Hoofdstuk 8, 9, 10.1

Beoordeling 6.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 4271 woorden
  • 1 november 2010
  • 16 keer beoordeeld
Cijfer 6.6
16 keer beoordeeld

Geschiedenis


Het inleidende stukje bij Moderne Tijd I (blz 205-211)
Een paar goeie redenen weten om de Moderne Tijd zo rond 1800 te laten beginnen
- De industriële begon vanaf 1800 door te dringen in de hele wereld.
- In de 19e eeuw brak de Romantiek goed door.
- Sommige verschijnselen kwamen na 1800 niet meer terug, een voorbeeld is het gildestelstel uit de Middeleeuwen

Begrippen Romantiek en Restauratie
Romantiek: natuurlijke krachten en emoties worden boven verstand en techniek gezien.
Restauratie: is dat na de revoluties e.d. de oorspronkelijke regeringsvormen met koningen in heel Europa weer terugkwamen, ze werden als het ware ‘gerestaureerd’. Na Napoleon kwam er bijv. weer een Lodewijk aan de macht.

Verband tussen Romantiek & Restauratie met het Conservatisme
Conservatisme is het behouden van tradities, met de Romantiek willen ze zich houden aan de tradities van dat je gevoel boven je verstand staat, en met de restauratie willen ze bijvoorbeeld traditionele koningsfamilies in Frankrijk behouden.

Congres v Wenen – uitgangspunten en doelen
• Ze wilden het machtsevenwicht in Europa herstellen, er werden sterke koninkrijken rond het aggresieve Frankrijk ontworpen.
• Nederland werd verenigd door koning Willem I van Oranje
• Duitsland werd een koningrijk; Pruisen.
• De koninklijke spaanse families werden in ere hersteld.
• Er werd besloten om steeds als er een conflict dreigde, bij elkaar te komen. Dit werd het Concert van Europa genoemd, dit was om de balans van machten in Europa te houden.

Nationalisme negeert CvW
Door de uitgangspunten van het Congres van Wenen werden de grenzen van landen vastgesteld, zodat er sterke koninkrijken rond Frankrijk ontstonden. Hierbij hadden ze niet gedacht aan het opkomende nationalisme. Er ontstonden volken met eigen karakter, cultuur en taal, die volken leefden in vorstendommen. De nationalisten vonden dat de grenzen moesten lopen langs de grenzen van volken, waarmee ze dus een nationalistisch gevoel hadden in plaats van de door CvW samengestelde koninkrijken.

Ontstaan nationalisme (zie ook H.8 …)
Het nationalisme met hun nationaal gevoel was een nieuw element in de 19e eeuw, hierboven lees je er meer over. (zie ook H.8 …)

Ontstaan liberalisme
Het Liberalisme leefde vooral in Spanje (liberales=vrijheidslievenden), waar men tegen de reactionaire koning was en voor de individuele vrijheid van de burger. Ze stonden voor vrijheid van meningsuiting, pers, godsdienst en politieke partijen.

Ontstaan socialisme
Het socialisme ontstond bij de arbeiders, zij werden volgens zichzelf ondergeschikt aan hun werkgevers, kapitalisten. Ze verdienden bijv. te weinig.


Hoofdstuk 8

8.1:
Industriële Revolutie (‘oorzaken’ en gevolgen)
Op de helft van de 19e eeuw leidt de katoenindustrie Engeland. De verbeterde versie van de stoommachine gaf de katoenindustrie een extra steuntje in de rug om dit verder te ontwikkelen. Er werden veel fabrieken gebouwd waardoor de aanvoer van kolen voor de stoommachines goedkoop was. Het platteland zorgde voor arbeidskrachten en het grote Britse koloniale rijk zorgde voor een grote afzetmarkt. Ook de ijzerindustrie kwam tot bloei. Het werd gebruikt voor gebouwen, bruggen, torens en machines. Alles was ook makkelijk transporteerbaar door stoomtreinen en stoomboten. IJzer werd het belangrijkste constructiemiddel van de 19e eeuw. Door deze opbloeiende industrieën door machines werd Engeland de eerste Industriële Samenleving.

Industriële Revolutie betekent de snelle omslag in een samenleving van landbouw en nijverheid naar industrie: handkracht was vervangen door machinale productie, huisnijverheid door fabrieksarbeid. In Engeland was deze verandering in de samenleving tussen 1750 en 1850.

De Industriële Samenleving had ook een zwarte kant. Door het grote werkaanbod ontstonden er lage lonen, daarom moest iedereen meewerken, ook kinderen. Het werk was heel zwaar, duurde lang, op hoge snelheid en met weinig pauze. Voor het fabriekswerk kwamen veel mensen naar de stad en ontstonden er ongezonde sloppenwijken. Niet alleen de woonomstandigheden waren slecht (urbanisatie) voor de arbeiders, maar ook het werk zorgde voor gezondheidsproblemen: stoflongen, tuberculose, vergroeiingen van lichaamsdelen, cholera, tyfus, etc. Na een tijdje begonnen zelfs rijkere burgers zich zorgen te maken, ze noemden dit de sociale kwestie. De overheid liet het economisch liberalisme een beetje los en wisselende wetten zorgden voor een beetje betere omstandigheden voor arbeiders.

(economisch) liberalisme als begeleidende ideologie van de (kapitalistische) bourgeoisie?
De grondlegger van het economisch liberalisme is Adam Smith. Hij vond dat de overheid zich weinig moest bemoeien met de economie en dat de ‘invisible hand’ van vraag en aanbod alles wel zou regelen. Hiernaar streefden de kapitalisten natuurlijk, om zo een vrije markt te krijgen.

een Tweede I.R – verschillen met de eerste
En toen was er de Tweede Industriële Revolutie. Stoom werd vervangen door de explosiemotor en de dieselmotor. Vliegtuigen, auto’s en onderzeeërs waren de nieuwe vervoersmiddelen, maar er kwamen ook kilometers treinsporen bij. De aardolie industrie komt op en daarbij ook allemaal nieuwe producten. Aardolie werd gebruikt voor de vervoersindustrie maar ook voor de landbouw (kunstmeststoffen). Elektriciteit zorgt voor verlichting, de telefoon wordt in 1870 uitgevonden en er worden nieuwe geneesmiddelen uitgevonden (voor bijv. de gele koorts). Door de welvaart van de 1e I.R. konden er nieuwe dingen worden uitgevonden die ook exclusiever waren in de 2e I.R.

1e I.R. / 2e I.R.

Stoom / Explosie- en dieselmotor

Spoorwegen / Vliegtuigen, auto’s, onderzeeërs en meer spoorwegen

Sociale Kwestie > ziektes / Geneesmiddelen

Engeland / Duitsland

Katoen- en IJzerindustrie / Aardolie industrie

Elektriciteit

8.2:
Het revolutiejaar 1848: begin van de triomf van het liberalisme

Na de februarirevolutie in 1848 werd Frankrijk voor de 2e keer een republiek nadat de koning Louis-Philippes werd afgezet. De bourgeoisie steunde hem vanwege z’n liberalistische standpunt, maar toen de economische crisis al lang duurde ontstond er een revolutie. Assemblée Constituante werd gekozen met algemeen mannenkiesrecht en zorgde voor een nieuwe grondwet. Frankrijk zette de eerste stap richting het democratiseren van Europa.

In Nederland stelde de staatsman Thorbecke een liberale grondwetswijziging, die werd weggestemd. Door de dreigende revoluties stelde Willem II een staatscommissie op die een grondwet mocht maken. Er kwam cencuskiesrecht (als je een bepaalde som belasting betaalde mocht je stemmen). Verder kwam er vrijheid van drukpers, onderwijs en godsdienst. In een aantal kleine landen (bijv. NL, Denemarken, Zwitserland) kregen liberalen veel invloed.

socialisme (marxisme)
Stonden tegenover het liberalisme, omdat ze wel regels wilden om het leven voor arbeiders juist beter te maken. De arbeiders leefde onder slechte leef- en werkomstandigheden en verenigden zich in vakbonden (loonsverhoging, 8-urige werkdag, oudedagsvoorziening). In 1894 werd de SDAP (Sociaal Democratische Arbeidspartij) opgericht door Troelstra. ze demonstreerden voor bijv het algemeen kiesrecht en achturige werkdag. Het kapitalisme had het oude klassensysteem vervangen. De klassen die je nu had waren de burgerij en de arbeidersklasse. Karl Marx zei dat de enige oplossing een gewelddadige revolutie was. Samen met Friedrich Engels schreef hij het Communistisch Manifest die opriep tot geweld om de kapitalistische bourgeoisie omver te werpen, omdat zij de arbeidersklasse (het proletariaat) uit buitte. Dit heet het Marxisme.

feminisme
-Feminisme: Vrouwen hadden geen enkel recht; niet in huwelijk, opvoeding, economie, stemrecht, zwangerschappen. Wél moesten ze werken, huidhouden en opvoeden. In 1848 Women’s Right Convention eerste bijeenkomst en begin van het feminisme. Volgens hen kon kiesrecht de ongelijkheid tegengaan. Overheid gaf geen steun, zelfs de socialisten niet (omdat de uitbreiding van de rechten van vrouwen de rechten van mannen niet mocht aantasten). Enkele vrouwen ketenden zich vast aan Buckingham Palace, zij worden suffragettes(stemrechten) genoemd. Nederland had in 1919 vrouwenkiesrecht door feministe Aletta Jacobs. In Engeland pas in 1928.

confessionalisme (christen-democratie)
Door de opkomst van alle industrieën en het verval van dorpsgemeenschappen en persoonlijke en kerkelijke relaties voelden boeren, ambachtslui en kleine zelfstandigen zich onzeker. Zij sloten zich aan bij de confessionalistische partij die zich afzette tegen het liberalisme en socialisme, die handelde op basis van de geloofsovertuiging. Aanhangers van leider Abraham Kuyper heetten de Kleine Luyden.

8.3
het gaat om de toenemende spanningen tussen de Europese grootmachten

Tijdens de Industriële Revolutie was de Engelse vloot de machtigste. Er gold Pax Britannica, de britten waren onkwetsbaar. Ze hadden het grootste koloniale rijk (dus grote afzetmarkt) die werd bestuurd door de direct rule (directe besturing door de Engelse regering). Andere landen, vooral Frankrijk en Duitsland, waren jaloers en streefden ook naar een wereldwijd koloniaal rijk. Dit streven noemen we modern imperialisme. De Engelsen stelden een two-power standerd op, dat de Engelse vloot minstens twee keer zo groot moest zijn als andere vloten. Andere landen durfden hier niet tegenin te gaan, maar je kunt je wel voorstellen dat er spanningen ontstonden.

de Duitse eenwording: hoe Bismarck het oorspronkelijk liberaal-getinte nationalisme ‘kaapte’ om een super-Pruisen te creëren

Studenten richten de Deutsche Burschenschaft (Duitse Knapenvereniging), één van de weinige groepen die de idealen van volksvrijheid en volksvertegenwoordiging volhield na het verdrijven van Napoleon. Steeds meer nationalistische Burschenschaften ontstonden er, maar ze werden al snel onderdrukt. De parlemenenten leken onmachtig, de eenheid en politiek van Duitsland kon niet gevonden worden. In plaats daarvan kreeg Duitsland de Realpolitik (politiek die uitgaat op nuchtere feiten, gericht op het verkrijgen van meer macht), met Pruisen als kern van de Duitse nationale staat. Otto von Bismarck (hij maakte geen gebruik van een parlement, Blut und Eisen) was daar de politiek leider en hij stampte een Duits keizerrijk uit de grond door veel oorlogen. Koning Wilhelm de I werd als keizer uitgeroepen en het katholieke zuiden bleek toch samen te willen vechten. Het nationalisme kreeg een conservatief en militaristisch karakter, en domineerde na 1870 de Europese politiek

De Epiloog zet alles nog eens in perspectief en vertelt ook hoe het nationalisme in sommige landen verbonden raakte met verkeerd uitgelegde ideeën van o.a. Darwin: een voorsmaakje van de catastrofes van de 20e eeuw.

----------------------------------------------------------------------------------------------

H.9

9.1:
Oorzaken, verloop en afloop / gevolgen van WO I

Oorzaken WO I:

• Wilhelm II wilde Duitsland meer aanzien geven in de wereld, het moest een ‘Platz an der Sonne’ krijgen. De nationalistische gevoelens van Wilhelm II leidde tot een agressieve buitenlandse politiek -> hij wilde het Duitse grondgebied uitbreiden, koloniën waren hierbij belangrijk. Hij was hiervoor bereid om geweld te gebruiken, had een grote voorliefde voor wapens + hij investeerde in een goed getraind leger.

• Het militarisme (het leger neemt een belangrijke plaats in de maatschappij in, internationale problemen worden opgelost met militaire middelen) heerst ook bij andere Europese leiders. Het winnen van een eventuele oorlog was erg belangrijk -> bondgenoten konden hierbij erg handig zijn. Daarom werden er eind 19e/begin 20ste eeuw onderlinge verdragen gesloten:

o De driebond: Duitsland, Oostenrijk-Hongarije & Italië

o De Triple Entente: Frankrijk, Rusland & Groot-Brittannië

• In 1908 was Bosnië ingenomen door Oostenrijk-Hongarije. Eind juni 1914 bezocht de kroonprins Frans Ferdinand van Oostenrijk-Hongarije met zijn vrouw de Bosnische hoofdstad Sarajevo. Dit zorgde voor veel spanningen, want de Bosniërs wilden onafhankelijkheid. Frans Ferdinand werd door de Bosnische nationalist Gavrilo Princip doodgeschoten. Princip en zijn handlangers waren lid van de nationalistische beweging Zwarte Hand, die werd gesteund door Servië. Daarom legde Oostenrijk-Hongarije direct de verantwoordelijkheid voor de moord neer bij Servië. De Servische regering kreeg een ultimatum, waarin werd geeïst dat de Oostenrijke politie in Servië onderzoek mocht doen. Dit zou geen enkel land accepteren, dit was een verkapte oorlogsverklaring. Duitsland steunde Oostenrijk-Hongarije en Rusland Servië.

Verloop WO I:
• WO I begon op 4 augustus 1914, toen Duitsland het neutrale België binnenviel. Dit maakte deel uit van het Schlieffenplan, om een tweefrontenoorlog met Rusland te voorkomen (dat er tegelijk in het oosten + westen gevochten zou worden). Binnen 6 weken moest Frankrijk via Belgisch grondgebied worden verslagen -> zolang zou het duren voor Rusland om klaar te zijn voor oorlog. Maar dit mislukte. Ten eerste bood België meer verzet dan de Duitsers vooraf hadden gedacht. Ten tweede verscheen Rusland veel sneller aan het oostfront dan verwacht, daarom moest een deel van het Duitse leger weer naar het oosten worden verplaatst.

• De Duitsers geloofden in een ‘frisse en vrolijke oorlog’ die snel voorbij zou gaan, maar toen de Duitse opmars gestopt was veranderde de oorlog in een loopgravenoorlog.

• In 1915 stapte Italië uit de Driebond, en sloot zich aan bij de Geallieerden (Frankrijk, Rusland, Groot-Brittannië, Italië), zij vochten tegen de Centralen (Duitsland, Oostenrijk-Hongarije en een aantal andere bondgenoten). De terreinwinst was telkens van korte duur voor beide partijen.

• De Amerikaanse president Woodrow Wilson voerde een politiek van isolationisme: hij bemoeide zich zo min mogelijk met andere landen. Maar de afkondiging in 1917 van de duikbootoorlog en het Zimmermanntelegram van Duitsland aan Mexico leidde tot deelname van de VS aan de oorlog in Europa. Amerikanen werden opgeroepen om zich aan te melden als soldaat, de Europese oorlog was een wereldoorlog.

Afloop WO I:
• Duitsland wilde vrede sluiten met Rusland, zodat ze alle aandacht konden vestigen op het westen. Communistisch Rusland wilde dit ook -> in maart 1919 werd de vrede van Brest-Litovsk gesloten.

• 11 november 1918 werd Duitsland verslagen, ze konden niet op tegen de overmacht van de Geallieerden.

Gevolgen WO I:
• Op 28 juni 1919 werd het verdrag van Versailles gesloten. De Geallieerden wilden Duitsland voor een lange tijd uitschakelen als machtig land in Europa. De Duitsers moesten namelijk: (1) een schadevergoeding betalen in goud, (2) zich ontwapen waarbij het leger niet groter mocht zijn dan 100.000 soldaten, (3) het Rijnland demilitariseren, (4) gebieden afstaan (het economisch belangrijke gebied Elzas-Lotharingen kwam weer bij Frankrijk), (5) verantwoordelijkheid nemen voor de hele WO1. Dit moest Duitsland verplicht onderteken.

• Wilson wilde blijvende vrede in Europa, via een volkenbond: internationale organisatie die problemen tussen landen door onderhandelingen zou moeten oplossen. Dit had weinig succes.

• Miljoenen doden en een materiële schade van ruim 600 miljard. Slechte uitgangspositie -> stond snel economisch herstel van Europa in de weg.

• De Amerikaanse president Wilson wilde een volkenbond oprichten waarin alle landen internationale problemen via onderhandelingen kon oplossen, maar dit had weinig succes.

• In 1923 kon Duitsland de schadevergoeding aan de Geallieerden niet meer betalen, Frankrijk bezette als straf het belangrijke Duitse industriegebied het Ruhrgebied. De regering riep een werkstaking uit.

• De VS hielp Duitsland uiteindelijk door het Dawes-plan, de VS verstrekte Duitsland leningen, waarmee het de herstelbetalingen kon voldoen.


9.2:
Oorzaken, verloop en gevolgen van de Russische Revolutie

Oorzaken van de Russische Revolutie:

• De Romanovs hadden al sinds 1613 de absolute macht in Rusland. Het land werd geregeerd door tsaar Nicolaas II. Op 9 januari 1905 leidde de grote armoede onder de bevolking tot een opstand, 120.000 ongewapende arbeiders trokken naar het Winterpaleis en eisten toestemming om vakbonden op te richten, vrijheid van meningsuiting en een volksvertegenwoordiging. Ordetroepen opende het vuur -> Bloedige Zondag.

• Nicolaas II gaf toestemming voor een parlement -> de Doema -> maar had geen enkele macht. Door de WO I verergerde de problemen. In februari 1917 ontstonden er massale stakingen en demonstraties in Petrograd, het leger deed niets -> de tsaar moest aftreden. Deze februarirevolutie zorgde voor het aantreden van een nieuw bestuur in Rusland -> het Voorlopig Bestuur. Arbeiders & soldaten wilden ook politieke macht -> verenigden zich in sovjets.

• De Bolsjewieken, onder leiding van Lenin, wilden het land marxistisch besturen. Lenin keerde terug naar Rusland om medestanders voor zijn communistische ideologie te werven, zodat hij een succesvolle staatsgreep kon doen. Hij beloofde het volk ‘vrede, brood en land’. Op 25 oktober 1917 bezetten de Bolsjewieken de belangrijkste gebouwen en zetten ze de Voorlopige Regering af. Lenin maakte de nieuwe Russische regering bekend: de Raad van Volkscommissarisen. Deze gebeurtenis is later de Oktoberrevolutie genoemd.

• Een maand later werden er verkiezingen gehouden, de Bolsjewieken kregen maar 25% van de stemmen. Desondanks wilde Lenin zijn macht niet opgeven, verjoeg zijn tegenstanders en protesten werden neergeslagen -> er kwam een burgeroorlog tussen de ‘roden’ (de bolsjewieken) en de ‘witten’ (alle tegenstanders), de ‘roden’ wonnen deze, dit dankten zij aan het Rode Leger van Leo Trotski. Rusland was voortaan een communistische dictatuur, genaamd de Sovjet-Unie.

Verloop van de Russische Revolutie:
• Lenin probeerde een nieuwe maatschappij op te bouwen, waarin gelijkheid centraal stond -> leidde tot verslechtering van de economie. Daarom kwam Lenin in 1921 met de Nieuwe Economische Politiek (NEP). Dit stopte in 1924 met de dood van Lenin.

• Er ontstond een machtstrijd tussen de opvolging tussen Trotski en Stalin. Trotski was erg populair onder het volk als succesvol leider van het Rode Leger, dat was Stalin niet. Maar hij maakte misbruik van zijn positie als partijcommissaris: doordat alle partijinformatie via hem kwam kon hij medestanders op posities zetten, zo werd hij in 1928 de nieuwe leider van de Sovjet-Unie.

• Stalin wilde van de Sovjet-Unie een machtig communistisch land maken, dat in korte tijd de achterstand op de kapitalistische landen zou inhalen. Daarom moest de economie hervormd worden, zijn planeconomie begon in 1928: een door de overheid geleide economie waarbij door middel van vijfjarenplannen wordt aangegeven wat en hoeveel er geproduceerd moet worden. Hiervoor begon de opbouw van zware industrie. Volgens de Sovjet-propaganda waren de vijfjarenplannen een groot succes, wat niet waar was. Een tweede manier zocht Stalin in de aanpak van landbouw, hij ging over tot een collectivisatie van de landbouw: het samenvoegen van zelfstandige landbouwbedrijven tot grote gezamenlijke boerderijen, die verplicht produceren voor de staat.

• Stalin gebruikte veel propaganda, hij liet zich vaak fotograferen met kinderen op zijn arm, liet imposante schilderijen en standbeelden van zichzelf maken.

• Stalin duldde geen enkele tegenspraak, regeerde als een echte dictator -> alle tegenstanders werden uitgeschakeld. Hij liet ze onschuldig oppakken, maar ze eindigden met een gedwongen bekentenis. Ze kregen de doodstraf of werden naar de werkkampen gestuurd -> de goelag-archipel. De staatorganisatie Goelag bestuurde deze werkkampen, waar gevangen dwangarbeid moesten verrichtten onder extreme omstandigheden.

Gevolgen van de Russische Revolutie:
• Tussen 1936-1939 werden veel ‘gewone’ tegenstanders en hoge partijfunctionarissen en officieren van het Rode leger veroordeeld. Hierdoor kreeg het Russische leger tijdens de WO II weinig voor elkaar.

• Er ontstond een totalitaire samenleving: een maatschappij waarin de staat probeert haar bevolking totaal te beheersen wat betreft opvattingen, denken en cultuur. Dit kreeg Stalin met behulp van terreur, propaganda en een machtige geheime politie, hierdoor werd hij een machtig alleenheerser.


9.3
Oorzaken van de mondiale crisis:

De Amerikaanse economie leek heel goed te gaan, maar dat ging niet zo, hij was namelijk heel kwetsbaar.

• Veel producten en aandelen die de mensen kochten, betaalden ze met geleend geld -> geld dat ooit nog terugbetaald moest worden aan de banken.

• Er was een overproductie in de landbouw -> tijdens de WO I hadden de Amerikaanse boeren geïnvesteerd en geproduceerd voor de Europese markt. Maar na de WO I kwam daar weer de landbouwproductie opgang -> de prijzen daalden en de export van Amerikaanse landbouwproducten nam sterk af. De boeren kwamen in financiële problemen -> konden hun leningen niet afbetalen -> plattelandsbanken van Amerika in grote problemen.

Gevolgen van de mondiale crisis:
• Op donderdag 24 oktober 1929 gingen de aandelenkoersen onderuit  Zwarte Donderdag  Wall Street werd gesloten  mensen kochten niets meer  fabrieken ontsloegen arbeiders  lonen werden gehalveerd en 25% van de Amerikanen werd werkloos.

• Amerikaanse banken wilden zo snel mogelijk het geleende geld terug van de Europese landen  Duitse economie stortte direct in  andere landen volgden  wereldwijde crisis

Verschillende recepten voor herstel:
• New Deal. Franklin D. Roosevelt won in 1932 in de VS de presidentsverkiezingen. In zijn ‘Nieuwe Aanpak’ wilde hij aan de ene kant de productie beperken en anderzijds de koopkracht van de mensen opvoeren. Daarnaast startten hij een aantal werkgelegenheidsprojecten om werklozen aan het werk te zetten. Een ander belangrijk punt was de devaluatie van de dollar  hij verminderde de dollar in waarde waardoor de producten goedkoper werden  bevorderde de export + Amerikanen kochten in hun eigen land de producten. Deze maatregelen werden vastgelegd in wetten, de ‘ABC-wetten’.

• De Nederlandse regering onderleiding van minister-president Colijn deed bijna niets, behalve bezuinigen. Hij hield vast aan de gouden standaard: een systeem waarbij landen de waarde van hun munteenheden aan elkaar koppelen door voor iedere munt een vaste goudwaarde af te spreken. De Nederlandse gulden had een hoge waarden  duur voor het buitenland. Pas in 1936 besloot hij tot devaluatie.

Oorzaken van de opkomst van Hitler:
• In 1918 begon, na de WO I, ‘Republiek van Weimar’. Dit was een democratie met een gekozen parlement en regering. Maar was vanaf het begin niet populair: ze kreeg de schuld van het sluiten van het Verdrag van Versailles.

• Na 1929 stapelden zich de economische problemen op, de werkloosheid werd steeds groter. De roep op een sterke leider werd steeds groter.

Nationaalsocialisme: Ideeën, in Duitsland in de jaren twintig ontstaan onder leiding van Adolf Hitler. Het nationaalsocialisme was een antileer (protest tegen bijna alles en iedereen) en vertoonde veel overeenkomsten met het facisme, alleen voegde Hitler hier racisme aan toe. Het NS kenmerkt zich door: extreem nationalistisch, antisemitisme (Jodenhaat), tegen kapitalisme, communisme, democratie, individualisme en racisme (Arische ras = superieur).

Fascisme: Het fascisme in Italië van Mussoloni was een voorbeeld voor Hitler: een antileer en die zich keerde tegen democratie, communisme en kapitalisme, het wilde een sterke staat onder leiding van een sterke man.

Hitlers machtsovername: Door de Rijksdagbrand werden alle volksvertegenwoordigers van de communistische KPD gearresteerd, Hitler drong in 1933 bij president Von Hindenburg aan om snel nieuwe verkiezingen uit te schrijven. Hij kreeg maar 44% van de stemmen, daarom legde hij aan de volksvertegenwoordiging de Machtigingswet voor, die Hitler 4 jaar lang de onbeperkte macht om Duitsland te regeren gaf. Door met de Sturm Abteilung (SA) en Schutzstaffel (SS) tegenstanders hiervan te intimideren kwam de wet erdoorheen en werd Hitler alleenheerser.

Het Derde Rijk als totalitaire samenleving:
Op politiek, economisch en sociaal gebied beheersten de nazi’s Duitsland.

Politiek  alle politieke partijen, behalve de NSDAP, werden verboden. De vakbonden + rechtspraak kwam in dienst van het nationaalsocialisme. Alle tegenstanders werd met terreur de kop ingedrukt, door de Sicherheitsdienst (SD) en de Gestapo werden ze vanaf maart 1933 in concentratiekampen gezet. In de ‘Nacht van de Lange Messen’ werd de SA uitgemoord door de SS, de SS was vanaf dat moment de eliteorganisatie van de NSDAP. Vanaf 1934 liet Hitler zich ‘Führer’ (leider) noemen, na de dood van de president Von Hindenburg.

Economisch  Hitler had beloofd om de werkloosheid op te lossen, dat deed hij. Hij zette veel werklozen aan het werk om snelwegen te bouwen + in de wapenproductie.

Sociaal  Joseph Goebbels (minster van Propaganda + Voorlichting) had als taak iedereen nationaalsocialistisch te laten denken. NSDAP was de ‘redder in nood’, er werden goedkope radiotoestellen ontworpen zodat ¾ van de Duitsers er een had, kunstenaar kwamen onder controle (moesten lid zijn van de Rijkscultuurkamer + raszuiver + politiek betrouwbaar), boeken & muziekstukken van joden werden verbrand. Voor kinderen jeugdorganisaties (Hitlerjugend + Bund Deutscher Mädel).


(ook een stukje H.10)
Doelen van Hitlers buitenlandse politiek:
• Afschaffing van het Verdrag van Versailles (herbewapening, gebied terugpakken, Reinland hermilitariseren).
• alle Duitsers ‘Heim ins Reich’ (Sudetenland, Anschluss van Oostenrijk)
• Lebensraum (veroveren Polen + delen SU, hegemonie op het EU continent)

De as Rome-Berlijn:
Hitler was het niet eens met het Verdrag van Versailles en wilde de grenzen van het oude keizerrijk herstellen en uitbreiden. Hij trad uit de Volksbond in 1934. In 1936 viel Hitler Reinland in en heroverde het, wat niet mocht van het verdrag. De andere landen stonden dit toch toe. In 1936 sloot hij een pact met Mussolini. Maart 1938 was de Anschluss van Oostenrijk. September 1938 was er de conferentie van München. Daar besloten Frankrijk, Engeland, Duitsland en Italië (zonderTsjecho-Slowakije) over de toekomst van Tsjecho-Slowakije. Iedereen hoopte dat als ze Sudetenland aan Duitsland zouden geven dat ze stopte met het annexeren van andere landen (dit was niet waar, maart 1939 pakt Hitler de rest van Tsjechië). In 1939 sloten ze de Staalpact waarmee ze militair-economische bondgenoten werden en samen vormden ze de as Rome-Berlijn. (As = soort van bondgenootschap).

Concrete stappen van Duitsland en de reactie van het Westen:
• Hitler zei het Duitse lidmaatschap van de Volkenbond op in 1934 -> zo was er geen bemoeienis van deze internationale organisaties met de Duitse bewapeningspolitiek.
• In maart 1935 voerde Hitler de algemene dienstplicht in -> tegen VVV -> Westen deed niks -> Hitler ging door.
• In 1936 vielen Duitse troepen het Rijnland in -> tegen VVV -> Frankrijk was woedend, Hitler wilde zijn troepen weer weg halen als Frankrijk zijn grensprovincies demilitariseerde. Maar Engeland probeerde het te sussen -> stond Duitsland toe om soldaten in het Rijnland te hebben.
• 1936: as Rome-Berlijn - 1939: Staalpact
• 12 maart 1938: Anschluss -> de aansluiting van Oostenrijk bij Duitsland. Frankrijk + Engeland deden weer niks, dus dit was voor Hitler een teken op nóg een stap verder te gaan.
• September 1938 conferentie van München

Appeasement politiek – conferentie van münchen:
de CVM was een bijeenkomst van de leiders Duitsland, Italië, Engeland en Franrijk op 29 september 1938 om te praten over de wens van Hitler om Sudetenland bij Duitsland te voegen. Er werd besloten dat Duitsland Sudenteland mocht hebben. Tegen de afspraken in bezette Hitler in maart 1939 het hele Tsjecho-slowakije. Frankrijk en Engeland merkten dat hun appeasement-politiek (de politiek die erop gericht was een oorlog te voorkomen door steeds toe te geven aan de wensen en eisen van Hitler) niet hielp. Daarom beloofden zij Polen dat als Duitsland hen zou aanvallen dat er oorlog zou uitbreken.

Het Molotov-Ribbentroppact:
oftwel het non-agressiepact. Hierin besloten Hitler en Stalin op 23 augustus 1939 dat ze elkaar niet zouden aanvallen als Duitsland Polen binnen zou vallen. Als ruil hiervoor zou Stalin delen van Polen krijgen + invloed in Estland, Letland en Litouwen. Zo wilde Hitler een tweefrontenoorlog voorkomen met de Sovjet-Unie, zodat hij zijn aandacht volledig kon richten op het Westen.

De Spaanse Burgeroorlog (1936-1940) oorzaken:
tijdens deze oorlog streden nationalisten onder leiding van generaal Franco tegen de linkse, democratisch gekozen Spaanse regering. Franco vond dingen niet goed:
• Hij vond dat Spanje gebieden, zoals Baskenland + Catalonië, te veel zelfstandigheid gaf.
• Hij was tegen de onteigening van de landbouwgrond, daar werden grootgrondbezitters de dupe van.
• De regering beperkte de macht van de kerk door ze onder de controle van de regering te stellen.
• Er werd te veel bezuinigd op de uitgaven van het leger.

Het verloop van de Spaanse Burgeroorlog:
• Helft van het volk was voor Franco, de andere helft voor de huidige regering.
• Hitler + Mussolini steunden Franco, Duitsland stuurde vliegtuigen + soldaten.
• De Sovjet-Unie leverde wapens/goederen + geheime agenten aan de regering, zo werden de aanhangers van Franco uitgeschakeld + anarchisten.
• Frankrijk + Engeland deden niks.
• De nationalisten, onder leiding van Franco, wonnen.

Gevolgen van de Spaanse Burgeroolog:
• Spanje werd tot 1975 (met de dood van Franco) een dictatuur.

REACTIES

M.

M.

Goed verslag, maar slecht Nederlands...

11 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.