Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Module 12, Islam

Beoordeling 7.3
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 6e klas vwo | 1447 woorden
  • 28 augustus 2008
  • 3 keer beoordeeld
Cijfer 7.3
3 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Geschiedenis | Module 12 De islam en de moderne wereld

1. Het verleden van de islam

Regels en gebruiken van de islam:
- er is maar één god, Allah;
- in de islamitische wet, sjarie’a, zijn de richtlijnen van het menselijk handelen vastgelegd;
- God vraagt dankbaarheid in de vorm van een 5 maal daags gebed (salaat) en zorg en liefdadigheid (zakaat). Dit samen vormt de islaam: onderwerping, overgave aan God;
- In het centrum van Mekka bevindt zich de Ka’ba, het middelpunt van de islamitische wereld. Dit is een zwarte meteoriet die is ingebouwd in een vierkant stenen gebouw. Het aanbidden hiervan heeft een gunstige invloed op de oogst en vruchtbaarheid;

- In de Koran staan openbaringen van God, Gods boodschap aan de mensen. Mohammed is de profeet;
- De levenswijze en uitspraken van Mohammed staan in de Soenna beschreven. De Soenna is belangrijk voor de interpretatie van de Koran.
De islamitische jaartelling begint als Mohammed vertrekt naar Medina. Dit wordt de hidjra (622 n.C.) genoemd. In Medina werd de eerste gemeenschap van islamieten opgericht, de Oemma. Om het geloof tot een succes te maken moesten de leiders in Mekka bekeerd worden. Daarom startten de moslims een djihaad (heilige oorlog) om Mekka te veroveren. Uiteindelijk lukte dit en inwoners bekeerden zich al snel tot de islam. Na de dood van Mohammed richtte de Oemma zich op Syrië, Egypte, Irak en Iran onder leiding van de kalief, de opvolger van de profeet. Omdat er veel onvrede in deze gebieden heerste werden deze gebieden snel veroverd. De Arabieren namen de staatsposities in handen. Het volk werd tot de islam gestimuleerd door lage belastingtarieven voor moslims te hanteren. Al snel namen ze het geloof en de Arabische taal over.
Het grote veroverde gebied (van Frankrijk tot Indonesië) bleek niet bestuurbaar te zijn onder één leider. Dit leidde in de 10e eeuw tot militaire dynastieën. Ondertussen rukte vanuit Mongolië een niet-islamitische stam op die grote verwoestingen aanrichtten en een einde maakten aan het kalifaat. Maar de Osmanen, die wel islamitisch waren geworden, hadden een efficiënt sterk leger die voor het politieke herstel zorgden in de 15e eeuw. Er was weer een eenheid ontstaan. Maar dit veranderde weer in de 20e eeuw toen de militaire en economische superioriteit van West-Europa naar voren kwam. De Eerste Wereldoorlog en het nationalisme maakten toen weer een einde aan de islamitische wereld.

Door de snelle gebiedsverovering waren leiders nodig. Zo kwamen veel leden van de Mekkaanse elite op machtige posities terecht. Dit leidde tot protest omdat het najagen van macht en rijkdom in strijd zou zijn met de islamitische beginselen van solidariteit. Zij vormden de Sji’ietische stroming waarbij gelijkheid van elke gelovige centraal stond. Binnen deze stroming ontstonden ook nog twee richtingen waarvan de Twaalversji’ieten de grootste is. Zij beschouwen een reeks van twaalf kaliefen (imams) als rechtvaardige leiders van de islam. De laatste imam verdween in 874 in de verborgenheid, maar zal aan het eind der tijden terugkeren om het Gods rijk op aarde te brengen.
De Soennieten baseren hun geloof op de Koran en de levenswijze en uitspraken van Mohammed. Het verschil tussen de Soennieten en de Sji’ieten is dat bij de Soennieten de leider geen afstammeling van Mohammed hoeft te zijn, in tegenstelling tot de Sji’ieten.
De islam stond vrij tegenover andere monotheïstische geloven als de joden en christenen. Zij hadden een dhimmi-status. Ze hadden een wettelijk ondergeschikte positie. Hier tegenover stond dat hun bezittingen en veiligheid beschermd werden tegen vijanden van buitenaf.
In de 19e eeuw groeide het nationalisme onder deze mensen. Dit leidde uiteindelijk tot een ramp in Armenië waarbij tussen een kwart en een half miljoen Armeniërs omkwamen.

2. De islam en de moderne natie

Doordat het nationalisme in de 19e eeuw erg opbloeide in Oost-Europa werden de joden steeds vaker als vreemde elementen in de samenleving gezien. Dit had tot gevolg dat veel joden emigreerden naar Amerika of Palestina. De joden die naar Palestina emigreerden wouden een welvarende joodse samenleving opbouwen en kochten land van Arabische grootgrondbezitters. Zo kwamen de Arabische boeren bij joodse kolonisten in dienst. Er ontstond vaak onenigheid tussen deze groepen. De spanningen kregen een politieke betekenis toen de Britten in WOI een grote onafhankelijke staat aan de Arabieren. De Arabieren gingen er hierbij vanuit dat Palestina ook bij dit gebied zou zitten. De Britten hadden aan de joden echter ook al een nationaal tehuis beloofd, in Palestina. Toen de Britten in 1936 voorstelden het gebied op te delen reageerden de Arabieren woedend. In 1947 vroeg Groot-Brittannië een om een oplossing aan de VN. Ook zij waren voor een deling maar de Arabische landen dreigden nog steeds met militair ingrijpen. De zionisten waren voor. Toen de Britten in 1948 het gebied verlieten riep David Ben Goerion (leider van het zionisme) de staat Israël uit. Arabische buurlanden vielen Israël aan, maar ondanks de sterke Arabische overmacht wist Israël de oorlog te winnen. Veel Arabieren vluchten uit Israël. De vele oorlogen die volgen worden wederom door Israël gewonnen. De Palestijnen in Israël werden onderdrukt en richtten in de jaren ’60 een bevrijdingsfront op; de PLO. Dit front stond onder leiding van Yasser Arafat.
Deze ontwikkelingen hadden veel invloed op de Arabische politiek. Ondertussen was Turkije een onafhankelijke seculiere republiek geworden onder leiding van Mustafa Kemal (Atatürk) en Iran was een constitutionele monarchie geworden met als vorst een Shah. Arabische gebieden in het Midden-Oosten en Noord-Afrika kwamen onder Brits of Frans bestuur te staan en werden naar westers model ingericht. Er ontstond als reactie hierop een groeiende groep legerofficieren die zich stoorden aan corruptie, sociale ongelijkheid en de Europese overheersing. In 1952 pleegde de Egyptische legerofficier Nasser met zijn beweging van vrije officieren een staatsgreep.Hij voerde in Egypte grote landhervormingen door en wilde onafhankelijk zijn van het Westen. Dit Arabische nationalisme sloeg in veel Arabische landen goed aan. Opvallend hieraan was dat er onderwijs voor iedereen kwam en vrouwen mochten ook werken. Hiernaast moesten zij echter ook het huishouden blijven doen, dus eigenlijk kregen zij het alleen maar zwaarder. Ook werd er een sterk moderniseringsproces doorgevoerd. Daardoor werd het dragen van een sluier bijvoorbeeld verboden. Maar het idee van het Arabische nationalisme, het creëren van een politieke eenheid mislukte wat duidelijk bleek uit de Golfoorlog in 1991. In het midden van de jaren ’80 ontstond een ideologie die leefregels en wetten wilden funderen op de islam. In het westen wordt dit aangeduid met Islamitisch fundamentalisme. De groeiende populariteit van deze bewegingen komt voort uit de sociale en politieke omstandigheden in die landen. De gezondheidszorg was erg slecht en het protest van de fundamentalisten tegen vriendjespolitiek en corruptie sprak veel mensen aan. Zij pakten dit dan ook stevig aan. In Iran werd in 1979 tijdens de islamitische revolutie het regime van de Shah omvergeworpen onder leiding van Ayatollah Komeini. Islamitische fundamentalisten verafschuwen de westerse moraal en door vrouwen een sluier te laten dragen laten zij zien niet van deze cultuurinvloeden gediend te zijn. In delen van Afghanistan is sinds 1996 een extreem-fundamentalistische regering aan de macht, de Taliban.

Vanaf begin jaren ’90 kwam er weer meer politieke vrijheid in een aantal Arabische landen. Maar de vraag blijft of politieke vrijheid en islamitisch fundamentalisme wel samengaan.

3. De islam in Nederland

Door de onafhankelijkheid van Indonesië en de stroom van gastarbeiders naar Nederland nam de aanwezigheid van moslims in Nederland sterk toe. De meest recente groep migranten met een islamitische achtergrond zijn politieke vluchtelingen uit Iran, Irak, Somalië, Afghanistan en Bosnië. De belangrijkste voorschriften van de islam zijn de vijf ‘zuilen’:
1. De Shahada, de geloofsgetuigenis waarbij je verklaart dat er geen God dan Allah is en dat Mohammed zijn profeet is.
2. De Salaat, het vijf maal daagse gebed in de richting met de Ka’ba in Mekka.
3. Het vasten tijdens de ramadan. Het vasten dient tot verdieping van het geloof door het opzeggen van de koran. Ook dient men tijdens de ramadan aan liefdadigheid te doen. De ramadan eindigt met het Suikerfeest.
4. De hadj. Iedere moslim dient één keer in het leven de bedevaart naar Mekka te maken.
5. Zakaat, religieuze belasting. Elke moslim dient naar draagkracht bij te dragen aan solidariteit voor armen.
De koran kent ook geboden zoals het eten van varkensvlees, gebruik van alcohol en drugs en gokken.
Islamitische jongens moeten besneden worden, pas dan mag hij volwaardig toetreden tot de islamitische gemeenschap. Buitenechtelijk geslachtsverkeer is verboden en maagd blijven tot het huwelijk is verplicht. Polygamie is wel toegestaan, mannen mogen met vier vrouwen trouwen. Naarmate er meer moslims naar Nederland kwamen ontstond er behoefte aan islamitische voorzieningen voor gebed, ritueel slachten en islamitische begrafenissen. Daarom werd in 1975 de Federatie van Moslimorganisaties in Nederland (FOMON) opgericht. In de jaren ’80 kwamen er interpretatieverschillen onder de moslims (Turken, Marokkanen en Surinamers).

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.