Hs 1 par. 1

§1. WAT IS FASCISME? Het fascisme is in Italië ontstaan. Benito Mussolini was de eerste fascistische leider. Ook in ander landen ontstonden fascistische bewegingen. In Nederland was dat de NSB, in Duistland de NSDAP. De meest genoemde gemeenschappelijke kenmerken van het fascisme zijn: 1. Bij het fascisme ligt de nadruk vooral op waar men tegen is: tegen de parlementaire democratie; tegen democratische rechten als vrijheid van meningsuiting; tegen alles wat als ‘vreemd’ gezien word, dus tegen mensen van andere culturen. 2. Het fascisme plaatst het belang van de eigen groep en het eigen volk boven andere, is dus macht en roem. 3. Het fascisme gaat uit van de ongelijkheid van de mensen. De ‘hoger ontwikkelden’ moeten leiding geven aan het volk (de ‘lager ontwikkelden’). 4. Het fascisme kent het leiders beginsel. Daarmee wordt bedoeld dat op elk bestuursniveau leiders komen. Aan het hoofd staat één Leider. 5. Het fascisme is totalitair, dat wil zeggen dat de staat het hele leven van ieder mens regelt en controleert. Fascisten richten daarom allerlei organisaties op zoals vakbonden, kunstenaarsbonden en jeugdorganisaties. 6. Het fascisme gaat meer uit van het gevoel dan van het verstand. Veel fascistische ideeën kunnen niet met verstand bewezen worden. Dat het ene volk beter is dan het andere, moet met ‘aanvoelen’. 7. Het fascisme verheerlijkt vooral de daad van geweld. De oorlog wordt verheerlijkt al een mannelijke strijd. 8. Het fascisme geeft aan de vrouw een ondergeschikte plaats. Vrouwen mogen geen functies in de samenleving bekleden. Kinderen krijgen en voor het gezin zorgen dat zijn hun taken. Het moederschap wordt verheerlijkt. Het Duitse fascisme (nationaal- socialisme) bezat na de voorgaande nog enkele aparte kenmerken: 9. Het Duitse volk moet ‘raszuiver’ gehouden worden. Etnische groepen in de wereld zijn ongelijk (‘rassenleer’). 10. Het Duitse volk heeft leefruimte nodig. Duisters hebben het recht nieuw grondgebied te veroveren in Oost Europa.