Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Rechtstaat en Democratie

Beoordeling 6.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 1159 woorden
  • 18 mei 2011
  • 36 keer beoordeeld
Cijfer 6.8
36 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Samenvatting Geschiedeniswerkplaats Rechtstaat & Democratie

Hoofdstuk 1: De Nederlandse weg naar de vrijheid
Tijdlijn:
1581 Filips II werd afgezet, Plakkaat van Verlatinge werd geschreven

1798 Algemeen mannenkiesrecht
1801 Censuskiesrecht
1813 Nederland bevrijd van Franse overheersing

1848 Grondwet van Thorbecke


1.1 De Nederlandse Opstand en de Republiek

Privileges middeleeuwen: Lagere adel, steden en gewesten

Reden inruilen privileges voor centraal bestuur:
Financieel: Centraal bestuur efficiënter en sneller belasting ophalen.
Politiek: Centraal bestuur zorgde voor meer macht.


Verband feodalisme en privileges: Het feodalisme veroorzaakte het ontstaan van privileges. De lagere edelen hadden hun grond en andere rechte gekregen in ruil voor beloftes van trouw aan de hogere adel en vorsten.

Oud in de Republiek: De Privileges en het vasthouden hieraan.

Nieuw in de Republiek: De staatsvorm waarbij door langdurig overleg gezamenlijke besluiten werden genomen.

Positie Katholieken na 1581: Na 1581 genoten ook de Katholieken van godsdienstvrijheid in de Republiek. Zij werden dus niet vervolgd. De Katholieke kerk was wel verboden maar het geloof belijden werd gedoogd.

Republiek democratisch vergeleken met het buitenland:

In de Republiek werden verboden boeken gedrukt

Vrouwen waren vrij en niet onderdanig aan de mannen

De boeren waren vrij

De geestelijke stand was afgeschaft.


1.2 De Democratische Revolutie
Overeenkomst Bataafse revolutie met de Opstand: Macht staat word beperkt.

Verschil: De macht van het volk is veel groter bij de Bataafse revolutie.

Denkbeelden Locke: De regering is niet gebaseerd op Gods wil maar op contact met de samenleving en de mensen hebben te respecteren natuurlijke rechten.
Denkbeelden Montesquieu: Trias Politica / machtsscheiding.

Denkbeelden Rousseau: Macht overdragen aan een gekozen volksvergadering.



1.3 Het Koninkrijk der Nederlanden
Continuïteit bestuur Napoleon-Willem I: De koning handhaafde de eenheidsstaat en nam de nationale wetboeken over.

Leden Eerste Kamer: De aanzienlijksten in den lande.

Leden Tweede Kamer: Vertegenwoordigers van de adel en de stedelijke gewesten.

Rechten Willem I om SG in te perken: Hij kon ministers benoemen en ontslaan en hij mocht de begroting maken zonder inspraak van de SG.

Paternalisme: Vaderlijk optreden, Willem I trad vaderlijk op ten opzichte van zijn volk.

Idealen Liberalen: Vrijheid en Gelijkheid.


1.4 De Grondwet van 1848

Reden Noord en Zuid-Nederland verenigd: Als sterke staat tegen een mogelijk agressief Frankrijk.

Reden wil afscheiden Zuid-Nederland: In Zuid-Nederland was de IR al op gang gekomen. Er was ook al een sterke liberale burgerij. Ook was het zuiden Katholiek en het noorden Protestants.

Kritiek Thorbecke: Het feit dat de koning alles regelde leidde tot passiviteit. Ook waren de familieconnecties belangrijker dan talenten.

Problemen volgens Thorbecke: Vaderlijk bewind van de koning, talenten werden niet benut en zonder burgerij zal natie ten onder gaan.


Oplossingen: Burgers moeten rechtstreeks invloed krijgen d.m.v. gekozen Tweede Kamer, regering moest verantwoording afleggen aan de Kamer en besluiten moesten openlijk worden gediscussieerd.

Kritiek van conservatieven: Koning, edelen en regenten waren het meest geschikt boor macht. Liberale praatjes zouden alleen maar leiden tot burgeroorlog en chaos.

Grondwetswijziging van 1848: EK gekozen door volk, TW door PS, koning ceremonieel.


Hoofdstuk 2: Politieke stromingen

Tijdlijn:
1848 Grondwetswijziging door Thorbecke

1878 Liberale schoolwet

1885 Eerste arbeider in Kamer

1888 Domela gekozen in Kamer

1894 SDAP opgericht

1901 Link-liberalen voor vrouwenkiesrecht

1916 Katholieke partij
1917 Onderwijs Pacificatie en algemeen mannenkiesrecht
1919 Algemeen kiesrecht

1922 Eerste verkiezingen algemeen kiesrecht


2.1 Het Liberale tijdperk
Debatten NL-EN: In Engeland toonden kamerleden emoties tijdens de debatten. De debatten in Engeland waren dan ook luidruchtig omdat de kamerleden elkaar aanmoedigen toeriepen. In Nederland waren de debatten rustig en eentonig.

Verschil Kiesstelsel 1848 en nu: Nederland had na 1848 een districtenstelsel en er was censuskiesrecht.


Meerderheid parlement 1848: Liberalen
Laatst opkomende stroming: Socialisten, kwam pas later op omdat de arbeiders pas later kiesrecht kregen.

Verband IR en vraag naar ruimer kiesrecht: Door de IR groeide de rol van de arbeiders: ze waren zowel producent als consument.


2.2 De Confessionelen
Uitspraken Kuyper: Openbaar onderwijs steunt op verlichte ideeën en Bijzonder onderwijs is duur voor de ouders.

Schoolwet 1878 invloed confessioneel onderwijs: Ze werden dubbel getroffen. De wet verhoogde de kwaliteit wat leidde tot duurder onderwijs en het openbaar onderwijs kreeg hiervoor wel extra geld.

Samenwerking Katholieken voor 1870: Met de liberalen. Dit kon omdat de liberalen voor de vrijheid van Godsdienst waren.

Overeenkomst/Verschil soevereiniteit in eigen kring met het subsidiariteitsbeginsel.

O: Ze leken beide op elkaar omdat ze de invloed van de staat wilden beperken.

V: De katholieken vonden dat de kerk en staat een eenheid moesten vormen. De protestanten vonden dat de staat helemaal af moest blijven van de ‘kringen’.


2.3 De Socialisten
Overeenkomst Kuyper en Domela: Ze waren beiden dominee geweest. Ze beloofden beiden een betere toekomst.

Reden Domela ongelukkig: Domela werd genegeerd door de andere kamerleden. Omdat de anderen de meerderheid hadden kon Domela weinig uitrichten.

Overeenkomst SDB en SDAP: Beide wilden een socialistische revolutie.


Verschillen: SDAP wilde geleidelijke veranderingen, SDB wilde radicale veranderingen. SDAP hing het reformisme aan (parlement moert verbeterd worden), SDB verloor geloof in het parlement.


2.4 Naar het Algemeen Kiesrecht
Verschillen politiek 1848 - 1900: Censuskiesrecht werd uitgebreid, Vier stromingen ontstaan, Volksleiders opgestaan en landelijke partijen en partijdiscipline waren ontstaan.

Partijen met volksleiders en massabijeenkomsten: Protestanten en Socialisten.

3 Groeperingen binnen Liberalen met eigen visie op het algemeenmannen kiesrecht.

Links liberalen wilden algemeen kiesrecht, de conservatieven wilden juist censuskiesrecht. De rest van de liberalen wilden een tussenweg bewandelen.

Pacificatie van 1917: Openbaar en Bijzonder onderwijs financieel gelijk en algemeen kiesrecht.



Hoofdstuk 3: Democratie in de 20e eeuw

Tijdlijn:
1917 Communisten aan de macht in de Sovjet-Unie

1922 Fascisten aan de macht in Duitsland

1933 Nationaalsocialisten aan de macht in Duitsland

1945 Vorming van de Nederlandse Volksbeweging (NVB)

1948 Vorming van de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD)

1966 Oprichting van de Democraten 66 (D66)

1977 Oprichting Christen-democratisch Appel (CDA)


3.1 Verzuiling en Crisis
Grondwetswijziging 1917: Algemeen mannenkiesrecht en stelsel van evenredige vertegenwoordiging.


Grondwetswijziging 1919: Algemeen vrouwenkiesrecht.

4 Zuilen: Liberalen, Protestanten, Katholieken, Socialisten
Gevaren voor NL democratie: Crisis maakte mensen gevoelig voor totalitaire ideeën en mensen waren nog niet gewend en hadden dus veel kritiek.


3.2 Naoorlogse Zekerheid
Reden verstomming Rechtse Kritiek: De oorlog had duidelijk gemaakt dat parlementaire democratie waardevol was en dat de democratie kwetsbaar was.

Reden verlies aanhang communisme: De communisten kozen voor de SU en dat was in de Koude Oorlog geen populaire keuze en De arbeiders kregen door een verzorgingsstaat beter en kozen daarom eerde voor de PVDA dan voor de CPN.

Verschil PVDA en CPN: CPN koos voor SU en PVDA voor het vrije westen en de VS.

Overeenkomsten PVDA en SDAP: Beide zworen klassenstrijd af.

PVDA: Sociaal-democraten, katholieken, links-liberalen en orthodox-protestanten.

Rooms-rode coalitie: Rooms --> Rooms-Katholiek en Rood --> Socialisme

Basisgedachte verzorgingsstaat: De burger heeft recht op verzorging als er iets misging en hij niet meer kon werken.


3.3 Ontzuiling en verdere Democratisering
Macht en taken staat, invloed vakbonden, verzuiling en verzorgingsstaat.

Socialisten: Macht en en taken overheid groot, vakbonden belangrijk voor rechten arbeiders, socialistische zuil sterk verzuild, voor sterke verzorgingsstaat.

Confessionelen: Macht en taken overheid moesten niet te groot worden, ze steunde de arbeiders met hun vakbonden, roep om verzuiling nam af, voor verzorgingsstaat, maar zonder dat de overheid alles overnam.


Liberalen: Macht en taken klein houden, vakbonden onbelangrijk, liberalen neutraal op het gebied van verzuiling, voor verzorgingsstaat, maar niet in grote vorm .

Roep om veranderingen: Jongeren meer vrijheid, katholieken en protestanten wilden afscheid nemen van verzuilde zaken.

Veranderingen D66: Volk moest MP en Burgemeester kiezen, terug naar districtenstelsel en invoeren referenda.

REACTIES

M.

M.

I love it!!
Je weet niet hoeveel je mij geholpen hebt! Geweldig!
Dankjewel!

12 jaar geleden

M.

M.

ik zit in 5 havo het is precies hetzelfde dank jewel! :)

11 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.