§6.2 De Gouden Eeuw van Nederland
De bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzicht van den Nederlandse Republiek.
De Nederlandse opstand heeft de zelfstandigheid van de steden en gewesten gered. Republiek had geen centrale regering, het waren zeven aparte staatjes. De regenten hadden het bestuur in handen. De steden werden bestuurd door de vroede vaderen, zij benoemden burgemeesters en regenten. Het vroedschap was niet overerfbaar. Vroedschappen stuurden vertegenwoordigers naar de Provinciale staten, dit was per provincie anders. De stadhouder van Holland, Zeeland, Gelderland en Overijssel was de machtigste man van de Republiek. Dit was Maurits, erfgenaam van Willem van Oranje. Hij had de meeste macht maar was geen alleenheerser. Er was ook continu een tegenstelling tussen ‘prinsgezinde’- en ‘staatsgezinde’ regenten die de macht van de stadhouder wilden beperken. Alle gewesten kwamen samen in de Staten-Generaal. Iedere provincie had recht op een stem, maar Holland had het meeste recht van spreken omdat ze het meeste geld leverden. De raadspensionaris/landsadvocaat was de belangrijkste binnen de Staten-Generaal. Er was eens een Fransman die erg positief over Nederland had geschreven, hij begreep waar Nederland de welvaart vandaag haalde; de handel. A’dam was de stapelmarkt van Europa, vanuit hier werden alle andere landen aangevuld. Na de val van Antwerpen in 1585 kwamen veel Antwerpenaren naar Amsterdam en namen kennis, contacten en kapitaal mee. Ook de cultuur profiteerde van deze bloei. Veel regenten, rijke burgers en kooplieden lieten hun geld rollen en waren grote klanten van bijv. Rembrandt, Vermeer en Frans Hals. Ook de wetenschap bloeide door dit alles op. Veel buitenlanders kwamen naar Nederlandse universiteiten, dit kwam door de vrijheid in de Republiek. Officieel was het calvinisme de staatsgodsdienst, maar andere geloven werden oogluikend toegestaan, als dat maar niet te zichtbaar was.
§6.3 Absolutisme
Het streven van vorsten naar absolute macht.
‘L’état c’est moi’ —> de staat dat ben ik, Lodewijk de veertiende (XIV). Overal in Europa veroorzaakten godsdienstige tegenstellingen en vorstelijke centralisatiepolitieken oorlog en opstanden. Zo werd Engeland een constitutionele monarchie, en Frankrijk en Oostenrijk absolute monarchieën. Lodewijk erfde de macht op zijn 4de, hij vluchtten op zijn 9de door een opstand van de edelen, en vluchtte de stad uit. In 1661 nam hij alle macht op zich en werd hiermee een absolutistisch hoogtepunt voor Frankrijk. In provincies stelde hij intendanten aan. Zij deden verslag van alles wat er gebeurde uit. Ook inden zij belasting, rekruteerden soldaten en bemoeiden zich met de rechtspraak, landbouw en al het andere wat er gebeurde. Deze intendanten waren Lodewijk’s ogen en oren in de steden. Lodewijk bepaalde de godsdienst en liet de calvinisten, die stonden voor de edelen en het verzet tegen het koninklijk gezag, vervolgen. De kunst en wetenschap werden ook gecentraliseerd. De koning legde belachelijke belastingen op aan het volk, maar door allerlei rechten kwamen de edelen en regenten hier onderuit. Lodewijk had veel geld nodig voor zijn uitgebreide bestuur en leger. Toen Lodewijk een minister van financiën invoerde (Jean-Bapiste Colbert) was er een krachtige politiek van mercantilisme (=fors staatsingrijpen in de economie). Hobbes en Bussuet hadden het idee dat de koning zijn macht rechtstreeks van God kreeg. Iedereen zou ieders vijand zijn als er geen absolute autoriteit was. Een opstand tegen de koning was een misdaad tegen goddelijke orde en stond gelijk aan heiligschennis.
§6.4 De wetenschappelijke revolutie
De wetenschappelijke revolutie.
Volgens de mensen vroeger, was een een onbewogen beweger die alle planeten liet draaien (God). De Poolse geleerde Copernicus stond de on stil en draaiden de planeten omzichzelf heen. Hij werd niet serieus genomen, pas een halve eeuw later wel door de Duitser Kepler. Gelileï verdiepte zich er nog verder in en kwam met een theorie. De kerk verbood hem die theorie bekend te maken, en zo kwamen zij in conflict. Galileï trok zich hier niks van aan en maakte de kerk juist belachelijk. De kerk dreigt met de brandstapel en toe gaf hij toe. Buiten dat wat de kerk dacht, aanvaardden steeds meer wetenschappers in de 17e eeuw nieuwe ideeën —> wetenschappelijke revolutie. Alle theorieën over het zonnestelsel werden versterkt toen Isaac Newton kwam met dat er één mechanisme was; zwaartekracht. Dit verklaarde een hele hoop. Door de wetenschappelijke revolutie kwamen alle exacte vakken tot stand. De wetenschappers werden zelfs gesteund door de overheid. Er ontstond een heel nieuw wereldbeeld. In plaats van zich houden aan de eeuwenoude boeken, gingen de wetenschappers observeren, proeven nemen en logisch nadenken. Deze revolutie leidde tot optimisme, de mens kon met zijn verstand alles doorgronden en kon door techniek alles naar eigen hand zetten. De wetenschappelijke revolutie leidde op deze manier in de 17e eeuw, naar de Verlichting in de 18e eeuw.
Hoofdstuk 7
§7.1 De Verlichting
Rationeel optimisme en ‘verlicht denken’ dat werd toegepast op alle terreinen van de samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen.
De Verlichting kwam voort uit de wetenschappelijke revolutie in de 17e eeuw. De aanhangers vonden dat het rationele denken niet alleen moest worden toegepast in de wetenschap, maar op de gehele maatschappij en het gehele menselijke leven —> het verlichte denken. Verlichte denkers dachten op een rationalistische manier —> zelf nadenken en niet zomaar meelopen met de rest. Een typisch product van de Verlichting was de Encyclopedie, die stond vol wetenswaardigheden zoals de kerk, wetenschap, techniek, enz. Verlichte denkers hadden een afkeer van godsdienstig fanatisme en intolerantie —> bekend vb.: Voltaire, voorstander van geloofsvrijheid, was deïst en alles ging volgens hem volgens vaste wetten nadat de Godheid klaar was. Men wist volgens hem dingen met zijn verstand, niet met invloed van de praatjes van de priesters. Hij moest niks van de democratie hebben en had liever een absolute vorst met godsdienstvrijheid, een een vorst die de kerk onder de duim hield —> zoals Frederik II (vriend). Andere verlichte denkers wilden juist geen absolutisme, zoals John Locke —> vond het recht op leven, vrijheid en bezit belangrijker, en hij vond dat dit een contract was tussen burgers en staat. Zijn ideeën werden vanaf 1700 populairder bij de critici van het absolutisme. Montesquieu was het hiermee eens: als macht in 1 hand was, zou dat tot machtsmisbruik leiden. Als oplossing had hij de driemachtenleer: het parlement stelt wetten vast, de regering voert wetten uit en onafhankelijke rechters controleren de naleving van de wetten. Jean-Jacques Rousseau propageerde een democratie —> de regering moest de algemene wil uitvoeren. Ook in de economie zag je het rationalisme terug. De Schot Adam Smith schreef dat in de economie natuurlijke krachten de ruimte moesten krijgen. Dit zou dan tot algemene welvaart leiden.
§7.2 Het ancien régime
Voortbestaan van het ancien régime met pogingen om het vorstelijk bestuur op eigentijdse verlichte wijze vorm te geven (verlicht absolutisme).
Na de dood van de Zonnekoning, zetten Lodewijk XV en Lodewijk XVI het absolutisme voort. Adel en geestelijken betaalden vrijwel geen belasting, de bevolking wel. Boeren waren nog steeds verplicht aan hun heren. En de provincieadel leefde alleen maar van dat soort verplichtingen en deed zelf amper iets. De handel en nijverheid groeide wel, dit was in de grote steden en hier ging het om de gegoede burgerij. De overheid had niet goed aan de belastingenen, de staatsschuld was torenhoog doordat er heel veel geld in de oorlogen was gepompt. De modernisering bleef door dit alles uit, terwijl die in de rest van Europa wel door ging. Koningen buiten Frankrijk waren bezig met het verlicht absolutisme —> (Filips II in Pruisen) hierbij was het nog wel een koning die alleenheerser was, alleen wilde hij wel dat het volk gelukkig was. Er was vrijheid van meningsuiting, geen censuur, godsdienstige verdraagzaamheid en onafhankelijke rechters. Toch bleef de adel wel bevoorrecht, mede door hun geld. In Frankrijk ging het fout —> de staatsschuld liep uit de hand, en de regenten hadden hier eigenlijk alleen maar baat bij. In Nederland groeide onder het volk onvrede in de helft van de 18e eeuw doordat de regenten hun taak als aangeboren recht zagen en alleen aan hun eigen belangen dachten. Het volk kwam in 1747 in opstandjes en eiste hierbij de terugkeer van de Oranjes. De prins van Oranje kon hierdoor zichzelf in gewesten tot stadhouder benoemen —> dit was erfelijk en dus werd de Republiek opeens wel een monarchie. Uiteindelijk bleek de stadhouder net zo weinig te doen voor het volk als de regenten.
§7.3 De democratische revoluties
De democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap.
-> Amerika: In Noord-Amerika verzetten de Britse koloniën zich tegen belastingen uit het moederland. Zolang de Amerikanen niet waren vertegenwoordigd in het parlement, betaalden zij geen belasting. In 1774 bundelden de 13 koloniën hun verzet door middel van het Congres. Zo brak in 1775 de Amerikaanse vrijheidsoorlog uit. In 1776 riep het Congres de onafhankelijkheid van de Verenigde Staten van Amerika uit, die was geïnspireerd door Locke en Montesquieu. Na acht jaar oorlog erkende de Britten de Amerikaanse vrijheid. De VS nam daarna een grondwet aan waarin de machtenscheidingen werden vastgelegd. Bij de grondwet hoorde The Bill Of Rights, waar de grondrechten in stonden.
-> Frankrijk: De Amerikaanse Revolutie maakte indruk op Europa —> bewijs dat verlichte ideeën werkten. Er groeide onvrede over de absolute monarchie en de voorrechten van de kerk en adel. De Staatsschuld was zo hoog dat Lodewijk XVI de Staten-Generaal bijeen riep. Alle standen (adel, geestelijken en burgerij) hadden 1 stem, en zo werden de burgers overstemd. De spanningen liepen hierdoor hoog op. De burgers waren boos en de burgervertegenwoordigers riepen zichzelf tot uit tot de enige Nationale Vergadering en zwoeren pas uit elkaar te gaan als er een grondwet kwam. Lodewijk pikte dit niet en liet het leger ingrijpen. Op 14 juli 1789 bestormde het volk de Bastille. Hiermee begon de opstand. Overal werden dingen in de brand gestoken en geplunderd. Bezittingen van kerk en adel werden verdeeld over de bevolking, en de Vergadering nam de ‘verklaring van de rechten van de mens en de burger’ aan —> mensen waren vrij en gelijk, en da staat moest ervoor zorgen dat ze die rechten zouden houden. Met de opbrengst van de goederen van adel en geestelijken werd de staatsschuld afgelost. Met de grondwet die werd aangenomen door de Vergadering, werd Frankrijk een constitutionele monarchie. Alleen welgestelden kregen staatsburgerschap met kiesrecht. Lodewijk vluchtte voordat de wet kon worden aangenomen, werd gearresteerd en teruggevoerd, en hij tekende in Parijs de grondwet. Radicale clubs (bijv Jacobijnen) wilden het volk meer invloed geven. 20 april 1792: oorlog met Oostenrijk en Pruisen. Oorlog verliep slecht —> geestelijken, edelen en ontevreden boeren keerden zich tegen de revolutie. Daardoor in Parijs het volk boos. Pruisen dreigde iedereen te doden die de oude orde terug wilde —> volkswoede —> honderden aristocraten werden vermoord. Koning werd afgezet, er kwamen nieuwe verkiezingen met kiesrecht voor alle mannen die de Revolutie trouw zwoeren. Er kwam een nieuw parlement, die de Republiek uitriep en de koning ter dood veroordeelde. Symbool: nieuwe jaartelling 1, alle titels werden afgeschaft —> sitoyen. Vrijheid< Gelijkheid, Broederschap. Burgers wilden directe democratie. Robespierre wilde revolutie zuiveren van onbetrouwbare en corrupte elementen. Veel mensen werden ter dood veroordeeld om wat Robespierre vond. Uiteindelijk werd Robespierre onthoofd. Volkinvloed werd weer terug gedrongen, totdat Napoleon er een dictatuur van maakte. Adel kwam nooit meer aan de macht.
§7.4 Kolonialisme en slavernij
Uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekoloniën en de daarmee verbonden transatlantische slavenhandel, en de opkomst van het abolitionisme.
Vanaf 1500 brachten de Spanjaarden en Portugese de transatlantische slavenhandel op gang. Die Afrikanen waren sterk en deden zwaar werk in mijnen en plantages. In de Islamitische wereld bestond slavernij nog volop, dit sloeg over op Europa. In totaal werden in de opvolgende 350 jaar 11 miljoen Afrikanen tot slaaf gemaakt. Vanaf 17e eeuw deden Nederlanders, Britten en Fransen mee. Nederland voer veel naar Suriname. Driehoekshandel: Amerika, Europa en Afrika —> transatlantische slavenhandel. Slaven werden opgehaald in Afrika, en geruild voor goederen en producten. Vervolgens werden zij naar Amerika verscheept en daar op de Amerikaanse slavenmarkt verkocht voor geld. Met dat geld werden plantage-producten gekocht, die weer naar Europa werden gebracht. Handels-kapitalistische compagnieën waaronder de WIC beheersten dit. Op plantages werd geproduceerd voor de Europese markt, deze ondernemingen werden met Europees kapitaal opgezet en geleid vanuit Europa (Suiker, indigo, tabak, koffie). Slaven werden als beesten behandeld —> gebrandmerkt en verkracht (geen rechten). Rond 1700 ontstond er een blank protest tegen de slavernij —> geïnspireerd door christendom en verlichting. 1787: Society for the abolitie of the slave trade. 1807: een wet die de Britten verbood slavenhandel te bedrijven. 1833: Afschaffing van de slavernij in alle Britse koloniën —> andere landen (behalve Portugal) volgden snel.
Vanaf 1500 brachten de Spanjaarden en Portugese de transatlantische slavenhandel op gang. Die Afrikanen waren sterk en deden zwaar werk in mijnen en plantages. In de Islamitische wereld bestond slavernij nog volop, dit sloeg over op Europa. In totaal werden in de opvolgende 350 jaar 11 miljoen Afrikanen tot slaaf gemaakt. Vanaf 17e eeuw deden Nederlanders, Britten en Fransen mee. Nederland voer veel naar Suriname. Driehoekshandel: Amerika, Europa en Afrika —> transatlantische slavenhandel. Slaven werden opgehaald in Afrika, en geruild voor goederen en producten. Vervolgens werden zij naar Amerika verscheept en daar op de Amerikaanse slavenmarkt verkocht voor geld. Met dat geld werden plantage-producten gekocht, die weer naar Europa werden gebracht. Handels-kapitalistische compagnieën waaronder de WIC beheersten dit. Op plantages werd geproduceerd voor de Europese markt, deze ondernemingen werden met Europees kapitaal opgezet en geleid vanuit Europa (Suiker, indigo, tabak, koffie). Slaven werden als beesten behandeld —> gebrandmerkt en verkracht (geen rechten). Rond 1700 ontstond er een blank protest tegen de slavernij —> geïnspireerd door christendom en verlichting. 1787: Society for the abolitie of the slave trade. 1807: een wet die de Britten verbood slavenhandel te bedrijven. 1833: Afschaffing van de slavernij in alle Britse koloniën —> andere landen (behalve Portugal) volgden snel.
REACTIES
1 seconde geleden