HOOFDSTUK 6.1
Naar Indië
In 1621 voer Jan Pieterszoon Coen met een oorlogsvloot naar de Banda-eilanden om een einde te maken aan de eigenzinnigheid van de Bandanezen. Ze hadden beloofd alleen muskaatnoten aan Nederlanders te leveren. Telkens werd de belofte geschonden. In 1609 werden de kapitein en zijn 46 mannen neergestoken en onthoofd. Coen kwam laten zien dat er niet te spotten was met de VOC. Hij liet de dorpen in brand steken. Er werden 44 hoofdmannen gearresteerd en door samoerai in stukken gehakt. Andere Bandanezen vluchten de bergen in. Coen verving ze met trouwe dienaren die alleen voor Nederlanders werkten.
De VOC
Na de reis van Cornelis organiseerden Nederlandse kooplieden steeds meer handelsreizen naar Java en de Molukken. De reizen waren zeer winstgevend maar al snel werd de onderlinge concurrentie moordend. Op initiatief van de Staten-Generaal werd daarom in 1602 de Verenigde Oost-Indische Compagnie opgericht. VOC kreeg monopolie op handel in Azië. De compagnie kreeg bevoegdheden die normaal alleen staten hebben. Ze mochten verdragen sluiten met vorsten, oorlog voeren en veroverde gebieden besturen. De VOC werd een multinational die typerend is voor de opkomende handelskapitalisme. De VOC had aandelen uitgegeven. Het bedrijf werd geleid door de heren Zeventien. In Azië was een gouverneur-generaal de hoogste baas. In 1618 liet Coen ook de Javaanse stad Jakarta platbranden en op de restante bouwde hij een nieuwe stad: Batavia. Dat werd het hoofdkwartier van de gouverneur en verzamelplek van alle VOC-schepen die van en naar Europa voeren
Het handelsnetwerk van de VOC
Op Java bracht de VOC aanzienlijke gebieden onder haar bestuur. Op andere plaatste de VOC met toestemming van de Aziatische machthebbers factorijen. Hierdoor deden ze mee aan de bestaande handel tussen verschillende delen in Azië. In de 17e eeuw verdiende de VOC eerst het meest aan specerijen. In de 18e eeuw werden thee en koffie belangrijk. Bij Kaap de Goede Hoop stichtte de VOC een kolonie waar vers eten en drinken konden worden ingeslagen. In de 17e eeuw was de VOC veruit het rijkste bedrijf ter wereld. In de 18e eeuw werd ze overvleugeld door de Britse East India Company.
West-Indië
De handelsrelaties die Europeanen buiten Europa aanknoopten, vormden het begin van de wereldeconomie. In deze tijd raakten gebieden over de hele wereld via handel met elkaar verbonden. Europeanen stichtte ook handelsposten in West-Afrika en haalden daar goud en slaven. Slaven moesten werken in mijnen en op plantages. Ook Nederlanders waren actief in Afrika en West-Indië, zoals Amerika werd genoemd. In 1621 werd hiervoor naar het voorbeeld van de VOC, de West-Indische Compagnie (WIC) opgericht. Eerst vooral kaapvaart. De WIC moest Spanje financieel uitputten. Erg winstgevend is de WIC nooit geworden, onder meer doordat de Europese concurrentie in Afrika veel sterker was dan in Azië.
HOOFDSTUK 6.2
De regenten
In de 17e eeuw werden de meeste Europese staten bestuurd door vorsten. Door centralisatie kregen ze steeds meer macht. Nederland was een uitzondering. De republiek had niet eens een centrale regering. De Republiek trad naar buiten als een eenheid maar als het om binnenlandse aangelegenheden ging, gedroegen de gewesten zich als zeven aparte staatjes. De macht was in handen van regenten, hoge heren. De regenten benoemden elkaar. Zo zorgden ze ervoor dat Regentenbanen in een kleine kring van families bleven. Vaak waren die families rijk geworden door de handel. De steden werden geleid door een vroedschap. Deze vergadering was per gewest anders samengesteld.
De Stadhouder
De machtigste man in de republiek was meestal de stadhouder. Tot 1581 waren stadhouders vertegenwoordigers van de landheer: daarna kwamen ze in dienst van de Staten. De stadhouder was opperbevelhebber van leger en vloot, hield toezicht op de rechtspraak. In de Republiek bleef voortdurend een tegenstellig bestaan tussen de prinsgezinde regenten en staatsgezinde regenten die de macht van de stadhouder wilden inperken. Tussen de partijen kon het er hard aan toe gaan. In 1672 eindigde het eerste stadhouderloze tijdperk zelfs met 2 politieke moorden.
De Staten-Generaal
De republiek had één overkoepelend overheidsorgaan: de Staten-Generaal in Den Haag. De Staten-Generaal beslisten over buitenlandse politiek, over in- en uitvoerrechten en over het leger en vloot. Besluiten konden pas worden genomen als alle gewesten ermee instemden. Binnen de Staten-Generaal was de landsadvocaat of raadspensionaris de belangrijkste man. Hij was voorzitter van de Staten van Holland, vertegenwoordigde dat gewesten in de Staten-Generaal en onderhield namens de Staten-Generaal de contacten met het buitenland. De republiek had in de 17e eeuw minder dan 2 miljoen inwoners maar was toch een militaire grootmacht.
Hollands welvaren
De republiek dankte haar welvaart in de eerste plaats aan handel. Amsterdam was de belangrijkste stapelmarkt van Europa. Er werden goederen uit de hele wereld opgeslagen, verwerkt en doorverkocht. Na de val van Antwerpen in 1585 groeide ook de handel met Zuid-Europa. Dat was te danken aan rijke Antwerpse kooplieden die naar Amsterdam vluchtten en hun geld contacten en deskundigheid meebrachten. De Hollandse landbouw beleefde eveneens gouden tijden. Holland werd een groot exporteur van boter en kaas. Velen kwamen uit Engeland, Duitsland en Scandinavië naar de republiek om er te werken.
De cultuur
De Gouden Eeuw was ook een bloeitijd voor de Nederlandse cultuur. Vooral de schilderkunst was van bijzonder hoog niveau, met Hollandse meesters als Rembrandt van Rijn, Johannes Vermeer, ect… Hun werk leek niet op het van de andere schilders in die tijd. De republiek had geen koninklijk hof en de kerk was als opdrachtgever weggevallen. Hier waren rijke burgers de belangrijkste kopers. De republiek was gereformeerd maar niemand werd vervolgd voor zijn geloof.
HOOFDSTUK 6.3
De Zonnekoning
In 1648 begon in Frankrijk een burgeroorlog toen het parlement meer invloed eiste op het bestuur. Edelen sloten zich bij de opstand aan en zaaide in de jaren erna met hun bendes dood en bederf. In 1653 werd het verzet neergeslagen. De jonge koning Lodewijk XIV, die als kleuter in 1643 de troon van zijn overleden vader had geërfd. Vanaf het moment dat hij ging regeren beperkte hij de macht van de edelen. Zo ontstond het absolutisme. Zijn motto was: “L’état c’estmoi” (de staat, dat ben ik). Hij liet zich zelf de Zonnekoning noemen omdat de zon centraal staat en alles erom heen draait. Zijn hof predikant stelde dat hij de macht rechtstreeks van god had gekregen.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden