3.1
Politieke en economische chaos kenmerken de beginjaren van de republiek van Weimar. In januari 1919 probeerden radicale socialisten, in navolging van de ontwikkelingen in Rusland, een communistische revolutie te ontketenen. De sociaal-democraten van de jonge Duitse republiek zochten hierop steun bij het leger en de Sparakistenopstand werd met behulp van soldaten binnen enkele dagen neergeslagen.
De leiders van de opstand; Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg, kregen geen proces, en werden meteen na hun arrestatie vermoord. Duitsland schreef verkiezingen uit, richtte een parlement op, stelde de Rijksdag en een grondwet in. Dit deden ze zodat Duitsland officieel een democratie was. Maar er waren ook veel antidemocratische groepen die voortdurend streden tegen het gezag. In het voorjaar van 1920 ondernam de rechts-extremistische doctor Kapp met hulp van een aantal hoge officieren en een vrijkorps een coup, een staatsgreep, de Kapp-putsch. Die mislukte omdat de grootste vakbond va het land de regering te hulp school en een algemene staking uitriep. De coupplegers werden echter niet gestraft.
In het Verdrag van Versailles stond dat Duitsland herstelbetalingen moest doen aan: Frankrijk, België en Groot-Brittannië. In 1921 was het bedrag 132 miljoen goudmark. Al in 1922 bleef Duitsland in gebreke en konden ze de herstelbetalingen niet meer betalen. De Franse overheid reageerde heel fel op dit falen. Ze stuurde soldaten naar het Ruhrgebied om Duitse arbeiders te dwingen steenkool te leveren.
3.2
In november 1923 is er ook een couppoging gepleegd. Deze valt alleen niet beter te omschrijven dan een zielige vertoning. De nationaal-socialisten waren nog wel in een soort protest demonstratie naar het centrum van Münschen getrokken, maar toen het daar tot een schietpartij kwam met tientallen doden, was het snelgedaan met de opstand. Hierdoor moest Hitler terecht staan, en werd veroordeeld voor 5 jaar gevangenisstraf. Alleen zou hij die tijd niet uitzitten. Hij had gelijk, want hij heeft maar 1 jaar gezeten. In dat jaar heeft hij het boek “Mein Kamfp” geschreven.
In 1924 trad er een verandering op in Duitsland. Vanaf 1925 leenden de VS via het Dawesplan grote geldbedragen aan de republiek. Hiermee werden nieuwe bedrijven opgestart en schulden betaald. Het leek erop de Duitse economie er weer bovenop kwam. De Amerikaanse cultuur werd langzaam maar zeker ingevoerd in Berijn; jazzmuziek en charleston, sigaretten en korte rokken met hoge hakken. In 1925 accepteerde de Duitse regering in het Verdrag van locarno vrijwillig haar westgrens, waardoor een normalisatie van de betrekkingen met Frankrijk mogelijk werd. Maar toen er in 1929 een ineenstorting van de Amerikaanse beurs was, kwam er roet in het eten. De crisis in de VS had een kettingreactie tot gevolg in Duitsland. Dit leek nog erger dan in 1923.
Bij de verkiezingen in 1932 haalden Hitler en zijn partijgenoten 37 procent van de stemmen. De kiezers waren veelal teleurgestelde Duitsers die dachten dat de andere politieke partijen geen passende maatregelen tegen de economische malaise konden nemen. Ze zochten zekerheid bij de NSDAP
En hoopten dat die partij meer succes zou hebben. Hitler was een populist, zijn aanhangers noemden hem de Führer en de Duitse kiezer kreeg de boodschap die hij wilde horen: voor de arbeiders zou er werk zijn, kleine ondernemers hoefden niet te vrezen voor multinationale ondernemingen, grote bedrijven hoefden niet bang te zijn voor eisende vakbonden enz.
3.3
Verkiezingen waren er veel in 1923. Daarom word het wel eens het jaar van de verkiezingen genoemd. Voor de Rijksdag en voor het presidentschap, alles in verschillende rondes. De SA en de SS beschermden Hitler als een soort popster. In 1933 kreeg Hitler de opdracht van Hindenburg om een kabinet te vormen, met Hitler als hoofd.
Toen Hitler op 30 januari 1933 rijkskanselier werd, hadden slechts twee ministers van de NSDAP zitting in zijn kabinet. Hij zocht naar een manier om in de kortst mogelijke tijd zo veel mogelijk macht te verwerven, wat met behulp van legale en illegale middelen lukte. Op 27 februari vloog het gebouw van de volksvertegenwoordiging in de fik.
Hitlers regering vaardigde in hoog tempo duizenden arrestatiebevelen uit om communisten op te pakken, want die hadden in zijn ogen immers de brand veroorzaakt. Op 23 maart dient de regering onder leiding van rijkskanselier Hitler een machtigingswet in. Het was de vraag of de Rijksdag hiermee zou instemmen, en of de volksvertegenwoordiging de parlementaire democratie buitenspel ging zetten. Maar Hitler doet beloften aan liberale en katholieke vertegenwoordigers in de Rijksdag en ze stemmen voor.
3.4
Vanaf het begin van Hitlers Derde Rijk, dat duizend jaar zou moeten duren, andere waarden zouden gelden dan in de democratische rechtsstaat. Verdraagzaamheid en respect voor het individu maakten plaats voor het Führerprincipe. Iedere Duitser moest gehoorzamen aan de Führer die wist wat goed was voor het Volk. Er werden goedkope radiotoestellen onder de bevolking verspreid en zo bereikten Hitlers toespraken alle huiskamers van de doorsnee Duitse gezinnen. Op school werden schoolboeken vol gestopt met boodschappen aanwijzingen en oefeningen die gebaseerd waren op het gedachtegoed van de nationaal-socialisten. Als leraren niet wilden werken met de nieuwe leerstof dan werden ze gewoon ontslagen.
Op 10 mei 1933 hielden sympathiserende studenten een hoogleraren een eerste boekverbranding. En werken in het land van bijna 6 miljoen werklozen kon alleen als je lid werd van de Rijkscultuurkamer.
Voor socialisten en communisten was geen plaats meer in het Derde Rijk. Ze werden de eerste slachtoffers van de Gestapo. Hun aantal was zo groot dat er concentratiekampen werden opgericht voor hun heropvoeding. Meteen na de machtsovername begon de uittocht van kunstenaars uit Duitsland. Het zwaarst werden de joodse burgers getroffen. Op 1 april 1933 startten de nationaal-socialisten al een campagne om joodse winkeliers te boycotten. Veel joodse burgers besloten om te emigreren.
In de Nacht van de Lange Messen, 1 juli 1934, werden de SA-leiders vermoord. De semi-militarie organisatie had haar doel gediend: Hitler en de NSDAP aan de macht brengen. Toen de SA-voorman Röhm weigerde op te gaan in het leger, tekende hij waarschijnlijk zijn eigen doodvonnis.
Begrippen
Inleiding
Genocide : Geplande volkenmoord.
Nationaal-socialisten : Aanhangers van Adolf Hitler en zijn ideeën.
ijkpunt : Belangrijke gebeurtenis of periode die de waarden en normen bepaalt.
Contemporaine geschiedenis : Tijd vanaf ongeveer 1870 toen de meeste West-Europese landen grotendeels industriële samenlevingen waren.
Fascisme : Politiek systeem waarbij de leider zijn wil aan anderen oplegt en waarbij iedereen die niet gehoorzaamt, word gestraft.
Republiek van Weimar : Republiek na de 1e wereldoorlog.
3.1
Vrijkorpsen : Groepjes bewapende, meestal jonge, mannen die rellen schopten na de Eerste wereldoorlog.
Spartakistenopstand : Opstand van communisten aan het begin van de republiek van Weimar.
Rechts-extremisme : politiek verlangen naar een grote leider die orde op zaken stelt.
Kapp-putch : Rechts-extremistische opstand tegen de Duitse regering in 1919 die onbestraft bleef.
Dolkstootlegende : Verzinsel van Ludendorff, generaal in de Eerste Wereldoorlog; hij gaf de schuld van het verlies van de oorlog niet aan het Duitse leger of de keizer, maar aan de sociaal-democraten die op 9 november 1918 de republiek van Weimar uitriepen.
3.2
SA : Sturm Abteilung, verzamelnaam voor de geüniformeerde knokploegen van de nationaal-socialisten.
NSDAP : Nationaal-Socialistische Duitse Arbeiderspartij
Dawesplan : Amerikaans hulpprogramma om de republiek van Weimar uit het dal van de economische crisis van 1923 te trekken.
Verdrag van Locarno : Verdrag uit 1925 waarbij Duitsland zijn nieuwe westgrenzen erkende en het gebiedsverlies van het Verdrag van Versailles accepteerde.
Populist : Iemand die probeert de mening van het volk te beïnvloeden met populaire en oppervlakkige toespraken.
Führer : Letterlijk: leider; titel die Adolf Hitler droeg.
3.3
SS : Schutz Staffel, de elitetroepen van Hitler; zij werden speciaal getraind om zonder emotie op te treden
Rijksdagbrand : Brand in het gebouw van de volksvertegenwoordiging op 27 februari 1933.
Artikel 48 : Regel in de Duitse grondwet waarmee de volkvertegenwoordiging tijdelijk kon worden uitgeschakeld. Deze wet werd in de republiek van Weimar vaak gebruikt bij onlusten. Hitler gebruikte de wet om de democratie in Duitsland om zeep te helpen.
Noodverordening : Tijdelijke maatregel in tijd van onlusten, namelijk intrekking van het recht op vrije meningsuiting en persvrijheid voor onbepaalde tijd.
Machtigingswet : Wet waarin geregeld werd dat de regering zonder goedkeuring van de Rijksdag kon regeren gedurende 4 jaar.
3.4
Derde Rijk : Naam voor Duitsland in de tijd van Hitler; het Derde Rijk kwam na het Duitse Rijk uit de Middeleeuwen en het Duitse keizerrijk van 1871 tot 1918.
Führerprincipe : De leider moet worden gehoorzaamd.
Het Volk : Het Duitse volk.
Rijkscultuurkamer : Nationaal-socialistische organisatie die bepaalde wat wel tot de Duitse cultuur hoorde en wat niet. Je moest lid zijn van de Rijkscultuurkamer om je beroep te mogen uitoefenen.
Gestapo : Geheime Staats Polizei.
Ontaarde Kunst : Kunst die niet voldeed aan de eisen van de nationaal-socialisten; grofweg alle moderne, non-figuratieve kunst.
Nacht van de Lange messen : 1 Juli 1934 ontdeed Hitler zich van zijn trouwste aanhanger in de NSDAP, SA-leider Ernst Röhm. Veel hooggeplaatste
SA-leiders werden vermoord, waardoor de rol van de SA in het Derde Rijk was uitgespeeld
Politieke en economische chaos kenmerken de beginjaren van de republiek van Weimar. In januari 1919 probeerden radicale socialisten, in navolging van de ontwikkelingen in Rusland, een communistische revolutie te ontketenen. De sociaal-democraten van de jonge Duitse republiek zochten hierop steun bij het leger en de Sparakistenopstand werd met behulp van soldaten binnen enkele dagen neergeslagen.
De leiders van de opstand; Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg, kregen geen proces, en werden meteen na hun arrestatie vermoord. Duitsland schreef verkiezingen uit, richtte een parlement op, stelde de Rijksdag en een grondwet in. Dit deden ze zodat Duitsland officieel een democratie was. Maar er waren ook veel antidemocratische groepen die voortdurend streden tegen het gezag. In het voorjaar van 1920 ondernam de rechts-extremistische doctor Kapp met hulp van een aantal hoge officieren en een vrijkorps een coup, een staatsgreep, de Kapp-putsch. Die mislukte omdat de grootste vakbond va het land de regering te hulp school en een algemene staking uitriep. De coupplegers werden echter niet gestraft.
3.2
In november 1923 is er ook een couppoging gepleegd. Deze valt alleen niet beter te omschrijven dan een zielige vertoning. De nationaal-socialisten waren nog wel in een soort protest demonstratie naar het centrum van Münschen getrokken, maar toen het daar tot een schietpartij kwam met tientallen doden, was het snelgedaan met de opstand. Hierdoor moest Hitler terecht staan, en werd veroordeeld voor 5 jaar gevangenisstraf. Alleen zou hij die tijd niet uitzitten. Hij had gelijk, want hij heeft maar 1 jaar gezeten. In dat jaar heeft hij het boek “Mein Kamfp” geschreven.
In 1924 trad er een verandering op in Duitsland. Vanaf 1925 leenden de VS via het Dawesplan grote geldbedragen aan de republiek. Hiermee werden nieuwe bedrijven opgestart en schulden betaald. Het leek erop de Duitse economie er weer bovenop kwam. De Amerikaanse cultuur werd langzaam maar zeker ingevoerd in Berijn; jazzmuziek en charleston, sigaretten en korte rokken met hoge hakken. In 1925 accepteerde de Duitse regering in het Verdrag van locarno vrijwillig haar westgrens, waardoor een normalisatie van de betrekkingen met Frankrijk mogelijk werd. Maar toen er in 1929 een ineenstorting van de Amerikaanse beurs was, kwam er roet in het eten. De crisis in de VS had een kettingreactie tot gevolg in Duitsland. Dit leek nog erger dan in 1923.
Bij de verkiezingen in 1932 haalden Hitler en zijn partijgenoten 37 procent van de stemmen. De kiezers waren veelal teleurgestelde Duitsers die dachten dat de andere politieke partijen geen passende maatregelen tegen de economische malaise konden nemen. Ze zochten zekerheid bij de NSDAP
En hoopten dat die partij meer succes zou hebben. Hitler was een populist, zijn aanhangers noemden hem de Führer en de Duitse kiezer kreeg de boodschap die hij wilde horen: voor de arbeiders zou er werk zijn, kleine ondernemers hoefden niet te vrezen voor multinationale ondernemingen, grote bedrijven hoefden niet bang te zijn voor eisende vakbonden enz.
3.3
Verkiezingen waren er veel in 1923. Daarom word het wel eens het jaar van de verkiezingen genoemd. Voor de Rijksdag en voor het presidentschap, alles in verschillende rondes. De SA en de SS beschermden Hitler als een soort popster. In 1933 kreeg Hitler de opdracht van Hindenburg om een kabinet te vormen, met Hitler als hoofd.
Hitlers regering vaardigde in hoog tempo duizenden arrestatiebevelen uit om communisten op te pakken, want die hadden in zijn ogen immers de brand veroorzaakt. Op 23 maart dient de regering onder leiding van rijkskanselier Hitler een machtigingswet in. Het was de vraag of de Rijksdag hiermee zou instemmen, en of de volksvertegenwoordiging de parlementaire democratie buitenspel ging zetten. Maar Hitler doet beloften aan liberale en katholieke vertegenwoordigers in de Rijksdag en ze stemmen voor.
3.4
Vanaf het begin van Hitlers Derde Rijk, dat duizend jaar zou moeten duren, andere waarden zouden gelden dan in de democratische rechtsstaat. Verdraagzaamheid en respect voor het individu maakten plaats voor het Führerprincipe. Iedere Duitser moest gehoorzamen aan de Führer die wist wat goed was voor het Volk. Er werden goedkope radiotoestellen onder de bevolking verspreid en zo bereikten Hitlers toespraken alle huiskamers van de doorsnee Duitse gezinnen. Op school werden schoolboeken vol gestopt met boodschappen aanwijzingen en oefeningen die gebaseerd waren op het gedachtegoed van de nationaal-socialisten. Als leraren niet wilden werken met de nieuwe leerstof dan werden ze gewoon ontslagen.
Op 10 mei 1933 hielden sympathiserende studenten een hoogleraren een eerste boekverbranding. En werken in het land van bijna 6 miljoen werklozen kon alleen als je lid werd van de Rijkscultuurkamer.
Voor socialisten en communisten was geen plaats meer in het Derde Rijk. Ze werden de eerste slachtoffers van de Gestapo. Hun aantal was zo groot dat er concentratiekampen werden opgericht voor hun heropvoeding. Meteen na de machtsovername begon de uittocht van kunstenaars uit Duitsland. Het zwaarst werden de joodse burgers getroffen. Op 1 april 1933 startten de nationaal-socialisten al een campagne om joodse winkeliers te boycotten. Veel joodse burgers besloten om te emigreren.
Begrippen
Inleiding
Genocide : Geplande volkenmoord.
Nationaal-socialisten : Aanhangers van Adolf Hitler en zijn ideeën.
ijkpunt : Belangrijke gebeurtenis of periode die de waarden en normen bepaalt.
Contemporaine geschiedenis : Tijd vanaf ongeveer 1870 toen de meeste West-Europese landen grotendeels industriële samenlevingen waren.
Fascisme : Politiek systeem waarbij de leider zijn wil aan anderen oplegt en waarbij iedereen die niet gehoorzaamt, word gestraft.
Republiek van Weimar : Republiek na de 1e wereldoorlog.
3.1
Vrijkorpsen : Groepjes bewapende, meestal jonge, mannen die rellen schopten na de Eerste wereldoorlog.
Spartakistenopstand : Opstand van communisten aan het begin van de republiek van Weimar.
Rechts-extremisme : politiek verlangen naar een grote leider die orde op zaken stelt.
Kapp-putch : Rechts-extremistische opstand tegen de Duitse regering in 1919 die onbestraft bleef.
Dolkstootlegende : Verzinsel van Ludendorff, generaal in de Eerste Wereldoorlog; hij gaf de schuld van het verlies van de oorlog niet aan het Duitse leger of de keizer, maar aan de sociaal-democraten die op 9 november 1918 de republiek van Weimar uitriepen.
3.2
SA : Sturm Abteilung, verzamelnaam voor de geüniformeerde knokploegen van de nationaal-socialisten.
Dawesplan : Amerikaans hulpprogramma om de republiek van Weimar uit het dal van de economische crisis van 1923 te trekken.
Verdrag van Locarno : Verdrag uit 1925 waarbij Duitsland zijn nieuwe westgrenzen erkende en het gebiedsverlies van het Verdrag van Versailles accepteerde.
Populist : Iemand die probeert de mening van het volk te beïnvloeden met populaire en oppervlakkige toespraken.
Führer : Letterlijk: leider; titel die Adolf Hitler droeg.
3.3
SS : Schutz Staffel, de elitetroepen van Hitler; zij werden speciaal getraind om zonder emotie op te treden
Rijksdagbrand : Brand in het gebouw van de volksvertegenwoordiging op 27 februari 1933.
Artikel 48 : Regel in de Duitse grondwet waarmee de volkvertegenwoordiging tijdelijk kon worden uitgeschakeld. Deze wet werd in de republiek van Weimar vaak gebruikt bij onlusten. Hitler gebruikte de wet om de democratie in Duitsland om zeep te helpen.
Noodverordening : Tijdelijke maatregel in tijd van onlusten, namelijk intrekking van het recht op vrije meningsuiting en persvrijheid voor onbepaalde tijd.
3.4
Derde Rijk : Naam voor Duitsland in de tijd van Hitler; het Derde Rijk kwam na het Duitse Rijk uit de Middeleeuwen en het Duitse keizerrijk van 1871 tot 1918.
Führerprincipe : De leider moet worden gehoorzaamd.
Het Volk : Het Duitse volk.
Rijkscultuurkamer : Nationaal-socialistische organisatie die bepaalde wat wel tot de Duitse cultuur hoorde en wat niet. Je moest lid zijn van de Rijkscultuurkamer om je beroep te mogen uitoefenen.
Gestapo : Geheime Staats Polizei.
Ontaarde Kunst : Kunst die niet voldeed aan de eisen van de nationaal-socialisten; grofweg alle moderne, non-figuratieve kunst.
SA-leiders werden vermoord, waardoor de rol van de SA in het Derde Rijk was uitgespeeld
REACTIES
1 seconde geleden
S.
S.
nice, maar veel spelfouten.
13 jaar geleden
Antwoorden