Tijdvak III: tijd van monniken en ridders (500-1000, vroege middeleeuwen)
Kenmerkend aspect 9: de verspreiding van het christendom in heel Europa
Kerstening= anderen bekeren tot het Christendom. Dit proces ging samen met het uitbreiden van het Frankische rijk:
- Na het wegvallen van het Romeinse bestuur, vochten vele Germaanse stammen met elkaar om de macht. De Franken waren hierin het succesvolst door een samenwerkingsverbond met de katholieke kerk.
- Rond 500 had koning Clovis zich laten bekeren tot het christendom. De bisschoppen hadden ervaring met besturen-> konden hem helpen en zijn land was verzekerd van de zege van God. De kerk kreeg bescherming van het leger.
- Zo ontwikkelde het Frankenrijk zich tot het machtigste rijk in Noordwest-Europa en bracht het christendom met zich mee.
Kerstening in Nederland (ging geleidelijk):
- Frankische koning Dagobert stichtte in 635 de 1ste kerk in Utrecht
- Aan het eind van de 7de eeuw kwam de monnik Willibrord vanuit Engeland naar Nederland, die, tevergeefs, de koning probeerde te bekeren. Vanuit Utrecht stichtte hij andere missieposten waar missionarissen werden opgeleid.
- Bonifatius volgde Willibrord op en probeerde de heidense Friezen te bekeren, maar hij werd in 745 vermoord. Hij is een goed voorbeeld dat het kersteningproces moeizaam liep.
- Om de kerken goed te kunnen leiden, hadden ze de hulp van de sterke Franken nodig. Uiteindelijk was in de 13de eeuw heel Nederland bekeerd.
Soorten geestelijken:
Reguliere geestelijken: deze verspreide vanuit de kloosters het geloof, zoals de monnik Benedictus. Hij voegde onder andere regels toe. De reguliere geestelijken waren belangrijk:
- de monniken kregen grote lappen grond van de adel en ze stuurden hun kinderen naar de kloosters om te leren -> hopen op een plaatsje in de hemel-> geestelijken werden grootgrondbezitters.
- Voor de samenleving waren de monniken zeer belangrijk. Zij waren zieken- en zielenverzorgers en ze gaven het cultureel erfgoed door, door boeken over te schrijven. Aangezien zij de enige waren die konden lezen en schrijven, was dit van groot belang.
Seculiere geestelijken: deze leefden tussen de mensen, zoals priesters en gaven leiding aan de kerk. Ook waren zij verantwoordelijk voor de kerkelijke rituelen.
Binnen de seculiere geestelijkheid bestond er een hiërarchie. Onderaan stonden de pastoors, bovenaan de bisschoppen en de hun leider, de Paus in Rome. De paus en de bisschoppen zorgden samen met de Frankische machthebbers voor de stichting van kerken in de nieuwe katholieke gebieden.
Kenmerken aspect 10: het ontstaan en de verbreiding van de Islam
Mohammed (570 - 632), een handelaar, kwam in de handelsstad Mekka in aanraking met het Jodendom en het Christendom, en begon – na boodschappen gekregen te hebben van Allah – met het prediken van een nieuwe monotheïstische godsdienst: de Islam. De heilige teksten (de boodschappen die Mohammed doorgekregen had) werden opgenomen in de Koran, net als de religieuze voorschriften en leefregels. Hierin staan 5 zuilen centraal:
- iedere moslim moet de regels van de Koran naleven, zoals aalmoezen geven
- iedere moslim moet 5 keer per dag bidden in de richting van Mekka
- iedere moslim moet zich tijdens de ramadan onthouden van voedsel tussen zonsopkomst en zonsondergang
- iedere moslim moet minimaal 1 keer in zijn leven op bedevaartstocht naar Mekka
- iedere moslim moet erkennen dat Allah de enige god is en Mohammed zijn laatste profeet.
Door een combinatie van vurig preken, diplomatie en de heilige strijd, de Jihad, kreeg Mohammed het voor elkaar om de Islam op het gehele Arabisch schiereiland erkent te krijgen. Hiermee legde hij de basis voor het Islamitische rijk, waaraan, in de loop van de 7e eeuw, heel Arabië, Syrië, Palestina, het gebied rond de Eufraat en de Tigris, het Perzische rijk, Egypte, Noord-Afrika en Spanje toegevoegd werden. (Dit wordt verklaard door enerzijds de vereniging van de Arabische, nomadische stammen door hun bekering tot de Islam en anderzijds door de zwakheid van de tegenstanders).
Het ontstaan en de groei van het Islamitische Rijk betekende echter niet meteen de verspreiding van de Islam, want actieve pogingen om mensen te bekeren werden niet ondernomen, integendeel: als je niet-moslim was betaalde je meer belasting en dit veranderde niet als je je wel bekeerde. Toch zouden steeds meer mensen in de veroverde gebieden moslim worden en dit kwam doordat ze vanaf de 7e eeuw voortdurend geconfronteerd zouden worden met de Islam:
- Er werd een munt ingevoerd met daarop islamitische teksten
- Arabisch werd de nieuwe bestuurstaal
- Er werden nieuwe rechtsregels ingevoerd op basis van het woord van Allah, de sharia
- E kwamen vele Islamitische, monumentale publieke gebouwen (zoals moskeeën)
Scheuring in het geloof: Als gevolg van een ruzie om de opvolging van Mohammed, ontstond er binnen de Islam een scheuring:
- Een groot deel van de moslims vond dat Aboe Bakr, de schoonvader van Mohammed, de rechtmatige ‘kalief’ was (een man die in de Islamitische wereld zowel politieke als geestelijke macht heeft). Deze mensen werden/worden soennieten genoemd.
- Sommigen geloofden dat Mohammed zijn neef Ali had aangewezen als opvolger. Zij werden/worden sjiieten genoemd.
Kenmerkend aspect 11: de vrijwel volledige vervanging in West-Europa van de agrarisch-urbane cultuur door een zelfvoorzienend agrarische cultuur, georganiseerd via hofstelsel en horigheid
Het uiteenvallen van het West-Romeinse Rijk tussen 375 en 476 n. Chr. had grote gevolgen voor de economie van West-Europa (waar nu Germaanse koninkrijkjes gevestigd waren):
- Het Romeinse leger trok weg + veel oorlogen tussen Germaanse stammen om grondgebied zorgde ervoor dat de onveiligheid groeide.
- De Romeinse elite trok weg waardoor ook de vraag naar luxegoederen wegviel.
- De handelswegen werden niet meer onderhouden.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden