Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Module 5: Politiek en staatsinrichting in Nederland en Europa

Beoordeling 5.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 2983 woorden
  • 9 november 2006
  • 20 keer beoordeeld
Cijfer 5.8
20 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Samenvatting Geschiedenis

hst 1:
Het einde van de parlementaire democratie was in Nederland op 10 mei 1940. Op 13 mei verliet Wilhelmina en het kabinet Den Haag Engeland. Vanuit Londen werd ze een nationaal symbool van de strijd tegen de bezetter.in juli 1940 werden de werkzaamheden van het parlement opgeschort, een jaar later ook voor provinciale staten en gemeenteraden. Perst kreeg streng censuur en uitzondering van NSB werden politieke partijen en vakbonden verboden. Nederlandse democratie was verdwenen.

Willem 3, kroonprins was woedend. Hij riep dat ie nooit de troon zal besteigen. zijn pa, Willem 2 had goedkeuring gegeven aan wijziging grondwet macht koning werd beperkt.

in 1848 ging er een revolutiegolf door europa. de franse koning louis-philippe was tijdens een volksopstand naar Engeland gevlucht en ook Oostenrijkse metternich was gevlucht. Met deze beperkingen hoopte Willem2 revolutie te voorkomen. Hij gaf Thorbecke opdracht ontwerp te maken. die stelde voor een groot deel van de macht van koning op te hevelen naar het volk.
Veranderingen :
-ministeriële verantwoordelijkheid= ministers verantwoorden het regeringsbeleid tegen over de volksvertegenwoordiging. Ze werden aansprakelijk voor gedrag koning koning werd onschendbaar.
- tweede kamer werd voortaan rechtstreeks door de kiezers gekozen en eerste kamer door de Provinciale starten, die weer door de kiezer werden gekozen.
-censuskiesrecht, alleen mannen die belasting(census) betaalden mochten stemmen.
Het parlement was daardoor een vertegenwoordiging van rijken.
Thorbeckes grondwetswijzing was gevolg van Montesquieu, volgens hem kon een land alleen rechtvaardig bestuurd worden als de macht niet in handen lag van 1 persoon. De macht moest worden opgesplitst in een wetgevende, een uitvoerende en een rechtsprekende macht, en worden verdeeld over drie organen. dit heet Trias politica. In Nederlandse staatinrichting was het niet helemaal gescheiden, ministers hebben uitvoerende macht, ,maar zijn samen met Staten-Generaal ook wetgevende macht. De rechtsprekende macht zijn de rechters.
Toen Willem 2 overleed werd Willem 3 toch koning, maar hij had er heel veel moeite mee en had vaak ruzie met T.K. 1866 kwam er een groot conflict toen TK zich opzette tegen benoeming van ministers van koloniën tot gouverneurgeneraal van N- Indië. Koning + ministers vonden dat TK zich hiermee niet mocht bemoeien, en TK werd ontslagen. Er kwamen nieuwe verkiezingen, maar kregen ook conflicten, en de volgende ook. hij ontsloeg het kabinet, dit was overwinning voor parlement, volksvertegenwoordiging was sterker dan koning. Kamer werd tot 1917 via een districtenstelsel gekozen. Districtenstelsel = NL is op gedeeld in evenveel districten als kamerzetels. Kandidaat die in zijn district de meeste stemmen won kreeg een kamerzetel. Nadeel: rest van stemmen ging verloren.
Daarna geld systeem van evenredige vertegenwoordiging. = alle stemmen in land worden bij elkaar opgeteld, vervolgens wordt het aantal stemmen gedeeld door het aantal kamerzetels.. de uitkomst heet kiesdeler, haalt het partij 1 keer de kiesdeler dan krijgt hij 1 zetel enz.


Politieke partijen zijn belangrijk in democratie. Eerst waren er geen politieke partijen. Aantal kwesties, schoolstrijd, strijd voor algemeen kiesrecht en sociale vraagstuk waren oplopende emoties waardoor mensen samengingen spannen voor verdediging standpunt. Zo ontstonden er partijen. Schoolstrijd = strijd voor financiële gelijkstelling tussen gewoon en bijzonder onderwijs. Bijzonder onderwijs = gelovige. De liberalen vonden dat alle leerlingen in openbare scholen hetzelfde moderne onderwijs moesten krijgen. Veel protestanten en katholieken wilden dat hun kinderen naar eigen geloof werden geleerd en gingen daarom eigen scholen oprichten. Die ouders betaalden dus hun eigen schoolgeld + belasting voor openbare scholen.
kiesrecht: 1850 mochten 81000 mannen stemmen; dit is weinig. Sommige vonden dat alleen mensen met welstand mochten stemmen omdat zei er kennis van hadden, anderen vonden dat de stem van fabrieksarbeider ook gehoord moest worden. 1887: afschaf census. Mannen moesten wel voldoen aan persoonlijke geschiktheid. 1917: beëindigd.
Alle volwassen mannen kregen actief stemrecht en mochten zich beschikbaarstellen, passief kiesrecht. Vrouwen kregen in 1917 alleen passief stemrecht in in 1919 actief kiesrecht.
De schoolstrijd werd opgelost omdat iedereen onder bepaalde voorwaarde een school mocht oprichten. pacificatie: partijen hadden onderling vrede gesloten over politieke kwesties in 19e eeuw.
sociale vraagstuk: op platteland en in steden leefden mensen in grote armoede. Hele gezinnen woonden in korten. In fabrieken werken kinderen van af 4jaar 18uur. Overheid moest met middel van wetgeving ingrijpen vonden ze. Eerste sociale wet: kinderwet van van houten. 1874, fabriekswerk onder 12 jaar verboden.
1901: woningwet, gemeenten kregen bevoegdheid om krotten onbewoonbaar te verklaren en eisen te stellen aan nieuwbouw.
1901: ongevallenwet, werknemers waren verplicht zich te verzekeren.

protestanten
eerste politieke partij in Nederland: anti-revolutionaire partij(arp): Abraham Kuyper.
Hij had vooral aanhang van protestanten uit lagere bevolkingsgroepen, boeren, arbeiders en kleine winkeliers. belangrijkste strijdpunt: gelijkstelling openbaar en bijzonder onderwijs.
Hij begreep dat ie meer kamerzetels nodig had en pleitte voor kiesrecht uitbreiden zodat zijn aanhang ook kon stemmen. Maar een paar arp-leden aren daartegen, zij richten in 1908 dit op:
Christelijk hitorische unie(chu) onder leiding van lohman


Katholieken
Sinds opstand tegen Spaanse overheersing in 16e eeuw is Nederland een protestantse natie.
Katholieken werden gediscrimineerd. gelijkgesteld waren ze nog tijdens de Franse Overheersing. 19e eeuw: liberalen bondgenoten, zij streefden naar gelijke rechten voor iedereen. Tijdens de schoolstrijd verenigden de katholieken zich met de protestanten.
Anti-these: alle gelovigen moesten zich verenigen tegen ongelovigen, liberalen en socialisten. priester schaepman werd leider katholieken. 1926: rooms-katholieke staatspartij(rksp) opgericht.

liberalen
belangrijkste uitgangspunten: vrijheid en gelijkheid van individu. Overheid moest zich zo weinig mogelijk met de samenleving bemoeien en burgers niet met wetten en regels beperken.
1885: liberalen verenigden zich in Liberale unie: partij van conservatieve liberalen.
Ze raakten verdeeld over kiesrecht/sociale kwestie. Sommige vonden dat overheid actiever moest worden, deze richten vrijzinnig democratische bond(1901) op.
1906: vrij liberalen. deze wilden overheidsingrijpen nog steeds tot minimum beperken.

socialisten
volgens socialisten kwam de ongelijkheid in samenleving door afhankelijkheid van arbeiders van kleine groep ondernemers, die alle productiemiddelen in handen had.
Deze ongelijkheid kon slechtst opgeheven worden wanneer de productiemiddelen in handen kwamen van de gemeenschap. (revolutie of niet?)

1e socialist in TK: nieuwehuis, leider van 1881 opgerichte sociaal-democratische bond(sdb)
aanhang: friese veenarbeiders. Hij raakte ervan overtuigd dat socialisten van parlement niets verwachten hadden en dat een socialistische maatschappij alleen door een revolutie bereikt kon worden. SDB-leden vonden hem te radicaal en onderleid van Troelstra richten zij in 1894 de sociaal-democratische arbeiderspartij(sdap) op. grote aanhang, bleef veranderingen nastreven via parlementaire weg , voor algemeen kiesrecht.
1919: rijp voor revolutie dacht troelstra  mislukking, overige partijen wilden niets meer met dat partij te maken hebben.

verzuiling:
verzuiling =

Er waren vier zuilen: protestantse, katholieke, socialistische, liberale.
Verzuilingsproces was door Kuyper gekomen. Hij had het liefst van heel Nederland christelijke natie gemaakt. Hij streefde naar soevereiniteit in eigen kring: het recht om binnen je eigen kring van geloofsgenoten je zaken te regelen. Het protestantse volksdeel zou moeten terugtrekken om zo binnen eigenkring te leven. Zo kwamen er eigen kranten, eigen sportverenigingen, kerken, tv-omroepen, radio-omroepen. Zuilen bestookten elkaar met vijandige taal. othodox-protestantse staatkundig gereformeerde partij(sgp): partij gereformeerden. Toch bleef politieke samenwerking mogelijk. Binnen de zuilen bestond een groot saamhorigheidsgevoel en diep ontzag voor eigen partijleiders. Zo werden ze niet steeds op vingers gekeken en konden ze goed onderhandelen.

Het politieke stelsel in Nederland komt nog steeds grotendeels overeen met het voorstel dat thorbecke toen presenteerde. De grondwet is wel aangepast.
-Niet meer aalleen mannen maar iedereen van 18 +. Daardoor vormt parlement/staten generaal betere afspiegeling. Nederland is nu een parlementaire democratie, het volk regeert.
Taken parlement: - controleerd de regering en werkt mee aan totstandkoming van wetten.
Om de regering te controleren heeft parlement deze rechten:

- recht van interpellatie: Een kamerlid mag een minister van het parlement ondervragen waarbij de minister verplicht is antwoord te geven.
- recht van enquete: de kamers kunnen naar een bepaalde kwestie een uitgebreid onderzoek instellen. word niet vaak gebruikt.
- recht van begroting. Op prinsjesdag, dient regering bij TK de rijksbegroting in. Hierin wordt aangegeven hoe hoog de verwachte inkomsten voor volgend jaar zullen zijn en hoe te besteden. EK + TK hebben recht om dit af te keuren. Wanneer dit gebeurd treed regering af.

Parlement rechten voor wetgevende taak:
eerste + tweede kamer mogen stemmen over ieder wetsvoorstel.
Rechten TK:
-recht initiatief: gewoonlijk zijn ministers die het initiatief nemen tot indienen wetsvoorstel. maar lid TK mag ook wetsvoorstel indienen.
- recht amendement: TK mag wijzingen aanbrengen in wetsontwerp.

De regering bestaat uit Koning en ministers. Ministers = kabinet, dagelijks bestuur. Minister-president staat aan hoofd, zorgt voor eenheid in beleid. Ministers staan ieder aan hoofd van departement of ministerie(=groep ambtenaren die minister bijstaat).Minister zonder portefeuille=minister zonder departement.Departement heeft staatsecretaris: neemt taken over.
Nederland is constitutionele monarchie: Monarch = hoofd van staat, maar moet zich houden aan grondwet.(beperkte macht) Koning moet benoemen en ontslaan van kabinet. Na Willem 3 mag de koningin alleen ministers benoemen die het vertrouwen van parlement hebben.

Ook leest zij de troonrede voor op prinsjesdag.

Hst 2
13 maart 1945: Wilhelmina was weer terug. Wilhelmina was teleurgesteld.
- Wilhemina was ervan overtuigd dat ze na de oorlog haar leidinggevende taak zak houden. Maar dit was onmogelijk. Haar bevoegdheden stonden vast in grondwet en ze had geen grote macht meer.
- Ze had verwacht dat de saamhorigheid in de oorlog een einde had gemaakt aan de verzuiling. Men wilde een nieuwe start maken en niet in hokjes worden geplaatst. Scheiding tussen christenen en niet-christenen zou verbroken moeten worden. om dit te bereiken hief SDAP zich op en richte een nieuw partij op: PVDA, die voor godsdienstige overtuigingen zich open stelde. Voor christenen was toetreden minder moeilijk omdat PVDA opvattingen had over socialisme. Socialisten vonden nog steeds dat belangrijkste productiemiddelen gemeenschapsbezit dienden te zijn, werd kapitaalbezit niet afgewezen. klassenstrijd en revolutie gedachtes waren verdwenen.CDM en christen-democratische unie sloten zich bij de PvdA aan. RKSP kwam terug als katholieke volkspartij(kvp), maar bleef verder hetzelfde. De verkiezingen gaven grote klap. De meeste mensen waren hun zuil trouw gebleven. Doorbraak Mislukt!

Rooms-rode coalitie
KVP-leider Beel werd na de verkiezingen door koningin benoemd tot formateur.
Formateur: taak om kabinet samen te stellen dat op voldoende steun van de kamer kon rekenen. Formateur is meestal de fractieleider van het grootse partij die in het kabinet zit. Gewoonlijk word de formateur zelf premier. Vaak wordt eerst de informateur benoemd. informateur: bereid het werk van de formateur voor en zoekt uit welke partijen eventueel met elkaar zouden willen samenwerken. coalitie: De partijen die samen de regeing vormen
oppositie: partijen buiten de regering. De regeringspartijen leggen hun afspraken over beleid vast in regeerakkoord, ministers moeten zich daaraan houden. Beel stelde een rooms-rood kabinet samen. (=regering van socialistische en katholieke partijen) een coalitie tussen KVP en PvdA. Beiden partijen wilden een vooruitstrevend sociaal-economisch politiek voeren.(coalitie duurt 12 jaar) tot 1948: Beel premier. Daarna Drees. Vanaf 1948 werd coalitie aangevult met CHU, ARP of liberale Volkspartij voor Vrijheid en democratie(VVD). regeringen op brede basis, omdat ze meerderheid van steun Kamer hadden.

Belangrijkste taak regering: wederopbouw van het land na de oorlog. Weder opbouwfase was met veel overheidsingrijpen. Regering deed alles om industrialisatie op gang te brengen. Lonen werden laag gehouden zodat de concurrentiepositie kon bevorderen. Stakingen kwamen nauwelijks voor, door overleg steeds compromis.ontmoetingen tussen werkgevers en vakboden vonden plaats in stichting van Arbeid; een overlegorgaan die al tijdens de oorlog was opgezet. 1950: Sociaal Economische raad(SER) werd opgericht, organisatie waarin werknemers, werkgevers en overheid samen kwamen voor overleg.
tweede taak: dekolonisatie Nederlands-indië. dit zorgde voor grote verdeeldheid, tussen de partijen. Linkse partijen(pvda en cpn) waren voor onafhankelijkheid indonesie, terwijl rechtse partijen, VVD, ARP, KVP hiertegen waren.
links/progressief: niet tevreden over bestaande samenleving(vooruitstrevend)
rechts/conservatief: wel tevreden met bestaande maatschappelijke orde met zijn verschillen, behoudend.
onenigheid over kolonie stopte in 1949 toen Nederland afstand deed van zijn kolonie en het aan indonesie overdroeg. Een ander belangrijk aandachtspunt van rr-coatie was opbouw verzorgingsstaat.
verzorgingsstaat: zorgt zoveel mogelijk voor zijn inwoners. Stelsel van sociale wetten werd ontwopren: sociale zekerheid.
1952: werkloosheidsverzekering werd verplicht. 1957: algemene ouderdomswet(aow). Elke bejaarde kreeg uitkering. Economie herstelde zich in de jaren 50. verschillen tussen PvdA en KVP kwamen naar voren. PVDA voorstander sterk overheidsingrijpen voor gelijke welvaartsverdeling. Katholieken vertrouwden meer op vrije werking van markt en wilden eigen initiatief ruimte geven. PvdA groeite in de coalitie en KVP werd zwakker.

Veel katholieken gingen naar de PvdA. Om dit te stoppen vaardigden de Nl’se bisschoppen in 1954 een mandement(verordening van bisschoppen dat katholieken niet op de PvdA mochten stemmen of naar de VARA mochten luisteren) PvdA was woedend en beschouwde het als aanval op doorbraak. et mandement had maar tijdelijk effect. redenen voor de ontzuiling:
- de toenemende ontkerkelijking. Door de stijgende welvaart en hogere opleidingsniveau werden mensen kritischer en minder bereid om zich door de kerk de wet laten voorschrijven. ’60 snelle secularisering: afname geloof in maatschappij.
-katholieken zich geen tweederangsburgers meer voelden en daardoor minder behoefte hadden zich terug te trekken in eigen kring.

- tv’s. Er kwamen veel meer tv’s. Zo zagen mensen op tv dat de andere zuilen helemaal niet zo erg waren.
Door de ontzuiling was de binding van bevolkingsgroepen aan 1 bepaalde politieke partij afgenomen. Er ontstonden meer zwevende kiezers en partijen moesten daarvoor meer moeite doen om die voor zich te winnen.

’50: Er kwamen meer nieuwe partijen voor stem zwevende kiezers.
1957: Pacifistische socialistische partij(PSP): socialistische dan PvdA en sterefde naar algehele ontwapening van alle landen.
1966: Democraten ‘66(d66): opgericht door aantal jongeren onder leiding Van Mierlo. d66 vond dat oude partijen en oude politieke stelsel opgeblazen moest worden. in de politiek ging het niet langer om religieuze overtuigingen of ethische principes, maar om praktische aanpak van problemen zoals milieuverontreiniging, werkloosheid etc. behalve deze ontideologisering van politiek, streefde d66 naar meer invloed van bevolking op bestuur. d66 was voor de invoering van het referendum en voor rechtstreekse verkiezingen van premier en burgemeester.
1968: Politieke partij radicalen(PPR): opgericht door afgesplitste kvp-leden.
nieuwlinks: door groep jongeren uit PvdA. Hadden veel invloed, kwamen met radicale voorstellen zoals afschaffing monarchie, verregaande nivellering inkomens en directe invloed van werknemers op betuur van ondernemingen. Net als d66 vond Nieuw Links dat de macht toekwam aan de bevolking. PvdA moest een actiepartij worden en de bevolking steunen bij demonstraties en stakingen. Sommige socialisten vonden dat Nieuw Links te ver ging en splitsten zich af en richtten de Democratische Socialisten 1970 op (ds’70).

Tijdens de verzuiling was het normaal dat politieke elite aan de top compromissen sloot. Deze manier van regeren werd moeilijk nu een groter deel van de bevolking zich ermee begon te bemoeien. Vooral na de val van kabinet-cals verscherpten de politieke verhoudingen.Kabinet-Cals = coalitie tussen KVP, ARP en PvdA. De rechterkant van KVP stond kritisch tegenover samenwerken met PvdA. Ze vonden de socialisten te progressief en te makkelijk met overheidsgeld.1966: Fractieleider kvp, Schmelzer, diende een motie in: hij vroeg de socialistische minister van financiën om meer garanties voor evenwichtige economische groei.
motie = standpunt van kamerlid over beleid van een minister. Wanneer een motie door kamermeerderheid word aangenomen, moet de minister de motie uitvoeren of uitleggen waarom hij deze naast zich neerlegt. Als kamerlid met uitleg niet tevreden is, kan hij een motie van afkeuring indienen. motie van afkeuring= dan moet de minister aftreden. De minister kan de portefeuillekwestie stellen.(= ontslag aanbieden als motie door kamer word aangenomen) De motie van Schmelzer werd aangenomen. Kabinet beschouwde dit als teken van wantrouwen en besloot af te treden. Deze nacht van Schmelzer gaf de spanning tussen parlement en regering aan. Ze hebben ieder hun eigen taken. Dualisme= Wanneer regeringsfracties in parlement zich onafhankelijk opstellen van regering. monisme: nauw samenwerken met regering.

De socialisten zagen de motie van Schmelzer als verraad door een partijlid van eigen regeringspartner.
1969: partijcongres(voorstel Nieuw Links) nam anti-KVP motie aan.PvdA zal na komende verkiezingen niet met KVP samenwerken. Hierdoor zal KVP in conservatieve hoek worden gedrongen en progressieve kiezers zouden zich bij KVP niet thuis voelen en naar PvdA gaan.(hoopte NieuwLinks) Nacht van Schmelzer betekende einde van harmoniemodel(= manier van politiek bedrijven waarbij alle partijen zoveel mogelijk proberen in overleg en goede samenwerking conflicten te voorkomen)

’60: Veel conflicten in het hele land. Werknemers tegenover werkgevers. Vakbonden waren ingestemd met lage lonen tijdens wederopbouw, maar nu met de economische groei, wilden de arbeiders meer verdienen. Door tekort aan arbeiders groeide hun positie en overheid verloor haar positie in het handhaven.
1964: loonexplosie: algemene verhoging van 15%. Door stakingen werden de lonen steeds hoger.
Arbeiders eisten meer inspraak op werkvloer. Onder de jongeren heerste grote onvrede over machtsverdeling. Ze vonden dat ze niets te zeggen hadden en dat alle macht bij kleine politieke elite lag. Ook waren ze ontevreden over de maatschappij, ze haalden geen voldoening uit de welvaart. Ze haatten de burgerlijke gezapigheid, leegte consumptiemaatschappij en individueel strijden naar rijkdom/carrière. De elite moest meer invloed aan volk zelf geven. De meest opvallende vertegenwoordigers hiervan waren de provo’s(= een groepje jongeren dat het provoceren van autoriteiten tot belangrijk activiteit verhief, tegen machtsuitoefening). ze protesteren tegen woningnood, milieuvervuiling, wapenwedloop en Amerikaanse ingrijpen in Vietnam. Ze kwamen zelf met oplossingen., wittehuizenplan(deuren van leegstaande huizen werden witgeverfd als teken dat woningzoekende daarin konden trekken). Ze waren maar klein maar droeg veel bij bij de denkpatronen over macht en gezag. Van Duyn, slaagde erin. Onder studenten vond het idee van democratisering weerklank. Ze eisten inspraak in universiteitsbestuur en op inhoud van onderwijsprogramma. 1969: protestactie met bezetting Maagdenhuis, bestuurlijk centrum van universiteit A’dam. genoemd buitenparlementaire actie: actie waarmee mensen buiten de parlementaire procedures om invloed op besluitvorming van overheid proberen uit te oefenen. Met deze actie slaagden ze hierin. 1970: wet op Universitaire Bestuurshervorming aangenomen.

Tweede feministische golf: tweede beweging van vrouwen om bepaalde rechten te krijgen, in dit geval recht op arbeid of de pil. Protest in jaren 60. Het was de tweede keer. Tijdens de eerste feministische golf, waren vrouwen ook al voor hun rechten opgekomen. Toen was het kiesrecht,betere rechtspositie en betere opleiding/beroepsmogelijkheden voor vrouwen. toen ze dat bereikt hadden, ebde het weg.
1968: organisatie man-vrouw-maatschappij opgericht, streed voor gelijke beloning en gelijke kansen. want de rechten op arbeidsmarkt waren wel verbeterd maar op hoge functies bleven ze in de minderheid, het zelfde in de politiek. MVM streefde naar deeltijdwerk en betere opvangmogelijkheden voor kinderen. Bovendien moesten traditionele rolpatronen worden verbroken en de huishoudelijke taken gelijk tussen man en vrouw worden verdeeld. Een actiegroep voor rechten van vrouwen: dolle mina. Belangrijkste standpunten: recht op abortus.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.