Hoofdstuk 8

Beoordeling 7.1
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 1567 woorden
  • 8 september 2011
  • 17 keer beoordeeld
Cijfer 7.1
17 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Nieuw seizoen Studententijd de podcast!

Studenten Joes, Tess en Annemoon zijn terug en bespreken alles wat jij wilt weten over het studentenleven. Ze hebben het onder andere over lentekriebels, studeren, backpacken, porno kijken, datediners, overthinken, break-ups en nog veel meer. Vanaf nu te luisteren via Spotify en andere podcast-apps! 

Luister nu
8.1 Op weg naar een industriële samenleving


8.1.1. Industriële revoluties

Op de helft van de 19e eeuw leidde de katoenindustrie Engeland. De verbeterde stoommachine van James Watt en het ontstaan van uitgebreide koloniale afzetmarkten gaven de katoenindustrie een flinke duw in de rug. Er werden veel fabrieken gebouwd, eerst nabij stromend water, later op goed bereikbare plaatsen voor het kolentransport. De arbeidskrachten voor deze fabrieken kwamen van het platteland.

Naast de belangrijke katoenindustrie kwam ook de ijzerindustrie tot bloei. Na de bouw van het Cristal Palace werden de mogelijkheden van ijzer duidelijk. Men begon van alles met ijzer te bouwen; bruggen, gebouwen en machines enz. Bovendien werden alle goederen makkelijke transporteerbaar, door de opkomst van de spoorwegen.


Door deze enorme groei in de ijzerindustrie en de katoenindustrie werd Engeland de eerste industriële samenleving. Deze periode (van 1750 tot 1850) wordt ook wel de industriële revolutie genoemd.


8.1.2. De sociale kwestie

Naast de enorme welvaart, had de industriële revolutie ook een schaduwzijde. Door een groot aanbod van arbeiders ontstonden lage lonen. Vaak moest iedereen uit een gezin meewerken om rond te komen, ook vrouwen en kinderen. Het werk was bovendien zwaar en ook gevaarlijk.

Het ontstaan van fabrieken in de steden, creëerde ook een migratiestroom van het platteland naar de stad. Omdat huisvesting een probleem was voor deze duizenden mensen, ontstonden er sloppenwijken, waar men dicht op elkaar woonde in ongezonde omgevingen. Het was dus ook niet verwonderlijk dat er ziektes uitbraken. De situatie liep zelfs zo erg uit de hand dat zelfs de burgerij zich zorgen ging maken, zij noemden dit de sociale kwestie. De overheid besloot om het economisch liberalisme deels los te laten.

Het economisch liberalisme werd bedacht door Adam Smith. Hij vond dat de overheid zich zo min mogelijk met het bedrijfsleven moest bemoeien en de onzichtbare hand van de economie zijn werk moest laten doen, dan zou alles wel goed komen.

In de volgende eeuw (vanaf 1850) was er vooral op het vasteland van Europa een tweede industriële revolutie uitgebroken. Stoommachines werden vervangen door verbrandingsmotoren en spoorwegen werden aangevuld door auto’s, vliegtuigen en onderzeeërs. Ook kwam er een nieuwe industrie op, namelijk de aardolie-industrie. De verhoogde welvaart leidde ook tot vele praktische uitvindingen zoals de telefoon en de elektriciteit. Als laatste kwamen er ook nieuwe geneesmiddelen die de vele gezondheidsproblemen van de Europese bevolking konden oplossen.



8.2 Het spook waart door Europa


8.2.1. als Frankrijk niest dan is heel Europa verkouden

In Frankrijk was inmiddels Lois-Philippe naar voren getreden als leider van de bourgeoisie en werd verklaard tot koning. Aan dit koningschap kwam echter al snel een einde. Na een crisis van twee jaar brak in 1848 de Februari-revolutie uit en de koning werd afgezet, Frankrijk was voor de tweede keer een republiek. Er kwam een grondwet dankzij het algemeen mannenkiesrecht. Lodewijk Napoleon Bonaparte maakte hier slim gebruik van en werd president. Na 8 jaar liet hij zich tot keizer kronen en Frankrijk werd weer een Keizerrijk.

In Nederland stelde de staatsman Thorbecke een liberale grondwetswijziging, die werd weggestemd. Door de dreigende revoluties stelde Willem II echter een staatscommissie op die een grondwet mocht maken. Thorbecke was hier ook deel van. Er kwam cencuskiesrecht (als je een bepaalde som belasting betaalde mocht je stemmen). Verder kwam er vrijheid van drukpers, onderwijs en godsdienst. In een aantal kleine landen zoals Nederland, Denemarken en Zwitserland kregen de liberalen veel invloed.



8.2.2. Proletariërs aller landen!

De Socialisten stonden tegenover het liberalisme, omdat ze regels wilden om het leven voor arbeiders beter te maken, i.p.v. een zo hoog mogelijke winst voor werkgevers. De arbeiders leefden onder slechte leef- en werkomstandigheden en verenigden zich in vakbonden. De doelen van deze vakbonden waren het verkrijgen van loonsverhoging, een 8-urige werkdag en een oudedagsvoorziening. In 1894 werd dan ook de SDAP (Sociaal Democratische Arbeidspartij) opgericht door Troelstra. Ze demonstreerden voor bijv. algemeen kiesrecht en achturige werkdag. Het economische stelsel dat gebaseerd is op een zo hoog mogelijke winst voor ondernemers word kapitalisme genoemd. Het kapitalisme had het oude klassensysteem vervangen. De klassen die je nu had waren de burgerij en de arbeidersklasse. Karl Marx stond fel tegenover het kapitalisme en vond dat de enige oplossing een gewelddadige revolutie was. Samen met Friedrich Engels schreef hij het Communistisch Manifest dat opriep tot geweld om de kapitalistische burgerij omver te werpen, omdat zij de arbeidersklasse uit buitte. Dit word Marxisme genoemd.


8.2.3 Suffragettes en kleine luyden

Vrouwen hadden geen enkel recht; niet in huwelijk, in de opvoeding, in de economie, op studie, op stemrecht of op echtscheidingen. Wél moesten ze werken, het huishouden doen en opvoeden. Hun stem klonk steeds sterker door in de samenleving. In 1848 vond de eerste Women’s Right Convention plaats, dit was het begin van het feminisme. Volgens hen kon kiesrecht de ongelijkheid tegengaan. De overheid gaf geen steun, zelfs de socialisten niet (omdat de uitbreiding van de rechten van vrouwen de rechten van mannen niet mocht aantasten). Enkele vrouwen gingen over tot actievoren zo ketenden zich bijvoorbeeld vast aan Buckingham Palace, zij werden suffragettes genoemd (naar het Engelse woord voor stemrecht). Nederland had in 1919 vrouwenkiesrecht door feministe Aletta Jacobs. In Engeland gebeurde dit pas in 1928.

Door de opkomst van alle industrieën en het verval van dorpsgemeenschappen en persoonlijke en kerkelijke relaties voelden boeren, ambachtslui en kleine zelfstandigen zich onzeker. Zij sloten zich aan bij de confessionalistische partij die zich afzette tegen het liberalisme en socialisme. Deze partij handelde op basis van de geloofsovertuiging. Hun voorman Abraham Kuyper, kwam op voor deze zogenaamde kleine Luyden.


3.3 spanningen tussen de grootmachten


8.3.1. Pax Britannica

Tijdens de Industriële Revolutie was de Engelse vloot de machtigste. Er gold Pax Britannica, de Britten waanden zich onkwetsbaar. Ze hadden het grootste koloniale rijk (dus grote afzetmarkt) die werd bestuurd door de direct rule. Dit grote Britse rijk zorgde voor stabiliteit in de samenleving. Andere landen, vooral Frankrijk en Duitsland, waren jaloers en streefden ook naar een wereldwijd koloniaal rijk. Dit streven noemen we modern imperialisme. Meerdere malen dreigde er oorlog maar de Engelse vloot was te machtig. Engeland had namelijk een two-power standerd opgesteld, dit betekend dat de Engelse vloot minstens twee keer zo groot moest zijn als andere vloten. Andere landen durfden hier niet tegenin te gaan, maar de spanningen bleven.

Afrik werd door de Europese grootmachten opgedeeld, waarbij slim gebruik gemaakt werd van de zogenaamde indirect rule. Ook hier was weer sprake van spanningen, want elk land wilde natuurlijk een zo groot mogelijk deel van Afrika in handen krijgen. Bijna mondden deze spanningen uit in een oorlog tussen Engeland en Frankrijk, toen de franse vlag op Egyptische grond werd geplaatst. De Fransen trokken zich uiteindelijk terug en de koloniale verhoudingen werden vastgesteld.



8.3.2. Traktaatgebieden en cultuurherstel

Ook in Azië lieten de Europese grootmachten zich zien. Zo werd China bijvoorbeeld voor een deel een vrijhandelszone. De keizer van China werd erkend als staathoofd en gaf de Europeanen Traktaatgebieden. Dit waren gebieden waarin de Europese landen het voor het zeggen hadden en waar ze vrij mochten handelen. Na een opstand van de Chinezen te hebben neergeslagen namen de Europeanen de feitelijke macht in China in handen door de regering een protectoraat te maken.

Ook Nederland liet zich zien in Azië, in Nederlands-indië om precies te zijn. Nederlands-indië werd officieel van ons na de Conferentie van Wenen, waar we het uit handen van Engeland namen. Om zoveel mogelijk winst uit Nederlands-indië te kunnen halen voorde men het cultuurstelsel in. Voortaan mochten er maar een beperkt aantal producten worden verbouwd, zodat de winst maximaal werd.

Volgens een aantal Nederlanders buitten wij de Indiërs uit, maar onze liberalistische regering had hier geen boodschap aan. Bovendien bracht het cultuurstelsel naast slechte ook goede dingen mee zoals een verbetering van de infrastructuur en een opstarting van de gezondheidszorg.


8.3.3. De Duitse eenwording

Studenten richtten de Deutsche Burschenschaft op, één van de weinige groepen die de idealen van volksvrijheid en volksvertegenwoordiging volhield na het verdrijven van Napoleon. Steeds meer nationalistische Burschenschaften ontstonden er, maar ze werden al snel onderdrukt. De parlemenenten leken onmachtig, de eenheid en politiek van Duitsland kon niet gevonden worden. In plaats daarvan kreeg Duitsland de Realpolitik, met Pruisen als kern van de Duitse nationale staat. Otto von Bismarck was daar de politiek leider en hij stampte een Duits keizerrijk uit de grond door vele oorlogen. Koning Wilhelm I werd als keizer uitgeroepen en het katholieke zuiden bleek toch samen te willen vechten. Het nationalisme kreeg een conservatief en militaristisch karakter, en domineerde na 1870 de Europese politiek


Epiloog

Door de veroveringen van Napoleon en de bezetting werden vele Europese volkeren zich bewust van hun eigen identiteit. Vele verschillende aspecten zorgeden voor eenheid van de Europese volkeren. Denk hier bij aan taal, geschiedenis, cultuur en volkslegenden. Deze aspecten zorgden voor eenheid van de Europese volkeren, maar creëerde ook spanningen tussen de verschillende volkeren.

Dit gevoel van eenheid leidde tot de opkomst van een nieuwe politieke stroming, namelijk het nationalisme. Nationalistische partijen sprongen overal in Europa op, vooral in Frankrijk, Duitsland en Engeland. De nationalistische partijen vonden kiesrecht en democratie bedreigingen voor hun samenleving en ze verheerlijkten het ‘ideale plattelandsleven’. Vaak ging het nationalisme ook gepaard met vreemdelingenhaat, waarbij dankbaar gebruik werd gemaakt van de evolutietheorie van Charles Darwin. Er werd nu onderscheid gemaakt tussen menselijke rassen, en elk ras dacht natuurlijk dat zij superieur waren. Dit leidde vaak tot antisemitisme en minachting voor de mindere rassen als zwarten, zigeuners en Aziaten.

In de 19e eeuw vergaarde het nationalisme een behoorlijke achterban onder de nu kiesgerechtigde bevolking.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.