§8.1 De industriële revolutie
In deze presentatie leer je over:
Het kenmerkend aspect: de industriële
Revolutie
- De industriële revolutie
- De landbouw- en transportrevolutie
- Het verloop van de industriële revolutie
De industriële revolutie
De industriële revolutie begon in Groot-Brittannië in de textielnijverheid. Hier was kapitaal beschikbaar voor de nieuwe machines.
Door de industrialisatie steeg de productie enorm en werden producten beter en goedkoper.
Industriële revolutie: omwenteling in productiemethoden, waarbij handarbeid wordt vervangen door machines.
Industrialisatie: toename en uitbreiding van fabrieken tijdens de industriële revolutie.
Hier zie je arbeiders in een fabriek (bedrijfsgebouw met machines) in Engeland (tekening uit 1840).
Tot 1850 draaide de industriële revolutie om textiel, ijzer en steenkool.
De landbouw- en transportrevolutie
Van groot belang voor de industriële revolutie:
- De agrarische revolutie: een hogere productie met minder arbeidskrachten leidde tot bevolkingsgroei en meer beschikbare arbeid.
- De transportrevolutie: aanleg van een dicht netwerk van kanalen en spoorlijnen zorgde voor een goede aan en afvoer voor fabrieken.
Agrarische revolutie: verbetering van de landbouwmethodes vanaf de 18e eeuw.
Transportrevolutie: ingrijpende verbetering van de vervoersmogelijkheden.
De agrarische- en transportrevolutie brachten veel technologische vooruitgang (verbetering van technieken).
Het verloop van de industriële revolutie
De industriële revolutie begon in de 18e eeuw in Groot-Brittannië. Hier werd handarbeid voor het eerst vervangen door machines: mechanisatie.
Vanaf 1850 verspreidde de industrialisatie zich over de rest van Europa, de VS en Japan. Het is in grote delen van de wereld nog steeds gaande.
Vanaf het einde van de 19e eeuw vond de tweede industriële revolutie plaats: staal, chemie en elektrotechniek. Er kwamen veel nieuwe industrieën op, zoals Philips.
Ontstaan van de industriële samenleving
De industriële revolutie was de grootste verandering sinds de landbouwrevolutie. Hierdoor ontstond de industriële samenleving. De bevolkingsgroei was hoger dan ooit in de geschiedenis en steeds meer mensen werkten in de industrie- en dienstensector.
Industriële samenleving: samenleving waarin de economie wordt beheerst door de industrie en de dienstensector en meer dan de helft van de bevolking in de stad woont.
§8.2 Politiek-maatschappelijke stromingen
In deze presentatie leer je over:
Het kenmerkend aspect: de opkomst van
politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme,
nationalisme en socialisme
- Het Congres van Wenen
- Het liberalisme
- Nationalisme en de Duitse eenheid
- Socialisme en de arbeidersrevolutie
- Conservatisme en volksopstanden
Het Congres van Wenen
Op het Congres van Wenen (1814-1815) werden de gevolgen van de democratische revoluties ongedaan gemaakt:
- Vroegere machthebbers keerden terug: Frankrijk en Nederland werden monarchieën
- Voorrechten van adel en geestelijkheid werden hersteld
- Burgerrechten werden ingeperkt
De kaart van Europa in 1815. Europa werd opnieuw ingedeeld om Frankrijk in toom te kunnen houden.
Het liberalisme
Na 1815 ontstonden politiek-maatschappelijke stromingen, zoals het liberalisme:
- Vrijheid van het individu centraal
- Grondwet: inperken van de macht van de koning en garanderen van burgerrechten
- Macht bij een volksvertegenwoordiging
- Wet voor iedereen gelijk
Politieke stroming: beweging die wil deelnemen aan het staatsbestuur met bepaalde opvattingen over de inrichting van de staat en de maatschappij.
Nationalisme en de Duitse eenheid
Verwant aan liberalisme, was het nationalisme:
- Voorliefde voor het eigen volk (gegroeid tijdens de democratische revoluties)
- Elk volk heeft recht op een eigen natiestaat: een staat voor één volk
In Duitsland wakkerde de conservatieve Pruisische kanselier (Duitse regeringsleider) Bismarck het nationalisme aan om Duitsland onder Pruisen te verenigen. Hij lokte verschillende oorlogen uit. In 1871 ontstond het Duitse rijk.
Na de Frans-Duitse oorlog (1870-1871) werd Wilhelm van Pruisen in Versailles uitgeroepen tot keizer van Duitsland.
Socialisme en de arbeidersrevolutie
Socialisme:
- Gelijkheid staat centraal: streden voor onderdrukten en tegen verschillen in macht en inkomen
- Beweging van de arbeiders, werd na 1870 een massabeweging
- Wilden via een revolutie de bedrijven in eigendom van de staat brengen
- Viel in 1919 uiteen in sociaaldemocratie (gematigde vleugel van het socialisme die de parlementaire democratie aanvaardt en hè kapitalisme wil beperken) en communisme.
Conservatisme en volksopstanden
Conservatisme:
- Het willen behouden van historisch gegroeide verschillen in macht en invloed, o.a. handhaven van gevestigde orde zoals historisch gegroeide instellingen zoals kerk, adel, leger en monarchie
- Ideeën van vrijheid en gelijkheid zijn gevaarlijk, zoals bleek uit de chaos van de Franse revolutie
In 1830 en 1848 kwam het op verschillende plaatsen in Europa tot volksopstanden. Deze leidden tot een onafhankelijk België en tot het einde van de Franse monarchie.
§8.3 Democratisering
In deze presentatie leer je over:
Het kenmerkend aspect: de voortschrijdende
democratisering
- De democratisering
- Het oude parlement in Groot-Brittannië
- De democratisering in Groot-Brittannië
- De democratisering in Nederland
- De democratisering in Duitsland
De democratisering
De jaren 1815-1919 waren in Europa en de VS een tijd van democratisering. Bijna overal nam de volksinvloed toe.
De macht van het parlement werd uitgebreid. Kiesrecht voor een beperkte groep groeide uit tot algemeen kiesrecht.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden