Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

M2; Gezin en samenleving

Beoordeling 7.4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 2824 woorden
  • 14 januari 2004
  • 20 keer beoordeeld
Cijfer 7.4
20 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Geschiedenis module 2

Hoofdstuk1 het gezin in de preïndustriële samenleving.

Voor het midden van de 18e eeuw leefden de meeste mensen van het landgoed.
Ze gebruikten openveldsysteem = grond was gemeenschappelijk eigendom.
Het hele gezin werkte mee op het platteland.

Sommige boeren hadden te weinig land om van rond te komen,dus zaten ze nog in dienst bij een andere rijke boer, zij vulden hun inkomsten aan met vissen, slachten of mollen vangen.

In de 16e eeuw à enclosure-movement. = gemeenschappelijke gronden werden omheinden onderling verdeeld.


Arme boeren trokken hierdoor naar de steden, omdat ze weinig grond kregen en hun rechtenniet konden bewijzen.

Doordat de grootgrondbezitters kleine landjes opkochten werden ze grote landbouwbedrijven hierdoor ontstond concurrentie, waardoor de kleine boeren hun land moesten gaan verkopen.

Veel andere op het platteland werkten in de textielnijverheid.
Kooplieden kochten wol en lieten het spinnen door mensen die aan huisnijverheid deden.
En andere families werden betaald voor het weven.

18e eeuw àstandenmaatschappij: iedereen had door zijn geboorte een plaats in de samenleving, en grote verschillende tussen arm en rijk waren normaal.

Liefdadigheid werd gezien als een christelijke deugd:
Chronische zieken, gehandicapten, en sommige krankzinnige kregen onderdak in armenhuis.
Voor mensen die nog wel iets konden hadden ze het werkhuis.

1.2


Modernisering van landbouw leidde tot grotere productie, maar niet tot grotere welvaart voor iedereen.
Armen aten vooral meelprijzen zoals, brood, pudding, soep, hachee.
Ze aten te weinig maar dronken te veel…(alcohol)

Huizen à klein en smerig, weinig meubilair, als brandstof gebruikten ze koemest.
Ze hadden geen verlichting dus zodra het donker was, gingen ze slapen.

Er waren veel ziektes: pokken, tyfus, dysenterie.
Vrouwen stierven aan kraamvrouwenkoorts, dit kwam omdat de hygiëne slecht was.

Gewonen mensen gingen naar de chirurgijn, een barbier die wat had bijgeleerd.
Voor de armste mensen was er de wijze vrouw.
Ziekenhuizen werden zelden bezocht, maar dat was goed, want daar kon veelsneller een nieuwe ziekte oplopen.

1.3


De ouders besloten over het huwelijk.
Bij rijken ging het om veel bezit, het meisje kreeg een bruidsschat mee en gehuwden konden later grote erfenis krijgen.
Het liefst moest je binnen je eigen stand trouwen.

Ook gewonen mensen dachten erover na voordat ze gingen trouwen.
Man = zoekt hard werkende vrouw, gezond en regelmatig karakter.
Vrouw = welgestelde man, maar gebrek daaraan liever een oude vrijster.
Maar het was ook wel belangrijk of degene aantrekkelijk was.

Jongen/meisjes uit boerenstand trouwde tussen 25/30 jaar.

Want dan waren de jongens al uit het huis. Ouders konden weldruk uitoefenen door geld te geven of juist te weigeren, ze konden hun kinderen zelfs onterven.

De dorpsgenoten bemoeiden zich overal mee, als er ruzie was, ziekte was, of misging in het huwelijk, moesten ze bijspringen.

In de oogsttijd gingen ze opzoek naar een partner. Want dan waren er feestdagen, jaarmarkten en konden ze samen dansen en spelen.

Voor het huishouden was geld nodig, zogauw ze getrouwd waren vonden de jongens dat ze ook wel met seks konden beginne.
Want voor het huwelijk mocht dat niet dat was een regel.

En als het meisje dat toch zwanger werd moest er toch getrouwd worden. Als de vader wegliep voor het huwelijk, werd het kind beschouwd als een bastaard.
Dit was een schande en het kind had weinig rechten.

Soms wilden ze abortus plegen, als de vrouw weinig geld had. Dat deden ze met scherpe voorwerpen en chemicaliën.
Soms dode ze hun baby of legden ze te vondeling.

Een huwelijk was officieel wanneer ze een belofte aflegde of een eed (bijzin van getuigen), en daarna geslachtsgemeenschap hadden.

Man was de absolute baas in het gezin, maar de vrouw was ook erg belangrijk.
Want vrouw kon wel allen een huishouden staande houden, maar een man niet.

Vrouw had weinig rechten., tot 1827 mochten ze geen testament opstellen.

Man moest schulden betalen en mocht vrouw en kinderen dienstbode lijfstraffen geven.
Dit leidde wel eens tot mishandelingen.

1.4 opvoeding en onderwijs.


De vrouw was de opvoeder in het huis, omdat de vrouw vaak moest werken werden de kinderen ondergebracht bij familie of buurvrouw.
Hele kleine kinderen werden ingezwachteld met windsel, hierdoor werd het warm en dit stimuleerde de groei, dachten ze.
Ouders gaven wel degelijk om hun kinderen.
Sommige dachten de ze alleen kinderen hadden om zo geld te verdienen.
Kinderen kostte geld en hun aanwezigheid werd, hoewel ze veel vreugde brachten, gezien als een last.

Wanneer een zoon later als leerling werd uitbesteed, woonde hij buitenshuis en bracht hij geen geld in.
Misschien beschouwde men kinderen wel als een voorziening voor hun oude dag, maar dan was het toch een middel waar je niet erg op kon vertrouwen.

De jeugd was een aparte periode in het leven. Kinderen behandelde je anders dan volwassenen, je had de plicht ze op te voeden.

De staat zorgde niet voor het onderwijs, en aan de ‘grammer’ school kon je een deftige opleiding volgens, maar deze werden alleen door welgestelde bezocht.


In het onderwijs leerden ze wat hun plaats was in de samenleving en gaf ze het christelijke geloof mee. De onderwijzers waren streng en lijfstraffen werden niet geschuwd.

Veel kinderen gingen niet naar school, want het was te duur en je kon niet op het land werken en naar school gaan., later werden ze uitbesteed aan mesters, boer, ambachtslui.

Meisjes gingen niet naar school, zij werden dienstbode of winkelmeisjes en later trouwde ze.
Ze leerde van hun moeder huishoudelijk werk zoals: naaien, koken, kasboek bijhouden en in de tuin werken.

1.5 ontwikkeling van bevolking.


De bevolking groeide in de loop van de 18e eeuw.
De jongeren wachtte ene jaar of 10 na de puberteit voordat ze een gezin stichtte.
Ze moesten eerst voldoende verdienen voordat ze een huishouden konden opzetten.
Daardoor kregen de vrouwen later kinderen.

Tussen 1700 en 1800 daalde de huwelijksleeftijd iets.
Hierdoor waren de vrouwen langer getrouwd en kregen ze vroeger kinderen. En dus meer kinderen, maar door de zuigelingen sterfte bleef de bevolking gelijk, want er stierven veel kinderen.

Doordat veel kinderen vroeg doodgingen was er minder behoefte aan geboortebeperking.
Om te voorkomen dat je zwanger raakte, deed met aan periodieke onthouding. Of trok men zich terug voor de geslachtsdaad.

Door langer de borst te geven , waren ze langer onvruchtbaar.

Welgestelde mannen trouwden vroeger. Hier kon men zich grotere gezinnen veroorloven en ging het om de regeling van erfenissen.

Levensverwachting bij een geboorte van een kind was 35 jaar.
Als je eenmaal de eerste levensjaren had overleeft dan was de kans dat je wel oud werd.

Demografie = wetenschappers die zich bezighouden met de levensverwachtingen van de mens.

Hoofdstuk 2 naar de grote stad.

2.1 economie en revolutie

industriële revolutie, is eigenlijk een verandering binnen een korte tijd.
En deze industriële revolutie vond niet tijd binnen een korte tijd.

Begin = 1730, maar de ontwikkeling van de industrie is nu nog steeds niet afgelopen.

Ook trof het maar een aantal takken:
- productie van staal en mijnbouw.
- Textielindustrie (deze is het belangrijkste)

Men kreeg nieuwe machines waarvoor fabrieken werden gebouwd.
Als gezin verloor je, je functie eenheid, en het werd een eenheid van consumptie: betaald met loon dat verschillende mensen buitenshuis verdienden.
Dit betekenden een verschuiving van gezinseconomie à gezinslooneconomie.


Fabrieken werden gevestigd op gebieden waar steenkool in de grond zat, en de mensen migreerden daar naar toe. Mensen hadden hier winkels, scholen en bestuursdiensten nodig.
Daardoor kwam naast industrialisatie ook de urbanisatie opgang.

Hierdoor veranderde de leefomstandigheden, doordat veel mensen dicht in de buurt gingen wonen van de fabrieken werden er kleine huizen dicht op elkaar gebouwd, soms zelfs in de tuinen van bestaande huizen.

Gezinnen van 12 personen moesten vaak in 1 vertrek wonen. En was geen waterleiding en geen goede afvoer. Ramen waren klein en woning was vochtig.
De politici voelde zich niet geroepen om er wat aan te doen., de heersende opvatting was die van de ‘klassieke economie’ = streven naar vrijheid in economie door weinig te doen.

De liberalen ontwikkelde deze economie en vonden dat het, het beste was als de regering zo min mogelijk ingreep.
Dit betekende lage belastingen en geen sociale wetgeving. Lage lonen, slechte werkomstandigheden, ongezonde huizen en kinderarbeid waren binnen dit kader aanvaardbaar.

2.2 hygiëne en gezondheid


lezen deze paragraaf…

2.3 trouwen in de stad

in de stad was de invloed van familie en vrienden op jonge arbeiders gering..
men kon zelf een huwelijks partner kiezen, men had nog wel dezelfde voorkeuren:
- gezond
- rustig karakter
- zo mogelijk welvarend
- aantrekkelijk en verliefdheid

in deze tijd speelde verliefdheid een belangrijke rol, zo kwam ook de romantische liefde opgang, dat was dat liefde overheerst.

Als je de bedoeling had met elkaar te gaan trouwen, dan was seks toegestaan en voorechtelijk geslachtsverkeer kwam veel voor…. Wel was het zo dat als een meisje voor het huwelijk zwanger raakte de mannen vaak weggingen, en dan bleef de vrouw alleen achter.


19e eeuw was de Victoriaans tijd.= men legde in deze tijd ene grote nadruk op de zedigheid.
Ze probeerden alles netjes te krijgen in het land. En dit was gebaseerd op het christendom.
De beweging van nieuwe zedelijkheid werd gedragen door de middenklasse.

In deze tijd werd er niet over seks gepraat, ook de kleding was weinig bloot.
Huwelijk was een plechtige daad.

Veel jongeren gingen niet meer lang in de leer bij een meester, omdat ze in de industrie niet meer mensen nodig hadden met veel scholing, vaak stroomden de jongen zo in een volwassen baan na de kinderarbeid.
De periode van sparen was ook niet meer nodig, en men trouwe eerder.

De vrouw verdiende in de 18e eeuw niet zelf, de man kreeg het geld uitbetaald van de ingeleverde productie.
De vrouw was er niet op vooruit gegaan nu ze buitenshuis werkte, want het loon was veel lager dan dat van een man, en werd beschouwd als een aanvulling op het gezinsinkomen.

Vaak kregen de mannen hun weekloon in de kroeg, waar ze dan gelijk een drankje bestelde.
Zo werd het geld wat ze te besteden hadden nog minder. En de mannen werden handhandig tegenover de vrouw en kinderen na een borrel.

Alcoholisme werd een probleem in de samenleving., zelfs als alcohol geen rol speelde konden geldgebrek leidden tot huwelijksproblemen.


1857 = was scheiden moeilijk, alleen de rijken konden scheiden en de kerken moesten hiervoor toestemming geven.
In de lagere gezinnen liepen de mannen zomaar weg als ze de gezinssituatie niet meer aanvaardbaar vonden, vrouwen konden dit niet vanwege geldgebrek en kinderen.

2.4 opvoeding en onderwijs

de industriële revolutie had het leven harder gemaakt, want kleine kinderen moesten al vroeg werken, zoals schoorsteenvegen of babysitten.

Volgende stap was klusjes doen in de fabriek:
- briefjes rondbrengen
- onder machines kruipen om schoon te maken
- afgebroken draden aan elkaar maken, want hun hadden dunne vingertjes.

Hiervoor was weinig opleiding nodig.
In de textiel industrie werden vrouwen en kinderen ingezet, deze waren ongeschoold dus erg goedkoop. Kinderen vanaf 8 jaar moesten 12 uur per dag werken onder onaangename werkomstandigheden.

In de landbouw was het ook erg, met de regen op de akkers werken en ver lopen naar de dichtstbijzijnde markt, maar hier waren er nog de ouders die bescherming konden geven tegen de nadelen van het werk.

In de fabriek konden ze niet zomaar rust nemen, ze stonden niet onder bescherming van hun ouders.


Een nieuwe industriële samenleving stelde nieuwe eisen aan de werknemers.
Er kwamen beroepen waarvoor je moesten kunnen lezen en schrijven. (agent van politie, postbesteller en beambte van spoorwegen)

In de fabriek moesten mensen handleidingen kunnen lezen en lijsten in kunnen vullen ook hadden ze behoefte aan administratief personeel.

Lezen en schrijven waren dan ook de hoofdzaken op school, maar ook godsdienst was belangrijk.

2.5 de bevolking groeit.


Door beter voedselvoorziening waren ze minder kwetbaar voor ziekte, vooral op het platteland.
In 1842 was levensverwachting in de stad ongeveer 17 jaar, en op het platteland 38…
Een echte heer werd op het platteland 52 jaar.

Tussen 1750 en 1850 nam bevolking toe, geboorten bleef gelijk.
Jongeren gingen eerder trouwen, maar dit leidde niet tot meer kinderen.

De bevolking groeide, maar de geboorte bleef gelijk, hoe kan dit? Dit kwam doordat het sterfte cijfer kleiner werd. Hierdoor waren er naverloop van tijd meer jonge mensen beschikbaar en kwamen er meer kinderen.

Thomas Malthus waarschuwde omstreeks 1800..voor de gevolgen van de groei.
Hij stelde dat de bevolking sneller groeide dan de middelen van bestaan. Hij voorspelde:

- hongersnoden
- epidemieën
- oorlogen

daarom pleitte hij voor seksuele onthouding en het verhogen van huwelijksleeftijd.
Hij was een liberale denkende klassieke econoom, en wilde liever dat armen minder kinderen kregen dan eerlijke verdeling.
Niemand ging op hen in.
Veel jongeren gingen in de stad wonen, want zij hoefde weinig achter te laten op het platteland en zochten werk en vertier in de stad, ook kon je daar makkelijk een partner vinden, want er waren veel jonge mensen. Er werden veel kinderen geboren toen.

Maar de kindersterfte kwam ook weer opgang, 1 op de 3 kinderen stierf voor het 5 jaar was.

Hoofdstuk 3 op wel naar de ‘welfare state’

3.1

1850, nog grotere bloei van de engelse economie.
Landbouw kreeg nieuwe machines, zoals de zeis i.p.v de sikkel, dus door efficiënte organisatie.
De bloei gold meer voor grotere krachtige bedrijven.

Ook industriële revolutie ontwikkelde zich verder, dankzij nieuwe uitvindingen en de uitbreiding van het Britse imperium.

De 19e eeuw was een tijd van vrijhandel, en van het ontbreken van invoerrechten.

Dit was een voordeel voor Engeland, dat voorliep met de moderne, goedkope productie en dat veel tegen lage prijzen kon exporteren.
Ook de werknemers kregen hogere lonen, en daarmee steeg hun koopkracht.

Werkdagen werden verkort, het werd minder vermoeiend, en er werd aandacht besteed aan de werkomstandigheden en veiligheid.
Toch hadden ze het nog niet even makkelijk, onderling probeerden ze elkaar wel te helpen.

1850-1920 = begin Britse verzorgingsstaat, is een samenleving waarin de overheid verantwoordelijkheid neemt voor het welzijn van de onderdanen.

1908 kwam er een ouderdomspersioen. Voortaan was er een herverdeling, de rijken moesten gaan betalen voor de armen.
1911: 2 belangrijke wetten:
- soort ziekenfonds,
- werkloosheidsverzekering.

3.2


de middenklasse en rijken waren bereid ook iets meer te geven aan openbaar bestuur want ze beseften dat zij ook door besmettelijke ziekten getroffen konden worden.

Er kwamen beter voorzieningen zoals, waterleidingen en rioleringen door de hele stad, na 1870 werd hierdoor de leefbaarheid duidelijk verbetert.
Dit gold ook voor de arbeiders, want er kwam goedkopere zeep, zo konden e zich vaker en beter wassen.

Het leven werd iets gezonder, want dankzij de medische wetenschap konden tal van nieuwe medicijnen worden ontwikkeld.

Armen gingen nog steeds niet naar de dokter, zodoende kwamen er ook voor verpakte medicijnen op de markt.

Veel mensen konden betere woningen kopen, maar zelf die waren klein, vochtig gehorig en vuil. In de steden werden nu ook plaatselijk elektriciteit aangelegd.

3.3


het gezinsleven kreeg meer aandacht, ze besteedde meer tijd met elkaar als gezin, dit noemde men toen de het tradiotionele arbeidersgezin.

Men besteedde meer vrije tijd thuis zoals, eerder dronken de mannen in de kroeg, ma nu deden ze dat thuis en er werden ook thuis gokspelletjes gespeeld., samen besteedde de mannen en vrouwen meer tijd thuis, aan praten, spelletjes spelen, de tuin onderhouden. Enz.

De trein werd goedkoper. Zo kon het gezin ook een dagje uit naar het strand.

Het huis was ingericht met spulletjes in massaproductie., fel gekleurd aardewerk, simpel glaswerk en reproducties van schilderijen
Men had een nieuw symbool :mooie kamer. Deze ging open op zondag en verjaardagen.
Man was er voor het geld, en de vrouw voor kinderen en huishouden.

Vrouwen werkte in die tijd niet vaak meer mee, wel verdiende ze soms wat bij.
Spanningen in het gezin ontstonden, waren uiteenlopende onderwerpen:
- geld
- inwonen bij de schoonouders
- verhuren van een kamer.

De vrouwenbeweging werd sterker en al in 1869 kregen vrouwen stemrecht voor gemeenteraadverkiezingen. , na de 1e WO kregen ze ook stemrecht voor parlement.
Veel vrouwen mochten gaan werken in mannenberoepen.


Seks was geen zaak van overleg en wederzijdse behoefte.
Men zei dat voor mannen seks een gewoonte was en voor vrouwen een plicht.
Veel vrouwen vonden een man een goede echtgenoot als ie op dat gebied de vrouw niet te veel lastig viel.

3.4


1870 kwam er een education act, die iedere kind recht gaf op onderwijs.
De maatregel had effect, in 1880ging zo’n 80% kinderen naar school, langzaam werd ook de opvoedingstaak van het huisgezin verschoven naar de school.

1880 kinderen van 5-10 jaar leerplichtig. 10 jaar later konden ze gratis onderwijs volgen als hun ouders het niet konden betalen, maar vaak werden de mensen na die periode van school gehaald, voorla meisjes die nog steeds niet echt naar school gingen.

3.5


sterftegevallen namen af door beter voeding en gezondheidszorg. Dit gebeurde bij de jongeren en bejaarden. De ideeën van Malthus werden in deze periode opgepakt.
Vanaf ongeveer 1870 waren anticonceptiemiddelen beschikbaar.
Na 1875 namen de geboortes af. Ook het aantal sterftegevallen namen af.
Mensen leefde langer en de bevolking groeide.

Daling geboortecijfer kan op 2 manieren worden verklaard:
- men streefde naar grotere welvaart voor het gezin
- en het daalde door de introductie van methodes van geboortebeperking


goede invloed op sterftecijfer:
1. hogere inkomens
2. beter voedsel en beter behuizing
3. meer persoonlijke hygiëne
4. aanwezigheid van rioleringen en goede drinkwatervoorzieningen

de gezinnen werden ook kleiner.
Dit verschijnsel van dalende geboortecijfer en sterftecijfer wordt demografische transitie genoemd.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.