Rechtstaat en Democratie, Geloof en Verstand

Beoordeling 4.9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 3220 woorden
  • 3 oktober 2016
  • 10 keer beoordeeld
Cijfer 4.9
10 keer beoordeeld

Aantekeningen Geschiedenis
Op chronologische volgorde   1.2
Einde tweede Stadhouderloze Tijdperk (1702-1747)
-Koning-Stadhouder Willem III en zijn vrouw Mary Stuart bleven bewust kinderloos. Dynastieke tak van Willem van Oranje uitgestorven in 1702.
-1747 Oostenrijkse successieoorlog verloopt ongunstig. Franse troepen naderen en bedreigen de Republiek.
-Regentenbestuur krijgt (niet geheel terecht) de schuld. Prins Willem IV van Oranje-Nassau (van de Friese ‘tak’) wordt Erfstadhouder der Verenigde Nederlanden.
-In feite is de Republiek nu dus een vorstendom, waarin de vorst weliswaar beperkte macht heeft.

Willem V 1748-1806
-Willem IV sterft in 1751.
-In 1766 wordt Willem V stadhouder.
-Willem V: goed geheugen, filosofisch, goed van aard.
-Maar ook: besluiteloos, legalistisch (alles volgens de wet), detaillistisch. Stevige drinker, liep mank en miste waarschijnlijk twee voortanden (was in zijn jeugd van zijn paard gevallen).
-Halsstarrigheid tijdens de patriottentijd leidde tot grote problemen.
De Patriottentijd
-Patriotten (eind 18e eeuw): gemotiveerde Nederlandse burgers die democratisering wilden en de heerschappij van Willem V wilden beëindigen..
-Inspiratie: J.J. Rosseau (volkssoevereiniteit, algemene wil) en de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring van 1776.
-Voor klassieke grondrechten: vrijheid van meningsuiting,  vergadering, religie etc.
-Actieve burgeremancipatie en –vertegenwoordiging. Burgers moesten de vroedschap (stadsbestuur) kiezen in plaats van de stadhouder.
-Georganiseerd in exercitiegenootschappen (burgermilities).

-De Vierde Engels-Nederlandse Oorlog in 1780 (naar aanleiding van de Amerikaanse Revolutie) verliep rampzalig voor de Republiek. Door de Britse blokkade van de havens ook economisch.
-De stad Amsterdam kreeg van de Oranjegezinden de schuld.
-Maar de patriotten vonden dat de stadhouder en diens gevolg de ware schuldigen waren.
Joan Derk van der Kapellen tot den Pol eind 18e eeuw.
-Voorman van de patriotten.
-Auteur van het anonieme pamflet ‘Aan het volk van Nederland) uit 1781.
Aan het volk van Nederland
-In de nacht van 25 op 26 september 1781 in de Republiek verspreid vanuit geblindeerde koetsen.
-Beschrijving van de geschiedenis der Nederlanden vanuit het perspectief van het volk vanaf de Bataafse Revolutie (Romeinse Tijd).
-Roep om democratisering, vrijheid van drukpers en vrijheid van meningsuiting.
-Pas in 1791 kon onomstotelijk worden bewezen dat Joan Derk de auteur was.   1.3
Willem I (1813-1840) en de constitutie van 1813
Van Republiek tot Monarchie   Constitutionele monarchie

-Een koninkrijk, maar wel met een grondwet en een parlement (volksvertegenwoordiging).
-Het koninkrijk der Nederlanden bleef net als onder Napoleon een eenheidsstaat. Het werd centraal bestuurd vanuit Den Haag en voor iedereen golden dezelfde wetten.  
Despotisme (alleenheerser zonder tegenspraak)
-Volksvertegenwoordiging, maar geen democratie.
-Tweede Kamer benoemd door de Provinciale Staten.
-Eerste Kamer: werd door de koning benoemd voor het leven.
-Het volk had dus nauwelijks iets in te brengen.
-De koning kon ministers benoemen en ontslaan.
-Hij kon zelfstandig beslissen over koloniën, defensie, buitenlandbeleid en financiën.
-Waarom werd dit  geaccepteerd?
-De democratie bleek geen paradijs, men was blij dat onder Willem I de chaos van de Napoleontische tijd voorbij was.
Liberalen
-Economisch: zo min mogelijk overheidsingrijpen. Liberale Nachtwakersstaat (ideaal): de overheid zorgt alleen voor veiligheid en onderwijs.
-Maar: Liberalen willen ook individuele vrijheid, zelfontplooiing en politieke invloed.

-Problemen: de klassieke, individuele liberale vrijheden (vrijheid van meningsuiting, vereniging en vergadering etc.) waren in Nederland niet gegarandeerd.
-Oplossing: een nieuwe grondwet die de macht van de koning moest inperken.   1.3
Thorbecke en de grondwet van 1848
-In 1848 ondertekende Willem II de door de liberaal Thorbecke opgestelde grondwet omdat hij bang was dat anders in Nederland, net zoals in bijvoorbeeld Frankrijk, een revolutie zou uitbreken.
Belangrijkste bepalingen
-Tweede Kamer rechtstreeks gekozen door de burgers.
-Ministeriële verantwoordelijkheid, de ministers legden verantwoording af aan  het parlement.
-Koning werd onschendbaar. Zijn macht werd ingeperkt. Ministers werden nu verantwoordelijk voor het handelen van de koning.
-De klassieke grondrechten werden vastgelegd.
Democratie?
-Nee!
-Thorbecke was geen democraat (liberaal).
-Hij voerde het censuskiesrecht in: een vermogenstoets bepaalde wie er mocht stemmen. Dat werd 10% van de mannen,  5% van de bevolking dus.   2.1
Het liberale tijdperk
-Vraag: waren vertegenwoordigden de meeste Kamerleden de rijke burgerij?

-Antwoord: vanwege het censuskiesrecht mochten alleen vermogende mannen stemmen.
-Bovendien waren de leden vanwege het districtenstelsel meer gebonden aan een regio dan aan een partij.
-Er werd dus niet, zoals nu aan partijpolitiek gedaan. De debatten waren beschaafd van toon.
-Door de industrialisatie, beter onderwijs en stijgende inkomens werd vanaf 1870 ook ‘gewone’ man belangrijk en werden de politieke tegenstellingen scherper.   2.3
De socialisten: Karl Marx
-1848: communistisch manifest (communistische bijbel)
-Socialisme is gestoeld op de theorieën van Karl Marx.
-Klasse: groep mensen met gelijke status, bezit en belangen.
-Industrialisatie zorgde voor een omvangrijke arbeidersklasse.
-Arbeidersklasse wordt uitgebuit door de kapitalistische bourgeoisie (bezittende klasse, rijke burgerij)
-De arbeidersklasse groeit en wordt steeds ontevredener.
-“De klassenstrijd ontaardt in een arbeidersrevolutie tegen de bourgeoisie” –Marx.
-De klassen en het kapitalisme worden afgeschaft.
-In de ideale klasseloze samenleving is al het particuliere bezig afgeschaft.

-Ideologie was internationaal.
Socialisme als politieke stroming in Nederland
-Politiek: Twee belangrijke ‘kwesties’.
-Sociale kwestie: de slechte woon- en werkomstandigheden van arbeiders kregen rond 1870 een naam.
-Kiesrechtstrijd: de strijd voor algemeen kiesrecht.
-Hiervoor werkten socialisten samen met linkse liberalen.
SDB
-1881: SDB (Sociaaldemocratische Bond) opgericht, een marxistische partij.
-Voorman Ferdinand Domela Nieuwenhuis. Hij mobiliseerde de arbeiders zoals Kuyper de protestanten had gemobiliseerd.
-Domela’s Kamerlidmaatschap was geen succes en de SDB radicaliseerde: tegen de parlementaire democratie en alle vormen van gezag (=anarchisme).
SDAP
-Voorman: Pieter Jelles Troelstra.
-In 1892 aangesloten bij SDB maar in 1894 oprichting Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (wat nu de PvdA is).
-Geen harde acties zoals de SDB maar hervorming bewerkstelligen via het parlement (=Reformisme, nieuwe gematigde Europese socialistische stroming).

-Streven naar sociale wetgeving: steeds succesvoller.
-Grote fout van Troelstra (Troelstra’s vergissing). In 1918 op een zeepkist de revolutie uitgeroepen naar aanleiding van communistische revolutie in Rusland en aanvankelijk ook in Duitsland.
-De overgrote meerderheid steunde dit niet in Nederland (‘Oranje Boven’ gezongen).
3.1
Democratie in de 20e eeuw
Confessionele meerderheden
-1917: de grondwetswijziging verandert de politiek.
-Evenredige vertegenwoordiging vergroot de macht van partijleiders.
-Kandidatenlijst door de leiding opengesteld -> partijleiders verdringen onafhankelijke politici.
-Meer partijen en afsplitsingen.
-Maar: grote partijen hielden de meerderheid.
-Wel waren de politieke verhoudingen gewijzigd:
-Liberalen 15%
-Sociaaldemocraten 25%
-Protestanten 25%
-Katholieken 30% -> confessionele meerderheid (absoluut).
-Verzuiling in Nederland.

-Politieke partijen.
-Radio en TV.
-Kranten en tijdschriften.
-Scholen en universiteiten.
-Vrije tijd.
Crisis van de democratie
-Jaren ’30: economische wereldcrisis (Grote Depressie).
-Democratie kreeg in sommige landen de schuld -> opkomst totalitaire beweging.
-Fascisme in Italië (Mussolini).
-Nationaalsocialisme (Hitler).
-Dictatuur in Spanje (Franco).
-Communisme in Rusland (Stalin).
-De verzuiling: men bleef in de eigen zuil.
-Met Colijn (ARP) had men al een sterke leider.
-Tijdens WOII was Nederland geen rechtsstaat/democratie.
3.2
Naoorlogse zekerheid
-Hoe hebben de rechtsstaat en parlementaire democratie zich ontwikkeld tussen 1945 en 1965?
Versterkte democratie

-WOII: Democratie en de rechtsstaat kwetsbaar en dus niet vanzelfsprekend.
-Extreemrechts (NSB) bestond niet meer.
-Extreemlinks (CPN) tijdens de Koude Oorlog voor de Sovjetunie en dus omverwerping van het kapitalistische systeem. Maar:
-Steeds minder aanhang door opkomst verzorgingsstaat (waarom?).
-Arbeiders kregen het beter door sociale zekerheid.
Mislukte doorbraak
-Bezetting -> nationale eenheid.
-Opnieuw verzuiling na WOII?
-Wilhelmina wilde dit niet.
-1945: NVB (Nederlandse Volksbeweging) streeft naar doorbraak van de zuilen.
-1946: PvdA opgericht (fusiepartij: SDAP met delen van andere partijen) (waarom?)
-SDAP te verzuild, PvdA brak definitief met marxisme.
-Reactie:  oprichting KVP (bisschoppen, grip op katholieke achterban behouden).
-ARP en CHU opgericht (protestants)
-1948 VVD (O.a. door ontevreden liberalen uit PvdA).
-Doorbraak nu definitief mislukt: 4 zuilen terug.

Willem Drees en de Verzorgingsstaat
-Vanaf 1946: Rooms-rode coalities (KVP en PvdA).
-Willem Drees (PvdA):
-Carrièrepoliticus: gemeenteraadslid -> wethouder -> minister -> premier.
-Minister van Sociale Zaken (1945-1948): 1947 noodwet ouderdomsvoorziening (sinds 1957 AOW).
-1948-1958 premier
-Grondlegger van de verzorgingsstaat: “Vader Drees”.
-Burger werd geholpen door de staat bij: ouderdom, werkloosheid, ziekte etc.
3.3
Ontzuiling en verdere democratisering
-Hoe hebben rechtsstaat en parlementaire democratie zich ontwikkeld tussen 1965 en 1980?
De roep om verandering
-Nederland: “Tevreden Natie”.
-Kleine politieke tegenstellingen.
-Alle grote partijen koesterden de verzorgingsstaat.
-Vaste politieke verhoudingen.
-Confessionelen domineerden.
-Maar: was de emancipatie van de achterban niet al voltooid?

-Golden oude zekerheden nog steeds?
-Was de verzuiling nog noodzakelijk?
Provo
-Jaren ’60.
-Toenemende welvaart, TV, ontkerkelijking -> ontzuiling -> gezagscrisis.   -Jongeren wilden:
-Individuele vrijheid en democratisering (directe invloed, tegen de regentencultuur).
- -> oprichting Provo om het gezag uit te dagen.
-Anarchistisch, ludiek.
-Rellen bij huwelijk Beatrix en Claus 1966, Koninginnedag 1969.
Politieke vernieuwing: D’66
-Nieuwe tijdgeest: politiek paste zich aan.
-Opgericht door Hans van Mierlo.
-Democratisering door:
-Gekozen burgemeester, gekozen premier, referenda, herinvoering districtenstelsel.
-Burgers wilden actief burgerschap: zelf het leven vormgeven en bijdragen aan de maatschappij.
-Maar het Huis van Thorbecke staat nog overeind.
Confessionele samenwerking: CDA

-Jongeren eisten meer invloed in alle partijen.
-1967: Geen confessionele meerderheid meer.
-1977: oprichting CDA (fusie KVP, ADP en CHU).
-Nadruk op gedeelde waarden in plaats van het geloof.
-Tot 1994 (Paars I : VVD, PvdA, D66) nog in elk kabinet.
-Opkomst populisme: de LPF (Links populistisch front).   8.2
Franse Revolutie
-Aanleiding:
-14 juli 1789: Bastille bestorm door woedende menigte (wapens in de gevangenis).   -Oorzaken:
-Economisch: Crisis, hongersnood.
-Politiek: Absolute monarchie.
-Sociaal: Feodale standenmaatschappij -> machtige adel.
-Religieus: Kerk veel macht.
-Intellectueel: Verlicht denken.   -Personen: Lodewijk XVI en Marie Antoinette.
-Lege schatkist -> belastingen.
-1788: Staten-Generaal in Parijs bij elkaar geroepen voor het eerst sinds 1614.   8.3
Germaanse en Romeinse godsdienst

-Overeenkomsten: Polytheïsme, Antropomorfe goden onder leiding van een hoofdgod, offers om gunsten van de goden af te dwingen, dodenrijk waar contact mee kon worden gemaakt.
-Verschillen:
-Wel (Romeinen) / Geen (Germanen) tempels
-Wel (Romeinen) / Geen (Germanen) godenbeelden
-Vermenging in Nederland beneden de Rijn (de linies).   -Hercules en Magusanus (Combinatiegod: Hercules en Magusus).
Hoe en wat weten we over Jezus?
-Bronnen:
-Bijbel: 4 canonieke evangeliën (biografieën): Mattheüs, Marcus, Lucas en Johannes. Oudste: Marcus (circa 70 n.C.)
-7 Brieven van Paulus (circa 50-62 n.C.)
-Paulus heeft Jezus waarschijnlijk nooit ontmoet. Wel de apostelen Petrus en Johannes en Jezus’ broer Jacobus.
-‘Q’: bron waarop Mattheüs en Lucas zich baseren.
-Buiten de Bijbel:
-Geen bronnen over Jezus tijdens zijn leven(!).
-Twee fragmenten uit 92/94 n.C. van historicus Flavius Josephus.
-68 apocriefe (niet-Bijbelse) evangeliën: Allemaal onbetrouwbaar en later gedateerd.

-Op één na: het 2e eeuwse koptische evangelie van Thomas. Wel (leerstellige) uitspraken van Jezus maar geen biografische informatie over Jezus.
Jezus: historisch-kritische benadering. Wat is zeker?
-Jezus van Nazareth. Nazareth, 5(?) v.C. – 30 n.C.
-26 n.C.  gedoopt door Johannes de Doper.
-Ontpopte zich als Joodse profeet: predikte het einde der tijden (Apocalyps).
-Vanaf ongeveer 28 n.C. in Galilea en Judea.
-‘Zoon van God’: waarschijnlijk noemde hij God zijn vader, wat niet ongebruikelijk was.
-Op bevel van de Romeinse perfect (bestuurder) Pontius Pilatus in 30 (of 33) n.C. door Romeinse soldaten gekruisigd.
Het christendom
-Universele godsdienst : de enige, voor de gehele mensheid geldende godsdienst. Orthodoxie vastgelegd in concilies in de 4e en 5e eeuw.
-Heilig boek: de Bijbelse canon (Oude Testament en Nieuwe Testament): verzameling van goedgekeurde geschriften.
-Monotheïsme: God schiep hemel, aarde en mensheid.
-Jezus als centrale figuur in de Heilige Drie-eenheid.

-Gestorven aan het kruis (voor de zonden der mensheid)
-Opstanding uit de dood.
-Morele leidraad op aarde.
-Hiernamaals: waar goed en kwaad voor eeuwig gescheiden waren.
De Kerstening van Nederland
-313: Edict van Milaan: geloofsvrijheid voor christenen (Constantijn de Grote).
-395: christendom Romeinse staatsgodsdienst (Theodosis).
-Maar: Romeins gezag reikte niet meer tot ons gebied.
-Vanaf circa 700: missionarissen in opdracht van de paus (Willibrord, Bonifatius).
-Uitbreiding van het christendom viel samen met de expansie van de Frankische staatsmacht.
-Voltooid door Karel de Grote (keizer in 800, gekroond door de paus).
-Heidens bijgeloof bleef echter nog lang naast het christendom bestaan.   Geloof en Verstand
1.2: De christelijke hoge en lage middeleeuwen
Reguliere en seculiere geestelijkheid

-Regulier: monniken en nonnen onder leiding van een abt of abdis. Rechtstreeks onder de paus.
-Leven in klooster, afgesloten van de buitenwereld.
-Leven volgens kloosterregels: Bekendste is die van Benedictus van Nursia: gehoorzaamheid, soberheid, kuisheid. Ander voorbeeld is zwijgplicht.
-Aantrekkelijk voor hogere klassen (clerus = 1e stand).
-Grootgrondbezitters door schenkingen en celibaat.
-Diverse taken: domeinbeheer, onderwijs, geestelijke en lichamelijke zorg, bewaken cultureel erfgoed (geschriften).   -Seculier: begeeft zich juist in de wereld.
-Priesters (tussenpersonen tussen God en gelovigen) besturen de kerk en verzorgen de sacramenten (kerkelijke rituelen) zoals de doop, biecht en de mis (eucharistieviering).
-Celibaat is verplicht.
-Hiërarchie (vereenvoudigd): 1. Bisschop van Rome. 2. Overige bisschoppen in bisdommen. 3. Pastoors in plaatselijke parochies.  4. Kapelaans.
-Samenwerking met de wereldlijke machthebbers (wederzijds voordeel), maar ook concurrentie (bijvoorbeeld investituurstrijd).
Leven in de schaduw van de dood
-12e eeuw: doctrine van het vagevuur als boetedoening. (Verkorting mogelijk door bidden of betaling)
-Edelen deden dit, maar ook ambachtslieden.

-Uitgifte van aflaten (door betaling, maar ook kruistochten en pelgrimages).
-Heiligen verrichten wonderen op voorspraak bij God.
Intolerantie en onverschilligheid
-Vastleggen kerkelijke doctrine -> intolerantie.
-Extern:
-Moslims (bijvoorbeeld kruistochten)
-Intern:
-Joden (vanaf 11e eeuw), vanaf 13e eeuw: herkenbare tekens (davidssterren), zondebok bij rampen (pogroms).
 -Ketterij: vanaf 13e eeuw: inquisitie.
Christelijke verdeeldheid (1500-1600)
Kritiek op de katholieke kerk
-Pronkzucht.
-Inhaligheid.
-Privileges (zoals belastingvrijstelling).
-Onwetendheid/ongeletterdheid.
-Corruptie (omkoopbaarheid).
-Simonie (verkoop van kerkelijke ambten aan hoogste bieder).
-Absenteïsme (bisschoppen die er nooit waren).

Maarten Luther (1483-1546): Lutheranisme
-Augustijner Monnik, professor theologie (universiteit van Wittenberg).
-Volledige aflaat ten behoeve van nieuwe Sint Pieter op de markt.
-31 oktober 1517: 95 stellingen tegen de aflaathandel.
-Laatste kwart 15e eeuw: ontwikkeling boekdrukkunst -> pamflet snel verspreid.
-Karel V en de paus reageerden te laat.
-Bijbelvertaling in het Duits (waarom?).
-Zodat mensen zelf de Bijbel konden lezen.
-Sola lida, sola scriptura (alleen geloof, alleen de Bijbel).
-Steun van Frederik de Wijze van Saksen (waarom?)
-Vorsten geven leiding aan de kerk.
-Verzet tegen de vorst is niet toegestaan.
Uitgangspunten protestantisme
-Bijbel centraal, enige bron van geloof, latere leerstellingen (zoals het Vagevuur) verworpen, studie essentieel, afwijzing van godenverering, relieken, beelden etc.
-Genade kan niet worden afgekocht bij God (=geschenk).

-Geen bemiddeling tussen God en mensen (kerk overbodig) -> dus geen priesterklasse.
Waarom sloeg de Reformatie aan in de Nederlanden?
-Traditie van persoonlijke geloofsbelevenis en Bijbelstudie
-Lekenvroomheid (moderne devotie).
-Thomas à Kempi: imitatio Christi.
-Erasmus.
-Verstedelijking (agrarisch urbane samenleving) van met name de kustprovincies.
-Hoge scholingsgraad en dus geletterdheid.
-Snelle verspreiding van ideeën.
-Stadsbesturen hinderden de Inquisitie (politiek: tegen centralisatie).
Johannes Calvijn (1509-1564): Calvinisme
-Predestinatieleer (gaat verder dan Luther).
-Mens bleef verantwoordelijk voor eigen handelen.
-Scheiding kerk en staat (staat faciliteert slechts).
-Kerkelijk bestuur democratisch gekozen door de leden.
-Verzet tegen vorst toegestaan.
-Nederlanden: gereformeerden.

-Frankrijk: hugenoten.
-Aanhang onder stedelijke kooplieden.
Opstand
-Karel V en Filips II: Inquisitie en centralisatie.
-Gereformeerden vormden kern van het verzet.
-1588 Republiek: Gereformeerde kerk gesteund door de overheid.
-Gewetensvrijheid, geen geloofsvrijheid (katholieke schuilkerken).
-Overheidsdienaren (regenten) verplicht gereformeerd.
-1600: circa 10% van de bevolking was gereformeerd.
Het Nederlandse Israël en de verlichting (1600-1800)
-Hoe verdeeld was het christendom in de Republiek in de 17e en 18e eeuw?
Religieuze verdeeldheid
-Calvinisme, maar verdeeldheid. Streng of niet: precies of rekkelijk?
-Gomarus en Arminius.
-Contraremonstranten en de Remonstranten.
-Maurits (stadhouder) en Oldenbarnevelt (raadspensionaris).   -Geloof was dus ook politiek! (1609-1621 Twaalfjarig Bestand).
-Maurits: geloof hervatten!

-Oldenbarnevelt: vrede behouden! (handelsgeest).
-Relletjes in steden, onder andere Amsterdam.
-Maurits greep niet in.
-Oldenbarnevelt stond steden toe soldaten (waardgelders) in te huren: scherpe resolutie.
-Oldenbarnevelt in 1618 opgepakt en in 1619 ter dood veroordeeld wegens hoogverraad (Stadhouder was immers legerleider).
-1618-1619: Synode (kerkvergadering) van Dordrecht. Gomarisme werd leidend.
-Mens van nature slecht en genade volledig afhankelijk van God.
-Nieuwe Bijbelvertaling: de Statenbijbel (driemaal daags verplicht).
-1650: Meerderheid gereformeerd (een derde katholiek).
-Gewetensvrijheid maar geen geloofsvrijheid.
-Katholieken: schuilkerken. Protestantse minderheden:  wel kerken maar geentorens. Joden: steeds meer rechten, bijvoorbeeld Synagoge bouwen (afhankelijk van de stad).
Verlichte denkbeelden
-Strijd rekkelen en preciezen ging door.
-Onder invloed van rationeler wereldbeeld steeds meer rekkelijke interpretatie Bijbel.

-Steeds minder heksenverbrandingen (sowieso weinig in de Lage Landen) tot 1608.
-Meeste heksenverbrandingen in de vroegmoderne tijd.
-17e eeuw: wetenschappelijke revolutie (natuurwetten etc.)
-18e eeuw: Verlichting (cultuurrelativisme).
-Vooruitgangsoptimisme vanaf 1750 ging niet goed samen met sombere gereformeerdheid.
-Niet anti-christendom (zoals in Frankrijk).
-Wel acceptatie van natuurwetten, andere geloven etc.
-Democratische revolutie.
-Alleen staatsburgers (met dus dezelfde rechten).
-Godsdienstvrijheid   Geloof en ongeloof in de Industrialisatietijd
-Welk wereldbeeld hadden de socialisten?
-Ferdinand Domela Nieuwenhuis (1846-1919).
-Aanvankelijk orthodox gelovige: voormalige dominee (tot 1879).
-‘Bekeerd’ tot socialisme na lezing Das Kapital (1867) van Karl Marx (1818-1883) en Friedrich Engels (1820-1895).
-Domela werd atheïst, maar neigde naar het religieuze bij uitdragen van socialisme.

-Messianisme: Domela als verlosser.
-Toename aanhangers socialisme vanaf circa 1880 door economische crisis. (met name onder voormalige landarbeiders in de groeiende steden als Amsterdam).
-Eerste socialistische Kamerlid (1888-1891) namens de SDB.
Marxisme
-‘Wetenschappelijk socialisme’: geschiedenis ontwikkelde zich volgens wetmatigheden.
-Historisch Materialisme (Histomat).
-Materiële omstandigheden (onderbouw) bepalen de maatschappelijke ontwikkeling. (bovenbouw = cultuur en dus ook godsdienst).
-Religie als opium voor het volk (zou op termijn verdwijnen).
-Geschiedenis als fasen in de klassenstrijd om de productiemiddelen (met name land en kapitaal).
-Oercommunisme (prehistorie)-slavernij (oudheid).
-Feodale verhoudingen (middeleeuwen) - kapitalisme (moderne tijd) - klassenloze maatschappij (dictatuur van het Proletariaat) (toekomst).
-Onderdrukt proletariaat (arbeiders) zou revolutie ontketenen tegen de bourgeoisie (fabriekseigenaren). Opheffing bezig.  Volledige zelfontplooiing en behoeftebevrediging.
-Eind 19 eeuw: opkomst gematigd (parlementair) socialisme: sociaaldemocraten: geen revolutie maar geleidelijke hervormingen.  

Het confessionele wereldbeeld
Katholieke herleving
-Drie oorzaken voor heropleving godsdienstvrijheid:
-1: Overheid stimuleerde onderwijs -> meer mensen konden en gingen de Bijbel lezen.
-2: Godsdienstvrijheid in Grondwet uit 1848.
-3: Tegenoffensief orthodoxe protestanten en katholieken tegen modernisme.   -Katholicisme van bovenaf:
-Na 1848 vijf bisdommen gecreëerd: Utrecht, Haarlem, Breda, Den Bosch en Roermond.
-Stichting katholieke scholen.
-Tijdschriften.
-Heiligverklaringen.
-Kerkgebouwen.
-Katholicisme van onderaf: bedevaarten, processies etc.
-Middeleeuws karakter volksgeloof: heiligen, wonderen, aflaten.
-1864 Paus Pius IX: Syllabus Errorum (lijst van dwalingen) tegen de moderniteit (onder andere tegen godsdienstvrijheid socialisme en liberalisme).
-Rome zag Nederland als een missiegebied.
Gereformeerde Herleving
-Toenemende weerstand tegen de verlichte hervormde kerk.

-Aanhangers orthodox calvinisme noemden zich gereformeerd: vooral de Kleine Luyden (ambachtslieden, boeren, winkeliers).
-1866: stichting Gereformeerde Kerk door hun voorman Abraham  Kuyper.
-Orthodoxe deel van de Hervormde Kerk stichtte de Gereformeerde bond uit protest tegen vrijzinnigheid.
Neocalvinisme
-Kuyper: tegen de waarden van de Franse Revolutie (met name liberale ideeën).
-Aanval op modern wereldbeeld (1859 Charles Darwin: evolutieleer in ‘On the Origin of Species’).
-Anders dan Calvijn: neutrale overheid.
-Politiek: ARP 1879.
-Intellectueel: VU 1880.
-Toenadering tot de katholieken: de antithese in de politiek geïntroduceerd.
-Anders dan in andere landen werd deze tegenstelling leidend in Nederlandse Politiek tot WOII.
-Mede daardoor geen extremistische partijen in Nederland.
Ontzuiling en secularisering
Nieuwe Tijden
-Jaren ’60: Aanvankelijk nog sterke verzuiling.
-Veranderingen: toenemende welvaart -> hedonisme: zoveel mogelijk genieten van het leven.
-Individualisering (anonimiteit in de massa maakte dit mogelijk).

-Meer katholieken maar minder kerkbezoek. Jeugd bleef weg.
-Ook gereformeerden beseften dat de kerk moest moderniseren.
De instorting van de katholieke zuil
-Rome 1962-1965: Tweede Vaticaanse Concilie bijeengeroepen door Paus Johannes XXIII.
-Streven naar modernisering.
-Kerk als eenheid: ook protestanten uitgenodigd. Bijbel als uitgangspunt (waar kennen we dit van?).
-Liturgie (kerkdiensten) in de volkstaal toegestaan.
-1970 Nederland: afschaffing celibaat -> Rome grijpt in.
-Priesters stopten massaal.
-Steeds meer katholieken verklaarden zich agnost.
-Ook de Hervormden en Gereformeerden verloren steeds meer leden.
-Politiek: confessionele meerderheid verdween in de jaren ’80.
-Oprichting CDA in 1980 uit CHU, ARP en KVP.        

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.