5.1 De renaissance. KA: erfgoed van de klassieke oudheid.
De renaissance betekent het einde van de middeleeuwen, en het begin van de vroegmoderne tijd. In Italië begint de renaissance, omdat daar een belangrijk handelsnetwerk werd gevormd. De Italianen maken zich aan het eind van de middeleeuwen los van de Duitse keizers en de Paus. Het wordt een zelfstandige stadstaat. Er ontstond een heel vrij gevoel. Ook ging het heel goed met de economie in die stadstaatjes. Het mensbeeld in de middeleeuwen werd vooral bepaald door het Christendom. Het mensbeeld in de renaissance zeiden de rijke handelaren: wij worden hartstikke rijk, waarom mogen we daar dan niet van genieten? Dus zij vonden juist dat je van het leven moest genieten. Ze zien zichzelf als individu ook belangrijk: de mens komt in de renaissance dus meer centraal te staan. n de renaissance bleef de belangstelling voor het Christendom wel bestaan, maar er kwam ook belangstelling voor een aantal andere onderwerpen: Opnieuw belangstelling voor het klassieke erfgoed. -> wedergeboorte tijd van Grieken en Romeinen. Naast kunstenaars gingen humanisten zich hierop richten.
De humanisten, een stroming onder geleerden, gingen opnieuw die klassieke literatuur, kunst en filosofie bestuderen. Ze gingen vooral naar de geschriften kijken. Die waren in de middeleeuwen wel overgeschreven door monniken, maar erg aangepast aan het Christendom. De humanisten wilden naar de oorspronkelijke bedoeling kijken.
Het humanisme had 2 belangrijke kenmerken: 1. Kritische denkhouding 2. Nieuwsgierigheid, brede interesse. Leonadro da Vinchi is het beste voorbeeld van de universele mens. Hij was niet alleen kunstenaar, hij was ook wetenschapper en bestudeerde het menselijk lichaam. De punten 1 en 2 samen zorgde voor een nieuwe wetenschappelijke belangstelling.
Constantinopel werd veroverd door de moslims, de geleerden die daar woonden namen allerlei oude geschriften mee. En daarom verspreide het zich ook in het noorden van Europa, daardoor verspreid zich de renaissance.
5.2 De Europese expansie. KA: Europese Expansie.
De Portugezen en Spanjaarden beginnen met de Europese expansie.
4 Redenen voor de Europese expansie:
- Handel in specerijen, goud en zilver.
- Macht uitbreiden -> veroveren van een groot rijk.
- Verspreiding van het Christendom.
- Nieuwsgierigheid. Een zucht naar avontuur.
Door deze punten gingen natuurlijk steeds meer andere landen ook meedoen aan de expansie.
Belangrijke reizen:
- Amerigo Verspucci “ontdekking” Amerika
- Vasco da Gama die met 4 schepen bij Indië kwam.
- De Spaanse conquistadores (veroveraars) veroverden onder leiding van Hernando Cortés de Asteken van Mexico
- Franciso Pizzaro nam in 1530 het Inca-rijk in Peru in bezit.
5.3 De kerkhervorming. KA: de reformatie.
Er komt een splitsing binnen de Christelijke kerk. Er zijn voortaan katholieke en protestanten.
Mensen die zich bezighielden met het geloof:
Katholieke kerk:
- De kerk bepaald te geloofsregels
- Geestelijke (priesters, bisschoppen etc.) zijn nodig voor contact tussen God en de gelovigen.
Humanisten:
Erasmus: Hij bestudeerde de Grieken & Romeinen, maar ook het Christelijk geloof. Hij was één van de grootste geleerden van zijn tijd. Hij ging dus ook die fouten uit de bijbel halen. Hij zag ook dingen die op dat moment in de kerk speelden, die volgens hem niet pasten bij het geloof.
Zo ook Maarten Luther en Johannes Calvijn. Ze vonden de volgende zaken niet goed:
“Kerk houdt zich niet meer bezig met het geloof! Het is meer bijgeloof, en zoeken macht en rijkdom.” Het vereren van allerlei heiligen bijv.
“Je kunt je plek in de hemel NIET kopen!”
“bijbel is basis geloof, die geestelijke zijn niet nodig” DE KERK MOET HERVORMD WORDEN!
Er kwam een scheiding tussen de katholieke kerk en dus eigenlijk de humanisten + aanhang. => de protestantse kerk. Binnen die beweging waren Luther en Calvijn de baas. Erasmus bleef uiteindelijk de katholieke kerk trouw. Het verschil tussen Katholiek en Protestanten:
Katholiek:
De paus is de leider van de kerk
- Alle ambten binnen de organisatie van de kerk worden vervuld door geestelijken.
- Geestelijken mogen niet trouwen.
- In de kerk staat de eucharistieviering centraal.
- Geestelijken en heiligen zijn nodig als bemiddelaars tussen gewone mensen en God.
Protestant:
- Er is geen aparte leider van alle protestantste groepering tezamen.
- Alle taken in de kerk worden door leken vervuld, behalve het ambt vanpredikant.
- Predikanten mogen trouwen
- In de kerk staat het voorlezen van een Bijbeltekst door een Predikant centraal.
- Geestelijken en heiligen zijn niet nodig. Iedereen kan zelf zijn weg naar God vinden.
Het verschil tussen Luther en Calvijn
Calvijn:
- Kerkdienst: Vereren van Relikwieën, heiligen, branden van kaarsen en orgelspel is bijgeloof.
- Weg naar hemel: Predestinatie: God heeft al bepaald of jij naar de hemel gaat
- Rol van vorst: De vorst van een bepaald gebied mag daar het geloof bepalen.
Luther:
- Kerkdienst: Vereren van Relikwieën en heiligen is bijgeloof.
- Weg naar hemel: Alleen door oprecht te geloven komt men in de hemel.
- Rol van vorst: Geen rol. Gelovige mag zelf zijn geloof bepalen en als de vorst dit niet goed keurt, mogen de gelovigen in opstand komen.
5.4 De Nederlandse opstand. KA: de opstand
De Nederlandse opstand wordt ook wel de 80-jarige oorlog genoemd.
De Nederlanden horen bij het Spaans-Habsurgserijk. -> De Spanjaarden hadden in heel Europa gebieden onder hun gezag: waaronder de Nederlanden. In 1519 werd Karel V de landheer in de Nederlanden, en in 1555 zijn zoon Filips ll.
Nederland:
17 gewesten met eigen regels en wetten -> geen politieke eenheid.
Stadhouder in ieder gewest aangesteld door Karel V. Die staat aan het hoofd van een gewest. Hij bestuurde, en overlegde met de vertegenwoordigers van de adel en de steden van die gewesten. De adel en steden hadden ook weer eigen privileges.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden