dat elke burger zelf wil uitmaken hoe hij zijn leven invult. Een belangrijke aanjager hiervan was de popmuziek. Er ontstonden verschillende jongerengroeperingen zoals de hippies die geen zin hadden om met de maatschappij mee te doen en je had normale mensen die meeleefden met wat er speelde in de wereld. Er werd veel geprotesteerd tegen de Amerikaanse oorlogvoering in Vietnam en de rassenscheiding in Zuid-Afrika. De provo’s maakten er een sport van om het gezag uit te dagen. Je had ook feministes die meer emancipatie wilden. Al deze protestbewegingen zorgden voor een veel vrijer West-Europa.

§10.5 Multiculturelesamenleving?

 

Worstelen met de last van racisme 

De Verenigde Staten vormde een voorbeeld van een multiculturele samenleving. Toch werden Afro-Amerikanen na de afschaffing van de slavernij nog steeds gediscrimineerd. In de loop van de 20ste eeuw werden zij bewust van hun ondergeschikte positie. Dit kwam omdat Amerika 2 wereldoorlogen voerde voor vrijheid en democratie en overal opkwam voor zwarte trots. De televisie zorgde ervoor dat de publieke aandacht zich steeds meer richtte op de positie van Afro-Amerikanen in de VS. In 1954 werd bepaald dat rassenscheiding ongrondwettig was. In 1960 kwam een beweging voor vrije rechten op gang. In 1963 hielden 250 duizend mensen een mars op Washington. In 1964 werd de Civil

Rights Act opgesteld welke discriminatie op grond van huidskleur verbood. 

In Afrika was echter nog steeds een stelsel van apartheid. Dit lokte veel afkeurende reacties uit de rest van de wereld. Verzet tegen de apartheidwet werd bloedig neergeslagen. Het in 1912 opgerichte African National Congress werd verboden en de leider Nelson Mandela werd opgesloten. In de loop der jaren werd het gewelddadige verzet steeds sterker en werd er een noodtoestand uitgeroepen. In 1990 werd het ANC gelegaliseerd en won de verkiezingen van 1994 met een grote meerderheid waarna Mandela de president vanZuid-Afrika werd.

 

Naar een multiculturele samenleving?

Na de 2e wereldoorlog kwamen er grote groepen immigranten naar Nederland zoals Molukkers, Indische Nederlanders, Surinamers, Antillianen en grote groepen gastarbeiders uit Turkije en Marokko. Velen keerden nooit meer terug en lieten hun families overkomen. Daarnaast kwamen er ook een hoop asielzoekers naar Nederland omdat er in hun thuisland een burgeroorlog woedde.

 

Kenmerkende aspecten tijdvak 10

Tijd van televisie en computer:

De Koude Oorlog

Dekolonisatie

De Europese eenwording

De welvaartsstaat en sociaal- culturele veranderingen

De pluriforme en multiculturele samenleving

 

 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.